Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


Posts tonen met het label Leuken. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Leuken. Alle posts tonen

woensdag 29 juni 2016

Kootspeel#3

Na de posts, waarin ik vertelde over de "geschiedenis" van de Kootspeel, nu een post met veel foto's om een idee te krijgen wat je nu in de Kootspeel te zien krijgt bij een bezoek. Zoals ik in de vorige posts al aangaf is bijna overal in de Kootspeel te zien dat door de ontwatering, een groot deel van het moerasgebied helaas verdroogt en het van oorsprong voedselarme ven is verland.

maandag 27 juni 2016

Kootspeel#2

Helaas werden natuurgebieden, vennen en poelen door de lokale overheden lang als onrendabel beschouwd. In de jaren '10 -'20 van de vorige eeuw vonden overal in het Weertse ontginningen plaats. Uitzonderingen waren o.a. de Moeselpeel en Kootspeel. In mei 1912 schreven  de heren Weekers en Hupperetz (loco-burgemeester) van de Commissie van Publieke werken : Aan deze percelen heeft de gemeente niets en kan er ook niets van maken. De commissie stelt voor deze publiek te verkoopen. " (bron: Erfgoedcluster Weert). Dat is dus niet gelukt en de gemeente heeft er helaas een andere bestemming voor gevonden. In de vorige blog heb ik beschreven wat dat voor gevolgen heeft gehad en hoe de Kootspeel aan de weinig vleiende naam "Stroontpieël" is gekomen.

Franse stafkaart van 1760
De Kootspeel vormt samen met de Moeselpeel, Roukespeel,Roeventerpeel, Schoorkuilen, Kwegt, Sarsven en de Banen de zogenaamde Peelvenen. Het waren van oorsprong zogenaamde doorstromingsvenen; een keten van venen waarin het water traag door de bovenste veenlaag afstroomt naar het volgende lager gelegen gebied.

Namen worden, zoals ik al ooit eerder aangaf, nogal eens verbasterd (volks-etymologie). Zo kwam ik op oude kaarten ook de naam "Klotspeel" en "Klootspeel" tegen. Klots of kloots is afgeleid van "klot". Dit is een aard- of turfkluit. Dit zou er op duiden dat er vroeger turf gestoken is, wat mede daardoor de plas heeft doen ontstaan.
Koots zou echter ook afgeleid kunnen zijn van "Koot-sele". Tijdens mijn zoektocht op het net, kwam ik namelijk uit bij deze mogelijke etymologisch verklaring. Koots is in dat geval afgeleid  van het Frans/ Latijnse woord "cote", dat aan de rand betekent en "sele", is een verbastering van sale, wat grote woonstede, nederzetting of woonplaats betekent. Zo is Moesel bijv. afgeleid van "moeëst" (moeras) en "sel(e)"; nederzetting bij het moeras. Kootspeel zou dan betekenen: peel aan de rand van een nederzetting. Zou dat de Moesdijk kunnen zijn?

Kadasterkaart van de peelvenen in de Gemeente Weert, maart 1903

Zoals op de hoogtekaart is te zien, liggen deze moerasgebieden in een diepe kom te midden van hogere gronden. Door een leemlaag in de ondergrond ("Brandsche" of Brabantse leem), werd het water vastgehouden. Tot ver in de middeleeuwen lieten de mensen deze moerassige gebieden onaangeroerd, want het was er nat en onbegaanbaar en bovendien stikte het er van de muggen. Op een oude Franse stafkaart staat bij Roeventer-, Koots-, Cesse- en Moeselpeel:
"Een weecke moerassige streecke landts daer naulijcks een mens over gaen kan.”

Hoewel er al voor de Napoleontische Tijd op de hogere delen van de Moesdijk landbouw was en begin 20e eeuw ook kleine percelen aan de zuid-oostkant drooggelegd en ontgonnen werden om vervolgens als grasland en hooiland door de gemeente verpacht te worden (bron: o.a. Kanton van Weert nov. 1909 en febr. 1922), waren de Kootspeel en Moesel- peel omstreeks de jaren ‘30 van de vorige eeuw nog steeds voor het overgrote deel open water. Men kon er inderdaad "niets van maken".....

De gewone man was echter zuinig op de "pieël" , want ondanks alles speelde die een grote rol in het leven van velen. De flora en fauna van de Kootspeel waren namelijk van groot belang voor het wel en wee der omwonenden. Zo was bijvoorbeeld (aldus J.H.H. de Haan) het meest zuidelijke gedeelte van de Kootspeel, al sinds lange tijd met een rand van biezen, wilgen, heesters, riet en gagel begroeid.

Gagel zoals hier op de foto, is bij de Kootspeel  helaas niet meer te vinden.
Gagel werd gebruikt bij de bereiding van bier (Weert telde ooit 25 brouwerijen!). Hoe belangrijk die gagel was, blijkt wel uit wat J.H.H. de Haan vertelt in het Natuurhistorisch Maandblad van 1970: “In 1661 kregen Frans Gijsen en Geert Knoups opdracht om gedurende zes dagen toezicht te houden bij de Kootspeel, opdat de huysluyden het gaelhoudt niet dieper soude uytmayen als een speet.” Ook was, om een paar andere voorbeelden te noemen, de mattenbies en wilg van belang vanwege het stoelen van matten en vlechten van manden. Het pluis van het wollegras werd geplukt om als kapok voor bedvulling te worden gebruikt en het riet uit de peel werd voor dakbedekking van de boerderijen aangewend. Zo kan ik nog wel even door gaan.

De Haan vertelt verder dat hij eind jaren ’20 vaker mee ging met een visser die hier zijn fuiken uitzette voor het vangen van snoek, brasem, baars, zeelt, karper en paling. Met klemmen en geweer ging men hier toen de otters te lijf, die in deze omgeving ( aldus de Haan) nogal veel voor kwamen. Het velletje en het rechterpootje brachten in België bij verkoop namelijk geld op. Ook het vlees van de otter werd trouwens geconsumeerd. De Kootspeel moet  toen ook een waar vogelparadijs zijn geweest, want de Haan heeft het over soorten als visarend, kraanvogels, kramsvogels, de wielewaal, koperwieken, ijsvogeltjes, kleine karekiet, roerdompen, visdiefjes en zwarte sterns. Wat een rijkdom........

En wat te denken van een wilde kat die daar, ondanks de sterke achteruitgang van het gebied, in 1970 gevangen werd !!!!! Ook hierover plaatste de Haan in 1977 een artikel in het Natuurhistorisch maandblad. Het opgezette dier is (als ik het goed heb) nog te zien in het Natuurhistorisch museum in Maastricht.

Luchtfoto van de huidige situatie van de Kootspeel  gemaakt met behulp van  Google Maps
Eind jaren '20 was de Kootspeel voor het grootste deel nog open water, maar nadat de gemeente Weert in 1931 besloot, om de riolering op het ven aan te sluiten en er sinds 1957 ook vuil stortte, is aan al dat moois snel een eind gekomen. Zo heb ik bij mijn bezoekjes  nergens meer open water aangetroffen.

De oude Leukerbeek die door de Kootspeel loopt, is met een dam en een stuw afgesloten
De nieuw aangelegde  Leukerbeek is aan de westkant om de Kootspeel heen geleid.
De Kootspeel is in beheer bij Natuurmonumenten. Ze staat, samen met  de Moeselpeel, Roeventerpeel en Roukespeel, op het lijstje met TOP-gebieden in de Provincie Limburg. Hiermee worden de meest  verdroogde gebieden in de provincie bedoeld.  Om de verdroging een halt toe te roepen, is Waterschap Peel en Maasvallei o.a. in 2013 gestart met de herinrichting van de Leukerbeek.

Foto van april 2013. Deze afwateringssloot ten oosten van de Kootspeel is inmiddels ook gedicht. 
Om het water langer vast te kunnen houden en gebiedsvreemd water te weren, is de oude Leukerbeek afgesloten en een stuw gelegd en is een "nieuwe" Leukerbeek om de Kootspeel geleid. Ook de afwateringssloten en de sleuven uit de vijftiger jaren zijn afgesloten of gedicht en voeren geen water meer af.

Als deze oude wilg toch eens kon vertellen wat hij meegemaakt heeft!!!!!
Hoewel Natuurmonumenten zich er terdege van bewust zal zijn dat er het nodige nog moet gebeuren in de Kootspeel, heeft dit momenteel geen prioriteit. Ik kan me daar wel wat bij voorstellen, want het is niet te zeggen wat ze daar allemaal dan tegen zullen komen onder de afdeklaag. De broers Pruijmboom op het woonwagenkamp aan de andere kant van de Roermondseweg vertelden me, dat daar wel eens meer autowrakken zouden kunnen liggen dan op alle autosloperijen op de Roeventerpeel samen. Om maar te zwijgen van de industriële troep en huiselijk vuil dat daar jaar in jaar uit ongelimiteerd gedumpt is.

Daarom is het zo opvallend dat deze 115 jaar oude schietwilg (Salix alba) met een omtrek van 3,70 m. nog stand weet weet te houden. Hij staat in de directe nabijheid van de bezinkbekkens. De conditie van de boom is begrijpelijkerwijs echter matig. Ik heb Stichting Groen Weert op deze bijzondere boom geattendeerd en zij hebben, na een bezoekje aldaar, besloten om deze boom op hun Bomenkaart te plaatsen en de status monumentaal te geven.

Er zijn ondanks alles nog steeds mooie plekjes te vinden in de Kootspeel
Dat het echter ook een gebied is met "potentie" wil ik in de laatste post laten zien aan de hand van foto's, die ik tijdens mijn bezoekjes genomen heb.

zaterdag 17 mei 2014

Leuken en de Leukerbeek

In deze post wil ik wat dieper in gaan op de geschiedenis van Leuken en de betekenis van de Leukerbeek.
Leuken is niet echt gezegend met veel natuur. Dat is ongetwijfeld ooit anders geweest en ook af te leiden aan de naam; Leuken werd vroeger namelijk op oudere kaarten geschreven als (het) "Looyken".
Ook komen we namen tegen als "Locken" of “Loken”. Naar deze vormen van de naam te oordelen, moet het vroeger bosgebied (lo) zijn geweest. Ook het feit dat er in de Truyenhoek en Hads boerderijen lagen die nog uit de Laat-Middeleeuwen stamden en ‘boshoeven’ werden genoemd, duidt op bosgebied.

De buytennij Leuken, als Looyken vermeld, op een oude Ferrariskaart van 1777
Velen zullen de naam Leuken direct verbinden met de huidige parochie Leuken, maar zo is het niet altijd geweest. Leuken omvatte globaal genomen het gebied langs de huidige Overweertstraat en Leukerstraat met directe omgeving, de Roermondseweg met de Moesdijk tot aan de Trumpert en Roeventerpeel. Ook het Minderbroedersklooster, de Doolhof (waar een aantal "zwarte nonnen" of Zwarte Zusters van de H. Augustinus zaten, wier voornaamste bezigheid ziekenzorg, in het bijzonder van pestlijders, was) en het huidige Groenewoud, dat op de “Heuvaeker Akker” of het Leukerveld lag, werden bij Leuken gerekend.

Het gebied, inclusief Roeventerpeel, was grotendeels eigendom van de Prinsen van Chimay, de erfgenamen van de van Hornes. De laatste in de rij was prins Philippe-Gabriel. De Chimays bezaten in Weert een aanzienlijke hoeveelheid niet in cultuur gebrachte grond, waaronder moerassen, bos, turf- en heidevelden
De Franse Revolutie (Weert was toen deel van het departement van de Nedermaas) luidde het einde van de feodaliteit in; de heerlijke rechten, de tienden en de cijnzen werden afgeschaft. De bezittingen, die de prins resteerden, waren zijn onroerende goederen bestaande uit vijf molens, het kasteel, de Haeghe, de Leuker Wijers, bossen in het Weerter BosBakewell en de Roeventerpeel. Philippe-Gabriel vermaakte in 1804 deze goederen in Weert en ook die in Nederweert en Wessem bij testament aan zijn neven uit het huwelijk van zijn zus Marie-Anne-Gabrielle d'Alsace d'Hénin-Lietard. Zij was getrouwd met met Victor Maurice de Riquet, graaf de Caraman. De Caramans verkochten in 1841 al hun bezittingen (ruim 117 hectare) in de voormalige heerlijkheden voor de prijs van f 44.650,-. De gemeenten werden voornamelijk de nieuwe eigenaren.

Kadasterkaart van 1811-1832  met daarop de versnippering in kleine akkers en weilanden.
Het gebied rondom de stad Weert bestond tot in de 19e eeuw uit uitgestrekte aaneengesloten bouwland- complexen en woeste gronden. In de loop der eeuwen waren in dat landbouwgebied groepjes boerderijen ontstaan, die aaneengroeiden tot gehuchten of de zgn. "buytenijen" van de vrijheerlijkheid Weert.

Wanneer Leuken ontstaan is en de eerste bewoners zich er vestigden, heb ik niet te achterhalen, maar het behoorde ook van oudsher tot deze “buytenijen". Op oude kaarten zie je op Leuken hier en daar wat bebouwing, die zich vooral op de Truyenhoek, Hads en Klein Leuken aan de rand van de "Bemden" of "Bettemmer/Betmer Akker"  had ontwikkeld. Bemden of Beemden is het toponiem voor nat (weide/ hooi)land en Betmer komt van het Germaanse moor of mar, wat moerassig gebied, nat gebied, water betekent.
(Vergelijkbaar met bijvoorbeeld Bettmar/Bettmer bij het Duitse Hildesheim en Aalsmeer/Alsmer/Alsmar).
Ook "Kaaskamp" was een van oudsher nat en laaggelegen gebied, dat in gebruik was als grasland.
Kamp (het Latijnse woord campus) in de betekenis van: door grachten, sloten of heggen ingesloten percelen.

Rietpeel, die duidelijk lager ligt vanwege het weggraven van leem voor de huizenbouw.
Met weinig kosten werd m.b.v. afvoersloten het gebied drooggelegd en in weiland of hooiland veranderd. Bij een Inventariserend veldonderzoek in 2006 in Vrouwenhof (Leuken-Oost), vond men laat- en post- middeleeuwse perceelsgreppels en grote kuilen die mogelijk duiden op vroegere leem- en/of veenwinning.

Pake Pieëlke in 1959
Zo is o.a. de "Begeenepeel" ontstaan. In oude geschriften wordt vermeld dat deze "begiêne" de “Witte nonnen” of Witte vrouwen" (de Birgittinessen in de Maasstraat) zijn. In de volksmond is deze plas, later bekend geworden als het "Pake Pieëlke". Genoemd naar Korsten (de latere Weerter bakkers- familie) die daar vlakbij woonde en de bijnaam Paakske had. Toch jammer dat deze plas in midden jaren 60 van de vorige eeuw gedempt is.
In een vorige post over Leuken heb ik ook al vermeld dat de Rietpeel leem bevatte, die men gebruikte om zogenaamde zonnebekkers (stenen) te maken voor huizenbouw.

In de grotere met water gevulde turf- en/of leemputten, waarvan enkele tot vijvers waren ingezakt, kon men ook vis uitzetten. In de periode dat Weert deel uitmaakte van de Oostenrijkse Nederlanden (tot aan de Franse Tijd) was er in de heerlijkheid Weert bijvoorbeeld sprake van de 7 bunder (ha.) grote “Leuker Weijers” of Vijverbeemden met visvijvers . Deze lagen ruwweg tussen   Kraanweg  en de “weg van de Biest naar Leuken” (Leukerstraat). Ook de Begeenepeel en de ernaast gelegen "Aen het Weijer" werden voor dat doel gebruikt. Op de Ferrariskaart van 1777 zien we vlak bij het Schoorwater (Roeventerpeel) ook een visvijver met de naam "Op de Visheuvel". De Visheuvel lag aan het ca. 200 meter lange Poeldoorpad. Hier woonde in de jaren '50 Bongers en Drees Coolen, oftewel "Drees van Poel Door".

**Vis was in de middeleeuwen en lang daarna een belangrijke en goedkope voedselbron (denk aan de talrijke vasten- en onthoudingsdagen, waarop vlees verboden was). Vaak was dat karper. In kloosters kende men nog veel meer vasten- en onthoudingsdagen en was vis een belangrijk vervangingsmiddel van vlees. Deze werd gekweekt in wijers (de aangelegde vijvers), die hier in Weert e.o. door de heer van Chimay beschikbaar werden gesteld.

Het omheinde "Het Wilding" met toegangspoort
Het Wilding vanaf Hoefbemdenweg met links Vrouwenhof
.
.
"Het Wilding" ligt er verwaarloosd bij, maar is een oase van rust voor kleine dieren en vogels
De huidige woonwijk Vrouwenhof was voorheen een cultuurlandschap, dat rond 1900 grootschalig is ontgonnen en waarbij de van oorsprong woeste gronden zijn ontwaterd en verkaveld.
De Wildingsteeg met  "Het Wilding" (*wildinc,wildingue = "wilde plaats"), nu een recreatieperceeltje aan de rand van Vrouwenhof, is nog een herinnering aan de tijd dat hier sprake was van een woest gebied. Ook bevinden zich op dat perceel nog enkele kleine leemkuilen.

In het periodiek “ de Nieuwe Koerier” van 1938 wordt Leuken nog omschreven als " het stille gehucht met het wijdse landschap" en in 1948 was dat nog niet veel anders getuige de luchtfoto.

Leuken was nog steeds een voornamelijk agrarisch gehucht. In 1836 had het slechts 504 inwoners en is pas na de oorlog gaan groeien.
Qua oppervlakte is het kleiner geworden door onder andere de afscheiding van het gedeelte van de Biest en de afscheiding van Groenewoud.


Waterlopen zoals de Leukerbeek, Klein Leukerbeek, zijtak Leukerbeek en lossingen zoals Rietpeellossing hebben een grote rol gespeeld in het waterbeheer en waren zowel waterbergend als waterafvoerend.
Met name de Leukerbeek, komend vanaf de Doolhof was het gehele jaar watervoerend, met voeding van water uit de Bocholterbeek en later de Zuid-Willemsvaart, om zo onder andere de visweijers, de poelen en de gracht bij hoeve de "Lieve Vrouwenhoef" van voldoende water te voorzien. In de laag gelegen gebieden werd het water via de Leukerbeek afgevoerd naar de Roeventerpeel.

Klein Leukerbeek met op de achtergrond het Wilding en de huidige Vrouwenhof (li.)
Leukerbeek vanaf woonwijk Vrouwenhof met links Het Wilding

Afvoer van het water richting Leukerbeek bij de huidige woonwijk Vrouwenhof 

Achter- en zijkant van boerderij Vrouwenhof  (foto van 1938)
De wijk Vrouwenhof is genoemd naar de voormalige O.L. Vrouwenhof, een carrévormige hoeve met een oprijlaan met aan weerszijden Italiaanse populieren, die was omgeven door een brede gracht. Het landgoed had een oppervlakte van ruim 22 hectare en lag in de toenmalige “Bemden” (later Kaaskamp).
 
Op 20 december 1659 werd de familie Costerius de Boschofen tegen betaling van 900 pattacons (ofwel ruim 3600 gulden) door vrouwe Magdalena van Egmont, de erfgename van de graaf van Horne en prinses van Chimay, beleend met de Hoeve Vrouwenhof. Bij de hoeve hoorde bovendien het nabij de Moosdijk gelegen "Vrouwenbosken" met een grootte van enkele hectaren. Onbekend waar dat ligt/lag.
Nadat Johan Costerius (1609- ca. 1677) in 1637 door Magdalena  benoemd was tot rentmeester van het land van Weert, Nederweert en Wessem, volgde in 1654 zijn benoeming tot schout (scholtis) en werd hij 5 jaar later eigenaar van Vrouwenhof.  Hij was getrouwd met de Bossche Maria van Ham. Het echtpaar kreeg 4 kinderen. De katholieke Costerius was in 1637 met zijn gezin uit Den Bosch naar het Spaans- katholieke Weert gevlucht, nadat die stad was ingenomen door de protestantse Frederik Hendrik. In Den Bosch bekleedden de leden van de familie ook al hoge bestuurlijke functies. Zijn vader was bijvoorbeeld meester in de rechten en advocaat in die stad.

Als schout kreeg Johan (Jan) Costerius het voor het zeggen in Weert en omgeving. Hij was niet alleen de vertegenwoordiger van de Chimays , maar ook openbaar aanklager, officier van justitie en uitvoerder van vonnissen. Verder benoemde hij de burgemeesters en schepenen en zorgde hij als rentmeester voor de inning van gelden en goederen voor zijn heer. De familie Costerius had behalve de Vrouwenhof nog grote stukken grond van Leuken in bezit, waaronder de Roeventerpeel. Verder hadden ze nog onder andere Scholtissenhof bij de latere IJzeren man, landgoed de Krang in Swartbroek,  meerdere visvijvers en vele hectaren grond in met name Altweert (het latere Altweerterheide, Keent en Moesel) in bezit.

Landgoed Vrouwenhof fungeerde in de roerige 17e en de 18e eeuw als schans als roversbendes en plunderende soldaten de omgeving onveilig maakten. De meeste schansen in Weert dateren uit de jaren dertig van de zeventiende eeuw. Wat betreft de schans bij hoeve Vrouwenhof is bekend dat bijvoorbeeld op 7 juli 1634 de lokale bevolking werd aangezegd  "om den hof te Luyken  op te graven ende te beschansen". Ze moesten een gracht graven en met behulp van "musaerden, tilen en rits" ( houten vlechtwerken en zoden) een "fortificatie" maken. Water voor de gracht werd via de Leukerbeek aangevoerd.
Vooral in de zomer was daar aanvoer van water via de Bocholterbeek/Leukerbeek een welkome aanvulling om het waterniveau in de gracht op peil te houden. Dat gold ook voor de verderop hoger gelegen akkerlanden in tijden van droogte. In latere jaren had de gracht geen functie meer en stond vak (meestal) droog. 
De door Beenders verbouwde boerderij met rechts een aanbouw (jaartal onbekend)
De pachtboerderij is in 1893 door de nazaten van Costerius verkocht. In 1916 kwam de familie Beenders er te wonen. De boerderij is uiteindelijk in 2006 ten behoeve van de nieuwe woonwijk gesloopt. De wijk kreeg uiteraard de naam "Vrouwenhof". 
Tegenwoordig zijn de beken in het gebied van minder belang. Vanwege cultuurhistorische gronden (behoud van de natuurlijke waterloop en de gracht) heeft men bij de aanleg van de nieuwe woonwijk  de gracht en waterpartijen terug laten komen.

Leukerbeek en Klein Leukerbeek (re.) komen samen
Het benodigde water wordt daarvoor nu weer aangevoerd vanaf het kanaal, via de Doolhof en de Noordervijver. Een dam  houdt het water in de Vrouwenhof op het gewenste peil en het teveel aan water wordt via de Leukerbeek afgevoerd. Verder stromend door de Beemden naar de Roeventerpeel is de Leukerbeek dus vooral waterafvoerend. Dit geldt ook voor de andere genoemde beken en lossingen die bij de Hakke samenkomen met de Leukerbeek.


Ook via de Klein Leukerbeek in de Truyenhoek, met de inlaat bij de vroeger bekende boerderij van de familie Verwijlen  bij "Paol 60" (vlakbij de huidige milieustraat), wordt nu nog bij tijd en wijle voedselrijk kanaalwater ingelaten.

Buurtschap Truyenhoek, tussen de vroegere buurtschappen Leuken en Roeven, was vroeger een groepje boerderijen op de grens van Weert en Nederweert. De boerderijen aan de westkant van de Truyenhoekweg hoorden bij Weert, die aan de andere kant bij Nederweert.  In de jaren '60  tot '65 zijn ze afgebroken vanwege de rioolwaterzuiverinstallatie. De gemeentegrens tussen Weert en Nederweert is later aangepast bij de aanleg van de A2.

Na de aanleg van de Zuid-Willemsvaart (1825/1826)  zijn er grote betonnen palen langs geplaatst. Daarin werd het kilometergetal gebeiteld. Dichtbij de plaats van de oude gemeentegrens van Weert en Nederweert stond de paal met kilometerstand 60.  De 60 betekent dat het vanaf Maastricht (het begin van de Zuid-Willemsvaart) tot daar 60 km. is. Dat is precies op de helft van het 120 km lange kanaal dat van Maastricht naar Den Bosch loopt. In de volksmond is deze plek bekend als "Paol 60". Deze naam is tussen de beide wereldoorlogen bekend (en berucht) geworden vanwege de boter- en suikersmokkel tussen Nederland en België. Ter hoogte van die paal, met aan de overkant o.a. landgoed Caelen, 't Heufke, de Kloës en café Overmans (de “Halve Maan”) hadden de smokkelaars namelijk een geheim oversteekpunt.

Zijtak Leukerbeek bij Achterstestraat is van geen  betekenis meer
Leukerbeek stromend naar Roeventerpeel

Een dam houdt de afvoer via de oude Leukerbeek tegen
De nieuw aangelegde Leukerbeek is om het gebied geleid
Bij de Hakkeweg komen de verschillende beken bij elkaar en voeren het water af richting Roeventerpeel. Om te voorkomen dat het verrijkt kanaal- en landbouwwater in de Roeventerpeel komt, is de oude beek met een dam afgesloten en stroomt het water, samen met de omgeleide Einderbeek, aan de buitenkant van het gebied richting Roermondseweg. Vandaar gaat het via de Kootspeel en Roukespeel richting A2 en mondt daar uit in de Tungelroyse beek.

Afgelopen jaar (2013) is door eigenaar Natuurmonumenten en het Waterschap een nieuwe slingerende beek over een lengte van ca. 1750 m aan de noordrand van de Roukespeel gelegd. Het inrichtingsproject was er op gericht om de verdrogingsproblematiek een halt toe te roepen, de natuurwaarden in en langs de beek te verhogen door een gezond, schoon en ecologisch goed functionerend beeksysteem te creëren en het eigen (kwel)water en regenwater langer in het gebied vast te houden.
Over deze herinrichting en omleiding van de Leukerbeek bij de Roukespeel heb ik al eerder iets verteld.

woensdag 26 maart 2014

Rietpeel in Leuken.

In vorige blogs heb ik het al gehad over venherstel, maar dan hebben we het toch over iets anders dan het kleinschalig herstel van de (kleine) poelen. Weert is altijd rijk aan “pieëlkes”, “koêle” en "kuûlkes" geweest.
Vanzelf ontstaan of gegraven in de laagten, waren deze waterrijke gebieden van belang voor met name amfibieën en vogels. Van belang vanwege de gevarieerde flora en rijke fauna en vanwege de rust die er meestal heerste. Ik kan me echter ook nog goed herinneren dat, ondanks de zomerse hitte, het raam vaak dicht moest, omdat ik als kind niet in slaap kon komen vanwege het gekwaak in de nabij gelegen poeltjes.

Het laaggelegen "Pieëlke” aan de Rietpeel te Leuken
De deels volgestorte poel is beplant met berken en eiken
Ook herinner ik me nog de gegraven brandkuilen zoals “Speikkoel” en “Vuulderskoel”. Deze hadden in feite meerdere gebruiksdoeleinden; als eerste natuurlijk om bluswater bij de hand te hebben, maar ook voor bijvoorbeeld het  wassen, vollen en naspoelen van de wol, het “wateren” of “weteren” van hout, om de was te spoelen en de melk in de melkbussen koel te houden. Omdat ze via de waterlossingen van water uit de Zuid-Willemsvaart werden voorzien, zat er ook vis in en was het voor de jeugd een ideaal viswater. Vanwege het (nog) zuivere water, de weelderige groei van planten, de bomen en struiken er omheen, waren die brandkuilen een ideaal biotoop voor kikkers, padden en salamanders en talloze soorten insecten zoals vlinders en libellen. Jammer dat die in het verleden dichtgegooid zijn.

Op het eerste oog is er niks mis met 't Pieëlke...
Vroeger lag er ongeveer in elk weiland wel een (vaak door de mens gevormde) poel, die gebruikt werd als drinkplaats voor het vee. Vooral voor kikkers, padden en salamanders was dit soort poelen belangrijk.
Veel van deze vennetjes en poelen zijn helaas de afgelopen decennia ook gedempt, omdat ze “overbodig” waren vanwege schaalvergroting van de landbouw en ruilverkaveling, of ze werden als stortplaats voor puin en huishoudelijk afval gebruikt. Het water en de oorspronkelijk voedselarme bodem van de nog overgebleven vennen en poelen, zijn nu vaak verrijkt met voedingsstoffen, met name met fosfor en stikstof. Dit vanwege vermesting of overbemesting (eutrofiëring) van de omliggende landbouwgrond.

Hoewel Patric Haex uit Stramproy als voormalig vrijwilliger van Natuurmonumenten in 2004 trots
in Dagblad de Limburger vertelde dat hij in Weert e.o. 66 “juweeltjes” had geïnventariseerd, waren toen al veel van deze “koêle” verdwenen of lagen te verpieteren. Omdat Natuurmonumenten en andere milieu- groepen het belang van deze doorgaans kleine biotopen zijn gaan inzien, zie je gelukkig her en der weer meer nieuwe poelen verschijnen en er is onderhoud, maar of het ooit weer zo wordt als vroeger valt te betwijfelen, omdat de (leef)omstandigheden danig veranderd zijn.


Een voorbeeld hoe het in elk geval niet moet, trof ik onlangs aan bij de "Rietpeel" of 't “Pieëlke” in Leuken (tussen Kraanweg-Schoorweg). Het lag tot oktober 1969 trouwens nog op Nederweerts grondgebied. Bij de aanleg van de autosnelweg vond er tussen beide gemeentes grondruil plaats en kwam bijvoorbeeld het Weerterbos op Nederweerts grondgebied en kwamen percelen zoals Kampershoek en Rietpeel op Weerter grondgebied te liggen.

Ook de Rietpeel is geen natuurlijk pieëlke, maar een door menselijk handelen ontstane poel. Vroeger werd het gebied bij de Rietpeel in de volksmond “de Steînove” genoemd.

muurtje van veldbrandsteen en "zónnebekkers".
De grond bevatte daar namelijk leem, die vroeger door de mensen uit de buurt is uitgegraven om stenen van te maken. In veldoventjes werden ter plaatse stenen gebakken of te drogen gelegd. Vandaar die naam. Deze stenen werden niet altijd gebakken, maar de leem, die vermengd werd met roggemeel en haver, werd  meestal in mallen te drogen gelegd om er zogenaamde “zónnebekkers” van te maken. Een zónnebekker is dus een steen die niet gebakken werd, maar gedroogd is door de zon. Het roggemeel en de haver zorgden voor de stevigheid. Het is echter een vrij zachte ruwe steen, die daarom meestal alleen werd gebruikt voor de binnenmuren van de huizen. De leem werd ook gebruikt om er het tenen vlechtwerk van bijvoorbeeld schuren en schaapskooien mee te bestrijken en om dorsvloeren mee aan te leggen.

Eind jaren zestig heeft een slopersbedrijf puin van de failliete Weerter Luciferfabriek in de poel gestort. Illegaal welteverstaan... De Gemeente Nederweert heeft de demping daarom stop laten zetten en de sloper opgedragen het puin op te ruimen. Om de een of andere reden (waarschijnlijk door de nieuwe herindeling tussen Weert-Nederweert op 5 oktober 1969) is dat over het hoofd gezien en nooit gebeurd. Er is wel aarde op aangebracht en er zijn eiken en berken aangeplant. Op dit moment zie je er ook de vlier en de wilg groeien.


Door de (over)bemesting van de landbouwgrond is het stilstaande water voedselrijk (eutrofiëring door fosfor en stikstof). Een teveel aan voedingsstoffen zoals stikstof tast de soortenrijkdom van planten aan en leidt ertoe dat plantensoorten die goed gedijen op arme gronden worden verdrongen door soorten die meer stikstof nodig hebben. Grassen en brandnetels die veel stikstof gebruiken, hebben andere plantensoorten verdrongen. De er naast gelegen Kraanlossing wordt door een landbouwer gebruikt om huishoudelijk afvalwater op te lozen. In het Weerter dialect is dit een “ziêp”. Ook dit is niet erg bevorderlijk.

Hoewel ik er wat kikkerdril aantrof en er een meerkoetje en een paar grauwe ganzen rondzwommen, is hier weinig eer te behalen. Een ontwikkeling die je als natuurliefhebber niet graag ziet.

dinsdag 30 april 2013

Venherstel

Weert is altijd rijk aan vennen of “pieëlkes” geweest. Ontstaan in de laagten, waren deze waterrijke gebieden van belang voor met name amfibieën en vogels. Van belang dus vanwege een gevarieerde flora en rijke fauna, ook al vanwege de rust die er meestal heerste. Veel van deze vennetjes zijn helaas de afgelopen decennia verdwenen, gedempt omdat ze “overbodig” waren, met name ook vanwege schaalvergroting van de landbouw en ruilverkaveling, of ze werden als stortplaats voor puin en huishoudelijk afval gebruikt. De versnelde afvoer van water, is ook geen goede ontwikkeling geweest en zorgde voor drooggevallen vennen die uiteindelijk verzandden en dichtgroeiden.

vennetje bij het Blaakven
Het meestal van oorsprong matig voedsel- rijke (kwel)water en voedselarme bodem van de vennen, zijn nu vaak verrijkt met voedingsstoffen, met name met fosfor en stikstof. Dit wordt eutrofiëring genoemd.
Dit vanwege vermesting of overbemesting van de omliggende landbouwgrond.

Een teveel aan voedingsstoffen zoals stikstof tast de soortenrijkdom van planten aan en leidt ertoe dat plantensoorten die goed gedijen op arme gronden worden verdrongen door soorten die meer stikstof nodig hebben. Er is sprake van “vergrassing” van natuur- gebiedjes. Grassen die veel stikstof gebruiken, verdringen andere plantensoorten. Gevolg is dat het ecosysteem wordt aangetast.
Dit zie je bijvoorbeeld in een bosvennetje bij het Blaakven, gelegen vlakbij het gelijknamige horecabedrijf. Omgeven door hoge sparren is er van een ven, dat vroeger ook dienst heeft gedaan als brandkuil, in mijn ogen geen sprake meer.
Hoewel ik toch nog 2 eenden aan trof op de plas van zo’n 10 m. doorsnee, was hier (wat mij betreft) geen “leven” meer in dit vennetje te bespeuren. Het is letterlijk en figuurlijk ten dode opgeschreven, of is het al.

Paddenpoel bij "Bakewells Pieëlke"
Zo zijn ook de talloze natuurlijk gevormde poelen, die je vroeger overal zag en vaak gebruikt werden als drinkplaats voor het vee, verdwenen. Je ziet ze her en der weer verschijnen, omdat Natuurmonumenten en andere milieugroepen het belang van deze doorgaans kleine biotopen zijn gaan inzien. Vooral voor kikkers en padden zijn dit soort poelen belangrijk.

Persoonlijk vind ik dit soms te “gemaakt” en soms is het dan ook geen succes, omdat de omstandigheden in de nabije omgeving niet optimaal zijn voor een goede ontwikkeling. Dat is trouwens niet het geval met de poel op deze foto. Omdat er een aantal geschikte poelen aangelegd zijn in de omgeving van het "Bakewells Pieëlke", kan de populatie kamsalamanders zich hier namelijk handhaven en breidt zich zelfs langzaam uit.

Sarsven in de gemeente Nederweert
Momenteel zijn in het Kempen-Broekgebied in Weert en ook in de gemeente Nederweert tal van initiatieven op het gebied van venherstel. Denk maar aan de Banen, de Kwegt, Schoorkuilen en Sarsven in Nederweert. Het meest geslaagde voorbeeld van deze vorm van natuurherstel is wat mij betreft het Sarsven. Het nagenoeg dichtgegroeide en dichtgeslibde Sarsven is door het Limburgs Landschap en Waterschap Midden-Limburg nog niet zo lang geleden opgeschoond en de voedselrijke humuslaag is verwijderd. De herstelmaatregelen hebben al snel geleid tot een spectaculaire terugkeer van tal van (zeer) zeldzame planten en dieren. Dit is zoals je het graag overal zou willen zien.

Ook in het Weerterbos heeft men het herstel van enkele vennen de afgelopen jaren voortvarend aangepakt. Te denken valt aan het Koolespieëlke, Kleinven, Grootven en Rietven. Dan zijn er natuurlijk de vennen in Roukespeel en Roeventerpeel. In het IJzerenmangebied vind je het Geurtsven, Eendenven, Zwanenven en het minder bekende kleine Koorsven. Het kleine "Bakewells Pieëlke", gelegen tussen spoorweg en autoweg, heeft men ook in 2011 onder handen genomen. In mijn volgende blog wil ik hier wat meer over vertellen.
"Koolespieëlke in het Weerterbos"
Koorsven in het IJzerenmangebied
"Bakewells Pieëlke"

Blogarchief