Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


Posts tonen met het label Staatsbosbeheer. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Staatsbosbeheer. Alle posts tonen

donderdag 26 september 2013

Hoe de Groote Peel "gemaakt" werd.

Zoals eigenlijk elk landschap in ons land door menselijk ingrijpen is "gemaakt", is dat ook het geval met de  Groote Peel. In mijn vorige post  heb ik er al een en ander over verteld, maar in deze post wil ik de nadruk vooral leggen op de verschillen die door dit menselijk ingrijpen aan weerszijden van de provinciegrens te zien zijn. Dit vanwege de manieren van vervening; handmatig of machinaal, klein- of grootschalig.
Op deze historische kaart van 1892 is dit verschil al goed te zien. De huidige grote plassen zijn er nog niet, maar de provincie- grens, ook wel Het Bescheid of Astensche Moost- scheiding genoemd, vormt wel al duidelijk zichtbaar de grens tussen 2 verschillende landschappen in wording.
Het Limburgse deel, ten zuiden van Het Bescheid, is grotendeels door particulieren met de hand verveend, waardoor een groot areaal kleinere veenputten aanwezig is. In tegenstelling tot wat de naburige gemeentes besloten (grote oppervlaktes van de peelgronden verkopen en/of verpachten aan de gebroeders van de Griendt), heeft de Gemeente Nederweert in 1863 namelijk kleine percelen van deze "gemene gronden" aan particulieren verpacht of verkocht. Vandaar dat de vervening aan Limburgse kant kleinschalig is gebleven en die aan Brabantse kant grootschalig.
Voor het vervoer van de turf met karren, werden ongeveer elke 200 meter Peelbanen uitgespaard. Links en rechts daarvan lagen 10 tot 20 eigen, of jaarlijks gepachte, turfveldjes, waar veenputten (boerenkuilen of eendagsputten genaamd) van verschillende grootte en vorm ontstonden. Veel van die veenputjes waren het resultaat van één dag werk. Als je de volgende dag terug kwam kon je pech hebben en was de put helemaal vol water gelopen. Je kon dan beter met een nieuwe put beginnen.
Op de meeste plaatsen waren die weer binnen een aantal jaren dichtgegroeid met veenmos. Op de historische kaart van 1892 is deze puttenstructuur heel duidelijk waar te nemen.
Tegenwoordig zijn de sporen van de peelbanen nog goed zichtbaar, maar de puttenstructuur is door het dichtgroeien en erosie meestal niet (meer) te zien.
10e Baan aan Limburgse kant
veenputten aan de 3e Baan
Kleine plassen ontstaan door kleinschalige turfwinning in het Limburgse deel
Zo gebeurde het aan Brabantse kant oorspronkelijk ook. Maar sinds 1853 werd de Peel daar vooral bedrijfs- matig ontveend en ontgonnen door de Bossche broers Jan en Nicolaas van de Griendt.  
Bij acte van 2 Juli 1853 hadden de gebroeders voor dat doel van de gemeente Deurne 610 H.A. hoogveen gekocht. In 1856 werd de „Maatschappij tot ontginning en vervening der Peel, genaamd Helenaveen" opgericht.  
kleinschalige exploitatie aan de Limburgse kant

kleinschalige exploitatie aan de Limburgse kant
grootschalige exploitatie aan de Brabantse kant
Als gevolg van splitsing van de bedrijfsleiding en onderlinge ruzies, werd in 1885 ook de "NV My van de Griendts Land-exploitatie", kortweg "Maatschappij Griendtsveen", opgericht, die begon met industriële vervening.  Er werd 300 H.A. van de gemeente Horst bijgekocht en in 1889 kocht Maatschappij Griendtsveen nog eens 550 ha. van de gemeente Asten. In 1913 werd 140 H.A. van de gemeente Helden gekocht en in 1918  nog eens 600 H.A. van Sevenum. Getallen die je doen duizelen............
 
Door de machinale vervening van met name het Brabantse deel is er nauwelijks meer een puttenstructuur aanwezig. Het gebruik van de Peel veranderde vanaf toen drastisch. Voor afwatering en afvoer van de turf werd een strak patroon van vaarten, vaartjes en kanalen gegraven. De bekendste zijn Helenavaart, Griendtsveens Kanaal en Astensch Peelkanaal. Omdat de gemeente Deurne zijn eigen "Gemeentelijk Veenbedrijf" had, hebben ze het Kanaal van Deurne moeten graven. Maatschappij Helenaveen stond namelijk niet toe, dat ze afwaterden op de Helenavaart.
Door de grootschalige turfwinning ontstonden later grote waterplassen zoals Aan het Elfde, Steltloperven en het ven op de Filosche Peel. Die zijn nu (ook vanwege de rust in het gebied) een waar vogelparadijs en trekpleister voor vele vogelsoorten.
8e Vaartje aan de Brabantse kant
Aan 't Elfde
Grote  plassen, als het  Steltloperven, door grootschalige turfwinning in het Brabantse deel
Om van veen turf als brandstof te maken, had men zwartveen (van fijnbladige veenmossen) nodig, dat zich onder de bovenste veenlaag bevond en verder verteerd was. Van de bovenste veenlaag, ook wel bolster, bonkaarde,grauwveen of vale turf (van grofbladige veenmossen) genoemd, werd strooisel gemaakt. Het strooisel werd in eerste instantie vermengd met zandgrond, om zo het water beter vast te kunnen houden en geschikt te maken als landbouwgrond. Deze veenkoloniale grond noemt men dalgrond.
Behalve dat deze gronden voor boekweitcultuur, die toentertijd overal in de Peel werd bedreven, werden aangewend, verturfde men aanvankelijk gewoon en ontstond er ongeveer 250 H.A. goede dalgrond, waarop kleine tuinderijen en boerderijen (20—40 H.A.) werden gesticht.

Dat strooisel bleek door de eigenschap om goed vocht op te kunnen nemen, echter ook geschikt te zijn voor gebruik in bijvoorbeeld de paardenstallen van met name de W.Europese legers en trammaatschappijen. Het werd ook gebruikt in particuliere stallen.
Toen de turfstrooiselindustrie in ongeveer 1880 tot grote bloei kwam en omdat het hele jaar door werd gewerkt, bleef de ontginning achterwege. Voor deze tak werd o.a. in 1885 van de gemeente Horst nog eens 410 H.A. veengrond gekocht en een jaar of tien later nog eens 700 H.A. gepacht tegen een prijs van ƒ 4,— per jaar en per bunder voor de tijd van 50 jaar met 50 optiejaren, met het recht om het bovenveen af te graven voor turfstrooisel.
Met machines werd het turf gewonnen en een drijvende turfstrooiselfabriek verwerkte het grauwveen tot turfstrooisel. Op de historische kaart is de plek aangegeven. In 1896 werd zelfs een vaste turfstrooiselfabriek gebouwd. De veenkolonies Griendtsveen en Helenaveen (genoemd naar de vrouw van een van de broers) herinneren nog aan deze periode. Ook kleinere ondernemers gingen zich met de turfgraverij bezighouden.

Het resultaat van deze grootschalige vervening was, dat het "goud der Peel" in minder dan 100 jaar vrijwel geheel werd afgegraven. Daar staat tegenover dat talloze kerkdorpen rond de Peel hun opkomst aan de veenexploitatie te danken hebben. De arme mensen rond die veenkoloniën, die in de slappe tijd als werklozen voor 40 cent per dag werk vonden bij bijvoorbeeld de aanleg van gemeentebossen keken verbaasd op, toen hun in de tachtiger jaren ƒ 1 . — geboden werd bij de turfgraverij en turfstrooiselfabricage. Honderden arbeiders legden daarmee een spaarpotje aan, dat gebruikt werd voor de aankoop van een lapje hei (de prijs was ongeveer ƒ 40,— per H.A.) en het bouwen van een eigen woning. In de vrije tijd werd steeds weer een stukje ontgonnen en zo konden ze zich opwerken tot boeren en boertjes. Vooral de grove tuinbouw heeft er later veel welvaart gebracht. En dat hadden ze toch te danken aan dat "oord van verschrikking".

Toen grote gebieden waren afgegraven en de turfwinning niet meer rendabel werd (turf heeft het na 1930 definitief verloren van steenkool), ging men over tot ontginning van de afgegraven delen. De aanvankelijk voor de landbouw waardeloze zandgronden, werden met kunstmest geschikt gemaakt voor weilanden, akkers en bos (o.a. het Lumme Buske).
Lumme Buske; het hoogste punt van de Groote Peel
IJslandse paardjes zorgen voor de begrazing
kaart van de Groote Peel met een aantal veldnamen
Het cultuurhistorisch verveningspatroon, met name de peelbanen en veenputten in het Limburgse deel en de vaarten en plas- sen in het Brabantse deel van het reservaat, is zo uniek dat het behouden moet blijven. De historie van de turfwinning en ander gebruik van het veen, vind je ook terug in de vele veldnamen zoals 't Eeuwige Leven, Aan ’t Elfde, Koe- uier,  Gevlochtsche Baan, 3e -, 6e vaartje, In ’t Broek, Roerdompven.

Aan Limburgse kant deed men niet zo "moeilijk": Het gebied was verdeeld in banen, die men nodig had voor het transport van de turf en men noemde die Meerbaans- blaak, Grote - en Kleine Oalebaan, Heinenbaan, Mussenbaan, maar ook gewoon 1e, 2e, 3e t/m 16e baan.

Hoe men aan die namen kwam, is mij niet altijd duidelijk. Toch kan ik er een aantal verklaren. Zo is "blaak" afgeleid van het Zuidnederlandse woord "blak" dat "rustig water" of "onder water staand land" betekent, maar ook van het Middelnederlandse woord "blec" dat de betekenis heeft van ´land dat even boven het water uitkomt´. Het Weerter dialectwoord voor blank staan (onder water staan) is ook blaak. Mussenbaan heeft niets met mussen te maken. Woorden met muis, moos, mus en ook het Weerter woordje "moeëst" tref je vaker aan in de Kempische toponymie en plaatsen als Valkenswaard en Schijndel. Een straat in Weert heet "Mussenberg". In het Belgische Bocholt heet een gebiedje de "Muisputten". Ze verwijzen allemaal naar slijk, modder of moeras. "Koe-uier" verwijst naar de vorm van dat stuk land en "Oale" is de bijnaam van een familie, die haar perceel/percelen? bij die baan had.
Deze namen waren toen in elk geval voor de mensen onmisbaar in het dagelijks leven. Zo konden ze elkaar de weg wijzen en vertellen waar ze heen gingen of vandaan kwamen, waar iets te vinden was, of waar hun eigendom lag.
Dit schilderij laat ons goed zien hoe de Peel er rond de eeuwwisseling uit zag.
Dat de mensen er toen onder vaak erbar- melijke omstandigheden woonden en werkten, moge wel duidelijk zijn. Het schilderij van Willem Cornelis Rip, dat onlangs gekozen is tot mooiste Limburg-schilderij, laat iets van deze barre leef- omstandigheden zien.

Ik hoop dat je door de posts over de Groote Peel wat meer inzicht hebt gekregen in het waarom, het hoe en het wat. Mogelijk dat je met andere ogen kijkt, als je dit prachtig natuurgebied bezoekt. In mijn laatste post over de Groote Peel, wil ik in het kort nog iets vertellen over de huidige situatie.

donderdag 19 september 2013

De Groote Peel

Vanaf 1951 werden delen van de Groote Peel aangekocht door Staatsbosbeheer en sinds 1993 heeft het de status van Nationaal Park. In Nederland zijn twintig Nationale Parken. Nationaal Park de Groote Peel is één van de laatste, grotendeels ontgonnen hoogveengebieden en één van de 161 gebieden in Nederland die toegewezen zijn als Natura 2000 gebied. Natura 2000 is een Europees natuurbeschermingsproject, waarin invulling wordt gegeven aan de verplichtingen die voor Nederland voortvloeien uit de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. Binnen Nederland wordt de Ecologische Hoofdstructuur  het belangrijkste netwerk. In een eerdere blog heb ik al een en ander over het grote belang van dit netwerk verteld. Alle Natura 2000-gebieden liggen binnen de EHS.

de Peel, op basis van oude Tranchotkaarten, met huidige plaatsen.
Het voormalige hoogveengebied is een restant van de Peel, een grotendeels verdwenen 30.000 ha. groot gebied op de grens van N.Brabant en Limburg. Voor de betekenis van * Pedelo, het toponiem van peel, zijn veel verklaringen te vinden.

In Tijdschrift de Maasgouw, 1964/aflevering 1, geeft A. Schrijnemakers hierover een hele uiteenzetting.
Al de gegevens samenvattend, komt hij tot de volgende conclusie: * Pedelo = een "Bos met sponsachtige open plekken". Kortweg: "Veen-bos".

De Peel moet oorspronkelijk een gebied met ongeveer een lengte van 40 km en een breedte van 7 à 8 km zijn geweest!!! Het liep van Grave richting Weert en dan door tot het Belgische Neerpelt en Overpelt. Neerpelt betekent "laag peel", Overpelt betekent "hoog peel". Het moet toen een zeer ondoordringbaar gebied zijn geweest. P.E. de la Court, landdrost van Brabant,  omschreef het in 1841 als volgt: “Alle de woeste gronden, onder den algemeenen naam van "Marais de Peel" bekend, strekken zich in lengte uit tot tenminste elf en een half uur gaans, en in de breedte bij doorsnijding van twee tot vijf uren, zonder dat deze ruimte wordt afgebroken door eenigen tusschenliggenden bebouwden grond. Het is een akelige en eentonige woestenij, noch boom, noch struik verlustigt het oog”.

Door turfwinning en de daarop volgende ontginning tot landbouwgrond, is het grootste deel van dit hoogveengebied verdwenen. Wat overbleef is nog ongeveer 4000 hectare. De Peel bestaat nu nog slechts uit “eilandjes” omringd met een door mensen gemaakt landbouwgebied.
Nationaal Park De "Groote Peel",  ligt op het grond- gebied van Asten, Meijel en Nederweert en is zo'n 1400 hectare groot.(waarvan 640 ha. in de gemeente Nederweert). Op Limburgs grondgebied spreekt men van  "Ospelse Peel" en aan de Brabantse kant van de grens heet het "Astense Peel".
De andere hoogveengebieden die nog over gebleven zijn, zijn de Deurnesche Peel en de Mariapeel.

Dit is de turf waar het zo'n 150 jaar geleden om te doen was

Huidige situatie van Nationaal Park de Groote Peel
Zo'n duizend jaar geleden zijn de bewoners rondom de Groote Peel begonnen met turfwinning op kleine schaal en voor eigen gebruik. Turf is gedroogd (zwart)veen, ontstaan uit fijnbladige veenmossen. Ze staken de turven als brandstof voor verwarming en om te koken.

Ongeveer 150 jaar geleden had De Groote Peel nog overwegend hoogveenlandschap: een relatief hoog ge- legen, bijna boomloos, bultig moeras. Maar ook droge gebieden met heide op een zandrug, o.a. de Amsloberg. Pas door de grootschalige turfwinning in de periode 1850 - 1930 en de daarop volgende ontginning tot landbouwgrond, is het grootste deel van dit hoogveen- gebied verdwenen. Omdat hout als brandstof schaarser werd, werd turf nl. een belangrijke brandstof (zowel voor privégebruik als voor de industrie). In de jaren na 1880 werd het vooral ook gebruikt als turfstrooisel.

Dijk met links het Steltloperven en rechts Aan 't Elfde
De 'littekens' door deze vervening hebben gezorgd voor variatie in het natuurlandschap: water, moeras, heide, velden vol pijpenstrootje, zandbulten en kleine stukjes bos. Terwijl het winnen van de turf aan Brabantse kant vooral bedrijfsmatig gebeurde, werd dit aan aan de Limburgse kant van de Astensche Moostscheiding niet zo grootschalig aangepakt. Daardoor zie je nu 2 verschillend “gemaakte” wijde- en weidse vergezichten en natte en droge natuurlandschappen in De Groote Peel.
In mijn volgende blog vertel ik wat meer over het ontstaan van die verschillen.

Bescheid of Astensche Moostscheiding, met rechts de grote plas "Aan 't Elfde"
Door deze bijzondere natuur is er een grote verscheidenheid aan flora en fauna. De Groote Peel is vooral van groot belang voor watervogels; er broeden een kleine honderd vogelsoorten en talloze trekvogels strijken er voor langere of kortere tijd neer in voor- en najaar. Vandaar dat het park ook een internationaal erkend 'wetland' is. (de aanwijzing is geschiedt op basis van een internationaal verdrag; de Ramsar-conventie).
De maatregelen die Staatsbosbeheer neemt, zijn niet alleen gericht op het vasthouden van het water, maar ook op handhaven van de rust in het gebied en voorkomen dat het dichtgroeit met bomen en struiken.

zondag 25 november 2012

Moeselpeelrand in bloei

Aan de rand van Weert ligt natuurgebied de Moeselpeel. Een natuurgebied van 90 ha dat zich op 2 à 3 km ten zuidoosten van het centrum van Weert bevindt. Het is in bezit van Staatsbosbeheer en het Limburgs Landschap.

De Moeselpeel is geen opzichzelfstaand natuurgebied. Het staat in verbinding met de Kootspeel en Roeventerpeel die in het noordoosten aansluiten aan dit laaggelegen gebied. Door die gebieden stroomt ook de Leukerbeek in zuidwestelijke richting, om vervolgens naar het oosten af te buigen. Zodoende staat de Moeselpeel ook in verbinding met natuurgebied de Roukespeel in de Krang

De Moeselpeel dankt zijn naam aan het naburige buurtschap, tegenwoordig de wijk Moesel.
Moesel is een verbastering van het dialectwoord ‘moeëst’ dat moeras betekent en "sele" Het toponiem sel(e) verwijst naar het Oudgermaanse sala: een woning, nederzetting of beschutting. Hier bevond zich vroeger ook een schans. Dit was een zandbult in het moeras, dat een eilandje vormde en slechts via een smal pad bereikbaar was. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog, in de 17e eeuw, werd het als toevluchtsoord voor de bevolking gebruikt.

De Moeselpeel is een van de peelvennen of 'pelen', waar de mens nauwelijks ingrepen heeft verricht.
Er is wel verveend, zodat omstreeks 1900 een open plas aanwezig was. Deze is echter opnieuw verland, zodat open water nauwelijks meer aanwezig is.

De Houtstraatlossing met rechts de Moeselpeel en links Landgoed Knapesbert
In de 20e eeuw werden afwateringssloten gegraven, om het gebied voor landbouwdoeleinden te ontginnen. Deze ontginning is niet doorgegaan, want het gebied bleef veel te nat. Door de instroom van voedselrijk water werd het gebied echter steeds voedselrijker. Om deze reden werd midden jaren '90 van de 20e eeuw het water uit de landbouwgebieden omgeleid via de Houtstraatlossing en Kuppenlossing en kan het natuurgebied zich geleidelijk herstellen zodat de hoogveen - vorming uiteindelijk weer op gang kan komen.

Omdat besloten is grote stukken landbouwgrond aan de rand van de peel zijn gang te laten gaan en als een soort buffer te dienen, zie je een gevarieerd landschap, met weilanden,akkers, kleine bosschages en natte veengebieden.

De natuur bloeit daar momenteel letterlijk en figuurlijk op. De grote variëteit aan planten is bijvoorbeeld goed te zien in dit weiland. De tijd van de paardenbloem is voorbij en nu krijgen allerlei bloeiende grassen, boterbloemen, schermbloemigen zoals fluitenkruid, de prachtige roodkleurige schapenzuring, koekoeksbloem, pinksterbloem etc. de kans om boven het maaiveld uit te komen.

Prachtig om deze bloemenzee te zien, maar niet echt een uitnodiging voor degenen die hooikoorts hebben.

Blogarchief