Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


Posts tonen met het label heide. Alle posts tonen
Posts tonen met het label heide. Alle posts tonen

zondag 7 juni 2020

Boshoverheide

De Boshoverheide is een natuurgebied in de gemeente Weert tussen Weert en Budel. De heide is ruim 200 ha groot en ligt tussen de Loozerheide en de Weerter- en Budelerbergen. Een gedeelte van de heide wordt druk bezocht vanwege het grootste en uitgestrektste urnenveld van NW-Europa dat zich daar bevindt. Er is een kleine zandverstuiving en er lopen zandweggetjes door het hele gebied, zodat wandelaars vanaf het urnenveld naar de Loozerheide kunnen lopen. Fietsen is onmogelijk.

Panorama van de Boshoverheide vanaf de verhoogde vogeltelpost op de Loozerheide
De grote droogte doet het ergste vrezen voor dit heidegebied. En dan bedoel ik nog niet eens het gevaar van een brand, maar ook het niet tot groei en bloei komen van de heide. Dat zou al voor het derde jaar op rij zijn. De heide heeft het hier overigens sowieso al moeilijk, want het is hier “dankzij” de stikstofdepositie, afkomstig van boerenbedrijven, verkeer en industrie uit de omgeving dat de grond verzuurt en het pijpenstrootje hier het beeld steeds meer bepaalt.

Panorama van de Boshoverheide vanaf de verhoogde vogeltelpost op de Loozerheide
Dat gaat ten koste van de gevoeliger planten die in dit voedselarme milieu thuis horen zoals de heide, maar ook bijvoorbeeld zonnedauw, gagel, heidekartelblad, viooltjes en muizenoortje.

Door de dichte matten die de wortels van het pijpenstrootje op de bodem vormen, krijgen de zaden van andere planten namelijk nauwelijks gelegenheid te ontkiemen en op te komen. Zo worden ze geleidelijk verdrongen. Een boeiend artikel over de stikstofdepositie op de heide vond ik “Van heide en boeren naar stikstof en wensnatuur

Pijpenstrootje kan ook slecht tegen droogte

Pijpenstrootje houdt van nattere bodems, die tenminste vochtig zijn en redelijk zuur. Dus ook het pijpenstrootje heeft het hier nu moeilijk door de droogte.

In een vochtigere omgeving gedijt het pijpenstrootje goed
Het klinkt misschien stom, maar een brand zou hier bijna welkom zijn om een verdere groei van het pijpenstrootje tot stand te brengen!!!! Ik zeg dat niet zo maar, want het wordt vaker bewust gedaan, zoals bijvoorbeeld op de Sallandse heuvelrug.

Het gecontroleerd afbranden, mits aangevuld met begrazing, blijkt namelijk effectief om de door anorganische stikstofdepositie veroorzaakte dominantie van pijpenstrootje in droge heide te doorbreken en struikhei en andere karakteristieke soorten van dit habitattype weer te laten toenemen. Een uitgebreid onderzoek van Robert Bobbink e.a. over periodiek gecontroleerd branden om de effecten van vermesting, verzuring en verdroging terug te dringen en de voor Nederland karakteristieke (natuur)waarden duurzaam te behouden, kun je lezen in "Branden als EGM-maatregel". EGM = Effect Gerichte Maatregelen.

Na het gericht branden komen mooie jonge heide en diverse kruiden terug. Er wordt overigens alleen gebrand bij vorst om het beheersbaar te houden en kleine dieren en insecten die dieper in de grond overwinteren, lopen dan geen gevaar. Maar als het gecontroleerd branden of een spontaan ontstane brand in de zomer vanwege de sterke droogte uit de hand loopt en overslaat gaat dat ten koste van veel meer. Dus nee, toch maar niet..................

Heideterreinen moeten vooral tijdig begraasd, geplagd en eventueel gemaaid worden om die vergrassing (pijpenstrootje) en dichtgroeien met bomen en struiken voor te blijven. Om heide in stand te kunnen houden, is dus beheer noodzakelijk, maar omdat daar lange tijd geen sprake van is geweest, is er veel verdwenen en is het nog maar een fractie van wat het ooit was.

Onze moderne "grasmaaiers" in de vorm van Schotse hooglanders, Galloway-runderen en Taurossen hebben het ook niet echt begrepen op deze grassoort. Misschien dat dit te maken heeft met het feit dat bloeiend pijpenstrootjesgras giftig is. Tijdens de bloei (dus niet tijdens de groei en in de winter) maakt het pijpenstrootje namelijk blauwzuur aan dat opgeslagen wordt in de stengels. Geen púúr blauwzuur, maar verbindingen waar blauwzuur in zit. Als er echter grote hoeveelheden worden gegeten, kan dat tot problemen leiden. Het is een afweermechanisme van veel planten, dat van nature wordt gevormd door verschillende bacteriën, algen, schimmels.

Niets opvallends, want 10% van onze planten schijnt deze blauwzuurverbindingen te bevatten. Het wordt onder andere aangetroffen in bonen (kikkererwten, limabonen), vruchten (zaden en pitten van appels, kersen, peren, abrikozen, perziken en pruimen), bittere amandelen, walnoten, beukennoten, cashewnoten, lijnzaad, koolsoorten (broccoli, witte kool, boerenkool, spruiten). Ons lichaam weet dat in de lever om te zetten in thiocyanaat dat in ons speeksel komt en niet alleen belangrijk is voor de vertering van zetmeel, maar ook een antibacteriële werking heeft. Het kan dus absoluut geen kwaad om pitten van appels op te eten, mits dat op een normale manier gebeurt (bv. eet afzonderlijk geen handenvol pitten).

Jacobskruiskruid
Dieren voelen feilloos aan of ze iets kunnen eten of niet. Denk bijvoorbeeld maar eens aan het giftige Jacobskruiskruid dat de dieren laten staan en ook wordt er altijd in een boogje om de giftige boterbloem heen gelopen. Op het heideveld zullen ze dan ook in de zomer eerst aan andere planten beginnen en het pijpenstrooitje het liefst mijden. Anders is het natuurlijk als er niks anders voorhanden is. Vooral in de winter zit er vaak niks anders op.

  
Vaak is het zaad van dit gras ook geïnfecteerd met het zogeheten "pijpenstrootjesmoederkoren". Een giftig schimmel, dat vroeger ook in graan voorkwam. Vandaar de naam. Deze schimmel vormt een hard, purperzwart vruchtlichaam op het zaad. Ook in de winter is dit soms nog wel eens te zien als een zwarte verdikking, die dan tussen je vingers als poeder uit elkaar valt. Vroeger werd moederkoren gebruikt om bloedingen na de bevalling tegen te gaan, maar het was ook bekend als middel om abortus mee op te wekken. En bovendien bevat moederkoren ook nog eens een hallucinogeen stof, die nauw verwant is aan LSD en dan ook als grondstof voor dit spul wordt gebruikt.

Afgevreten pijpenstrootje op de Loozerheide
Urnenveld
Dus behalve dat het pijpenstrootje weinig voedingswaarde heeft, is het geen wonder dat de beesten liever geen pijpenstrootje willen vreten, maar als er in de winter niks anders is, moeten ze wel. De exmoor ponny’s schijnen er overigens geen probleem mee te hebben. Begrazing van het heideveld met taurossen en exmoors zou een overweging kunnen zijn, omdat ze op de ernaast gelegen Loozerheide grazen, maar hun betredingsdruk leent zich niet tot de heide en ze zullen de heidestruiken ook niet links laten liggen en door hun manier van grazen de heidestruiken onherstelbaar beschadigen.

Bovendien moet de Boshoverheide voor het publiek toegankelijk blijven en zulke grote beesten schrikken af. Je kunt daarom beter in de richting van schapen en geiten zoeken. Om die reden heeft het belgische Natuurpunt bijvoorbeeld op de Bolloheide (bij het Belgische Werchter) gekozen voor Ouessant schapen. Zij behoren tot een van de kleinste schapenrassen, maar zijn heel sterk omdat ze oorspronkelijk afkomstig zijn van barre streken. Ze vragen dan ook weinig verzorging en wat vooral belangrijk is, ze kunnen tegen het blauwzuur van het pijpenstrootje.

Herstel van de heide is alleen mogelijk als nog kiemkrachtig zaad aanwezig is, of als dat van elders aangevoerd wordt. Op de Boshoverheide wordt de heidegroei door middel van kleinschalig plaggen weer gestimuleerd en in stand gehouden. Men noemt dit plaggen chopperen. Dat wil zeggen dat er slechts een dun laagje aarde wordt verwijderd. Te zien aan de parallel lopende banen waar alle vegetatie wordt weggehaald. Op de eerste 2 foto's kun je die ook duidelijk zien.  Grootschalig plaggen levert misschien meer heide op, maar is vanuit het oogpunt van toename van de biodiversiteit ook weer niet altijd gunstig.

Bruin zandoogje
Een groot deel van de oorspronkelijke gevarieerde structuur gaat daarmee namelijk verloren, wat ook verlies van bijzondere plant- en diersoorten met zich mee kan brengen. Overwinterende rupsen van hooibeestjes, bruine zandoogjes en heivlinders vinden bijvoorbeeld een veilig winterverblijf in de graspollen en de kleine heivlinder leeft vooral op de overgang van open stuifzand naar heide en schraal open grasland,

woensdag 27 februari 2013

Buuëtjes Hei

De Stramprooierheide begint bij de Zevensprong. De plaatselijke naam voor de “Stramproysche Heide” is “Buuëtjes Hei”. Buuëtjeshei staat voor “ Bootjeshei “. Het heidegebied in Stramproy is namelijk heuvelachtig.

Stramprooierheide in de jaren '50. Geschilderd door Bèr Stals
Het terrein “golft” een beetje en het open landschap moet er vroeger met name bij zonsopkomst en -ondergang (en met de nodige fantasie) als een golvende zee hebben uit gezien. Met vliegdennen als bootjes.... En dat is volgens de overlevering de oorsprong van de naam “Buuëtjes Hei”.
Vanwege de aangeplante naaldbomen, is dat nu allemaal niet meer te zien.

Vroeger was de Stramprooierheide het gebied tussen globaal genomen de Ruytersbaan (huidige Grensweg),Scheidstraat (huidige Stramproyergrensweg), het Vosseven en Areven. Afgaande op de topografische militaire kaart van omstreeks 1850.
Het was een heide- en stuifzandgebied, waar rond 1800 maar liefst 6 schaapherders werkzaam waren.
Rond 1900 is dit gebied ook nog grotendeels heide, maar verschijnen er ook al bos- en landbouwperceeltjes zoals de Lieëg Hei, Siëndonk en Morrelke.

foto van februari 2013

Daarna is de verbossing van de heide snel gegaan door met name de aanplant van bomen voor mijnhout. Eind jaren tachtig waren er nog hier en daar wat plukjes heide over, maar anno 2013 is er helaas nog maar één heel klein stukje "echte Buuëtjes Hei”.


In 1985 kocht Natuurmonumenten haar eerste perceel op de Stramprooierheide. Dit perceel bestond uit 8.75 hectare bos. In de 90’er jaren van de twintigste eeuw werd het bos voor de eerste keer uitgedund. Rond het laatste stukje heide werden extra veel bomen weg gehaald, met het idee om de heide meer toekomstmoge-lijkheden te geven. Dit leverde resultaat op, want de eerste nieuwe heideplantjes staken al snel de kop op.


Men wilde graag een groter gebied, maar dat ging niet zo een, twee, drie en zeker niet vanzelf.
De natuur moest een handje geholpen worden. Een groep vrijwilligers uit Stramproy heeft het heidegebiedje in 2000 geadopteerd en zet er al jaren op een natuurvriendelijke wijze de schouders onder. Jaarlijks organiseren vrijwilligers Hilde en John van Dael een werkdag onder de naam “Stramproyer Natuurwerkdag”. Een lovenswaardig initiatief. De basisschooljeugd wordt er actief bij betrokken en ook andere vrijwilligers werken meerdere dagen per jaar aan het herstel van de heide. Om het heideareaal uit te breiden wordt er handgereedschap gebruikt; jonge dennetjes worden uitgetrokken, houtopslag wordt verwijderd, braamstruiken graaft men uit en kleine stukjes worden geplagd. Er zijn doorgangen gezaagd in de nabij gelegen bosrand om het lichter te maken en ook om zo betere migratieroutes voor vlinders te maken.

Omdat het nogal veel en zwaar werk was, heeft Natuurmonumenten er in 2009 een groen-aannemer aan het werk gezet. Met machines is toen een wat groter gebied vrijgesteld van bos en is de bosgrond deels afgeplagd en afgevoerd. De nog in de grond aanwezige heidezaden kregen zo weer een kans.
Nu is het voor de vrijwilligers ook gemakkelijker om het heidegebiedje te onderhouden. Het gaat (nog) om een heel klein gebiedje, dat echter gekoesterd wordt, want het is het enige dat er nog is in Stramproy.


De afgelopen maanden is er weer een houthandelaar aan de slag gegaan. Omdat het een 'einddunning' betreft, is het niet de bedoeling dat hierna nog meer bomen geveld worden.
Men is niet (hoewel je dat zou denken, als je ziet hoe ze hebben "huisgehouden") zo maar te werk gegaan, maar er zijn selectief bomen gerooid, om zo meer open plekken te creëren. Kaprijpe grove dennen zijn weggehaald en de mooiste dennen, loofhout en de struikbegroeiing zijn gespaard. Zo moet er geleidelijk een afwisselender bos ontstaan.


Het wordt zeker geen “opgeruimd” bos, want zo’n bos “leeft” namelijk niet. Dode bomen en het kaphout laat men dus zoveel mogelijk liggen. Dit geldt niet voor het kleine heideveldje, waar het kaphout wél verwijderd moet worden om nieuwe hei de kans te geven te gaan/ blijven groeien. Van het afgekomen materiaal heeft men alvast een aantal zogenaamde “broedhopen” aan de bosrand gemaakt, als winterschuilplaats voor amfibieën en kleine zoogdieren, zoals bijvoorbeeld de egel. De terugkeer van dood hout in onze natuur levert nog meer op: er is niet alleen meer beschutting, maar ook spechten, kevers, mossen, schimmels en nog veel meer dieren en planten profiteren er van en vinden er voedsel.
Er is daardoor zo veel meer te zien om van te genieten en onze natuurbeleving neemt toe.

Het is interessant om de ontwikkelingen in dit kleine en kwetsbare heidegebied(je) te volgen. Vooral als de heide in bloei staat (vanaf half augustus tot midden september), zal ik er zeker nog eens een bezoekje brengen.

LAATSTE NIEUWS: werkgroep stopt er mee.............
Zie mijn blog van 3 september: Alles is maakbaar, zolang als het duurt......





Grotere kaart weergeven

Blogarchief