Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


Posts tonen met het label citroenvlinder. Alle posts tonen
Posts tonen met het label citroenvlinder. Alle posts tonen

maandag 5 september 2016

Allemaal beestjes #5

Vandaag, 5 september 2016, zag ik dat er op mijn blog meer dan 100.000 pageviews zijn geweest.
De afgelopen maand waren het er liefst 2160. En dat in de vakantie.....
Dat doet me deugd en is een goede reden om er mee door te gaan. Ik heb dan ook nog genoeg te vertellen.

Vanwege de vakantie is het trouwens weer even geleden, dat ik een blog plaatste.
Uiteraard heb ik de camera niet thuisgelaten en heb weer een aantal mooie foto's kunnen maken van insecten. Toch een groep, waar ik (zoals je misschien al gemerkt hebt)in geïnteresseerd ben.
Daar wil ik er in deze blog dan ook een aantal van laten zien.

citroenpendelvlieg
Hoewel het weer van de afgelopen dagen er geen aanleiding toe geeft om zich te laten zien, zijn er nog zweefvliegen actief. Niet zo beweeglijk dan anders, maar dat is voor een foto alleen maar gunstig.
De soort die zich hier, op een pitrus zittend, aan het oppoetsen is, is een pendelzweefvlieg. Deze soort heeft als opvallendste kenmerk de zwarte en geel/witte lengtestrepen op het borststuk (thorax). Hun Latijnse naam “Helophylus” is trouwens ook heel toepasselijk, want dat betekent zoiets als “"bungelende zonaanbidder".
Dat geldt in sterke mate voor deze soort, hoewel er momenteel weinig aanleiding is om te "bungelen".

Er zijn verschillende soorten, maar ik denk dat dit, vanwege het meer langwerpige achterlijf, de lichtere vaalgele vlekken en vooral de wit/gele streep op zijn voorhoofd, de CITROENPENDELVLIEG (Helophilus trivittatus) is. Die streep gaf uiteindelijk de doorslag, want bij de gewone pendelvliegen is die namelijk bruin tot zwart.

grote weerschijnvlinder
Tot voor kort was de GROTE WEERSCHIJNVLINDER (Apatura Iris) een zeldzame standvlinder, maar door een veranderend natuurbeleid breidt hij zich gelukkig weer uit en wordt hij ook in onze omgeving op verschillende plekken gezien, zoals in het Stramproyerbroek en de Zig.
Het is een redelijk grote vlinder met een vleugellengte van ongeveer 40 mm. De vleugels van het mannetje vertonen bijzondere wisselende kleuren door iriseren; bij de juiste invalshoek van het zonlicht, verkleuren die namelijk van bruin naar een prachtig blauwglanzende gloed. Daarom heet hij dan ook weerschijnvlinder.

Je moet echter veel geluk hebben ze te vinden, want ze leven hoog in de bomen. Daar voeden ze zich met honingdauw en sap van bloedende bomen. De mannetjes tref je soms echter ook aan op vochtige paadjes en beekoevers. Ze zijn daar op zoek naar vochtige “substanties” om er mineralen en zouten uit op te zuigen. Liefst met een doordringende geur zoals bij kadavers en mest. Je kunt hem bijvoorbeeld ook lokken met oude kaas of camembert, rottend fruit en ander "lekkers" met een geurtje, zoals je zweetschoenen of zweetsokken.
Dat vindt ie heerlijk…………………

metaalvlinder
Deze ongeveer 1,5 cm groen/blauwe vlinder is een METAALVLINDER (Adscita statices). Hij komt uit de familie der Bloeddrupjes. Ook de Sint Jansvlinder hoort daar bijvoorbeeld bij. Vanwege het irisatie- effect lijkt hij de ene keer wat groener en de andere keer wat meer blauw. Dat effect zie je bijvoorbeeld ook bij bellenblazen en bij benzinevlekken of olievlekken op de weg.
Als je hem ziet vliegen denk je in eerste instantie dat het geen vlinder is. Hij fladdert niet echt als een vlinder, het lijkt meer op een wat “keverachtige” vlucht. Het mannetje heeft iets grotere, bredere en sterker geveerde antennen dan het vrouwtje.

Het is een zogenaamde dagactieve nachtvlinder. Hij gaat namelijk overdag op zoek naar nectar. Deze zit op een distelsoort, de kale jonker. Een dankbare nectarrijke soort voor veel insecten. Deze vlinders blijken niet alleen een vieze smaak te hebben, maar zijn ook giftig. Het schijnt dat ze blauwzuur bevatten.
Dieren laten ze om die reden dan ook graag met rust.

gamma uiltje
Het GAMMA UILTJE (Autographa gamma) is een veel voorkomende, maar onopvallende nachtvlinder. Hoewel het een nachtvlinder is, is hij ook overdag actief. Hij is bij de meeste mensen onbekend. Als je hem zo ziet op de zaden van de boekweit, is meteen duidelijk waarom hij niet zo bekend is; hij is namelijk moeilijk te vinden. Hij heeft in het midden van de voorvleugel een duidelijke geelwitte Y-vormige vlek (Y= gamma) waardoor hij altijd goed te herkennen is. Omdat die gamma-vormige tekening wat gelijkenis heeft met een pistool, heeft hij ook de bijnaam Pistooltje.

In Nederland en België is de gamma-uil een trekvlinder. De vlinders trekken in het voorjaar vanuit het Middellandse Zeegebied naar Midden- en Noord-Europa en die je nu ziet, is een nakomeling daarvan. Een deel van hen trekt in september en oktober weer naar het zuiden.

steenhommelreus
Zweefvliegen weten bijen, wespen en hommels uitstekend na te bootsen. Veel insectenetende vogels en andere dieren laten insecten met bepaalde kleurcodes met rust, omdat ze weten dat er een steek kan volgen. Zweefvliegen hebben geen angel en kunnen dus ook niet steken, maar het nadoen van wespen en hommels heeft wel effect en schrikt af. Er wordt nogal eens een vergissing gemaakt met een zweefvlieg. Men heeft het dan over een bij, wesp of hommel. Dit is dus een vlieg. Een STEENHOMMELREUS (Volucella bombylans bombylans) om precies te zijn.

Op deze foto kun je heel goed zien dat we te maken hebben met een vlieg. De belangrijkste verschillen zijn: een vlieg heeft één stel vleugels, grote ogen en kleine voelsprietjes. Bij de echte bijen, wespen en hommels zie je voor- en achtervleugels, kleine ogen en lange voelsprieten. Er zijn uiteraard nog wel wat verschillen, maar dit zijn de belangrijkste. Als je nog twijfelt, probeer ze dan te vangen en als ze niet steekt is het een vlieg........

steenhommelreus
De bekendste hommelimitator is de hommelzweefvlieg. Hoewel er maar één soort is, doet die verschillende hommelsoorten na, zodat er verschillende vormen van in omloop zijn. Hier zie je dus een soort die de steenhommel imiteert; de Steenhommelreus. Een mannetje om precies te zijn. De ogen van vrouwtjes zijn namelijk kleiner en staan verder uit elkaar.

Nu hij ook nog eens bezig is met het poetsen van zijn tong, ziet hij er nog gevaarlijker uit. Met deze lange tong steekt hij echter niet, maar zuigt hij nectar op. Normaal gesproken zie je die tong niet, want die zit als ze niet gebruikt wordt in een soort schede onder het lichaam gevouwen.

bronzen zandloopkever
Het digitale tijdperk maakt het mogelijk om een zandloopkever goed te kunnen bekijken. Pas op de foto is te zien, hoe mooi van kleur ze zijn. Dan zie je bijveerbeeld dat deze soort blauwe knieën heeft, kleurrijke voelsprieten en flinke beharing. In de vrije natuur krijg je daar de kans niet voor.

bronzen zandloopkever
Hoewel deze ietwat groen van kleur oogt, is het niet de veelvoorkomende groene zandloop- kever, maar de BRONZEN ZANDLOOPKEVER (Cicindela hybrida). Hij heeft namelijk drie grote lichte vlekken op de dekschilden, die zich bijna over de gehele breedte uitstrekken en opvallend lange witte haren op de onderkant van het lichaam en poten. Bij koel weer blijven loopkevers in hun schuilplaats en alleen bij zonnig weer komen ze tevoorschijn. Dan zijn ze razendsnel en je zult ze zelden stil zien zitten. Ik heb dan ook de nodige foto’s moeten maken voordat ik deze mooi in beeld had.

Je treft deze tot 1,5 cm grote kevers aan op zanderige gebieden zoals heide, duinen en zandverstuivingen. Altijd in open terrein, omdat ze daar optimaal gebruik van de zon kunnen maken en er gemakkelijk rennend (bij uitzondering vliegend) achter hun prooi aan jagen, of er vandoor kunnen gaan bij verstoring.
Het zijn echte rovers. Ze jagen op insecten als mieren, vliegen en zelfs spinnen staan op het menu.

rode smalbok
De 10-20 mm RODE SMALBOKTOR (Stictoleptura rubra) is een van de meest voorkomende boktorren in Nederland en België.
De kevers houden zich graag op bloeiende planten op, vooral schermbloemigen. Het vrouwtje legt de eieren bij voorkeur op oude dennen- en sparrenbomen en vaak ook in stobben en dode takken. Omdat deze Rode smalbok geen droog hout aantast, is er geen gevaar dat zij in huis eieren zal afzetten.

De kever op de foto is duidelijk een vrouwtje. Dit is te zien aan de kleur. Bij de meeste kevers zien de mannetjes en de vrouwtjes er zo'n beetje hetzelfde uit, maar bij deze soort is het geslacht van de dieren erg goed te zien. Het mannetje is namelijk kleiner en heeft een andere kleur; geelbruine dekschilden en een zwarte kop en zwart halsschild. De naam Rode Smalbok geldt dus eigenlijk alleen voor het vrouwtje.

citroenvlinder
Niet alleen wij mensen profiteren nog van het mooie weer, ook tal van vlinders zijn dan erg actief. Je ziet momenteel vooral witjes rondfladderen. Ook deze CITROENVLINDER (Gonepteryx rhamni, Met een spanwijdte tot zo'n 55 mm, is uit de familie der witjes (Pieridae). Zowel mannetje als vrouwtje zijn te herkennen aan de oranje-bruine stip op iedere vleugelpunt. Vooral de mannetjes zijn geel, terwijl de vrouwtjes meer groen en bleker van kleur zijn, maar dit is in het veld niet altijd even eenvoudig te zien.

citroenvlinder
Het is een van de langstlevende soorten, die meer dan een jaar oud kan worden. De vliegtijd is van februari tot en met mei en van juli tot en met oktober. In de tussentijd wordt een winterslaap gehouden in holten in bomen of lage, groene struiken, zodat de vlinder moeilijk te vinden en goed gecamoufleerd is. Ook als de vlinder rond juni uit zijn pop komt, wordt al snel een soort zomerslaap gehouden. Hierdoor wordt het grootste deel van zijn "lange" leven al rustend doorgebracht.

tijgerlangpootmug
Deze TIJGERLANGPOOTMUG (Nephrotoma appendiculata)is een insect die behoort bij de muggen. Een mug die overigens niet steekt. Het zijn onschuldige wezentjes die zich overdag vaak in planten ophouden. De larven daarentegen, de emelten, zijn vraatzuchtig en kunnen schade aanrichten bij gewassen.
Ze zijn relatief groot in vergelijking met andere insecten. Het meest opvallend zijn natuurlijk hun poten. Ze worden vanwege die gigantische poten ook wel vliegende hooiwagen genoemd. Ze kunnen deze poten makkelijk af laten breken als deze worden vastgepakt. Omdat een langpootmug met poten en vleugels niet meer vervelt, groeien deze helaas nooit meer aan. De achtervleugels zijn gedegenereerd tot 2 knotsvormige haltertjes. Deze hebben een functie die vergelijkbaar is met een gyroscoop; zijn voor het bewaren van het evenwicht. Op de foto zijn ze goed te zien.

vrijdag 29 mei 2015

Allemaal beestjes

In 1967 was het lied "Weet je wat ik zie als ik gedronken heb? Allemaal beestjes......" enige tijd een hit.
Om beestjes te zien, hoef ik echter niet te drinken, maar ga ik de natuur in..... Zeker als die natuur op zijn best is (of zoals Umberto Tan zegt "fris en fruitig"), profiteren de kleine beestjes daar van.

Als de temperatuur op het einde van het jaar daalt, vertrekken de vlinders naar warmere streken, of gaan in winterrust. Sommige soorten doen dat als vlinder, andere als pop, rups of eitje. Als je al vroeg in het jaar vlinders ziet, zijn dat de soorten die als vlinder op beschutte plekjes als bijvoorbeeld boomholtes, in struikgewas, bladeren of dichte graspollen overwinteren.

Zo zag ik al midden maart een CITROENVLINDER. Het is een dagvlinder uit de familie Pieridae. Familie dus van de witjes. Beide vlinders (mannetje-vrouwtje) zijn te herkennen aan een bruin/oranje stip op iedere vleugel- punt. Ik kan zien dat dit een vrouwtje is, omdat die bleker en meer groen van kleur zijn dan de mannetjes.

Het lijkt soms wel of deze soort nooit stilzit. Het is dan ook moeilijk om er een geslaagde foto van te maken. In de vlucht valt hij goed op, maar als hij eens ergens gaat zitten, is hij moeilijk waar te nemen. In rust vouwt hij namelijk de vleugels nooit open, zodat je vanwege de vorm en de lichtere vleugeladering, die lijkt op nerven, denkt te maken te hebben met een blad. Na wat geduld is het me uiteindelijk toch gelukt.

Gelukkig was deze GEHAKKELDE AURELIA  niet zo actief. Hij was blijkbaar "nog niet op temperatuur" en was zich in het zonnetje aan het opwarmen. Hij was dan ook gemakkelijk te benaderen.
De gehakkelde aurelia is een algemene soort, die je langs bosranden, struwelen en in parken en tuinen kunt aantreffen. Dit was nog een bijzonder gaaf exemplaar. Je hoeft geen kenner te zijn om te zien dat ie familie is van o.a. de dagpauwoog, atalanta, landkaartje en kleine vos.

Als de insecten actief worden, zie je ook "rovers" zoals de GROTE WOLFSPIN verschijnen. De spin komt voor in heidevelden, bossen en ruigtes. Het is een algemeen voorkomende soort. In West Europa komen liefst ruim 80 verschillende soorten voor, die nauwelijks van elkaar te onderscheiden zijn. De naam is misleidend, want deze spin is, ínclusief de pootjes, slechts 0,4 tot 4 cm groot en niet te vergelijken met de veel grotere “buitenlandse exotische” wolfspinnen. De soort kan herkend worden aan de lichte streep op de kop en de typische lichte flapjes naast de ogen. Op deze foto zijn die niet te zien. Wolfspinnen zijn lichtgrijs tot donkerbruin, vaak getekend met strepen of vlekjes. Vrouwelijke spinnen dragen net zoals de kraamwebspinnen hun bevruchte eieren mee in een cocon (een ronde zak gemaakt van draadjes). Na het uitkomen van de eitjes klimmen de jongen op de rug van hun moeder, die ze lange tijd mee draagt.
Zoals je aan de lange renpoten kunt zien, hoort deze soort bij de loopspinnen die geen web maken om een prooi te vangen, maar op de grond achter hun prooi aan rennen. Ze zijn supersnel, maar geduld is een schone zaak. Hoewel het een vrij rustige spinnensoort is, kan ze als ze zich bedreigd voelt soms bijten. Je zult echter amper iets van het gif merken als je gebeten zou worden als je haar bijvoorbeeld op pakt.......

Vorig jaar heb ik ook al een foto geplaatst van een andere loopspin, die vanwege haar web ook KRAAMWEBSPIN wordt genoemd. Ik vertelde toen hoe bijzonder hun paringsritueel is. Kraamwebspinnen hebben een ovale rug en lange poten. De spin is de ene keer wat lichter van kleur dan de andere keer, maar het streepje dat van de kop naar het achterlichaam loopt is er altijd. Het meest opvallend aan deze spinnen is de broedzorg van het vrouwtje, waarbij een web wordt gemaakt dat dient als een soort kraamkamer. Voordat de spinnetjes worden geboren, wordt het cocon in een tentvormig kraamweb gelegd. De spinnetjes worden tot hun 2e vervelling bewaakt door de moeder, waarna ze een zelfstandig leven tegemoet gaan.

De zorg is echter al eerder begonnen, want op deze foto's kun je zien dat het vrouwtje tijdens de "zwangerschap" het eicocon met haar gifkaken vast houdt en al die tijd onder het lichaam mee draagt. Maar goed dat haar poten zo lang zijn….

De AKKERHOMMEL is vooral te herkennen aan de oranjebruine ruige beharing op de kop en borststuk.
Het is de nozem onder de hommels, maar ook een Joris Goedbloed, want hij zal niet gauw steken. Altijd leuk om deze kleine soort te zien. Ze nestelen meestal ondergronds, maar kunnen hun nesten ook bovengronds maken tussen mos of in graspollen of zelfs in oude vogelnesten en nestkastjes. De kolonies hebben een gemiddelde grootte tussen de 80 en 200 exemplaren.
Op dit moment zie je alleen maar de werksters, de mannetjes zie je pas half augustus verschijnen.

De laatste vervelling van larve naar imago wordt bij libellen uitsluiping genoemd. De huid van de larvekop en -borststuk barst open en heel langzaam komt de volwassen libel eruit. Vervolgens blijft het nog verfrommelde en kleurloze dier een tijd lang hangen en pompt zich door middel van lichaamsvloeistof op. Ook de vleugels strekken zich langzaam maar zeker uit.

Pas na een paar uur is de libel opgedroogd en zijn de vleugels uitgehard. Ze is dan herkenbaar aan haar glimmende vleugels. Omdat ze nog niet kan wegvliegen, is de libel zeer kwetsbaar voor natuurlijke vijanden. Maar dit is ook een zeer geschikt moment om er foto’s van te maken.
Na het uitsluipen van de mannetjes van deze BRUINE KORENBOUT is het achterlijf oranje, met een zwarte rugstreep die naar achter toe breder wordt en ze hebben nog opvallende oranje vleugeladers, waardoor het hele dier een zeer kleurrijke indruk maakt.

Zoals je ziet, schrikken KRABSPINNEN (die een stuk kleiner zijn dan de kruisspin) niet terug voor een grote prooi. Het gif van deze spinnen is voor insecten namelijk erg zwaar: ze gaan heel erg snel dood.
Er zijn witte, gele, groene en zelfs blauwe krabspinnen, die op het eerste gezicht erg opvallen. Als je zo'n krabspin ziet, dan denk je dat iedereen die wel zal zien. Maar dat is niet waar: ze zijn zo goed gekleurd, dat je ze zelfs niet ziet als ze bewegen. Hun kleur is namelijk aangepast aan de bloem, waar ze stilletjes afwachten tot een argeloze prooi nadert. Ik heb al eens eerder een witte "kameleonspin" geplaatst.
Ze hoeven geen web te maken, maar klemmen hun prooi vast als deze dichtbij komt en hun gif doet de rest. Ze hebben geen scharen, maar lange, wijd uitstaande poten waarmee ze soms zijwaarts wandelen, net als krabben. Hoe deze spin heet is mij niet bekend.

De FRAAIE SCHIJNBOKTOR doet zijn naam alle eer aan. Deze slanke kever met een lichaamslengte van minder dan 1 cm heeft een prachtige metalliek glanzende blauwgroene kleur. De langgerekte kop heeft lange, draadvormige antennen en grote, ovale ogen. Hoewel hij vooral vanwege die lange tasters op de echte boktor lijkt, wordt hij tot een ander geslacht gerekend, namelijk die der schijnboktorren. Dit is het vrouwtje. Het mannetje is namelijk ( voor de verandering) herkenbaar aan de flinke bolle dijen.
De fraaie schijnboktor komt algemeen voor in bloemrijke weilanden en langs bosranden. Je vindt hem vooral op schermbloemigen, hoewel hij ook op andere weidebloemen en bloeiende struiken voorkomt. Zoals in dit geval op een margriet. Daar voedt hij zich met stuifmeel.

Blogarchief