Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


Posts tonen met het label akkerhommel. Alle posts tonen
Posts tonen met het label akkerhommel. Alle posts tonen

zondag 6 september 2015

Allemaal beestjes#4

Het moge intussen wel duidelijk zijn, hoe ik geniet van het kleine grut dat hier rond loopt en vliegt.
Als je de foto van zo’n beestje op de p.c. bekijkt, zie je pas hoe bijzonder onze kleine insecten zijn.
Stuk voor stuk zijn het wondertjes der natuur.

Bronzen - of Bruine Zandloopkever
Dat geldt bijvoorbeeld ook voor deze ca. 20 mm. grote Bronzen - of Bruine Zandloopkever, een van de 5 zandloopkevers die in Nederland voorkomen. Deze soort is typisch voor kale zandplekken op de hogere stuifzandgebieden. De kever verkent snel lopend en vliegend de bodem en grijpt met zijn sterke kaken alles wat hij aan kan, vooral mieren en andere insecten. Al talloze malen heb ik geprobeerd om hem goed op de foto te krijgen, maar dit ADHD-ertje geeft je meestal niet de kans. Tijdens mijn bezoek aan de Tungelroyse Wallen was alles nog vochtig en het zonnetje liet zich (nog) niet zien, zodat hij nog niet goed was opgewarmd en hij minder snel was dan anders.
Pas op de foto zie je de details van dit kleurige loopwondertje, zoals de rood blauwe pootjes, die sterk behaard zijn met witte haartjes. Ook zijn buik is trouwens sterk behaard. Prachtig toch om dit alles op je gemak te kunnen bekijken dankzij de fotografie.

Aspergehaantje of aspergekever
Het opvallend kleurrijke aspergehaantje is te herkennen aan het rode borststuk, de metaal- achtige glanzende kop en de zes witte vlekken op de blauwgroene dekschilden. De grote tasters zijn blauwzwart en hebben een fluweelachtige beharing.
Hoewel het kevertje slechts 6 millimeter groot is, hebben de aspergeboeren een hekel aan deze soort vanwege zijn eetgewoonten. Ze eten niet de wortels, maar het loof en de zachte scheuten. Hierdoor maakt de plant minder voedsel aan, groeit minder snel en verdort. Al te veel exemplaren kunnen een plant helemaal kaal vreten. De eitjes worden één voor een afgezet op de planten. De larve komt al na 1 week uit het ei, vreet zich in ongeveer drie weken vol en verpopt zich dan in de bodem.

Bij de bestrijding worden aaltjes, sluipwespen en insecticiden ingezet. Kleinere tuinders zetten een bak onder de plant en schudden ze er dan uit. Als de kevertjes iets zien bewegen, gaan ze snel schuilen aan de andere zijde van de aspergetak waarop ze zitten. Als ze schrikken of als je te dichtbij komt, laten ze zich gewoon vallen. Ik moest dus uiterst voorzichtig zijn bij het maken van een foto.

Pluimvoetbij (vrouwtje)
Zandbijen behoren tot een grote bijengroep. In de Benelux leven zo'n 70 tot 80 soorten! De soorten zijn vaak moeilijk uit elkaar te houden en niet altijd gemakkelijk op naam te brengen. Dat was bij deze soort, vanwege de opvallend lange beharing aan de achterpoten, niet zo moeilijk. De grote pluimen van deze Pluimvoetbij vormen als het ware een korfje. Hiermee wordt stuifmeel verzameld en zij schijnt er ook gemak van te hebben bij het graven van de broedgangen in de grond. Het is een vrij grote bij van circa 15 mm. Het achterlijf is zwart met witte haarbandjes. Ook bij de mannetjes zijn de lange poten opvallend behaard, maar dan met korte haren. De bij op deze foto is dus het vrouwtje.

Dit soort bijen vormt geen staat, maar meerdere vrouwtjes nestelen vaak wel graag bij elkaar in de buurt en soms wordt zelfs hetzelfde nestingangetje door meerdere vrouwtjes gedeeld. De pluimvoetbij graaft een verticale gang van 50 cm diep of dieper. Deze nestgang heeft verschillende zijgangetjes met broedcellen.

Wespen- of tijgerspin
Deze wespen- of tijgerspin komt veel voor in het Middellandse-Zeegebied, maar haar leefgebied breidt zich de laatste decennia steeds noordelijker uit. In 2008 werd ze voor het eerst waargenomen in Groningen en tegenwoordig zie je haar in het hele land. Deze zag ik bij de CZW.

Ze wordt zo genoemd vanwege haar zwart-gele strepen, maar vooral herkenbaar aan de witte zigzagband van witte zijde in haar web. De functie van die zigzagband is niet geheel duidelijk. Er wordt wel eens gezegd, dat het bedoeld is om insecten aan te trekken; De witte zijde zou UV-licht weerkaatsen wat insecten zou aantrekken. Het blijft gissen, maar dat het een voortreffelijke jager is, mag wel duidelijk zijn. De 2 juffers waren zo druk bezig (getuige het paringswiel), dat ze het web over het hoofd gezien hebben.
Dat waren dus twee "vliegen" in één klap....

Akkerhommel
De akkerhommel op de foto bezoekt hier een bloem van de hibiscus. Een bloem die slechts één dag bloeit, maar rijk aan stuifmeel is. Om bij het vruchtbeginsel met de nectar te komen, moest ze langs de stuifmeelrijke stamper, waardoor haar haartjes volop bedekt zijn met dit stuifmeel. Ze verzamelt stuifmeel van verschillende plantensoorten uit diverse plantenfamilies. De soort is dan ook in allerlei biotopen aan te treffen, ook in stedelijke omgeving.
Het lijkt alsof ze geen vleugels heeft, maar als je goed kijkt, zie je dat ze op het punt staat weg te vliegen. Haar vleugels bewegen daarbij zo snel, dat je ze amper ziet.

Akkerhommels zijn te herkennen aan de roestbruine beharing op de kop, het borststuk en het achterlijf; het zijn de nozems onder de hommels. Het is heel bijzonder dat deze soort in het midden en oosten van Nederland een gelig of grijs gekleurd achterlijf heeft en in het westen een grotendeels zwart achterlijf. Bij deze hommels zie je vaak een driehoekig zwart veld op de bovenzijde van het borststuk. Deze soort is zeer vriendelijk en zal niet gauw steken.

Kempense heidelibel
Intussen is me duidelijk geworden, dat je beter niet achter libellen aan kunt gaan om ze te fotograferen. Veel libellen hebben namelijk een vast stekkie, waar ze na verloop van tijd weer naar terug vliegen. Dat kan een stokje of takje of blaadje zijn of een punt van prikkeldraad. In dit geval was het een papaverbol. Als je dat in de gaten hebt, blijf je daar een tijdje staan, tot ie terug keert. Met als beloning een mooie foto.

Deze, alleen lokaal voorkomende, Kempense Heidelibel lijkt in de gaten te hebben, dat ik weet hoe de vork in de steel zit en kijkt me aan met rollende ogen en met een big smile op zijn gezicht. Zo van: ”je hebt me door, dus je mag me fotograferen”……… Het lukt niet vaak dat ze zo voor je "poseren" en je ze op amper 10 cm. frontaal voor je lens krijgt.

vrijdag 29 mei 2015

Allemaal beestjes

In 1967 was het lied "Weet je wat ik zie als ik gedronken heb? Allemaal beestjes......" enige tijd een hit.
Om beestjes te zien, hoef ik echter niet te drinken, maar ga ik de natuur in..... Zeker als die natuur op zijn best is (of zoals Umberto Tan zegt "fris en fruitig"), profiteren de kleine beestjes daar van.

Als de temperatuur op het einde van het jaar daalt, vertrekken de vlinders naar warmere streken, of gaan in winterrust. Sommige soorten doen dat als vlinder, andere als pop, rups of eitje. Als je al vroeg in het jaar vlinders ziet, zijn dat de soorten die als vlinder op beschutte plekjes als bijvoorbeeld boomholtes, in struikgewas, bladeren of dichte graspollen overwinteren.

Zo zag ik al midden maart een CITROENVLINDER. Het is een dagvlinder uit de familie Pieridae. Familie dus van de witjes. Beide vlinders (mannetje-vrouwtje) zijn te herkennen aan een bruin/oranje stip op iedere vleugel- punt. Ik kan zien dat dit een vrouwtje is, omdat die bleker en meer groen van kleur zijn dan de mannetjes.

Het lijkt soms wel of deze soort nooit stilzit. Het is dan ook moeilijk om er een geslaagde foto van te maken. In de vlucht valt hij goed op, maar als hij eens ergens gaat zitten, is hij moeilijk waar te nemen. In rust vouwt hij namelijk de vleugels nooit open, zodat je vanwege de vorm en de lichtere vleugeladering, die lijkt op nerven, denkt te maken te hebben met een blad. Na wat geduld is het me uiteindelijk toch gelukt.

Gelukkig was deze GEHAKKELDE AURELIA  niet zo actief. Hij was blijkbaar "nog niet op temperatuur" en was zich in het zonnetje aan het opwarmen. Hij was dan ook gemakkelijk te benaderen.
De gehakkelde aurelia is een algemene soort, die je langs bosranden, struwelen en in parken en tuinen kunt aantreffen. Dit was nog een bijzonder gaaf exemplaar. Je hoeft geen kenner te zijn om te zien dat ie familie is van o.a. de dagpauwoog, atalanta, landkaartje en kleine vos.

Als de insecten actief worden, zie je ook "rovers" zoals de GROTE WOLFSPIN verschijnen. De spin komt voor in heidevelden, bossen en ruigtes. Het is een algemeen voorkomende soort. In West Europa komen liefst ruim 80 verschillende soorten voor, die nauwelijks van elkaar te onderscheiden zijn. De naam is misleidend, want deze spin is, ínclusief de pootjes, slechts 0,4 tot 4 cm groot en niet te vergelijken met de veel grotere “buitenlandse exotische” wolfspinnen. De soort kan herkend worden aan de lichte streep op de kop en de typische lichte flapjes naast de ogen. Op deze foto zijn die niet te zien. Wolfspinnen zijn lichtgrijs tot donkerbruin, vaak getekend met strepen of vlekjes. Vrouwelijke spinnen dragen net zoals de kraamwebspinnen hun bevruchte eieren mee in een cocon (een ronde zak gemaakt van draadjes). Na het uitkomen van de eitjes klimmen de jongen op de rug van hun moeder, die ze lange tijd mee draagt.
Zoals je aan de lange renpoten kunt zien, hoort deze soort bij de loopspinnen die geen web maken om een prooi te vangen, maar op de grond achter hun prooi aan rennen. Ze zijn supersnel, maar geduld is een schone zaak. Hoewel het een vrij rustige spinnensoort is, kan ze als ze zich bedreigd voelt soms bijten. Je zult echter amper iets van het gif merken als je gebeten zou worden als je haar bijvoorbeeld op pakt.......

Vorig jaar heb ik ook al een foto geplaatst van een andere loopspin, die vanwege haar web ook KRAAMWEBSPIN wordt genoemd. Ik vertelde toen hoe bijzonder hun paringsritueel is. Kraamwebspinnen hebben een ovale rug en lange poten. De spin is de ene keer wat lichter van kleur dan de andere keer, maar het streepje dat van de kop naar het achterlichaam loopt is er altijd. Het meest opvallend aan deze spinnen is de broedzorg van het vrouwtje, waarbij een web wordt gemaakt dat dient als een soort kraamkamer. Voordat de spinnetjes worden geboren, wordt het cocon in een tentvormig kraamweb gelegd. De spinnetjes worden tot hun 2e vervelling bewaakt door de moeder, waarna ze een zelfstandig leven tegemoet gaan.

De zorg is echter al eerder begonnen, want op deze foto's kun je zien dat het vrouwtje tijdens de "zwangerschap" het eicocon met haar gifkaken vast houdt en al die tijd onder het lichaam mee draagt. Maar goed dat haar poten zo lang zijn….

De AKKERHOMMEL is vooral te herkennen aan de oranjebruine ruige beharing op de kop en borststuk.
Het is de nozem onder de hommels, maar ook een Joris Goedbloed, want hij zal niet gauw steken. Altijd leuk om deze kleine soort te zien. Ze nestelen meestal ondergronds, maar kunnen hun nesten ook bovengronds maken tussen mos of in graspollen of zelfs in oude vogelnesten en nestkastjes. De kolonies hebben een gemiddelde grootte tussen de 80 en 200 exemplaren.
Op dit moment zie je alleen maar de werksters, de mannetjes zie je pas half augustus verschijnen.

De laatste vervelling van larve naar imago wordt bij libellen uitsluiping genoemd. De huid van de larvekop en -borststuk barst open en heel langzaam komt de volwassen libel eruit. Vervolgens blijft het nog verfrommelde en kleurloze dier een tijd lang hangen en pompt zich door middel van lichaamsvloeistof op. Ook de vleugels strekken zich langzaam maar zeker uit.

Pas na een paar uur is de libel opgedroogd en zijn de vleugels uitgehard. Ze is dan herkenbaar aan haar glimmende vleugels. Omdat ze nog niet kan wegvliegen, is de libel zeer kwetsbaar voor natuurlijke vijanden. Maar dit is ook een zeer geschikt moment om er foto’s van te maken.
Na het uitsluipen van de mannetjes van deze BRUINE KORENBOUT is het achterlijf oranje, met een zwarte rugstreep die naar achter toe breder wordt en ze hebben nog opvallende oranje vleugeladers, waardoor het hele dier een zeer kleurrijke indruk maakt.

Zoals je ziet, schrikken KRABSPINNEN (die een stuk kleiner zijn dan de kruisspin) niet terug voor een grote prooi. Het gif van deze spinnen is voor insecten namelijk erg zwaar: ze gaan heel erg snel dood.
Er zijn witte, gele, groene en zelfs blauwe krabspinnen, die op het eerste gezicht erg opvallen. Als je zo'n krabspin ziet, dan denk je dat iedereen die wel zal zien. Maar dat is niet waar: ze zijn zo goed gekleurd, dat je ze zelfs niet ziet als ze bewegen. Hun kleur is namelijk aangepast aan de bloem, waar ze stilletjes afwachten tot een argeloze prooi nadert. Ik heb al eens eerder een witte "kameleonspin" geplaatst.
Ze hoeven geen web te maken, maar klemmen hun prooi vast als deze dichtbij komt en hun gif doet de rest. Ze hebben geen scharen, maar lange, wijd uitstaande poten waarmee ze soms zijwaarts wandelen, net als krabben. Hoe deze spin heet is mij niet bekend.

De FRAAIE SCHIJNBOKTOR doet zijn naam alle eer aan. Deze slanke kever met een lichaamslengte van minder dan 1 cm heeft een prachtige metalliek glanzende blauwgroene kleur. De langgerekte kop heeft lange, draadvormige antennen en grote, ovale ogen. Hoewel hij vooral vanwege die lange tasters op de echte boktor lijkt, wordt hij tot een ander geslacht gerekend, namelijk die der schijnboktorren. Dit is het vrouwtje. Het mannetje is namelijk ( voor de verandering) herkenbaar aan de flinke bolle dijen.
De fraaie schijnboktor komt algemeen voor in bloemrijke weilanden en langs bosranden. Je vindt hem vooral op schermbloemigen, hoewel hij ook op andere weidebloemen en bloeiende struiken voorkomt. Zoals in dit geval op een margriet. Daar voedt hij zich met stuifmeel.

Blogarchief