Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


Posts tonen met het label bruinrode heidelibel. Alle posts tonen
Posts tonen met het label bruinrode heidelibel. Alle posts tonen

zaterdag 14 september 2019

Allemaal beestjes #12

De paddenstoelentijd breekt weer aan, dus het wordt hoog tijd om nog snel even wat posts te plaatsen waar ik jullie wat insecten laat zien die ik dit jaar zoal gezien heb.
In de post Fauna in het IJzerenmangebied heb ik ook al tal van insecten geplaatst die ik daar zag, maar ik heb daar toen verder niets bij geschreven. Dat ga ik nu dus weer wél doen. Mogelijk dat jullie er weer iets van opsteken. Ik begin met enkele libellensoorten.

Platbuik
Als ik de foto van deze libel van opzij had genomen, had je het duidelijk afgeplatte achterlijf kunnen zien waaraan ze de naam Platbuik dankt, maar zo zie ik hem liever. Zo zie je namelijk de opvallende basisvlekken op de vleugels. Een duidelijk kenmerk voor deze soort. De kleur van het achterlijf is bij de volwassen mannetjes blauw en goudgeel bij de vrouwtjes. De jonge mannetjes hebben ook nog die mooie goudgele kleur , maar krijgen bij het ouder worden de blauwe verkleuring. Aan de achterlijfsaanhangsels is hier te zien dat het een jong mannetje is. Die liggen namelijk bij mannetjes bijna tegen elkaar aan.

Zowel de volwassen libel als de nimfen zijn fanatieke jagers, die leven van andere diertjes, zoals kleinere, voornamelijk vliegende insecten, maar deze heeft een ander heerlijk hapje gevonden. Als je goed kijkt zie je namelijk boven de libel een schuimnestje (koekoeksspuug). Hierin zit een spuugbeestje. Dat is de larve van een cicade. Het schuim beschermt de larve tegen uitdrogen en tegen vraatzuchtige rovers zoals vogels, spinnen en andere insecten, maar dat geldt blijkbaar niet voor deze libel.
Steenrode heidelibel

Bruinrode heidelibel mnl.
Over Heidelibellen heb ik al eens een en ander verteld. Daarin schreef ik dat er verschillende soorten zijn die erg veel op elkaar lijken. Dat maakt het er niet gemakkelijker op. Tja.... het leven van een natuurliefhebber, gaat niet altijd over rozen……Goed te weten dat ze na een vangvlucht meestal weer naar hetzelfde punt terugkeren, zodat een foto maken wat gemakkelijker wordt.

Bruinrode heidelibel vrl.
Fotograferen blijft echter nog altijd een geduldwerkje, maar ze weten te benoemen is vaak ook een moeilijke klus. Dat geldt zeker voor Heidelibellen. Er zijn namelijk verschillende soorten, waarvan je de onderlinge verschillen amper kunt zien.
Dan zijn mannetjes en vrouwtjes van dezelfde soort verschillend gekleurd, maar jonge mannetjes hebben net zoals het vrouwtje ook een geel achterlijf ( pas later verkleurt dat naar rood). Toch zijn er dan al herkenbare verschillen. Het vrouwtje heeft namelijk rechte aanhangsels aan het achterste segment, in tegenstelling tot de naar binnen gebogen "tangen" bij het mannetje. Dit is dus een vrouwtje.

Bloedrode heidelibel mnl.
De Bloedrode heidelibel is een van de algemeenste libellen van Nederland. De volwassen dieren kunnen grote afstanden afleggen en worden vaak opgemerkt in weilanden, wegbermen, parken en tuinen. Vooral van half juli tot begin september zijn ze erg actief. Deze soort dankt haar naam aan de dieprode kleur die het mannetje heeft. Vrouwtjes zijn namelijk geel van kleur.

Bloedrode heidelibel vrl.

Die rode kleur is niet uniek voor een heidelibel, zodat ze vaak wordt verward met andere soorten zoals de Bruinrode- en Steenrode heidelibel.. Toch is ze eigenlijk vrij makkelijk te onderscheiden van de andere heidelibellen. Let eens op de poten. Bij de Bloedrode heidelibel zijn die volledig zwart  en de Bruinrode en de Steenrode heidelibel hebben gele strepen op hun zwarte pootjes.

Samenvattend:
* de Bloedrode heidelibel heeft een geel (vrl) of bloedrood (mnl) achterlijf
* geheel zwarte poten.
* mnl gezicht: rood en ogen roodbruin.
* vrl gezicht: ogen bruin/groen.
* mnl borststuk: zijkant;bruinig met zwarte naden.
* vrl borststuk: zijkant;geel met zwarte naden.
* mnl achterlijf: bloedrood en knotsvormig, zijkant zwarte streepjes, die soms verbonden zijn.
* vrl achterlijf: geel, zijkant zwarte streepjes, die vaak een zwarte lijn vormen.

Grote keizerlibel, vrouwtje dat een eitje afzet
De Grote keizerlibel is de grootste in de familie der glazenmakers. Herkenbaar aan het geheel grasgroen borststuk. Glazenmakers behoren tot onze grootste libellen. Ze hebben allemaal een lang, slank achterlijf en grote ogen. De meeste soorten hebben een mozaïektekening van gekleurde vlekjes op het achterlijf. Dat geldt niet voor deze Grote keizerlibel. De keizerlibel wordt meestal vliegend waargenomen. Ze maken lange jachtvluchten en de mannetjes patrouilleren veelvuldig langs en boven het water, waarbij ze snelle uithalen naar andere libellen maken. Je zult ze in elk geval zelden zien stilzitten, wat het moeilijk maakt ze te fotograferen. De meeste kans krijg je als een vrouwtje even de tijd moet nemen om haar eitje af te zetten. Dat gebeurt in levende of dode planten. De foto vind ik niet echt super, maar beter zal het wel niet gaan lukken.

Mospissebed
Op de foto zie je een Mospissebed (Philoscia muscorum). De pissebed kennen we denk ik allemaal. De meest voorkomende is de Ruwe- of Gewone pissebed. De Mospissebed is wat hoger en boller van vorm en lijkt meer op een insectenlarve. Deze soort leeft ook van afgevallen bladeren en dood hout en is daardoor belangrijk voor de afbraak van organisch materiaal.
Wist je trouwens dat de pissebed een kreeftachtige is? De meeste pissebedden bevinden zich dus in zee, maar sommige soorten hebben zich aan weten te passen op het land. In Nederland komen liefst 36 op het land levende soorten voor. Deze zogenaamde landpissebedden hebben hun kieuwen nog behouden; die zijn aanwezig in de vorm van aangepaste "pootjes" van het achterlijf. Hiermee zijn ze in staat zuurstof op te nemen uit hun omgeving. De kieuwen moeten altijd vochtig blijven, omdat ze anders niet meer functioneren. Dit is dus ook de reden dat pissebedden in een droge omgeving niet lang zullen overleven.

Dambordvlieg
Een algemene vlieg in de buurt van huizen is deze dambordvlieg (Sarcophaga carnaria). Op het achterlijf hebben ze een zwart-witte tekening, waar ze hun naam aan danken. Een bijzonderheid is dat de vrouwtjes geen eitjes leggen, maar levende larven baren.
Bij vliegen trekken we eigenlijk altijd onze neus op. Dat geldt vooral voor bromvliegen en vleesvliegen of aasvliegen, een verzamelnaam voor vliegensoorten die van afval, mest en rottend vlees leven of daar ook hun eitjes in leggen. Enkele soorten zijn de Strontvlieg, de Groene- en de Blauwe vleesvlieg en deze Dambordvlieg. Hoewel het wat onsmakelijk lijkt, hebben deze dieren (of beter gezegd de maden) een belangrijke opruimfunctie in de natuur en zijn een onmisbare schakel in de voedselketen, want ze zijn het hoofdvoedsel voor ontelbare dieren.

Gymnosoma, soort onbekend
Sluipvliegen zijn o.a. te herkennen aan de haarborstels op borststuk en achterlijf en de aanwezigheid van een postscutellum; de witte schildjes bij het borststuk. De larven van sluipvliegen parasiteren op rupsen en larven van andere insecten. Er zijn meerdere soorten sluipvliegen en deze Gymnosoma- soort is er een van. Ze zijn moeilijk op soortnaam te brengen. Het is een relatief kleine vlieg, maar ze zijn heel mooi gekleurd en getekend. Ze vallen op door de in ruststand zeer wijd gespreide vleugels en het bolle achterlijfje. De antennen zijn relatief vrij lang.

Gewone roofvlieg
Ringpootroofvlieg
Een andere soort vliegen zijn de Roofvliegen(Asilidae). In Nederland zijn 40 verschillende soorten waargenomen. Het zijn vliegen van 5 tot 30 mm lengte, meestal met een langgerekt en behaard lichaam, lange en gedoornde poten en een kop met grote ogen en een steeksnuit. In rust liggen de vleugels rondom het achterlijf gevouwen. Hier zie je 2 soorten; de Gewone roofvlieg en de Ringpootroofvlieg.

De meeste roofvliegen zijn vrij groot en vangen merendeels vliegen als prooi, die ze met hun zuigsnuit leegzuigen. Ook zijn er soorten die leven van de eitjes en de poppen van bijvoorbeeld de normale stalvlieg door deze leeg te eten en zelf weer eitjes te leggen in de poppen. Deze vliegensoort wordt ingezet bij de biologisch verantwoord bestrijding van vliegen in koeien- en varkensstallen met een mestput. Hier moet uiteraard wel rekening gehouden worden dat de stallen geheel afgesloten zijn, anders heeft het weinig nut om roofvliegen in te zetten.

Wil je wat meer over roofvliegen willen weten en een soort willen benoemen, dan verwijs ik naar DEZE zoekkaart die ik op internet vond. Op deze kaart staan de meest gemelde soorten met een beknopte beschrijving.

Bosbijvlieg
Vliegen die op de plaats kunnen blijven helikopteren noemen we zweefvliegen. Deze vliegen leven van de nectar of stuifmeel van bloemen.
Zweefvliegen vormen een grote familie van kleine tot zeer grote vliegen, die tot de vaste bezoekers van elke bloementuin kunnen worden gerekend. In de Benelux komen meer dan 300 soorten voor! In de zomer tref je ze vaak aan tussen de vlinders, bijen, hommels en andere bloemenvereerders. Ze vallen meestal direct op door hun snelle vlucht, het regelmatig stilstaan (helikopteren) in de lucht en een aantal soorten door hun grootte. Bovendien zijn de meeste erg kleurrijk en zorgen vaak voor verwarring omdat ze lijken op wespen of bijen (mimicri).

Groot langlijfje
Het Groot langlijfje (Sphaerophoria scripta) is zo’n zweefvlieg. Ze zijn klein, zwart-geel gestreept en de soorten lijken sprekend op elkaar met name door hun lange achterlijf. Alleen het mannetje van deze soort laat zich wat makkelijker herkennen, omdat zijn achterlijf wat langer is dan zijn vleugels en op een latje lijkt. En daarom heet hij ook groot langlijfje, een bijna overal zeer algemene soort. De vrouwtjes uit het geslacht Sphaerophoria zijn alleen met de hulp van een microscoop uit elkaar te houden; hun achterlijf loopt spits toe. Het Groot langlijfje heeft gele poten, doorzichtige vleugels en wordt 8 – 11 mm lang.
Deze zweefvliegen zijn te zien van mei tot september. Zij leven van stuifmeel en nectar. Na de paring legt het wijfje 150 tot ruim 300 eitjes. De larven overwinteren en verpoppen in het vroege voorjaar. De larven doen zich tegoed aan bladluizen.

Menuetzweefvlieg
Nog een veel in onze tuin voorkomende soort is de Menuetzweefvlieg. Het is een erg kleine soort, die je van dichtbij moet bekijken om te zien dat'ie toch wel heel bijzonder is met zo'n rood/bruine vlek op zijn dikke dijen. Er zijn nog wel meer van dit soort zweefvliegen, maar die hebben geen rode vlek op de dijen. Deze soort is in ons land zelfs zeer algemeen. Het is een klein, slank zweefvliegje, dat als een 'stokje' voor bloemen en tussen de vegetatie kan zweven, waarbij ze schokkerig voortbewegen. Achterlijf zwart met wittige vlekken. Achterdij zeer dik. De soort komt eigenlijk overal voor. De larve leeft van afval op allerlei plekken, zoals bij de bodem en in composthopen.

Gewone driehoekszweefvlieg
De Gewone Driehoekzweefvlieg Melanostoma mellinum is een kleine zweefvlieg met een glimmend borststuk en een zwart achterlijf met gele vlekjes. Bij het vrouwtje zijn de vlekken driehoekig met een bolle achterrand. Bij het mannetje is het achterlijf korter dan de vleugels. Deze zweefvlieg kan in kruiden- en grasvegetaties worden gezien en bezoekt graag bloemen. De larven zijn groen en ontwikkelen zich onder meer in oevervegetaties.
Ze lijken zeer sterk op de de andere Melanostoma (slanke driehoekszweefvlieg) en op de soorten van het genus Platycheirus. (Platvoetjes). Ten opzichte van de laatste hebben de mannetjes geen platte voorpoten en hebben de vrouwtjes driehoekige vlekken op het achterlijf. Ten opzichte van de Slanke Driehoekszweefvlieg is de vorm van de achterlijfvlekken bij vrouwtjes determinerend: de achterrand is bol in plaats van hol.

vrijdag 21 september 2018

Allemaal beestjes #11

Ik heb de (soms vervelende) eigenschap dat ik alleen een foto plaats als ik weet wat het is. Meestal lukt dat gelukkig, hoewel ik altijd moeite heb met bijvoorbeeld blauwe waterjuffers. Daar zijn er veel van en ze lijken allemaal op elkaar.

Blauwe breedscheenjuffer (vrl)
Gelukkig geldt dat niet voor deze. Vanwege de opvallend grote schenen (tibia), met zwarte middenstreep, de afstaande haren en de brede kop, weet ik dat dit een Breedscheenjuffer is. In ons landje is er daar maar één van: de Blauwe breedscheenjuffer. In België is ze algemeen, in Nederland vind je ze op de hoge zandgronden en in Zuid-Limburg. Nou is deze toevallig niet blauw, maar dat komt weer omdat het een vrouwtje is. Mannetjes zijn vaalblauw en de vrouwtjes zijn wit, beige of lichtgroen.

Bruinrode heidelibel (mnl)
De Bruinrode heidelibel is een veel voorkomende libel. Ze is nog wel even te zien. De piek is in augustus, maar je kunt ze nog aantreffen in oktober en november. De soort kan zelfs lichte nachtvorst overleven, maar je zult ze alleen zien als de zon schijnt, want die is nodig om de gewenste temperatuur te bereiken en actief te kunnen zijn.

Bruinrode heidelibel
Hij lijkt sterk op de Steenrode heidelibel, die ook zeer algemeen is en vaak op dezelfde plaats voorkomt. Ze (de uitgekleurde mannetjes) zijn op het eerste gezicht van Steenrode te onderscheiden door de minder dieper rode kleur op het achterlijf en een minder egaal bruin borststuk. Bij de oudere mannetjes neemt die kleur nog meer af. Het beste onderscheidende kenmerk is echter de “hangsnor”. Dat is het zwarte streepje, dat bij de Bruinrode heidelibel stopt bij de oogranden, of hooguit een kleine beetje naar beneden loopt. Bij de Steenrode heidelibel loopt dat tussen de ogen langs de oogranden naar beneden. Je kunt dat hier op de foto niet zo goed zien. Dit is het beste zichtbaar als de foto schuin van voren is genomen. Een ander verschil is dat de dijen van de voorste poten bij Bruinrode heidelibel zwart-geel-zwart zijn en bij de Steenrode heidelibel zijn die zwart.

Woeste sluipvlieg
Woeste sluipvlieg
Dit is een Woeste sluipvlieg (Tachina fera). De meeste sluipvliegen (Tachinidea) zijn te herkennen aan de niet erg dichte, maar wel lange haarborstels op borststuk en achterlijf en de witte schildjes achteraan het borststuk. De Woeste sluipvlieg is toch wel het behaardst van alle en daar dankt ze dus ook haar naam aan. Het is één van de ruim 300 soorten sluipvliegen in Nederland en België.

Woeste sluipvlieg
De vlieg wordt ongeveer 9 tot 16 millimeter lang en is behalve de weelderige beharing vooral nog te herkennen aan het geeloranje achterlijf met in het midden een brede, zwarte streep. Volwassen sluipvliegen leven van nectar en stuifmeel, maar hun larven parasiteren op rupsen en poppen van insecten zoals vlinders en kevers. De ontwikkeling gaat razend snel: 10 dagen nadat het ei is gelegd, kan er al een nieuwe vlieg verschijnen!

Dambordvlieg
Er zijn 3 soorten vleesvliegen: de Blauwe - en Grauwe vleesvlieg, en de Groene aasvlieg. Dit is de Grauwe vleesvlieg. Vanwege het zwart-wit patroon wordt ze ook Dambordvlieg genoemd. De volwassen vlieg leeft van nectar en bezoekt bloemen, maar zuigt ook aan uitwerpselen. In tegenstelling tot de meeste andere vliegen is deze soort eierlevendbarend; er worden wel eitjes geproduceerd, maar die komen in het vrouwtje al uit. De larven worden afgezet op aas, zodat ze meteen kunnen beginnen met eten en zich verder kunnen ontwikkelen.

Dambordvlieg
De dambordvlieg is dan ook een vlieg waar we vies van zijn en eigenlijk is dat wel terecht. In lang vervlogen tijden, nog voordat maanden naar bijvoorbeeld Romeinse keizers werden genoemd, werd de maand juli wormenmaand genoemd. De wormen waaraan daarbij werd gedacht, waren echter geen wormen, maar de maden van vleesvliegen. Dit geeft aan wat het toen een probleem moet zijn geweest om in deze warme zomermaand vlees te bewaren. Ondanks dat we het een vies beestje vinden, speelt ze een grote rol in de voedselketen, want ze is voedsel voor veel insecteneters.

Zuringuil
De familie van de uilen is ingedeeld in 26 onderfamilies en met meer dan 350 soorten de grootste familie van de nachtvlinders. De meeste hebben grauwe voorvleugels, waardoor ze een goede schutkleur hebben en moeilijk te zien zijn. Ze zijn vooral herkenbaar aan twee “uilvlekken” die op de voorvleugel zitten en ook wel "ringvlek" en "niervlek" worden genoemd.

rups van de Zuringuil
De rupsen van de meeste soorten uilen zijn onbehaard, maar uitzondering hierop zijn de kleurige en harige rupsen van de Acronicta-familie, zoals deze Zuringuil. Het is een veel voorkomende soort, die verspreid over heel Nederland en België voorkomt. De waardplant is uiteraard de zuring, maar je vindt hem ook op weegbree, duinroos, hop, braam en ( zoals hier op de foto) de wilg.

Blauwvleugelsprinkhaan (zoekplaatje.....)
De Blauwvleugelsprinkhaan is een grijs/ grijsbruine (mannetje), tot rossige (vrouwtje) veldsprinkhaan met donkerdere dwarsbanden over de voorvleugel. Ze hebben verder een opvallend halsschild. Tenminste voor zover je van opvallend kunt spreken, want deze veldsprinkhaan is een meester in de camouflage. Probeer hem maar eens te vinden op deze foto.............. Je ziet hem pas als ie wegvliegt.

Blauwvleugelsprinkhaan (mnl)
Saai bruin dus, tot hij zijn vleugels spreidt als hij opvliegt en in een flits die mooie blauwe achtervleugels tevoorschijn komen. Of eigenlijk moet ik zeggen: als hij zweeft. Hij springt namelijk. Omdat hij daarbij zijn vleugels uitslaat, kan hij wel tientallen meters zweven. Dan pas zie je dus de opvallend fel blauw gekleurde achtervleugels, waaraan hij zijn naam dankt.

Blauwvleugelsprinkhaan (foto wikipedia)
De felle kleur dient om vijanden als vogels op afstand te houden. Om dat goed te kunnen bekijken moet je hem eigenlijk vangen om vervolgens de vleugeltjes te spreiden, met het risico dat je hem verwond of je vingers dan gelijk onder een bruin goedje komen te zitten dat hij uitscheidt....Deze foto heb ik overgenomen uit Wikipedia.

Blauwvleugelsprinkhaan (vrl)
Dat kun je dus beter achterwege laten. Ook omdat we zuinig moeten zijn op deze sprinkhaan. Het is in Nederland en België namelijk een zeldzame soort. De soort komt in Nederland alleen in stukken met kaal of schaars begroeid zand voor; aan de kust in de duinen en in het binnenland op heidevelden , open droge graslanden en zandverstuivingen. Ik zag meerdere exemplaren op de Boshoverheide. Door een gewijzigd natuurbeleid zien we gelukkig een toename van deze bijzondere soort.

Witte halvemaanzweefvlieg
Er zijn twee vrij algemene soorten Halvemaanzweefvliegen; de Witte halvemaanzweefvlieg (Scaeva pyrastri), omdat de vlekken bij deze soort witter zijn, en de Gele halvemaanzweefvlieg (Scaeva selenitica), die meer gele vlekken heeft. Dit verschil in kleur is het belangrijkste verschil tussen de soorten, maar is in het veld niet altijd duidelijk te zien vanwege een lichte overlap. Dit is een Witte Halvemaanzweefvlieg.
Ik vond het opvallend dat deze zweefvlieg haar vleugels op de rug had liggen. Dat zie je eigenlijk bij wespen en bijen, maar het zal waarschijnlijk met het minder goede weer te maken hebben gehad toen ik de foto nam. Vanwege de tekening doet deze zweefvlieg misschien denken aan een wesp, maar het lichaam is veel kleiner en platter. Het duidelijkst waaraan je kunt zien dat het een vlieg is, zijn de grote ogen en de korte voelsprietjes.

Deze zweefvlieg wordt 11 tot 13 millimeter lang en dankt de naam aan de kenmerkende, halve maanvormige vlekken op het achterlijf, in twee rijen van drie aan weerszijden van het achterlijf. Opvallend is dat deze vlieg ook zo dicht behaard is. Vooral bij de ogen valt dat op. Het voedsel van deze vlieg bestaat uit nectar en stuifmeel, dus deze soort speelt een rol in de bestuiving. De larve is ook nuttig vanwege het voedsel; deze eet namelijk enorme hoeveelheden bladluizen.

Rups van de Witte tijger
Tot slot wil ik nog een opvallend harige rups met kleine zwarte kop laten zien. Het is de rups van de Witte tijger. Dat is een wit met zwart gespikkelde nachtvlinder. Deze vlinder kreeg ooit de naam Tienuursvlinder, omdat hij pas na 10 uur 's avonds wordt gezien. Dat is dus ook de reden dat ik die, hoewel het een zeer algemene soort schijnt te zijn, nog nooit gezien en gefotografeerd heb!
Rups van de witte tijger
Anders is dat voor de rups, die dus wel overdag actief is. Ze is tot 40 mm lang, heeft een donker bruinachtig grijs lijf, dat bekleed is met zwarte haarborstels op een soort zwarte wratjes. Kenmerkend is de rode of oranje lengtestreep die over het midden van de rug loopt en het glimmend zwarte kopje. De wetenschappelijke naam van de vlinder is "Spilosoma lubricipeda". Spilosoma betekent stippen op het lijf en verwijst dus naar de vlinder. Lubricipeda betekent snelvoetig, rap. Deze naam slaat op de snelle manier van voortbewegen van de rups. Die kan inderdaad in korte tijd een flinke afstand afleggen en aangezien ze het ook nog vertikte om even te stoppen, viel het niet mee er een geslaagde foto van te maken.

vrijdag 4 september 2015

Allemaal beestjes#3

Je hebt misschien gemerkt dat ik de afgelopen maanden niet actief geweest ben op de blog.
Juli en augustus heb ik “vrij” genomen en lekker vakantie gehouden. De pc heb ik bewust uit laten staan om samen met mijn partner andere leuke dingen te doen. Uiteraard had ik mijn camera wel bij me tijdens onze wandelingen en fietstochtjes, want je weet maar nooit wat voor interessants je tegenkomt.
Daar wil ik in deze "allemaal beestjes" iets over vertellen.

Junikever
In "Allemaal beestjes #2" heb ik verteld over de Kleine Julikever. In deze post begin ik met een foto van de Junikever. Het klinkt misschien vreemd als ik zeg dat ik die in juli gemaakt heb, maar hij wordt zo genoemd, omdat ie vanaf juni te zien is. Maar ook in juli zie je hem dus. Tot op heden is de soort trouwens alleen waargenomen op enkele plaatsen in het midden, oosten en zuiden van ons land. Net zoals de meikever is de junikever vooral in de schemering actief. Bij valavond vliegen ze uit. Ze vertonen zwermgedrag: bij hoge boomtoppen vliegen ze rond om partners te vinden. Maar ook andere hoge objecten, zoals elektriciteitspalen en dakgoten, doen dienst als ontmoetingsplaatsen.

De Junikever lijkt op de gewone Meikever, maar is met een lengte van 14 tot 18 mm. iets kleiner. De segmenten van het verder zwarte achterlijf van de Meikever hebben aan weerszijden driehoekige witte vlekjes. Die zie je niet bij de Junikever. Deze heeft ook een halsschild dat niet zwart is. Hij heeft een bruine tot geelbruine kleur en is in vergelijking met verwante kevers over het gehele lichaam opvallend ruig behaard.
Ook de paring bij de Meikever verloopt anders. Bij veel insecten (ook de Junikever) kruipt het mannetje op de rug van het vrouwtje bij de paring, maar als de de geslachtsdelen van de parende Meikevers verbonden zijn, sleept het vrouwtje het mannetje (dat op zijn rug ligt) gewoon achter zich aan. Als de daad is verricht, laat ze zich meteen vallen om ergens haar eitjes te gaan leggen. Zo kon het dus gebeuren dat zo'n vrouwtje onlangs plots onhandig en bruusk op mijn terras terecht kwam. Hoewel ik in eerste instantie dacht dat ze dood was, was er dus niks aan de hand en vloog ze na enige tijd gewoon weg.
Junikever, vrouwtje
Op de eerste 2 foto's is uiteraard duidelijk te zien wie het mannetje is !!!, maar dit kun je ook aan de hand van de antennes bepalen: bij het mannetje zijn de bladen namelijk bijna even lang als de rest van de antenne, bij het wijfje zijn die aanzienlijk korter.

Bruine veldsprinkhaan
Op deze foto zie je de bruine veldsprinkhaan. Deze wordt vanwege zijn “zang” ook wel Tandrandje genoemd. Mannetjes bereiken een lengte van ongeveer 17 millimeter, de vrouwtjes zijn iets groter.
Sprinkhanen worden in 2 groepen verdeeld: veldsprinkhanen en sabelsprinkhanen. Veldsprinkhanen zijn de rumoerige, vegetarische springwondertjes met tamelijke korte en dikke antennes. Sabelsprinkhanen, die zowel planten als insecten eten, hebben lange en heel dunne antennes.

Veel soorten veldsprinkhanen lijken op elkaar, vooral omdat ze allemaal verschillende kleuren kunnen hebben, en zijn dan ook moeilijk uit elkaar te houden. De echte kenners herkennen ze dan ook niet aan hun uiterlijk, maar aan het geluid. Zo hebben ze vaak ook hun naam gekregen. Ik denk bijvoorbeeld aan het Zoemertje,de Snortikker, de Krasser, de Ratelaar en het Locomotiefje.

Knopsprietje
Het knopsprietje dankt zijn naam aan de verdikte uiteinden van de antennes van het mannetje. Bij het vrouwtje ontbreken die echter. Op uiterlijk is ie ook vaak niet te herkennen, want de kleur is zeer variabel, van grijsbruin tot grijs of zelfs zwart komen voor. Ze zijn nogal gauw te verwarren met andere soorten, maar dit is er dus een. De soort is voornamelijk te vinden in zanderige gebieden zoals droge heidevelden en duingebieden.
Het knopsprietje maakt een snorrende ratel die langzaam aanzwelt en waarbij de ratels regelmatig worden herhaald. Dit doet deze kortspriet door de achterpoot langs de vleugel te wrijven (striduleren). Voor leken zijn geluiden van krekels en sprinkhanen allemaal hetzelfde, maar als je alleen 'gerasp' hoort, is het een sprinkhaan, hoor je ook een toon, dan is het een krekel. Het zijn trouwens alleen mannetjes die “muziek" maken. De geluiden zijn namelijk bedoeld om vrouwtjes te lokken.

Moerassprinkhaan (mannetje)
De moerassprinkhaan is een veldsprinkhaan, die alleen in natte gebieden voorkomt.Tot voor kort zag het er niet zo goed uit, maar tegenwoordig lijkt het gelukkig stukken beter met ze te gaan.
De soort heeft waarschijnlijk als een van de eerste kunnen profiteren van allerlei maatregelen in het huidige natuurbeheer; natte hooilanden, open (zeggen)moeras en licht begraasde, natte graslanden (vaak met pitrusruigtes) vormen namelijk zijn favoriete biotoop. De open, natte biotopen kunnen er in de zomer misschien droog uitzien, maar in het winter- halfjaar zijn ze kletsnat. Voor de Moerassprinkhaan is een natuurlijke grondwaterschommeling (nat in de winter, droger in de lente) en een zeer gevarieerde vegetatiestructuur belangrijk. Deze heb ik gefotografeerd in de Waerbrookskoel. Het meest ideaal is "rommelig" en laat te maaien of extensief te laten begrazen.

Het is de grootste nog levende inheemse veldsprinkhaan. De soort is door zijn bonte kleuren met geen enkele andere soort te verwarren: de onderkant van de achterdijen is rood, de knie zwart en de achterschenen zijn geel en bezet met zwarte doorns. Dat geldt tenminste voor de mannetjes. De vrouwtjes zijn vrij variabel en zijn meestal wat kleurlozer.

Gallische veldwesp
Veldwespen maken onder overhangende stenen of aan een plantenstengel nestjes, die niet door een omhulsel van papier-maché omgeven zijn. Je kunt dus zo in het open nest kijken. De openingen van de cellen zijn ietsjes schuin omlaag gericht, zodat de inhoud (de eieren, de larven en de poppen), tegen regen beschut is.
Ze komen niet op zoetigheid af, maar leven van kleine insecten, spinnetjes en wolluizen. Daarom zijn ze niet zo agressief als onze “limonade- wespen” en kun je hun gedragingen op een redelijke afstand zonder problemen gadeslaan.

Ik dacht in eerste instantie dat dit de Franse veldwesp was, maar bij nader inzien is dit de Gallische veldwesp. Deze 2 soorten worden vaak verwisseld, maar omdat deze geen oranje voelsprieten heeft zoals de Franse veldwesp, kwam ik er achter dat het de Gallische veldwesp is. Je komt ze voornamelijk in zuidelijke landen tegen. De kans dat je deze bijzondere wespen zult vinden, is dus klein, hoewel deze “vakantieganger” het (zoals je ziet) vanwege het veranderende klimaat steeds hogerop zoekt.

De Gallische veldwesp nodigt je door de manier van bouwen als het ware uit om naar binnen te kijken. Een beetje zoals “gluren bij de buren”…. Daardoor is alles goed te volgen.
Hoewel deze 10 tot 15 mm grote wespen kunnen steken, zijn ze niet agressief. Soms kwamen er een paar gewoon op mijn camera zitten, maar omdat ik er niet op reageerde, gebeurde er niets. In de cellen zijn de eieren en de larven, in verschillende stadia van ontwikkeling, goed zichtbaar. Op deze foto zie je o.a. een cel die met een kapje is afgesloten. Hier vindt de verpopping plaats.
Als de temperatuur flink op loopt, moet er uitgebreid met de vleugels gewaaierd worden om het nest koel te houden. Als dat niet genoeg is, spugen de werksters zelfs water over het nest.

Rietkruisspin
Deze rietkruisspin is bezig een heidelibel in te kapselen, die verstrikt is geraakt in haar web.
Einde verhaal voor de libel.
De rietkruisspin is een soort uit de familie wielwebspinnen en komt voor in heel Europa. Je hebt de meeste kans haar te vinden in vochtige open terreinen, het vaakst langs oevers van stil en stromend water. De spin maakt een web met relatief weinig spaken tussen het gras, hoge kruiden of riet. Dit verklaart de naam.

De Rietkruisspin is moeilijk te ontdekken, omdat ze vooral 's nachts actief is en zich overdag meestal verstopt. Ze laat zich alleen zien als een buit in haar net verstrikt raakt. Als het werk er op zit, trekt ze zich weer terug in haar dicht geweven schuilhoek naast het web. Deze schuilplaats is ballonvormig en best moeilijk te vinden, omdat ze bedekt is met planten en prooirestjes. Via een signaaldraad die vanaf het web naar de opening aan de onderkant van deze schuilplaats loopt houdt ze haar web in de gaten.

Kolibrievlinder
Deze pijlstaart (met een spanwijdte van ca. 5 cm) heeft, door de manier waarmee hij supersnel van bloem tot bloem vliegt en stilstaat in de vlucht om te foerageren, veel weg van een kolibrie. We hebben het dus over de kolibrievlinder. Het viel niet mee om van dit super beweeglijke vlindertje een foto van te maken. De foto is dan ook niet echt superscherp, maar ik vind de foto desondanks goed geslaagd.

In de vlucht is de oranjebruine kleur van de achtervleugel en van de onderkant van de voorvleugel duidelijk zichtbaar. De bovenkant van de voorvleugel, de kop, het borststuk en een groot deel van het achterlijf zijn warmbruin met een grijsachtige tint. Vooral de lange tong is fascinerend, vanwege de lengte en hoe er nectar mee uit de bloem wordt gehaald. Dit alles duurt slechts fracties van seconden en dan is ie weer weg.
Ze worden niet voor niks Onrustvlinder genoemd, want ooohhh….. wat zijn ze snel. Het lijkt alsof deze dikker- tjes nooit gaan zitten. Uiteindelijk ging ik er ook niet meer achteraan, maar bleef op hetzelfde plekje bij wat bloemen staan, in de hoop dat ie nog eens langs zou komen. Wat uiteindelijk ook gebeurde.

Bruinrode heidelibel
In Nederland is de 4 à 5 cm grote bruinrode heidelibel een algemene soort. De naam is misleidend, want die kleur geldt alleen voor de uitgekleurde mannetjes die een rood achterlijf krijgen. De libelle op deze foto is dus een vrouwtje. Jonge mannetjes en vrouwtjes hebben een geel achterlijf, dat later bij de vrouwtjes verkleurt tot bruin of roodbruin.

Uitsluipen (van larve naar imago) vindt plaats vanaf eind mei tot eind september, met een piek van juli tot begin september. Als dat net gebeurd is, zijn ze soms al vanaf enige afstand herkenbaar, omdat de zon op de nog natte vleugels reflecteert. De libelle kan op dat moment nog niet vliegen en is dan het meest kwetsbaar voor vijanden. Het is ook een prima moment om close-ups te maken. Je kunt ze soms gewoon oppakken.

Hoewel jonge mannetjes in het begin, net zoals het vrouwtje, een geel achterlijf hebben, is dit een vrouwtje. Die heeft namelijk achterlijfaanhangsels die recht uitlopen in een spitse punt, terwijl ze bij een mannetje meer uiteen wijken. Het vrouwtje verkleurt later bruin tot roodbruin. De soort plant zich vooral voort in schaars begroeide ondiepe plasjes, die ’s zomers geheel of gedeeltelijk uitdrogen en weinig vegetatie hebben.

Blogarchief