Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


Posts tonen met het label Stramprooise hei. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Stramprooise hei. Alle posts tonen

maandag 12 oktober 2015

Flesters Vinke

Op de Stramprooierheide zie je vanaf de Lochtstraat en de Grensweg goed de hoogteverschillen met lager gelegen gebieden zoals het "Areven", "Lieëg Hei", "Siëndonk" en "Flesters Vinke". In de blog over het Areven, gaf ik al aan dat de kleine poel met de naam "Flesters Vinke" mij nieuwsgierig maakte en ik zeker van plan was een blog hierover te schrijven. Het heeft even geduurd, maar nu is het er dan toch van gekomen.

Flesters Vinke met  rechts op de achtergrond de gebouwen van Pleunis.
Ik kwam de naam Flesters al tegen in een burgemeestersrekening van 1680: “Betaald rente aan Jan Flesters namens Trucken Flesters” ( bron: gemeentearchief Weert). Ik kan me nog herinneren dat mijn moeder (1910-1998) ooit vertelde, dat ze ook een tijdje verkering had gehad met “Flesters Neelke”. De bijnaam van de familie Pleunis, die vlak bij het vennetje woonde. Nooit geweten trouwens waarom hij zo genoemd werd!

Flesters Vinke omgeven met groen, met links een oude treurwilg
Flesters is een verbastering van het Franse woord "flache". Zo'n verbastering tot "fles" noemen we volksetymologie. Het Franse "flache" betekent  " inzinking", of "gat waarin zich water verzamelt" , In gewoon Nederlands: een plas of ven. Als je het Franse woord  "la flache" gaat opzoeken, vind je ook het synoniem "la mare". Ook dit betekent poel of plas.
De familie die toentertijd bij de "fles" woonde, of die mogelijk in eigendom had, kreeg de naam Flesters. Deze naam komt nog uit een tijd toen er nog geen familienamen waren geregistreerd. Dat gebeurde namelijk pas na 1800 in de Franse Tijd.
Ook de "Vlaas" of "Vlaos" (aan de Neelestraat/ Breyvin) is van "la flache" afgeleid. Dit vennetje is verdwenen. W. Lenaers heeft het bij Vlaos in  "Veldnamen in en om Stramproy" (1948) over vijvers, waar de jeugd zich in de winter kon vermaken.
het droogstaande ven met rechts een oude eik
Het woord  Vinke is normaal gesproken in het dialect een klein ven, maar aangezien flesters al ven betekent, zou dat in "Flesters Vinke" dubbelop zijn (een pleonasme).Vergelijk het met een "zwarte neger" of een "witte schimmel".
Daarom denk ik dat “vinke” hier een andere betekenis heeft dan klein ven!! Dus niet vin-ke, maar vinke.

Soms worden namen, waarin de oorspronkelijke woorden niet meer herkend worden, verbogen of verbasterd (doordat men er andere woorden in herkent). Dat was bijvoorbeeld het geval met "het Hareven", dat verbas- terd werd tot "Areven". Dit wordt volks-etymologie genoemd. Dat is volgens mij ook gebeurd met Vinke. Vinke is namelijk een oud Nederlands woord voor: slechte lichte turf, of modder.(Bron: Middelnederlandsch Woordenboek). Vergelijkbaar met Vinke in plaatsen als Vinkeveen en Vinkel.
En wat te denken van de familie met de bijnaam “Vinkerte Tinus”, die aan de rand van de Dijkerpeel in Weert woonde (aan de Dijkerstraat), vlak bij een (modder)poel.

het ven staat droog en is nagenoeg dichtgegroeid. Op de voorgrond de gele lis
Concluderend: "Flesters Vinke" is een ven, of plas in het heidegebied. Een ven, dat een ven met modder werd, oftewel een modderpoel. Een ven dat waarschijnlijk gediend heeft als waterdrinkplaats voor de vele schapen die hier vroeger op de Stramprooierhei graasden, of om de schapen, of hun wol te wassen.

Het kleine ven is helemaal dichtgegroeid met mattenbies. Op de voorgrond watertorkruid
Men gaat gelukkig steeds meer het belang van deze doorgaans kleine waterrijke biotopen inzien voor met name amfibieën, padden, salamanders en vogels. Van belang vanwege de gevarieerde flora en rijke fauna en vanwege de rust die er meestal heerst. Bij het "Flesters Vinke" is helaas van variatie niets te merken...

Het eertijds verwaarloosde "Flester Vinke" is ongeveer 10 jaar geleden veiliggesteld en opgenomen als "Agrarisch gebied met landschappelijke- en natuurwaarde". Het terrein ligt op de overgang van oud ontginningslandschap naar de jongere ontginningen rond het Vosseven en de Stramprooierheide. Hier zijn met de laatste ruilverkaveling van 1989, diverse landschappelijke elementen opgeruimd en ontwaterings- greppels gegraven. Het historisch watertje is toen gespaard gebleven. Het is door Ark Natuurontwikkeling en Natuurmonumenten al ettelijke jaren geleden opgeschoond en aangeplant. De poel is vergroot door de steile oevers af te vlakken, zodat er een grotere toestroom van regenwater is. Omdat deze poel enkel regenwater ontvangt, komt deze in tijden van weinig regen (deels of helemaal) droog te staan.

mattenbies en watertorkruid
Het viel mij onlangs bij een bezoek op, dat de bodem wel vochtig was, maar dat er geen water in het ven stond. Dat hoeft dus geen probleem te zijn, maar voor mattenbies, waterpostelein, watertorkruid zijn het daar blijkbaar ideale omstandigheden. Langs de rand stond ook nog eens het gras en pitrus meer dan kniehoog. Andere vegetatie is door deze woekeraars helaas niet mogelijk en van een ecosysteem is dan ook niets te merken.

Overige vegetatie in de verdrukking door mattenbies, waterpostelein en watertorkruid
Wat verder op viel was dat het er doodstil(!) was; er was geen vogel te horen en geen spinnetje, vliegje of ander levend wezen te zien. Iets opstarten en dan achterover leunen wordt door de natuur meteen "bestraft" en terug gepakt...... Zo lang hier van een biologisch evenwicht geen sprake is, zal beheer nodig blijven, want op deze manier blijft er van een landschappelijke- en natuurwaarde weinig over.......

de mattenbies in het ven verdrukt de andere vegetatie
Mattenbies hoort tot de Cypergrassenfamilie. Het is een plant die goed gedijt op zonnige plaatsen in ondiep, (matig) voedselrijk, stilstaand tot langzaam stromend water. De planten werden vroeger o.a. gebruikt om er biezenmatten en -manden van te vlechten. Daar dankt de plantensoort dan ook zijn naam aan, maar daar wordt de plant tegenwoordig nauwelijks meer voor benut. Tegenwoordig wordt ze meer aangeplant in zuiveringsinstallaties, waar ze een grote rol spelen bij het zuiveren van afvalwater. Ze fungeren als een soort ecologisch waterfilter en beluchter, waardoor het water schoner en helder wordt. Hoewel de plant in 2012 nog op de Rode Lijst stond, is ze thans niet bedreigd en komt hier zelfs vrij algemeen voor. Onder ideale omstandigheden, zoals bij het "Flesters Vinke" , kan mattenbies erg woekeren.

waterpostelein breidt zich steeds verder uit
Waterpostelein is een eenjarige plant van drooggevallen, moerassige plaatsen in heidestreken, natte weilanden en beekoevers, steeds met een vochtige, matig voedselarme zand- en leembodem. De plant kan in het water groeien, maar bloeit dan niet. Ze groeit graag op plaatsen die alleen in de winter onder water staan. De kruipende stengels vormen wortels bij de knopen, waaruit zich nieuwe planten ontwikkelen. Na verloop van tijd kan er zich plaatselijk een dicht netwerk vormen van stengels en wortels.
watertorkruid vermeerdert zich snel in het Flesters Vinke
Watertorkruid groeit in matig voedselarme, vochtige grond, moerassen of in het water. Bij voorkeur aan waterkanten, waar de waterstand nogal kan variëren. De naam dankt ze aan de vele kevers en torren die de bloem bezoeken. De plant kan er goed tegen om tijdelijk tot een meter onder water te staan. Maar kiemen kan de soort alleen onder droge omstandigheden, dus als de bodem drooggevallen is. Dat is hier dus het geval, zodat de plant zich snel vermeerdert.

zaterdag 1 november 2014

Nationale Natuurwerkdag

Ook in Weert was het een Nationale Natuurwerkdag
Vandaag organiseerde Landschapsbeheer Nederland de Natuurwerkdag en trokken duizenden mensen de werk- handschoenen aan om een dag zelf aan de slag te gaan in de eigen omgeving. Landschapsbeheer Nederland hoopt zo meer mensen te enthousiasmeren om vaker in het landschap aan de gang te gaan als vrijwilliger.

Voor de 14de keer was jong en oud actief in meer dan 400 gebieden. Ook in Weert ging men aan de slag met kleinschalige onderhoudswerkzaamheden, zoals zagen, boompjes trekken, snoeien, schoonmaken van paden, verwijderen van bramen en opschonen van een poel.

In de Tungelderse Wel werd het particulier perceel "bie René" onder handen genomen door Scouting Tungelroy i.s.m. Werkgroep Tungelerwallen (Tungeler Wallen)van de Ecologische Werkgroep Weert Zuid.

Het stuifzandgebied, met naaldbossen, zandige paden, heide en stuifzanden, is een pareltje in de gemeente Weert, maar dreigt (als er niets gebeurt), op veel plaatsen dicht te groeien met dennen en vogelkers.

Om de bijzondere natuurwaarden niet verloren te laten gaan moeten stukken weer opnieuw worden open gemaakt. In de open gebieden komen namelijk bijzondere planten en diersoorten voor. Enkele voorbeelden zijn IJslands mos (zeer zeldzaam), rendiermos, stekelbrem, borstelgras, veldkrekel, levendbarende hagedis, nachtzwaluw en boomleeuwerik.

 
Het was prachtig te zien, hoe klein en groot zich uitsloofden om er iets moois van te maken. Toppers...

Een andere activiteit vond plaats aan de rand van de Roeventerpeel. Een gebied ten oosten van Weert.
De werkzaamheden werden georganiseerd door Scouting St. Job Leuken-Weert /Stng.Limburgs Landschap.
De Roeventerpeel is een lang en smal Peelven, waar de Leukerbeek omheen is geleid. Het onlangs hersteld "moerasbos" heeft een rijke vogelstand en de bever heeft er zich zelfs (blijvend?) gevestigd. Het gebied is genoemd naar de buurtschap Roeven. Het is deels in beheer bij het Limburgs Landschap en heeft een oppervlakte van 21 ha.

 
De bosrand is langs de gehele lengte terug gezet en de kleine Rietpoel, die nagenoeg geheel dichtgegroeid was met riet en lisdodde, werd opgeschoond. Het materiaal is op hopen gezet met hooiharken en rieken. Deze hopen zullen gaan dienen als overwinteringsplaats voor kikkers en salamanders.

Tijdens de middagpauze kreeg de jeugd een welverdiende kom soep en at smakelijk van het meegenomen lunchpakketje. Na de pauze gingen ze weer aan het werk om het gebied netjes opgeruimd achter te laten.

Ook op de Buuëtjeshei in Stramproy was er vandaag veel bedrijvigheid. Dit was echter niet vanwege de Nationale Natuurwerkdag en er werd dus nergens melding van deze activiteit gemaakt.
Elke zaterdag bezoekt de enthousiaste Vrijwilligersgroep Zuid-Limburg van Natuurmonumenten namelijk een natuurgebied(je) in Midden- of Zuid-Limburg voor kleinschalig onderhoud.
Vandaag was de Buuëtjeshei aan de beurt. Een lovenswaardig initiatief.

 
Om dit mooie heidegebiedje in stand te houden moesten vooral jonge dennen, berken, vogelkers en bramen tussen de heide worden verwijderd. Als dit niet regelmatig wordt gedaan, zal elk heidegebied binnen de kortste keren dichtgroeien. Ik heb hier in een blog van juni van dit jaar al iets over geschreven en mijn zorgen uitgesproken over dit voor Stramproy, unieke stukje natuur.

 
Na de activiteiten van vandaag kan het weer even met rust worden gelaten. Wat goed dat dit gebeurd is. Ik vraag me desondanks nog steeds af, waarom dit heidegebiedje niet begraasd kan worden door schapen.......

zondag 15 juni 2014

De Buuëtjeshei in juni 2014

Vorig jaar beschreef ik in september in mijn blog: "Alles is maakbaar, ook de Buuëtjes hei" hoe belangrijk (kleinschalig) beheer is, om een biotoop als de Buuëtjeshei te behouden. Hierin schreef ik onder andere:

Is dit verleden tijd?  (foto van augustus 2013)
“Het beheren en behouden van een heideterrein, is in wezen een voortdurende strijd tegen wat de natuur zelf eigenlijk zou willen. Laat je het gebied aan zichzelf over, stop je bijvoorbeeld met plaggen, of laat je niet begrazen, dan wordt het gebied binnen de kortste keren weer over- woekerd door bomen en struiken en maakt de natuur er een bos van. Dat geldt voor elk heide- landschap en dus ook voor de "Buuëtjeshei. Dat is niet wat wij willen, dus we grijpen in……

Een groep vrijwilligers uit Stramproy heeft het laatst overgebleven heidegebiedje van Stramproy daarom in 2000 geadopteerd en zet er al 13 jaar de schouders onder. Jaarlijks organiseren ze onder andere een werkdag onder de naam “Stramproyer Natuurwerkdag”.


Zonder beheer gaan den, berk, braam en vogelkers overheersen (foto van augustus 2013)

Helaas is de visie en de aanpak van Ark en Natuurmonumenten (o.a. runderen in het gebied laten grazen) niet die van de werkgroep.  Deze heeft dan ook (zo kwam mij ter ore), besloten te stoppen.....
Ik vraag me af hoe het nu met dit stukje natuur verder moet. Hopelijk wordt het kleinschalige beheer gecontinueerd door anderen, want anders denk ik dat binnen afzienbare tijd ook het laatste stukje hei in Stramproy tot het verleden hoort. Dat zou dood- en doodzonde zijn.....”

Sterke toename van onder andere den en berk in 1 jaar tijd (foto juni 2014)
Ik ben afgelopen week eens gaan kijken of er iets aan het gebied is/wordt gedaan. Vorig jaar was al te zien hoe jonge boompjes her en der opschoten, maar dit jaar zie je overal berken, dennen, bramen en bochtige smele in grote hoeveelheden tussen de heideplantjes staan. Ik heb begrepen dat de vrijwilligers- groep Zuid-Limburg van Natuurmonumenten nu het beheer doet, maar daar was nog weinig van te merken, zoals je op de foto's duidelijk kunt zien.

Hier moeten hoognodig de jonge dennetjes en berken worden uitgetrokken, braamstruiken uit worden gegraven en eventueel kleine stukjes worden geplagd. Nu kan nog op tijd worden ingegrepen.
En waarom het heideveld niet laten begrazen door schapen? Of is dit niet wat Natuurmonumenten en
Ark voor ogen hebben en past dit kwetsbaar biotoop niet in hun wildernisdenken????

donderdag 6 maart 2014

Natuurgebied het Areven

In "Areven of Hareven?" en "Een stukje geschiedenis" heb ik al een en ander over het Areven verteld.
Het Areven (1) was oorspronkelijk een 60 ha. groot gebied met natte perceeltjes weiland en hooiland die afgewisseld werden met bosperceeltjes. Op een oude kadasterkaart van na 1811 kwam ik namen tegen als “Areven Bemden”(2), “Dijkstraat Bemden”(3) en “Brandschen Bemden”(4). Het woord * bemd (perceel hooi- of weiland), duidt er op dat het Arevengebied gebruikt werd als vloeiweiden. (zie : publ. van EGG-consult). Ook * brandschen of *brand is een toponiem dat vaak werd gebruikt bij drassige natuurgebieden en draslanden. Met "Brandsche" wordt Brabantse leem bedoeld. Deze leem tref je overal aan in de Roerdalslenk. Deze slenk is voor het ontstaan van Kempen~Broek van groot belang geweest. Omdat lemige gronden een slecht waterdoorlatende laag (kleiversmering) vormden en het gebied omgeven is door hoger gelegen gronden, stagneerde de waterafvoer en kreeg de bodem een moerassig karakter. In de posts over de Rietpeel en Bakewell schreef ik hier ook al over.

schuurtje met wilgentenen en leem
Rond het Areven hebben vóór 1880 wel 15 veldsteen- ovens gelegen, waarin men van de leem, vermengd met kalk, veldovenstenen ("boerenstenen") bakte. Voor het bouwen van de ovens en het bakken van de stenen, was vakmanschap nodig. Dit werd gedaan door rondtrekken- de ambachtelijke steen- of veldsteenbakkers, die meestal het vak hadden geleerd in de steenfabrieken langs de Rijn en de Maas. Deze "tegelaars" werkten in groepen van 10 tot 12 man (afhankelijk van de grootte van de opdracht), met aan het hoofd de meesterbakker.  Ze werden per steen betaald voor hun diensten.

Vaak werden er ook zogenaamde "zonnebekkers" mee gemaakt. Een zónnebekker is een steen, die gedroogd is door de zon. De stenen werden dus niet gebakken, maar de leem (vermengd met roggemeel en haver), werd in mallen te drogen gelegd. Het roggemeel en de haver zorgden voor de stevigheid. Desondanks was het een vrij zachte ruwe steen, die meestal alleen werd gebruikt voor de binnenmuren van de huizen.
De leem werd ook gebruikt om het tenen vlechtwerk van bijvoorbeeld schaapskooien en schuren te bestrijken en om dorsvloeren aan te leggen.
 Verzamelkaart kadaster Stramproy 1811-1832
Het toepassen van bevloeiingen op de hogere zandgronden, gaat terug tot in de Middeleeuwen. Door een aantal keren per jaar het land bewust via een stelsel van sloten en slootjes te laten overstromen, zorgde men voor bevloeiing van de graslandjes. Doel van bevloeiing was vooral meer hooi te produceren. Hooi was namelijk het belangrijkste voer voor het vee in de winter. Bekend is dat in de negentiende eeuw nog steeds actief bevloei- ingswerken werden aangelegd.  In mijn post over de “Waerbrookskoel” heb ik hier al een en ander over verteld. Bij het Areven zorgde de Vlietbeek, die onderlangs Stramproy richting Ell naar de Tungelroyse beek stroomde, voor de afwatering. Woorden als vliet, vloot en vloed zijn ook op bevloeiing wijzende toponiemen. De ten zuiden van het Areven gelegen Lochtstraat (in 1832 nog Hurmans straet genoemd) duidt hier ook op. Een "locht" was namelijk een soort waterinlaat.

De kadasterkaart van Stramproy laat de versnippering van het Areven goed zien
Na 1838 (bron: "Aanteekenboek van Jacobus Houben te Stramproy"), zijn de bossen en graslanden aan particulieren verkocht. Dit waren vaak agrariërs die ook van de eerdere gemeenschappelijke dorpsbossen gebruik maakten. Het gebied, met afwisselend weiland/schraal hooiland en bosperceeltjes, werd zo uiteindelijk eigendom van ongeveer 70 à 80 eigenaren. Deze versnippering is heel goed te zien op de kadasterkaart.

Ermedeil in februari 2013
Ermedeil in februari 2014
Omdat niemand belangstelling had voor het natste, drassigste en meest waardeloze stukje grasland, stelde de kerk, die dit perceel in eigendom had, de armste bewoners in de gelegenheid om hier hun vee (meestal een geit) te laten grazen en er te hooien. Om die reden werd dat perceel het “Ermedeil” (Armendeel) genoemd. Het werd in de jaren 1940-1945 nog steeds als hooi- en weiland gebruikt.

afwateringsslootjes en rabattenbouw  zorgen voor verdroging
afwateringssloten aan beide zijden van de Arevensdijk
In 1925 is het Areven nagenoeg drooggelegd en voorzien van rabatten, zodat er op deze hoger gelegen stukken ook populieren geplant konden worden. De beboste kern van het gebied werd zo een mix van onder andere eiken, essen en elzen, met hier en daar percelen met populieren. De slootjes die de vele perceeltjes doorsneden, werden nu gebruikt om het water zo snel mogelijk af te voeren.


De Vliet (“Vleet”) zorgde oorspronkelijk voor de afwatering naar de Tungelroyse beek, maar in de jaren 1935 tot 1938 is in het kader van de werkverschaffing een afwateringssloot gegraven aan beide zijden van de Arevensdijk en zorgde de diep gegraven Heiroth-lossing voor een kortere en versnelde afvoer naar de Tungelroyse Beek. De lange omweg via de Vliet, werd daardoor overbodig.

oude knotwilg bij het Areven februari 2013
Door de modernisering van de samenleving en de land- bouw in de jaren zestig en zeventig, was het verzamelen van strooisel, brandhout en bonenstaken niet langer meer nodig en velen deden niets meer met hun bosje en hun kleine perceeltjes grasland. In Stramproy was er in de jaren '80 van de vorige eeuw in de ogen van verschil- lende betrokkenen dan ook sprake van verwaarlozing, onvoldoende zorg voor het gebied en een niet optimale functievervulling van het gebied. De potentiële natuur- waarden van het oorspronkelijke moerasbos kwamen to- taal niet (meer) tot hun recht. Ook vanuit recreatief oog- punt moest er e.e.a. veranderen. Die betrokkenen waren o.a. de provincie Limburg, de gemeente Stramproy, de Bosgroep (perceeleigenaren), de Stichting Instandhouding Kleine Landschapselementen in Limburg (IKL) en vooral de lokale Natuurvereniging Stramproy.

Door de ingrepen was het voormalige, door kwel- en regen- water gevoede, vochtige gebied van karakter veranderd en verdwenen steeds meer planten zoals wilde hop, kale jonker en kamperfoelie, vogels zoals gekraagde roodstaart, tjiftaf, nachtegaal en wielewaal en insecten- en diersoorten zoals ijsvogelvlinder, hadedissen en salamanders.
Men raakte er van doordrongen dat er nodig ingegrepen moest worden. Daarom begon Natuurvereniging Stramproy o.l.v. T.van Dael en L.Dassen al in 1986 met kleinschalig onderhoud van het "Ermedeil". Dit bestond uit afsteken en afvoeren van de humuslaag, maaien, gras afvoeren, hooien, kappen, greppeltjes graven, knotwilgen planten, een poel aanleggen, etc.

In 1990 werd bij de ruilverkaveling een sloot gegraven, die het Areven weer met de Vliet verbond en in 1995 werden stuwen bij de bestaande watergangen langs de Arevensdijk gelegd, om het water langer vast te houden en zo de verdroging van het gebied stop te zetten. In feite heeft de Heirothlossing daardoor geen functie meer. Waarom die foeilelijke sloot niet dempen, zo vraag ik me af ??? Het zogenaamde "Ermedeil" wordt in al die jaren onderhouden door de lokale natuurvereniging. Zo wordt door vrijwilligers en groep 8 leerlingen van de basisschool van Stramproy veel werk verricht tijdens de Stramproyer natuur- werkdag. Vooral door hun inzet is het "Ermedeil" nu het meest waardevolste stukje natuur van het Areven

Het prachtige Ermedeil in september 2013
Inmiddels heeft Natuurmonumenten ca. 12 ha. van het hele gebied, waaronder het "Ermedeil", in eigendom. Natuurmonumenten heeft er voor gekozen om de cultuurhistorische waarde van het gebied te behouden en bijvoorbeeld de hooilandjes te behouden en op dezelfde manier te blijven beheren. Voor dit gebied is dat een goede optie, omdat het gelegen is in de overgang tussen woongebied en natuurgebied en als het ware een buffer vormt tussen bewoning en natuur.

Men wil het gebied weer in de oorspronkelijke staat herstellen. Dit kan door een goed waterbeheer en het voorkomen van verdroging, het uitvoeren van gefaseerd maaibeheer, het creëren van open (en warme) plekken en vooral door de natuur haar gang te laten gaan. Ik vraag me af of er niet begraasd moet wor- den, want dat gebeurt momenteel volgens mij niet, en het gebied zou op meerdere plaatsen m.i. meer vernat mogen worden, zodat er nog meer biodiversiteit in het gebied komt, met een rijke flora en fauna.
Het "Ermendeil" is daar, zoals je op bovenstaande foto's kunt zien, een goed voorbeeld van.

Omdat het Areven deel uitmaakt van de EHS, is verwerving van het perceel tussen het Areven en de Stramprooise hei nodig om er weer één aaneengesloten gebied van te maken. Dit wordt in de EHS ontsnippering genoemd. De agrariër wil echter vooralsnog niet meewerken, dus dat zal nog even op zich laten wachten.



Blogarchief