Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


Posts tonen met het label heidelibel. Alle posts tonen
Posts tonen met het label heidelibel. Alle posts tonen

vrijdag 21 september 2018

Allemaal beestjes #11

Ik heb de (soms vervelende) eigenschap dat ik alleen een foto plaats als ik weet wat het is. Meestal lukt dat gelukkig, hoewel ik altijd moeite heb met bijvoorbeeld blauwe waterjuffers. Daar zijn er veel van en ze lijken allemaal op elkaar.

Blauwe breedscheenjuffer (vrl)
Gelukkig geldt dat niet voor deze. Vanwege de opvallend grote schenen (tibia), met zwarte middenstreep, de afstaande haren en de brede kop, weet ik dat dit een Breedscheenjuffer is. In ons landje is er daar maar één van: de Blauwe breedscheenjuffer. In België is ze algemeen, in Nederland vind je ze op de hoge zandgronden en in Zuid-Limburg. Nou is deze toevallig niet blauw, maar dat komt weer omdat het een vrouwtje is. Mannetjes zijn vaalblauw en de vrouwtjes zijn wit, beige of lichtgroen.

Bruinrode heidelibel (mnl)
De Bruinrode heidelibel is een veel voorkomende libel. Ze is nog wel even te zien. De piek is in augustus, maar je kunt ze nog aantreffen in oktober en november. De soort kan zelfs lichte nachtvorst overleven, maar je zult ze alleen zien als de zon schijnt, want die is nodig om de gewenste temperatuur te bereiken en actief te kunnen zijn.

Bruinrode heidelibel
Hij lijkt sterk op de Steenrode heidelibel, die ook zeer algemeen is en vaak op dezelfde plaats voorkomt. Ze (de uitgekleurde mannetjes) zijn op het eerste gezicht van Steenrode te onderscheiden door de minder dieper rode kleur op het achterlijf en een minder egaal bruin borststuk. Bij de oudere mannetjes neemt die kleur nog meer af. Het beste onderscheidende kenmerk is echter de “hangsnor”. Dat is het zwarte streepje, dat bij de Bruinrode heidelibel stopt bij de oogranden, of hooguit een kleine beetje naar beneden loopt. Bij de Steenrode heidelibel loopt dat tussen de ogen langs de oogranden naar beneden. Je kunt dat hier op de foto niet zo goed zien. Dit is het beste zichtbaar als de foto schuin van voren is genomen. Een ander verschil is dat de dijen van de voorste poten bij Bruinrode heidelibel zwart-geel-zwart zijn en bij de Steenrode heidelibel zijn die zwart.

Woeste sluipvlieg
Woeste sluipvlieg
Dit is een Woeste sluipvlieg (Tachina fera). De meeste sluipvliegen (Tachinidea) zijn te herkennen aan de niet erg dichte, maar wel lange haarborstels op borststuk en achterlijf en de witte schildjes achteraan het borststuk. De Woeste sluipvlieg is toch wel het behaardst van alle en daar dankt ze dus ook haar naam aan. Het is één van de ruim 300 soorten sluipvliegen in Nederland en België.

Woeste sluipvlieg
De vlieg wordt ongeveer 9 tot 16 millimeter lang en is behalve de weelderige beharing vooral nog te herkennen aan het geeloranje achterlijf met in het midden een brede, zwarte streep. Volwassen sluipvliegen leven van nectar en stuifmeel, maar hun larven parasiteren op rupsen en poppen van insecten zoals vlinders en kevers. De ontwikkeling gaat razend snel: 10 dagen nadat het ei is gelegd, kan er al een nieuwe vlieg verschijnen!

Dambordvlieg
Er zijn 3 soorten vleesvliegen: de Blauwe - en Grauwe vleesvlieg, en de Groene aasvlieg. Dit is de Grauwe vleesvlieg. Vanwege het zwart-wit patroon wordt ze ook Dambordvlieg genoemd. De volwassen vlieg leeft van nectar en bezoekt bloemen, maar zuigt ook aan uitwerpselen. In tegenstelling tot de meeste andere vliegen is deze soort eierlevendbarend; er worden wel eitjes geproduceerd, maar die komen in het vrouwtje al uit. De larven worden afgezet op aas, zodat ze meteen kunnen beginnen met eten en zich verder kunnen ontwikkelen.

Dambordvlieg
De dambordvlieg is dan ook een vlieg waar we vies van zijn en eigenlijk is dat wel terecht. In lang vervlogen tijden, nog voordat maanden naar bijvoorbeeld Romeinse keizers werden genoemd, werd de maand juli wormenmaand genoemd. De wormen waaraan daarbij werd gedacht, waren echter geen wormen, maar de maden van vleesvliegen. Dit geeft aan wat het toen een probleem moet zijn geweest om in deze warme zomermaand vlees te bewaren. Ondanks dat we het een vies beestje vinden, speelt ze een grote rol in de voedselketen, want ze is voedsel voor veel insecteneters.

Zuringuil
De familie van de uilen is ingedeeld in 26 onderfamilies en met meer dan 350 soorten de grootste familie van de nachtvlinders. De meeste hebben grauwe voorvleugels, waardoor ze een goede schutkleur hebben en moeilijk te zien zijn. Ze zijn vooral herkenbaar aan twee “uilvlekken” die op de voorvleugel zitten en ook wel "ringvlek" en "niervlek" worden genoemd.

rups van de Zuringuil
De rupsen van de meeste soorten uilen zijn onbehaard, maar uitzondering hierop zijn de kleurige en harige rupsen van de Acronicta-familie, zoals deze Zuringuil. Het is een veel voorkomende soort, die verspreid over heel Nederland en België voorkomt. De waardplant is uiteraard de zuring, maar je vindt hem ook op weegbree, duinroos, hop, braam en ( zoals hier op de foto) de wilg.

Blauwvleugelsprinkhaan (zoekplaatje.....)
De Blauwvleugelsprinkhaan is een grijs/ grijsbruine (mannetje), tot rossige (vrouwtje) veldsprinkhaan met donkerdere dwarsbanden over de voorvleugel. Ze hebben verder een opvallend halsschild. Tenminste voor zover je van opvallend kunt spreken, want deze veldsprinkhaan is een meester in de camouflage. Probeer hem maar eens te vinden op deze foto.............. Je ziet hem pas als ie wegvliegt.

Blauwvleugelsprinkhaan (mnl)
Saai bruin dus, tot hij zijn vleugels spreidt als hij opvliegt en in een flits die mooie blauwe achtervleugels tevoorschijn komen. Of eigenlijk moet ik zeggen: als hij zweeft. Hij springt namelijk. Omdat hij daarbij zijn vleugels uitslaat, kan hij wel tientallen meters zweven. Dan pas zie je dus de opvallend fel blauw gekleurde achtervleugels, waaraan hij zijn naam dankt.

Blauwvleugelsprinkhaan (foto wikipedia)
De felle kleur dient om vijanden als vogels op afstand te houden. Om dat goed te kunnen bekijken moet je hem eigenlijk vangen om vervolgens de vleugeltjes te spreiden, met het risico dat je hem verwond of je vingers dan gelijk onder een bruin goedje komen te zitten dat hij uitscheidt....Deze foto heb ik overgenomen uit Wikipedia.

Blauwvleugelsprinkhaan (vrl)
Dat kun je dus beter achterwege laten. Ook omdat we zuinig moeten zijn op deze sprinkhaan. Het is in Nederland en België namelijk een zeldzame soort. De soort komt in Nederland alleen in stukken met kaal of schaars begroeid zand voor; aan de kust in de duinen en in het binnenland op heidevelden , open droge graslanden en zandverstuivingen. Ik zag meerdere exemplaren op de Boshoverheide. Door een gewijzigd natuurbeleid zien we gelukkig een toename van deze bijzondere soort.

Witte halvemaanzweefvlieg
Er zijn twee vrij algemene soorten Halvemaanzweefvliegen; de Witte halvemaanzweefvlieg (Scaeva pyrastri), omdat de vlekken bij deze soort witter zijn, en de Gele halvemaanzweefvlieg (Scaeva selenitica), die meer gele vlekken heeft. Dit verschil in kleur is het belangrijkste verschil tussen de soorten, maar is in het veld niet altijd duidelijk te zien vanwege een lichte overlap. Dit is een Witte Halvemaanzweefvlieg.
Ik vond het opvallend dat deze zweefvlieg haar vleugels op de rug had liggen. Dat zie je eigenlijk bij wespen en bijen, maar het zal waarschijnlijk met het minder goede weer te maken hebben gehad toen ik de foto nam. Vanwege de tekening doet deze zweefvlieg misschien denken aan een wesp, maar het lichaam is veel kleiner en platter. Het duidelijkst waaraan je kunt zien dat het een vlieg is, zijn de grote ogen en de korte voelsprietjes.

Deze zweefvlieg wordt 11 tot 13 millimeter lang en dankt de naam aan de kenmerkende, halve maanvormige vlekken op het achterlijf, in twee rijen van drie aan weerszijden van het achterlijf. Opvallend is dat deze vlieg ook zo dicht behaard is. Vooral bij de ogen valt dat op. Het voedsel van deze vlieg bestaat uit nectar en stuifmeel, dus deze soort speelt een rol in de bestuiving. De larve is ook nuttig vanwege het voedsel; deze eet namelijk enorme hoeveelheden bladluizen.

Rups van de Witte tijger
Tot slot wil ik nog een opvallend harige rups met kleine zwarte kop laten zien. Het is de rups van de Witte tijger. Dat is een wit met zwart gespikkelde nachtvlinder. Deze vlinder kreeg ooit de naam Tienuursvlinder, omdat hij pas na 10 uur 's avonds wordt gezien. Dat is dus ook de reden dat ik die, hoewel het een zeer algemene soort schijnt te zijn, nog nooit gezien en gefotografeerd heb!
Rups van de witte tijger
Anders is dat voor de rups, die dus wel overdag actief is. Ze is tot 40 mm lang, heeft een donker bruinachtig grijs lijf, dat bekleed is met zwarte haarborstels op een soort zwarte wratjes. Kenmerkend is de rode of oranje lengtestreep die over het midden van de rug loopt en het glimmend zwarte kopje. De wetenschappelijke naam van de vlinder is "Spilosoma lubricipeda". Spilosoma betekent stippen op het lijf en verwijst dus naar de vlinder. Lubricipeda betekent snelvoetig, rap. Deze naam slaat op de snelle manier van voortbewegen van de rups. Die kan inderdaad in korte tijd een flinke afstand afleggen en aangezien ze het ook nog vertikte om even te stoppen, viel het niet mee er een geslaagde foto van te maken.

woensdag 19 oktober 2016

Allemaal beestjes #6

Hoewel het al herfst is en er al heel wat leuke foto's van paddenstoelen liggen te wachten, wil ik jullie eerst toch nog wat foto's van beestjes laten zien, die ik de afgelopen tijd heb gemaakt.
De eerste foto in deze blog is al van medio september (een atalanta), maar dat is op zich niet zo bijzonder, want ik heb er afgelopen week nog verschillende zien vliegen, dus die wil ik er zeker nog bij plaatsen.

Atalanta
Langs een bosrand had blijkbaar ooit iemand tuinafval gedumpt, met als resultaat dat er een vlinderstruik groeide, die nog in bloei stond. Een vlinderstruik is een dankbare plant voor snoepende insecten, zoals de atalanta. Een atalanta is gemakkelijk te herkennen: een zwarte vlinder met twee rode banen op zijn vleugels en bovenaan wat witte vlekken. De zonnestralen die hier en daar door het bladerdak kwamen, zorgden voor een bijzonder effect en maakten zijn vleugels, met name de witte vleugelranden, doorzichtig.
Het was net of hij me aan keek en zei: je mag hoor……

zondag 6 september 2015

Allemaal beestjes#4

Het moge intussen wel duidelijk zijn, hoe ik geniet van het kleine grut dat hier rond loopt en vliegt.
Als je de foto van zo’n beestje op de p.c. bekijkt, zie je pas hoe bijzonder onze kleine insecten zijn.
Stuk voor stuk zijn het wondertjes der natuur.

Bronzen - of Bruine Zandloopkever
Dat geldt bijvoorbeeld ook voor deze ca. 20 mm. grote Bronzen - of Bruine Zandloopkever, een van de 5 zandloopkevers die in Nederland voorkomen. Deze soort is typisch voor kale zandplekken op de hogere stuifzandgebieden. De kever verkent snel lopend en vliegend de bodem en grijpt met zijn sterke kaken alles wat hij aan kan, vooral mieren en andere insecten. Al talloze malen heb ik geprobeerd om hem goed op de foto te krijgen, maar dit ADHD-ertje geeft je meestal niet de kans. Tijdens mijn bezoek aan de Tungelroyse Wallen was alles nog vochtig en het zonnetje liet zich (nog) niet zien, zodat hij nog niet goed was opgewarmd en hij minder snel was dan anders.
Pas op de foto zie je de details van dit kleurige loopwondertje, zoals de rood blauwe pootjes, die sterk behaard zijn met witte haartjes. Ook zijn buik is trouwens sterk behaard. Prachtig toch om dit alles op je gemak te kunnen bekijken dankzij de fotografie.

Aspergehaantje of aspergekever
Het opvallend kleurrijke aspergehaantje is te herkennen aan het rode borststuk, de metaal- achtige glanzende kop en de zes witte vlekken op de blauwgroene dekschilden. De grote tasters zijn blauwzwart en hebben een fluweelachtige beharing.
Hoewel het kevertje slechts 6 millimeter groot is, hebben de aspergeboeren een hekel aan deze soort vanwege zijn eetgewoonten. Ze eten niet de wortels, maar het loof en de zachte scheuten. Hierdoor maakt de plant minder voedsel aan, groeit minder snel en verdort. Al te veel exemplaren kunnen een plant helemaal kaal vreten. De eitjes worden één voor een afgezet op de planten. De larve komt al na 1 week uit het ei, vreet zich in ongeveer drie weken vol en verpopt zich dan in de bodem.

Bij de bestrijding worden aaltjes, sluipwespen en insecticiden ingezet. Kleinere tuinders zetten een bak onder de plant en schudden ze er dan uit. Als de kevertjes iets zien bewegen, gaan ze snel schuilen aan de andere zijde van de aspergetak waarop ze zitten. Als ze schrikken of als je te dichtbij komt, laten ze zich gewoon vallen. Ik moest dus uiterst voorzichtig zijn bij het maken van een foto.

Pluimvoetbij (vrouwtje)
Zandbijen behoren tot een grote bijengroep. In de Benelux leven zo'n 70 tot 80 soorten! De soorten zijn vaak moeilijk uit elkaar te houden en niet altijd gemakkelijk op naam te brengen. Dat was bij deze soort, vanwege de opvallend lange beharing aan de achterpoten, niet zo moeilijk. De grote pluimen van deze Pluimvoetbij vormen als het ware een korfje. Hiermee wordt stuifmeel verzameld en zij schijnt er ook gemak van te hebben bij het graven van de broedgangen in de grond. Het is een vrij grote bij van circa 15 mm. Het achterlijf is zwart met witte haarbandjes. Ook bij de mannetjes zijn de lange poten opvallend behaard, maar dan met korte haren. De bij op deze foto is dus het vrouwtje.

Dit soort bijen vormt geen staat, maar meerdere vrouwtjes nestelen vaak wel graag bij elkaar in de buurt en soms wordt zelfs hetzelfde nestingangetje door meerdere vrouwtjes gedeeld. De pluimvoetbij graaft een verticale gang van 50 cm diep of dieper. Deze nestgang heeft verschillende zijgangetjes met broedcellen.

Wespen- of tijgerspin
Deze wespen- of tijgerspin komt veel voor in het Middellandse-Zeegebied, maar haar leefgebied breidt zich de laatste decennia steeds noordelijker uit. In 2008 werd ze voor het eerst waargenomen in Groningen en tegenwoordig zie je haar in het hele land. Deze zag ik bij de CZW.

Ze wordt zo genoemd vanwege haar zwart-gele strepen, maar vooral herkenbaar aan de witte zigzagband van witte zijde in haar web. De functie van die zigzagband is niet geheel duidelijk. Er wordt wel eens gezegd, dat het bedoeld is om insecten aan te trekken; De witte zijde zou UV-licht weerkaatsen wat insecten zou aantrekken. Het blijft gissen, maar dat het een voortreffelijke jager is, mag wel duidelijk zijn. De 2 juffers waren zo druk bezig (getuige het paringswiel), dat ze het web over het hoofd gezien hebben.
Dat waren dus twee "vliegen" in één klap....

Akkerhommel
De akkerhommel op de foto bezoekt hier een bloem van de hibiscus. Een bloem die slechts één dag bloeit, maar rijk aan stuifmeel is. Om bij het vruchtbeginsel met de nectar te komen, moest ze langs de stuifmeelrijke stamper, waardoor haar haartjes volop bedekt zijn met dit stuifmeel. Ze verzamelt stuifmeel van verschillende plantensoorten uit diverse plantenfamilies. De soort is dan ook in allerlei biotopen aan te treffen, ook in stedelijke omgeving.
Het lijkt alsof ze geen vleugels heeft, maar als je goed kijkt, zie je dat ze op het punt staat weg te vliegen. Haar vleugels bewegen daarbij zo snel, dat je ze amper ziet.

Akkerhommels zijn te herkennen aan de roestbruine beharing op de kop, het borststuk en het achterlijf; het zijn de nozems onder de hommels. Het is heel bijzonder dat deze soort in het midden en oosten van Nederland een gelig of grijs gekleurd achterlijf heeft en in het westen een grotendeels zwart achterlijf. Bij deze hommels zie je vaak een driehoekig zwart veld op de bovenzijde van het borststuk. Deze soort is zeer vriendelijk en zal niet gauw steken.

Kempense heidelibel
Intussen is me duidelijk geworden, dat je beter niet achter libellen aan kunt gaan om ze te fotograferen. Veel libellen hebben namelijk een vast stekkie, waar ze na verloop van tijd weer naar terug vliegen. Dat kan een stokje of takje of blaadje zijn of een punt van prikkeldraad. In dit geval was het een papaverbol. Als je dat in de gaten hebt, blijf je daar een tijdje staan, tot ie terug keert. Met als beloning een mooie foto.

Deze, alleen lokaal voorkomende, Kempense Heidelibel lijkt in de gaten te hebben, dat ik weet hoe de vork in de steel zit en kijkt me aan met rollende ogen en met een big smile op zijn gezicht. Zo van: ”je hebt me door, dus je mag me fotograferen”……… Het lukt niet vaak dat ze zo voor je "poseren" en je ze op amper 10 cm. frontaal voor je lens krijgt.

Blogarchief