Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


Posts tonen met het label Emissaire. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Emissaire. Alle posts tonen

dinsdag 16 september 2014

Kettingdijk

De bedoeling van mijn blog is, om de Weerter natuurgebieden in natuurpark Kempen-broek de revue te laten passeren. Maar ook de gebieden die hier geen deel van uitmaken en een aantal Belgische- en Nederweerter natuurgebieden komen aan de orde. Ik vertel iets over de geschiedenis, de huidige situatie en de ontwikkelingen die er eventueel plaatsvinden. Ook besteed ik van tijd tot tijd aandacht aan planten en dieren die ik er tegen kom en interessant genoeg vind om er iets over te vertellen.

Hoewel ik al 147 berichten geplaatst heb, ben ik voorlopig nog niet klaar. Het wordt me steeds duidelijker hoe rijk Weert en omgeving is, als het gaat over de natuur. Dat wil niet zeggen dat alles koek en ei is, want er moet op tal van plaatsen nog veel gebeuren. Ik denk bijvoorbeeld aan de verdrogingsproblematiek in de zogenaamde Top-gebieden, waarin Weert e.o. helaas goed vertegenwoordigd is.

zondag 16 maart 2014

Vernatting Wijffelterbroek

In eerdere blogs heb ik al iets verteld over het Wijffelterbroek, dat tot in het begin van de 20e eeuw een uitgestrekt en ontoegankelijk moerasgebied langs de Belgisch-Nederlandse grens (Altweerterheide) was, met een grootte van ongeveer 450 ha. Van het oorspronkelijke gebied is nu nog slechts ongeveer 56 ha. over.
Het gebied wordt sinds 1977 voor een groot deel beheerd door Natuurmonumenten.

De Raam zorgt voor een sterke ontwatering.
De Vetpeellossing zorgt voor veel afvang van kwelwater.

kwelwater stroomt in de Vetpeellossing
De ontginning van een groot deel van het "Brook" begon rond 1900. De in 1930 gegraven Raam zorgde voor de ontwatering van het gebied. In 1936 werd ook de bovenloop van de Lossing/ Emissaire op deze beek aangesloten. Toen de Raam ook nog eens in 1962 verdiept en verbreed werd, trad een nog sterkere draineren- de werking op. Niet alleen voor de omliggende landbouwgronden, maar ook voor het niet ont- gonnen deel van het Wijffelterbroek. Zo werd het natuurgebied ahw. omringd door 3 diepe afwateringssloten, want ook de Vetpeellossing droeg/draagt haar steentje bij. Bij deze lossing is duidelijk aan het water te zien, dat er niet al- leen oppervlaktewater wordt afgevoerd, maar ook veel kwel wordt afgevangen. Door de ont- watering zijn een groot deel van de natuurlijke sponswerking en de oorspronkelijke natuur- waarden van het gebied verloren gegaan.

Tegenwoordig denkt men heel anders over waterbeheer. Water vasthouden in de moerassen aan de bovenloop van beken wordt steeds belangrijker, om zo droogte enerzijds en hinderlijke overstromingen anderzijds te voor- komen. Omdat het consortium AHV (ARK Natuurontwikkeling, Habitura en Rentmeester Van Soest), de afgelopen jaren via kavelruil (en koop?) vele hectares landbouwgrond heeft verworven rondom het Wijffelterbroek, kwamen de "droogvallingseisen" van de agrariërs te vervallen en konden maatregelen genomen worden om de verdroging tegen te gaan en het gebied weer te vernatten.

 Er zijn o.a. stuwen aangelegd in de Raam om het waterpeil beter te kunnen beheersen, m.a.w. de grond- waterstand hoog te houden. Het zijn de zgn. boerenstuwtjes, die zorgen  dat niet alleen het gebiedseigen water en kwel  worden vastgehouden, maar ook voorkomen dat het water van de Raam, de Emissaire en Vetpeellossing (vanuit België verontreinigd met o.a. nitraat, fosfaat en sulfiet), in het gebied dringt.

Deze maatregelen zijn vooral in deze tijd van het jaar, ondanks een rustige herfst en een zachte winter (met weinig neerslag), heel goed merkbaar. Vanaf de Bocholterweg loopt een  nat, maar nog goed begaanbaar wandelpad door het gebied en vooral het laatste stukje van het pad, (op het kaartje aangegeven, omdat het voor velen onbekend is), geeft je enig idee hoe ontoegankelijk dit gebied door de hoge waterstand, de welig groeiende zwarte els en de rijke kruid- en struiklaag van o.a. hop, kamperfoelie en braam, vroeger is geweest.

Hoewel er op de iets hoger gelegen gedeeltes ook berken, eiken en gewone es groeit, is het toch vooral de zwarte els en wilg die domineren. In de oudere literatuur is te lezen dat tot na de Tweede Wereldoorlog het elzenbroekbos van het Wijffelterbroek nog gold als één van de meest indrukwekkende van ons land.

Knuppelbruggetje op het eind van het pad
Het pad eindigt bij de Raam
brug bij de Pruiskesweg over de vroegere "Stinkbeek"....
pad door het gebied vanaf de Bocholterweg tot de Pruiskesweg
Het pad komt uiteindelijk uit bij de Raam en vandaar kun je richting brug gaan die aan de Pruiskesweg over de "Stinkbeek" (zo vroeger in de volksmond genoemd)loopt. Vanaf daar kun je je weg naar links of naar rechts vervolgen.

zaterdag 25 januari 2014

De grens is maar een streep.

Vlakbij de Broekmolen, waar het Stramprooierbroek begint, vind je een grote granieten steen, die daar is geplaatst ter gelegenheid van de 150 jarige scheiding van de beide Limburgen. De lijn op de plaquette geeft de grens aan tussen Nederland en België. Op de plaquette staat:

“Limburg 1839 – 1889"...

"De grens alleen nog maar een streep”.


Daar is wel eens anders over gedacht!
Het Stramprooierbroek ligt, in tegenstelling van wat je verwacht, niet op Nederlands- maar op Belgisch grondgebied. Het hoort namelijk bij de gemeente Kinrooi. De grens van het huidige Nederland met België is niet door natuurlijk landschap of eenheid van taal bepaald, maar door de politiek. Nadat België zich in 1830 afgescheiden had van het Koninkrijk der Nederlanden, werd pas in 1839 in London het scheidingstraktaat tussen de Koninkrijken Nederland en België getekend en na het nodige “gekissebis” werd 4 jaar later op de conventie van Maastricht bepaald hoe de grens precies moest gaan lopen. Er werd ook besloten om grenspalen te plaatsen. De nummering was van 1 (Drielandenpunt) tot 369 (Noordzee).

Je vindt o.a. de grenspalen 159 en 160 aan de Abeek in het Stramprooierbroek.

De Lossing stroomt voor de  2e keer ónder de Abeek door  bij de Broekduiker
Het Stramprooierbroek is een natuurgebied van 144 ha. Het sluit aan op het Grootbroek, het Hasselterbroek en de Zig.
Ook bevinden zich hier Wijffelterbroek , de Luysen en Smeetshof .

Al deze gebieden maken deel uit van het grensoverschrijdend Natuurpark Kempen-Broek.
Oorspronkelijk was het Stramprooierbroek een doorstroommoeras: Een laagte waarin de Abeek uitmondde. Na 1865 werd getracht dit broekgebied droog te maken door de Abeek zuidwaarts te verleggen en ontwateringskanalen (met name Lossing en Neerbroeklossing) door het gebied te graven De Lossing is 25 kilometer lang.
Het is oorspronkelijk het afwateringskanaal tussen de Lozerbroekbeek en de Maas in Ophoven, dat tussen 1865 en 1875 "met schop en mand" is gegraven. In 1969 is de loop van de Lossing en de Abeek bij de Zig gewijzigd.

Abeek bij de brug aan de Broekmolen in Stramproy richting Broekduiker
In een netwerk van afwateringssloten moesten de Lossing en de Abeek de "broeken" droogleggen om deze klaar te maken voor de landbouw.  De Lossing werd hierbij 3 maal onder de Abeek door geleid: bij de Luysen, bij de Broekmolen en bij de Zig. Het gebied is gelukkig niet op grote schaal ontgonnen, omdat het op plaatsen te nat was en bleef. Zodoende vind je er veel wilgenstruwelen en elzenbroekbossen.

De overvloedige aanwezigheid van water maakt het Stramprooierbroek en de aanliggende natuurgebieden tot het rijkste libellengebied van de Benelux. Maar ook voor vele planten, vlinders zoals de grote weerschijnvlinder en andere dieren is het Stramprooierbroek een "hemel op aarde". Zo is de naam Wijffelterbroek  bijvoorbeeld ook niet afgeleid van wijfelen  (aan wie het broek bijvoorbeeld toebehoorde), maar van het Middelnederlandse "viveter", wat vlinder betekent.
Broekduiker, waar de Lossing onder de Abeek wordt doorgevoerd via een duiker.
In het verleden vonden omwonenden in het gebied bijna alles wat ze nodig hadden. Leem, riet en hout om huizen te bouwen, turf en hout om zich te warmen. Wat ze aan vis of vogels konden vangen, aten ze op of verkochten ze op de markt.Tot na WOII werd er nog op wilde zwijnen gejaagd. Ook manden van wilgentenen en honing brachten een cent op.
Bovendien was het “broek” een spannende plek: het werd doorkruist door smokkelpaden en door zijn ontoegankelijkheid was het tijdens WO II een ideale plek om ontsnapte krijgsgevangenen en onderduikers te verbergen. In deze omgeving is "Graven Driek" een legendarische verzetsstrijder geworden.

** Voor de geïnteresseerden is er een filmpje over de botersmokkel in de 50er en 60er jaren te zien in een uitzending van "Andere Tijden".(klik dan hier op)

Lange tijd zag men het snel afvoeren van water als de beste aanpak om wateroverlast het hoofd te kunnen bieden. Dit heeft er in de 60er-70er jaren toe geleid dat de afwatering van de Abeek en Lossing omgewisseld werd. Dat gebeurde bij de "derde kruisng", de zgn. Zigduiker. De Nieuwe Lossing werd rechtgetrokken en verdiept, waardoor versneld water af kon worden gevoerd via de Uffelse Beek en het water van de Nieuwe Abeek stroomde via de oorspronkelijke Lossing naar de Maas in Ophoven.
De nog werkende watermolens zoals Uffelse molen, Luysmolen en Clootsmolen kwamen "droog" te staan.

Door een versnelde afvoer werd de Uffelse molen buiten werking gesteld

Het gebied is in 1973 aangekocht door de Belgische natuurvereniging Limburgs Landschap vzw. Deze vereniging werd in 1971 opgericht, met als eerste doel het unieke karakter van het Stramprooierbroek en de omliggende gebieden te redden. Het werkt sinds een aantal jaren nauw samen met de Stichting Ark in Nederland.

Er wordt nu heel anders over waterbeheer gedacht: Wateroverlast in het achterliggende gebied kan voorkomen worden door het langer vast te houden bij de brongebieden en door water de ruimte te geven in de (nieuwe)natuur. Er wordt op dit moment niet of nauwelijks ingegrepen. Gevolg: spontane verjon- ging en veroudering. Natuurlijke processen bepalen het ongerepte beeld van deze echte natuurbossen.De huidige inzichten over waterbeheer worden van essentieel belang geacht voor een ecologisch herstel.

Bij het uitwerken van een ecologische visie bleek dat de gecon- stateerde knelpunten het gevolg waren van de omwisseling van Abeek en Lossing in de jaren 1960-1970. Doordat de huidige Abeek afwisselend boven en onder het maaiveld ligt, zijn natuurlijke afwatering en waterbuffering onmogelijk. Naast de knelpunten op het vlak van structuur en vismigratie zorgt de huidige “kunstmatige” situatie ook nog eens voor dure waterbeheerskosten.
De centrale doelstelling van het globaal herstelplan Abeek is, dat de natuurlijke afwatering van de Abeek weer via het oorspronkelijke natuurlijke stromingsgebied moet gaan plaatsvinden. Dat betekent dat de Abeek en de Lossing opnieuw omgewisseld moeten worden.

Dit zal dan moeten gebeuren door de "tweede kruising",  de zgn "Broekduiker", die iets verder stroomopwaarts bij de Broekmolen ligt, op te heffen. Het waterpeil van de herstelde Abeek zal stijgen en dat van de oorspronkelijke Lossing zal dalen.
Een andere (extra) mogelijkheid is het creëren van een (nood)overlaat van de herstelde Abeek naar de herstelde Lossing. Bij te grote wateroverlast kan een deel van het water dan via de gegraven Lossing naar Ophoven worden afgevoerd. Ook zou de Lossing een zijloop van de Abeek kunnen worden. De huidige loop van de Abeek naar Ophoven zou dan zelfs lokaal tijdelijk droog kunnen komen te staan.
In een ecologisch-maximalistisch scenario wordt de oorspronkelijke Abeek hersteld en verdwijnt de gegraven Lossing (huidige Abeek) zelfs volledig. Het maximalistisch scenario is op korte termijn niet realistisch.

Het Stramprooierbroek kan/moet zo weer het ruige hart worden van het grensoverschrijdende Kempen-Broek. Het opschrift op de steen: “De grens alleen nog maar een streep” past helemaal bij hun doelstelling , want natuur kent geen grenzen........


Grotere kaart weergeven

woensdag 23 januari 2013

Abeek en/of Lossing?

Voor mijn verjaardag heb ik van de kinderen het boek:
“De Abeek; levensader van beide Limburgen” gekregen.
In dit prettig te lezen en prachtig geïllustreerd boek wordt zeer gedetailleerd het belang van de Abeek in het verleden beschreven en hoe de situatie nu is.

Het watersysteem van de Abeek is door de mens in de loop der tijd ingrijpend gewijzigd:

* Tussen 1865-1875 werd de Lossing of Emissaire gegraven om een aantal moerassige gebieden zoals Smeetshof en Stramprooierbroek te ontwateren. Deze 25 km lange kunstmatige loop mondde bij Ophoven uit in de Maas. Vanaf 1930 kon de bovenloop van de Lossing het water uit Veldhoven, Kreyel en Smeetshof kwijt in de Nederlandse Raam, een kunstmatige “gracht” dwars door het Wijffelterbroek.

* In de periode 1960-1970 zette Nederland uit economische overwegingen een volgende (naar men nu steeds meer beseft) funeste stap: Men was in die tijd de mening toegedaan dat water zo snel mogelijk moest worden afgevoerd en de beek werd (met name na sterk aandringen van Stramproyenaren die grond op Belgisch grondgebied hadden), over grote stukken gekanaliseerd en stuwen werden verwijderd. Hierdoor zakte het peil van de Abeek/Uffelse beek en besloot men ook de overbodig geworden watermolen net over de grens (Uffelse molen) op te heffen.

* Deze ingreep bracht de Belgen dan weer op ideeën: deze konden nu het water van de Lossing via de oude Abeekbedding naar de Maas in Nederland laten vloeien, in plaats van via de Belgische "kunstgreep" naar de Maas in Ophoven. De eigenlijk overbodig geworden loop van de Lossing naar Ophoven kreeg echter meteen een nieuwe bestemming: het water van de Abeek afvoeren naar Ophoven. Zo loopt het water van de Abeek dus sinds eind jaren 60 door de Lossing en het water van de Lossing door het stroomgebied van de Abeek. Dit gebeurt bij "derde kruising", de zogenaamde Zigduiker. Hierdoor raakte de Abeek feitelijk afgesneden raakte van haar natuurlijke loop.

Situatie Abeek en Lossing na 1970
Nu wordt heel anders over waterbeheer gedacht en blijkt deze omwisseling van Abeek en Lossing het grootste knelpunt voor het goed functioneren van het watersysteem te zijn. In mijn blog: "de grens is maar een streep" vertel ik meer over het belang van de Abeek (en Lossing) in met name het Stramproyerbroek.
Essentieel voor een ecologisch herstel van de Abeek is het terug laten stromen van het Abeekwater door de natuurlijke vallei. Dit kan als de "tweede kruising" (de Broekduiker) opgeheven wordt. Dan kan de ecologisch zeer waardevolle bovenloop van de Abeek opnieuw verbonden worden met de Uffelse beek, de historische benedenloop van de Abeek op Nederlands grondgebied.Dit kan enkel door een gezamenlijk beheer van Nederlandse en Belgische zijde, zodat de beek weer een beek van en voor mensen kan worden, maar ook van planten en dieren die in de beek of op de oevers ervan leven.

Bronnen:
Paul Capals e.a. De Abeek, Levensader van beide Limburgen.
Natuurpunt Meeuwen-Gruitrode & Peer: Geschiedenis Abeek.
Bij de blog over het Stramprooierbroek vind je hierover nog wat meer gegevens.

De Abeek mondt nu nog in Ophoven uit in de Maas (bij de "Spaenjerd")



zaterdag 12 januari 2013

Teveel bevers in Nederland? Nee dus......

Elk jaar wordt een "zoogdier van het jaar" gekozen. Dit jaar de steenmarter. Vorig jaar de bever.
Onlangs vertelde een kennis mij echter, naar aanleiding van het stukje dat ik had geschreven over “beversporen in Smeetshof”, dat hij gehoord had dat er al te véél bevers waren!!!

Ik heb hem kunnen uitleggen dat de berichten, die de diverse media op 13 november 2012 naar buiten hebben gebracht, niet juist waren. Ze schreven het volgende:
“Teveel bevers in Nederland".
De bever is in 1988 opnieuw uitgezet in de Nederlandse natuur. En met succes, want ondertussen leven er zo'n 600 dieren op verschillende plekken in het land. Als natuurbeheerders niet ingrijpen, zijn het er over 20 jaar zeker 7000. De bever begint overlast te veroorzaken. Dat stelt de Zoogdiervereniging, die dinsdag met waterschappen en het Faunafonds praat over maatregelen tegen de schade die bevers veroorzaken”.


Gelukkig reageerde de Zoogdiervereniging al de volgende dag, om dit nieuws te ontzenuwen.
Hun reactie kwam blijkbaar jammer genoeg niet voldoende onder de aandacht, zodat zo’n bericht een eigen leven is gaan leiden. Helaas.
Het moge duidelijk zijn dat het volkomen onterecht is, dat er teveel bevers zouden zijn en dat deze veronderstelling enkel is gebaseerd op berichten in de media die niet klopten........

In deze blog wil ik nog eens de aandacht vestigen op de reactie die de zoogdierenvereniging gaf:
“Op diverse websites en in een aantal kranten is gemeld dat de Zoogdiervereniging stelt dat het ‘te’ goed gaat met de bever en dat nu maatregelen moeten worden genomen. Dat is zeker niet het geval. Helaas is de boodschap niet altijd goed opgepakt door de pers. Het gaat zeker niet ‘te’ goed met de bever. Sterker nog: mits je ze de ruimte geeft, kunnen er zelfs nog veel meer bevers bij, want voor een robuuste populatie op de lange termijn is een verdere groei belangrijk.”
Wij vinden wel dat waterschappen, Rijkswaterstaat en natuurbeheerders realistisch moeten zijn en vooruit moeten kijken. Door de komende jaren enkele relatief eenvoudige en goedkope maatregelen te treffen in het landschap, kunnen de bevers zich verder blijven verspreiden en kunnen eventuele problemen in de toekomst worden voorkomen. Sinds de bever in 1988 is uitgezet in de Biesbosch, heeft deze zich verspreid over grote delen van ons land. Het is de verwachting dat dit ook de komende jaren doorgaat. Dit is goed nieuws. Niet alleen voor mensen die graag van bevers willen genieten, maar ook voor de natuur. De bever zorgt namelijk voor een vergroting van de biodiversiteit, want veel andere soorten profiteren van het omknagen van bomen en het bouwen van dammen door de bever".


DE TOENAME VAN DE BEVER IS DUS GOED NIEUWS..... Maar tegelijkertijd vindt de Zoogdier- vereniging het belangrijk om vooruit te kijken. Als de groei van de beverpopulatie in Kempen-Broek doorzet, wordt de kans op overlast in de toekomst wel groter, omdat er plekken zijn in het landschap die nog niet geschikt gemaakt zijn voor de bever. Overlast is meestal te voorkomen. Maar dan moeten waterschap, Rijkswaterstaat, provincie, terrein- beheerders en landbouwers wel tijdig de juiste maatregelen nemen. Dan kunnen we allemaal blijven genieten van deze “landschapsarchitect”.

In deze blog heb ik duidelijk willen maken, hoe snel mensen klaar staan met hun oordeel en hoe attent ARK en alle andere belanghebbenden daarop moeten zijn, om de bever in Kempen-Broek een eerlijke kans te geven .........

maandag 24 december 2012

Smeetshof

Euforie bij de natuurverenigingen naar aanleiding van een primeur; na de bever in domein Smeetshof en een wilde kat, is daar nu ook een otter ontdekt met een cameraval. De eerste in Limburg(NL + B) na bijna 50 jaar! Daar droomde men al van, maar dat het nu al realiteit is, had niemand durven denken.

ARK Natuurontwikkeling is samen met het Waterschap en andere partners, bezig met het aanleggen van otterpassages onder bruggen en duikers. Het is de bedoeling dat een groot deel van de M.Limburgse beken eind 2013 “otterveilig” is, zodat sterfte in het verkeer vermindert en er dieren uitgezet kunnen worden.
Dat er nu al spontaan een otter opduikt, is een teken dat het ingezette moerasherstel "smaakt". Een otter heeft immers grote, aaneengesloten waterrijke gebieden nodig. Dat belooft wat voor de toekomst....

Het domein Smeetshof is nu een 180 ha. groot, uitgestrekt waterrijk moerasgebied, op de grens met het Belgische Bocholt en het Nederlandse Altweerterheide. Het maakt deel uit van het grensoverschrijdende natuurpark Kempen-Broek en sluit aan bij de natuurgebieden Wijffelterbroek en Kettingdijk (Ned) en Luysen met Stramprooierbroek(B.). Het gebied is een restant van het Bocholterbroek, dat in het verleden samen met het Wijffelterbroek, een moerasgebied van liefst 5000 ha vormde.

Lossing of Emissaire

Tussen 1855 en 1869 werd een ontwateringsgeul gegraven om het hele Bocholterbroek te kunnen ontginnen. In totaal werd 2500 ha. (!!!) drooggelegd voor landbouw. Ongeveer 6 km. van deze 25 km lange Lossing of (op zijn Frans) “Emissaire”, loopt als een natuurlijke grens tussen Nederland en België.Later is een aansluiting gemaakt met de Raam in Nederland.

In 1873 kocht een weduwe uit de adellijke familie de l’Escaille-d’Erp de Holt (met ook een 280 ha. groot natuurgebied en kasteel in Hamont-Lo) de gronden, maar verkocht die kort daarna weer aan de Brusselse advocatenfamilie de Mahieu. In 1874 bouwde die hier een hoeve en in de jaren daarna werd het terrein geschikt gemaakt voor de landbouw. Grote delen van het moeras zijn toen drooggelegd, raakte daardoor steeds meer versnipperd en er verschenen ook nog eens naald- en populierbossen. Uit die tijd stamt ook het Kreielerbos, dat bestaat uit een Amerikaanse eik en verschillende dennensoorten. Tevoren was het altijd heide- en vennengebied. 

De volgende eigenaren waren de gebroeders Smeets uit Eksel. Die verbouwden de boerderij in 1913 en aan hen heeft de hoeve en het domein de naam te danken.

Onthaalpunt de Smeetshof in 2012

 In 1974 kocht de Limburgse industrieel Jef Machiels uit Maasmechelen het hele gebied op. Hij haalde zich in de jaren 1973-1992 vaak de woede van milieugroeperingen op de hals door twintig jaar lang zonder vergunning grind te winnen in de Maasvallei en daarna met zijn aanpak van de 180 ha. grote Remo-afvalstortplaats in Houthalen.

Bij de Smeetshof was dat niet anders. Ook hier bouwde hij een kwalijke reputatie op door met een botte bijl door het gebied te gaan. Na enkele jaren was er van de 56 hectare bos nog slechts 10 ha. over, 8 km houtwallen waren gekapt en bijna 13 km bomenrijen verdwenen. Bulldozers nivelleerden en egaliseerden grote stukken land (waaronder de historische Graven), om er sterk bemeste maïsakkers van te maken. Een boswachtershuis verbouwde hij zelfs tot een illegale villa. Verder kwam er een 8 ha. groot omheind "jachtgebied", waar damherten en wilde zwijnen liepen (volgens Nol Goossens van Natuurpunt waren er liefst 150 damherten en 16 everzwijnen). De hoge omheining rustend op een fundering, was bedoeld om te voorkomen dat de dieren konden ontsnappen. Hij hield de dieren om te verkopen als wildvlees en voor de "jacht". Wat je tenminste jacht mag noemen. Je moest toch wat van je (wel)stand laten zien!!
En dit alles gebeurde zonder vergunningen........

Aan de hoeve en het natuurbelang werd in die periode nagenoeg geen aandacht geschonken, waardoor het gebied en ook de boerderij er compleet verwaarloosd bij kwamen te liggen. Het was een periode waarin heel wat "gerotzooid" en "aangerommeld" in de Belgische natuurgebieden. Daar verschenen talloze illegaal gebouwde vakantiehuisjes en andere bouwsels, die in eerste instantie nog oogluikend werden toegestaan door de gemeenten. Totdat het de spuigaten uit liep. Ik denk dan bijvoorbeeld aan de vele illegale bouwsels met (vis)vijvers in het Itterdal en wat te denken van recreatiepark de Luyssen van Jan Michiels uit Beek?

Dit alles gebeurde tot groot ongenoegen van natuurverenigingen en de gemeentelijke overheid.  Ook van Nederlandse kant was er ongerustheid over Machiels activiteiten en werd aangedrongen op maatregelen. Er werd steeds feller geprotesteerd tegen de praktijken van Jef Machiels en Jan Michiels van de Luysen, die ondanks de vele protesten toch nog jaren lang gewoon hun gang bleven gaan. 

 Door de steeds groter wordende  reacties op zijn activiteiten, werd de situatie echter onhoudbaar voor Machiels en besloot hij Smeetshof te verkopen . Ik vond in de Telegraaf een advertentie uit 1983 en later nog eens een in januari 1990. Ook het Land van Weert plaatste een advertentie in dat jaar. Het lukte Machiels echter niet het gebied te verkopen. Niemand wilde zich in dat wespennest steken. 

 Na jaren onderhandelen kon vzw Natuurreservaten (de voorloper van Natuurpunt) in 1999 eindelijk de 170 hectare aankopen. Meteen werd samen met de Vlaamse overheid gestart met het herstel van het ooit zo legendarische grensmoeras. Zo werd o.a. de villa afgebroken, evenals de jachthutten, stallen en de kilometers draadafsluitingen en omheiningen. Al na enkele jaren was er veel gerealiseerd. De grondwaterstand was opgetrokken door grachten te dempen en stuwen te plaatsen in beken, zodat het moerasgebied weer kon uitbreiden. Er kon weer aangesloten worden op het Wijffelterbroekgebied. De oude hoeve, gelegen aan de Weerterweg, werd opgeknapt en is als onthaalcentrum ingericht voor Natuurpunt. 

Knuppelpaden gunnen je een unieke blik op mooie plekjes

Het is weer een heerlijk gebied voor de wandelaar en natuurliefhebber om er een bezoek brengen. Je wandelt er over paden, paadjes en knuppelbruggetjes langs bossen, moerassen, natte en droge graslanden en beken. Aan Nederlandse kant sluit het gebied naadloos aan op het Wijffelterbroek en de Kettingdijk. Er zijn meerdere routes uitgezet. Het gebied is het hele jaar door toegankelijk op de paden

zondag 23 december 2012

Beversporen in “het Smeetshof”

In 1770 werd het domein Smeetshof nog in kaart gebracht als een onbegaanbaar moeras. Een eeuw later is op de grens met Nederland de "Lossing" of "Emissaire" gegraven, een kunstmatig afwateringskanaal. Het steeds droger wordende gebied werd geleidelijk in cultuur gebracht en ontgonnen tot landbouwgebied. Afgewisseld met bosjes en stukjes hei zoals in het Kreielerbos.
Het Smeetshof wordt alleen door de Lossing gescheiden van het Nederlandse Wijffelterbroek.
Naast het Wijffelterbroek vormen ook de Kettingdijk en de daarnaast gelegen Laurabossen een natuurlijk Nederlands “verlengstuk” voor het Smeetshof.


In 2004 startten Natuurpunt (sinds 1999 eigenaar), de Vlaamse Landmaatschappij en de Afdeling Natuur van het Vlaams Gewest, met het herstel van het ooit zo legendarische grensmoeras.
Er wordt sinds een aantal jaren nauw samengewerkt met de Nederlandse Stichting Ark.

Er zijn verschillende beken die in de Lossing uitkomen, maar het zijn vooral de Veldhoverbeek en Lechterrietbeek (in het noordelijke deel) die zorgen voor een in ere hersteld 'overstroommoeras'.
In periodes met veel regen overstroomt met name de Veldhoverbeek en loopt het er naast gelegen moerasgebied onder water. Hierdoor schommelt de waterstand in dit moeras voortdurend. Dat is een goede ontwikkeling voor planten, moerasvogels en dieren zoals de reiger, ijsvogel en de bever! Die houden immers van een gevarieerd moerassig leefgebied. Ook de otter en een wilde kat zijn daar onlangs gesignaleerd.
Waar de Veldhoverbeek en de Lechterrietbeek  uitmonden in de Lossing, heb ik verschillende beversporen aangetroffen.

De winter is bij uitstek de tijd om sporen van de bever te zoeken. Vooral in de winter knagen bevers namelijk aan struiken en bomen en zijn deze sporen goed te vinden. Bevers zijn vegetariërs en eten in de zomer allerlei waterplanten. In de winter zijn die niet beschik- baar en schakelen ze over op het eten van twijgen en bast van struiken en bomen. Aangezien bevers niet kunnen klimmen, knagen ze dus bomen en struiken om, zodat ze de verse jonge twijgen in de toppen kunnen opeten.
Behalve doorgeknaagde boom- pjes en de knaagsporen zag ik ook verschillende wissels (looppaadjes) met sleepsporen van en naar het water, pootafdrukken in de modder en houtsnippers op plekken waar takken afgeknaagd waren.
Bij de Stichting Ark is een mooie Zoekkaart beversporen te downloaden.

In de lossing is door zijn/haar toedoen een dammetje ontstaan, waardoor het water langer wordt vastge- houden en de waterstand in het achterliggend gebied verhoogd wordt, zoals je ook duidelijk kunt zien.



Grotere kaart weergeven

woensdag 12 december 2012

De Raam en ‘t “Brook”.

De Raam, onlosmakelijk verbonden met het Wijffelterbroek, sluit aan op de Tungelroyse Beek en is in de dertiger jaren van de vorige eeuw gegraven voor een snelle ontwatering van het moerasgebied en snelle afvoer van het water. Dit alles gebeurde met schop, kruiwagen en kiepkar.
Plek waar de Lossing  net voor het bruggetje uitmondt in de Raam

Wijffelterbroek, Sanson 1631
Het Wijfelterbroek was oorspronkelijk vele malen groter en vormde met de naburige Kruispeel en Kalverpeel, Vetpeel, de latere Kettingdijk, Delbroek,  en Dijkerpeel één groot gebied dat zich uitstrekte tussen Weert en Bocholt en reikte tot Altweert en Stramproy. Tot in het begin van de 20e eeuw bleef het een nagenoeg ontoegankelijk moerasgebied met een grootte van ongeveer 450 ha. Het gebied sloot aan op de huidige Smeetshof (B), Kettingdijk en Laurabossen. Van het oorspronkelijke gebied is nu nog slechts ongeveer 50 ha. over.

De naam Wijffelterbroek heeft niets te maken met weifelen (van wie het broek bijvoorbeeld was). Algemeen wordt aangenomen dat de naam is afgeleid van het Middelnederlandse "Vivetersbroek". Ik zet bij deze uitleg echter een vraagteken en twijfel aan de juistheid hiervan. Viveter betekent vlinder, maar de link vlinder en Wijffelterbroek ontgaat mij. Een moerasgebied mag dan wel een gebied zijn voor bijvoorbeeld libellen, maar zeker niet voor vlinders. Ik neem dan ook aan dat het woord in de loop der tijd is verbasterd (volksetymologie).
Op bovenstaande 17e eeuwse kaart van Sanson staat het gebied namelijk aangegeven met "Wiwetersbroeck".  Naar dit woord gaat mijn voorkeur uit. Dus niet viveter, maar wiweter. Wiweter komt van het Oudfranse vîvere en vîver.  Het betekent: poel, stilstaand water, vijver, maar ook diergaarde. Vivus betekent levend. Het Franse Vîvere is afgeleid van het Latijnse vîvarium en wīwāri : dierentuin, visvijver, waterbekken en plaats waar levende dieren worden gehouden. (Bron: etymologiebank.nl). Bekend is dat het gebied vroeger het grootste gedeelte van het jaar helemaal onder water stond en er toen op werd gevist. Zelfs beroepsmatig.

Spotprent Wijffelterbroek 1900
In 1898 werd een consortium van 8 heren uit de stad opgericht, om de plannen van de Nederlandsche Heidemaatschappij voor de drooglegging van het Wijfelterbroek te realiseren. De waterstand moest omlaag om vruchtbare weilanden te kunnen krijgen. De mensen hadden er weinig vertrouwen in, wat blijkt uit bovenstaande, in 1900 gepubliceerde spotprent van een zekere F. Smeets op de plannenmakerij. Toch begon de ontwatering en ontginning van een deel van het gebied in 1902, nadat het consortium op 15 april 1901 260 ha. van de gemeente Weert pachtte voor een periode van 50 jaar, tegen een jaarlijkse pacht van fl. 1560.

De ontginningswerkzaamheden geschiedden door de Nederlandsche Heidemaatschappij. Honderden mensen hebben in de daaropvolgende jaren werk gevonden bij de opgerichte "Weerter Exploitatiemaatschappij  Het Wijffelterbroek”.  Het gebied werd 't "Brook" genoemd.

Gedicht n.a.v. bezoek der Ned. Heidemaatschappij in 1904.
Alvorens met de ontginning van het 260 ha. grote gebied te beginnen, was het noodzakelijk om het terrein voldoende te ontwateren, want een groot gedeelte van het jaar stond het bijna in zijn geheel onder water. Het komvormig gelegen terrein van Kalverpeel tot aan de Heltenbosbrug werd in het midden doorsneden door een tweetal beekjes (eigenlijk kleine slootjes), namelijk de Spekkeloop en de Rietbeek. De beekjes kwamen samen en stroomden als “Jungelroijsche- of Jungervische  beek” verder richting Maas. Voor een goede afvoer werd door de Provinciale Water- staat de Tungelroyse beek tot aan de vroegere watermolen (Vloetmolen) van Maes in Stramproy (tot paal no. 48!) verbeterd.
Daarna volgde de verbreding, verdieping en normalisatie van de smalle en ondiepe Rietbeek vanaf Spekke (ongeveer vanaf de huidige Baanbrug) tot de Heltenbosbrug. Nadat dit was gedaan, werden loodrecht op de gegraven beek hoofdsloten gegraven. Op deze hoofdsloten mondden talloze greppels uit.

In september 1902 had men deze klus geklaard en kon met de ontginning begonnen worden.
De manier van bemesten speelde hierin een grote rol. Men gebruikte daarvoor 1000 kg. kalk voor de ontzuring, 800 kg. thomasmeel en 1000 kg. kainiet (minerale kunstmest) per ha. In de jaren daarop werd dit aangepast. 

Met een totale kostenpost van fl. 36.000, ging de Nederlandsche Heidemaatschappij uit van een van een netto opbrengst van fl. 40,per ha. tegen fl.2,- daarvoor. De manier van bemesten bleek zo succesvol, dat de kleine landbouwers in de omgeving dit al snel navolgden.

Ontginners Wijffelterbroek

De heren aandeelhouders, praktisch allen notabelen en raadsleden uit Weert, waren Van Aubel, van Asten, Esser, Janssens, Joosten, Kemmere, dokter Franken, Hanraets en Schillings. De heren deden het werk uiteraard niet zelf, maar namen arbeiders en arbeidsters in dienst voor de ontginningswerkzaamheden. In 1904 was al 150 ha. tot gras- en bouwland en bos ontgonnen. 

Vooral in de Eerste Wereldoorlog maakte deze NV. goede winsten. Het klinkt vreemd, maar in die hel (de oorlog van 1914-1918 dus), was Nederland vanwege zijn neutraliteit een eiland van vrede en zelfs aanvankelijke voorspoed. De industrie, scheepvaart en ook de landbouw maakten tijdens de eerste jaren van de oorlog grote winsten. Het schijnt dat tussen 1914 en 1917 het nationaal inkomen zelfs bijna met de helft toenam!!!! Ook de "Weerter Exploitatiemaatschappij" profiteerde ervan, door grote hoeveelheden koudegrond groenten zoals kool, via het spoor te exporteren naar Duitsland.Tegen het eind van de oorlog liep die winstgevende voedselvoorziening echter sterk terug.

Boerderij 't Brook in 1990
Een opzichter regelde de werkzaamheden en hield alles in de gaten. Deze opzichter (Miechel Daniëls 1953), werd ook de eerste bewoner van de in 1906 gebouwde boerderij met de naam “’t Brook”. Hier werd later een tweede woonhuis tegen aan gebouwd. In 1923 was de oostelijke helft ontgonnen en in de jaren '30 werd de Raam gegraven, om het resterende gebied te ontwateren. Toen kon ook het Bocholter moerasgebied, zoals Smeetshof (B), beter worden ontwaterd door er de Lossing, of Emissaire, op aan te sluiten.

In september 1939 nam wethouder Peeters het initiatief om de resterende pacht af te kopen en kwam de exploitatie weer in handen van de gemeente. Toen zijn de boerderijen overgegaan in andere handen en “kregen” de voormalige pachters ieder 20 ha. grond. De rest van de grond werd verpacht aan boeren uit de buurt. Deze afkoop met vergoeding van verbeteringen, opstallen en bijgekochte gronden geschiedde tegen betaling van 39.000 gulden.

Ook tijdens WO II waren er ontginningswerkzaamheden in het Wijffelter- broek. De "Nederlandsche Arbeidsdienst" (N.A.D.) was een instelling die in het begin van de bezetting door de Duitsers in het leven was geroepen. Jonge mannen werden verplicht na het bereiken van de 18-jarige leeftijd een half jaar het volk te dienen in die arbeidsdienst.
Het uniform dat zij kregen was hetzelfde als dat van het Nederlandse leger, dat toen na de capitulatie op 14 mei 1940 niet meer bestond; er was nog genoeg van in de magazijnen. Als “wapen” werd een spade uitgereikt; eigenlijk twee, een voor bij het werk en een voor bij de exercities. Die laatste moest er altijd zeer schoon en glanzend uitzien.
De Nederlandsche Arbeidsdienst had als devies: “Ick dien”. Dit hield in dat de arbeidsman die onder dit devies werkte, het Nederlandse Volk diende (maar zelf niets verdiende). De afdelingen Altweerterheide (ca. 1 km vanaf sluis XVI aan de Loozerweg, waar nu Renewi, Grondstoffen Recycling is gevestigd) en Afd. 416 NAD Tungelroy (het latere Ambonezen- kamp) ontgonnen een nieuw deel van  'Wijffelterbroek' en legden een weg aan (de Wijffelterbroekdijk).

Als je meer over deze periode wil weten, kun je op de site van Go2War2.nl de lotgevallen lezen van Jan Berlijn: "Mijn tijd in de Arbeidsdienst- Het werkobject: Wijffelter Broek".
Ik heb verder een uniek (kort) filmpje gevonden op de site van "Beeld en geluid", dat je kunt bekijken door op onderstaand beeld te klikken of op deze LINK.

De omschrijving bij dat filmpje is als volgt:
"De afdelingen Weert en Tungelroy van de Nederlandsche Arbeidsdienst ontginnen terrein 'Wijffelterbroek' in verband met de agrarische bestemming daarvan. Om de ontginning goed aan te kunnen pakken, moet eerst een weg worden aangelegd. Als deze weg klaar is wordt hij door de burgemeester van Weert, de NSB'er J.H.W. Rösener-Manz, officieel geopend. De mannen van de NAD rennen uit hun barakken naar buiten en gaan in het gelid staan; ze marcheren, schop over de schouder, naar hun werkterrein; ze graven de grond uit, kappen bomen en verwijderen boomstronken".

Na de Tweede Wereldoorlog waren er ruim honderdduizend werklozen. Om deze in te kunnen zetten in het arbeidsproces werd de Dienst Uitvoering Werken (in de volksmond DUW genoemd) opgezet.
De DUW- werkers werden aanvankelijk ingezet voor opruimingswerkzaamheden. Later werden ze betrokken bij ontginningswerkzaamheden. DUW- arbeiders voélden zich niet alleen 'n soort tweederangs burgers, ze waren het ook. Het waren de paria's in die jaren van wederopbouw en voor velen stond de DUW, ook wel genoemd “Door Uitputting Wanhoop” , bijna gelijk met de hel.
Er was echter veel vraag naar landbouwgrond en praktisch alle boeren uit Keent, Moesel en Altweerterheide zaten wel te wachten op een stuk grond om uit te breiden. Zo vonden ongeveer 80 werkelozen uit Weert, maar ook uit bijvoorbeeld Ell en Hunsel, werk in het Wijfelterbroek.

Het was werkverschaffing in handkracht, want de belangrijkste gereedschappen waren schep en kruiwagen. Zwaar werk maar in 6 tot 7 jaar is ongeveer 80 ha. onder handen genomen. Het ging vooral om herontginning en egalisatie; grond die te hoog of te laag lag en nog bezand moest worden.

De ontginningen waren met name in het westen, bij de driehoek langs de Broekdijk tot aan de Raam. Het veen werd daar tot een bepaalde hoogte omgezet en dan bedekt met een laag zand, die afkomstig was van te hoog liggende gronden zoals van een bult bij de Vetpeel en bij een gerooid dennenbos bij de Achterpeel. De uitgegraven grond werd in kipkarretjes gegooid en als het karretje vol was, duwde men het handmatig over smalle rails naar de dieper gelegen plek waar de grond gestort moest worden. Onder andere gebieden als "Kwaoj Gaât", Wisseblök, Koele struuk (huidige Raamweiden). Kwaoj in de betekenis van moeilijk begaanbaar en meest onder water staand (Molemans 1976) zegt voldoende over de omstandigheden waarin gewerkt moest worden. Het waterpeil werd op niveau gehouden door de talloze sloten en lossingen, die het overtollige water afvoerden via de Raam.

In mei 1951 werd gestart met het laatste project, de aanleg van de Bocholterweg. Hierbij moest de uit veengrond bestaande Broekdijk of Brookdieëk (laatste stuk tot aan de grens) worden uitgegraven en door een zandlichaam worden vervangen. De vruchtbare uitkomende veenaarde werd in de naburige Vetpeel gestort. Het zand voor het weglichaam kwam van de hooggelegen kapvlakte op de rand van het Wijfelterbroek, dat ook werd gebruikt om de lager gelegen ontginningsstukken te bezanden.
Zo kreeg het Wijfelterbroek na 50 jaar zijn definitieve vorm.

Bij gebrek aan arbeiders vanwege de groei van de economie en door de instelling van de “Directie Arbeidsvoorziening” (sociale zaken) werd de DUW overbodig en is in juli 1954 opgehouden te bestaan. Het werk dat nog moest gebeuren, werd uitbesteed aan “het vrije bedrijf”….

De Raam in het "Brook"

Ossebrug  (hier lag oorspronkelijk een voorde)
De Raam is in 1962 nog eens verdiept en verbreed, waardoor een nog sterkere drainerende werking is opgetreden. Niet alleen voor de omliggende landbouwgronden, maar ook voor het Wijffelterbroek. De omvang van kwelzones is daar afgenomen en het kwelwater wordt versneld afgevoerd via watergangen. Door de ontwatering en afvoer van water is een groot deel van de natuurlijke sponswerking verloren gegaan. Lang was dit een groot voordeel voor de landbouw, maar door klimaatverandering gaan we vaker te maken krijgen met droogte enerzijds en hinderlijke overstromingen anderzijds. Water vasthouden in de moerassen aan de bovenloop van beken wordt daarom steeds belangrijker. Zo zijn o.a. stuwen aangelegd in de Raam om het waterpeil beter te kunnen beheersen, m.a.w. de grondwaterstand hoger te houden.
De brug op de foto wordt de Ossebrug genoemd en ligt bij de zandweg tussen de boerderijen 't "Brook" (Jan van Monne Lewie) en de "Pruus" aan de Stramproyergrensweg.

't "Brook" gezien vanaf Pruiskesweg
't Brook" gezien vanaf Spikke

Op de onderste foto zie je een stukje van de "weilanden" ,ten zuiden van de Raam, die door Ark zijn gekocht en die terug zijn/worden gegeven aan de natuur. Het verschil met de andere twee foto's is al goed te zien. De "verruiging" van het terrein is al duidelijk zichtbaar en vanwege de wijziging in de grondwaterstand zie je het eerste riet verschijnen. Een stukje verder mondt de Raam uit in de Tungelroyse Beek. Dit gedeelte wordt begraasd door TaurOssen.


Als je het hele verhaal van de ontginning wil lezen, klik dan hier.


Grotere kaart weergeven


Blogarchief