Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


Posts tonen met het label kettingdijk. Alle posts tonen
Posts tonen met het label kettingdijk. Alle posts tonen

donderdag 13 april 2023

Herinrichting Vetpeel

"Het gebied Wijffelterbroek/ Vetpeel in de gemeente Weert is een van de 48 Natte Natuurparels (TOP-lijst gebieden) in de provincie Limburg. Deze gebieden, die onderdeel uitmaken van de Ecologische Hoofdstructuur, hebben prioriteit in de aanpak van verdroging: in 2021, uiterlijk 2027 dient hydrologisch herstel bereikt te zijn. Realisatie van de anti-verdrogingsopgave/ NLP-doelen is voor de Provincie Limburg en het Waterschap Limburg namelijk een doel vanuit de Europese Kaderrichtlijn Water. " (in: Herinrichtingsplan Raam-Klimaatbuffer Wijffelterbroek en Vetpeel, Kurstjens, 2017).

Over die TOP-lijst = een toplijst van prioritaire verdroogde gebieden in Weert/Nederweert, heb ik 10 jaar geleden al een en ander verteld. Dat kun je HIER nog eens nalezen.

hertenkamp  in december 2013
hertenkamp in oktober 2015
De Vetpeel is het gebied tussen Bocholterweg-Laurabossen en Kettingdijk-voormalige stortplaats. De meeste grond is al langere tijd eigendom van Natuurmonumenten, maar omdat de laaggelegen en omheinde bos-enclave langs de Bocholterweg (door Natuurmonumenten omgedoopt tot "Hertenkamp") nog particulier eigendom was en wateroverlast voorkomen moest worden om geen problemen te krijgen met de eigenaar, was het (nog) niet mogelijk met de werkzaamheden in de Vetpeel te beginnen. 
Herinrichting Eerste Zijtak Vetpeellossing in oktober 2014
Gedempte Eerste Zijtak Vetpeellossing bij de Laurabossen in april 2023
Gedempte Eerste Zijtak Vetpeellossing in april 2023
Het water wordt niet meer afgevoerd en  het is er nu (april) kletsnat.
De gedempte Eerste Zijtak Vetpeellossing in maart 2023
Omdat dat perceel na jaren overleg eindelijk aangekocht kon worden en stijging van het waterpeil niet meer als overlast ervaren werd, betekende dat onder andere, dat de nog in 2014 heringerichte en verdiepte "Eerste Zijtak Vetpeellossing" gedempt kon worden en men met de andere geplande (en inmiddels herziene) werkzaamheden kon beginnen. Dit alles gebeurde na de omleiding van de Raam (zie vorige post).
Afgegraven bovenlaag van de landbouwgrond in maart 2023
Afgegraven bovenlaag van de landbouwgrond in april 2023
De afwateringssloot in het midden van het landbouwgedeelte tussen Laurabossen en Hertenkamp (hier niet te zien) is gedempt en er zijn drainagebuizen verwijderd. Om te voorkomen dat fosfaatrijk landbouwwater vermengd wordt met het gebiedseigen kwel- en regenwater van de Vetpeel/Kettingdijk is de voedselrijke bovenlaag afgegraven. Ook hier kan nu water langere tijd vastgehouden worden.
Het voormalige droge  "Hertenkamp" is nu in april een kletsnat gebied .
Links van de eikenboom lag tot voor kort de "Eerste Zijtak Vetpeellossing"
Laarzen zijn geen overbodige luxe
Door de aangelegde (ondiepe) slenk kan het water nog beter gebufferd worden.
Door het aangelegde bruggetje kan overgestoken worden.
Niet alleen de Eerste Zijtak Vetpeelllossing, maar ook de talloze afwateringsslootjes in dat gebied zijn gedicht of afgesloten en er zijn maatregelen genomen waardoor het gebiedseigen water nog beter gebufferd kan worden door o.a. de aanleg van een ondiepe slenk. Gevolg is dat het er kletsnat is en momenteel moeilijk toegankelijk is.. 
slenk gezien vanaf de Bocholterweg
Indien nodig, kan het schone gebiedseigen water van de Vetpeel  geleidelijk afgevoerd worden via een aangelegde sifon, die onder de Bocholterweg doorloopt. Zo komt dat water terecht in de aan de overkant gelegen  verondiepte Vetpeellossing.
Vetpeellossing (li.) die voorheen uitmondde in de Raam. Foto van november 2012
Vetpeellossing  gezien vanaf de Bocholterweg. Foto van december 2013
Huidige Vetpeellossing gezien  vanaf de Bocholterweg. Foto maart 2023
De verondiepte Vetpeellossing met aan de overkant gras- en hooilandjes "de Wisseblök"
De verondiepte Vetpeellossing met op de voorgrond opkomend kwelwater
Het blauwachtig laagje water dat je op deze foto kunt zien, is geen olievervuiling, maar wordt veroorzaakt door bacteriën, die meewerken aan de oxidatie. Hoewel olievlek-achtig water een wat vieze indruk geeft, hebben we te maken met schoon kwelwater. Kwel ontstaat door een ondergrondse waterstroom van een hoger gelegen gebied naar een lager gelegen gebied. In dit geval is dat hoger gelegen gebied het Kempisch Plateau. Kwelstroom kan zich dus afspelen over afstanden van enkele meters tot vele kilometers. Vooral de diepe kwelstromen die eeuwenlang door de bodem hebben gestroomd, zijn zuurstof- en voedselarm en vaak ijzerhoudend. 
Nadat het zuurstofarme, ijzerhoudende kwelwater aan de oppervlakte komt en zuurstof uit de lucht opneemt, zal het opgeloste ijzer oxideren tot onoplosbare ijzeroxiden en krijgt het een roodbruine kleur.  Wat je op deze foto ziet is dus niet smerig, maar een teken dat het schoon kwelwater is.

Bij extreme piekafvoeren is sterke vernatting in het Wijffelterbroek het gevolg. Het broek doet zo weer de naam doorstroommoeras alle eer aan. Op dit moment is het gebied zelf in elk geval niet toegankelijk. Ook niet via het smokkelpaadje. Er wordt naar alle waarschijnlijk een knuppelbruggetje aangelegd zodat we straks toch weer door het gebied kunnen wandelen. 

En nu is het afwachten wat de werkzaamheden teweeg gaan brengen en hoe het gebied er over enige tijd uit gaan zien. Ik ben na wat ik gezien heb, in elk geval positief gestemd.

donderdag 25 maart 2021

Dode taurossen op de Kettingdijk

In een artikel met bovenstaande kop, maakte Dagblad de Limburger op 19 februari bekend dat er 2 taurossen aan de Vetpeel/Kettingdijk waren gestorven, omdat er waarschijnlijk door Natuurmonumenten niet tijdig ingegrepen was en er niet voldoende bijgevoerd was. Het betrof een * ouder dier en een stiertje.
Ook Midden Limburg Actueel schreef hierover een artikel.  
Ik had verwacht dat daar heel veel reacties op zouden komen, maar dat was niet het geval. Het bleef rustig aan het front. Veel mensen zijn intussen, zo lijkt het wel, "taurosmoe"...........................
In eerste instantie werd door Natuurmonumenten ontkend dat de situatie schrijnend was en dat het normaal was dat runderen in deze periode kwetsbaarder zijn en vermageren, omdat ze interen op hun vet en dat het ook “gewoon” is dat vooral hoogbejaarde dieren (de koe was 16 jaar) de winter niet overleven. Mocht je overigens wat meer over dat bijvoeren willen weten, lees dan eens mijn post: Taurossen kijken uit naar vers gras. 
* Hoewel ik mijn twijfels heb, was de oude koe die gestorven is, mogelijk de Maremmana leidkoe waar ik in de post van september over schreef en die je op de rechter foto ziet. Ik weet het niet 100% zeker, maar als ik het in september bij mijn bezoek aldaar goed gezien heb, had deze koe ook een kalf. Zou dat misschien het stiertje zijn dat gestorven is?

Zoals Natuurmonumenten zei, is 2 dode dieren in de winter op een kudde van ruim 70 inderdaad te overzien, maar daar moet het dan ook bij blijven. In de twee weken daarop, bleek echter dat nog zo’n zeven runderen uit de kudde sterk vermagerden. Tijd om maatregelen te treffen. Voor de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit was het in elk geval ook aanleiding om een bezoek aan de Kettingdijk te brengen. Wat ze er aantroffen was voor hen voldoende om Natuurmonumenten op de vingers te tikken vanwege nalatigheid en werd aangeraden om maatregelen te treffen. De NVWA gaf ook het advies om het hooi niet alleen op de grond aan te bieden, maar ook hooiruiven neer te zetten. Niet alleen vanwege vervuiling van het hooi, maar vooral om zwakkere en jongere dieren beter bij het hooi te kunnen laten komen.
Hoewel men al vroeg begon met bijvoeren, is Natuurmonumenten (zo geven ze zelf op hun site nu toe) inderdaad niet genoeg alert geweest op het gewicht en de conditie van de kudde. Nu ze er op gingen letten, zagen ze ook dat vooral jonge en zwakke dieren bijvoorbeeld door dominante dieren bij het voer werden weggeduwd. Dat is ook de reden dat ze het advies van de NVWA hebben (hooiruiven plaatsen) opgevolgdHoewel het eigenlijk de bedoeling is (dat wordt tenminste steeds weer op hun site vermeld), om de dieren zoveel mogelijk met rust te laten en niet bij te voeren, geeft Natuurmonumenten nu toe dat het op de Kettingdijk hard nodig is en dat er te weinig is bijgevoerd. De reden is vooral dat er te veel dieren in het terrein aanwezig waren.
Door de schrale vegetatie blijft bijvoeren nog  tot minstens half april noodzakelijk
De schrale vegetatie biedt gewoon niet voldoende voor een jaarrond begrazing door zoveel dieren. Natuurmonumenten heeft onlangs dan ook noodgedwongen een dertigtal dieren weggehaald en er zijn extra hooiruiven neergezet. Het viel me overigens op, dat de dieren ook zijn verplaatst van het perceel langs het fietspad naar een perceel dichter bij de boerderij. Bang voor “pottenkijkers” of om beter toezicht te hebben?

de Maremmana leidkoe in september 2020 met een deel van haar kudde die haar trouw volgt

In september vorig jaar schreef ik een post over de Taurossen op de Kettingdijk/Vetpeel. Daarin schreef ik dat de dieren toen al bijgevoerd werden, omdat er toen al te weinig voedsel was. Jaarrond begrazen door zo veel dieren (ik telde er toen ruim 70) is, zo schreef ik, te veel van het goede en de door Natuurmonumenten zo geprezen biodiversiteit door begrazing met taurossen, gaat hier zeker niet op.
In plaats van verrijking en variatie is op de Kettingdijk/Vetpeel eerder sprake van VERARMING; de natuur krijgt namelijk door  overbegrazing niet de kans om te herstellen en van structuurrijke vegetatie is totaal niets te merken. De biodiversiteit holt daar achteruit als er niets gebeurt. Elk grassprietje of plantje dat daar nu de kop op durft te steken, wordt door de runderen meteen “weggemaaid”…….  De foto's op de volgende post tonen dat nog eens goed aan. Het is één kaal landschap (met uitzondering van de pitrus dan die ze met rust laten). Planten krijgen dus niet de kans om tot groei en bloei te komen, zodat de zo gewenste insecten ook weg blijven…. Je ziet ook dat de dieren nu niet meer als een kudde functioneren, één kudde dus die gezamelijk optrekt en bij elkaar blijft. Ze lopen namelijk nu verspreid door het gebied, omdat ze op zoek zijn naar dat kleine beetje voedsel dat nog te vinden is.

Ik adviseer Natuurmonumenten om gedeeltes af te sluiten, zodat de achteruitgang van het ecosysteem gestopt wordt en karakteristieke plant- en diersoorten behouden blijven. Daarnaast bieden deze afgesloten gebieden (exclosures) ook nog eens een unieke mogelijkheid om onderzoek te doen wat nou precies de effecten van de overbegrazing zijn en hoe het herstel van het gebied is na beëindiging van deze overbegrazing. 

Wat zullen de dieren naar vers gras smachten. Dus nu is het maar te hopen dat het gras weer snel gaat groeien. Je kunt dan misschien geen voorstander zijn van de tauros, maar zoveel leed wens je geen enkel dier toe. Zij hebben er tenslotte niet om gevraagd........

maandag 7 september 2020

Taurossen op de Kettingdijk in 2020

In de vorige post vertelde ik dat in gebieden groter dan 100 hectare taurossen gehandhaafd kunnen blijven en ook opengesteld blijven voor publiek. Voor gebieden kleiner dan 100 hectare heeft ARK in overleg met de Klankbordgroep Kempen~Broek (????) een alternatief runderras gekozen. Dat zijn dus Schotse Hooglanders geworden. Op de Kettingdijk/Vetpeel en de Loozerheide heeft men vanwege de 100 ha. regel Taurossen kunnen plaatsen. Ik weet niet of die 100 ha. daar klopt, maar we zullen maar aannemen dat aan die voorwaarde wordt voldaan.

Stierenkuilen kunnen zorgen voor meer biodiversiteit
In de post "Stierenkuilen op de Kettingdijk" gaf ik al aan dat die kuilen een positief element kunnen zijn wat betreft de toename van biodiversiteit, maar hoewel Natuurmonumenten hoog opgeeft over een grote biodiversiteit door "ecologische begrazing" van taurossen en Schotse hooglanders is, net als op de Raamweiden en Graus, ook op de Kettingdijk van biodiversiteit weinig te merken. Ook hier wordt zichtbaar dat de begrazing eerder een verarming van de verschillende gebiedseigen biotopen tot gevolg heeft; dat er weinig sprake is van een kruiden- en faunarijk grasland en dat de runderen ook hier de opgeschoten struikjes en boompjes met rust laten.

Grote kudde Taurossen op de Kettingdijk
Grote delen van de voormalige malse weilanden van de Kettingdijk en voormalig akkerland op de Vetpeel zijn nu begroeid (met het inmiddels uitgebloeide) giftige Jacobskruiskruid en op enkele plekken zie je elzen en berken verschijnen. De dieren laten die met rust. Van kruidenrijk grasland is weinig sprake.

Ik weet niet hoe groot het begrazingsgebied is, maar er lopen ongeveer (medio augustus) 70 runderen. Te veel lijkt me, want jaarrond begrazen is eigenlijk niet mogelijk. Ik heb namelijk begrepen dat er nu al vanwege de droogte bijgevoerd werd en dat dat straks in de wintermaanden ook gaat gebeuren.

Veel gekruiste rassen op de Kettingdijk
Er lopen verschillende soorten (gekruiste) runderrassen rond. In een post van december 2015 schreef ik dat er toen op de Kettingdijk vooral (kruisingen van) Limia's ,  Pajuna's  en Sayaguese runderen liepen. Die zie ik hier nog steeds lopen, maar zo te zien zijn er nu ook Maremmana primitivo runderen en Maronesa runderen.  Bij de post over de stierenkuil heb je al verschillende van die runderen gezien. Door de kruisingen kan ik van de meeste dieren helaas niet precies aangeven wat het nou precies zijn. Mogelijk dat ik suggesties krijg van bezoekers....

De grijze Maremmana koe is de leidkoe van de grote groep; zij bepaalt wat er gebeurt.
Een goed voorbeeld van kuddegedrag is synchroon gedrag
De 100 ha regel heeft tot gevolg dat de dieren uitwijkmogelijkheid hebben en beter met rust worden gelaten. Een ander voordeel is dat er door een grote groep dieren en een grote oppervlakte kuddevorming plaatsvindt. Daar heb ik in een eerdere post over geschreven. Dat kun je HIER nog eens nalezen.

Kuddegedrag bij de runderen is te herkennen als zogenaamd synchroon gedrag: ze blijven in elkaars nabijheid, grazen, herkauwen, schuilen, rusten en “vluchten” gelijktijdig. Dat versterkt de onderlinge band en biedt bescherming tegen roofdieren of ander “gevaar” van buitenaf. Voor een gebied dat voor iedereen toegankelijk is, is dit vlucht- of wijkgedrag van groot belang. Bij een groot gebied is dat beter mogelijk dan in een klein gebied.

Een natuurlijke kudde met veel kalveren
Een natuurlijke kudde runderen bestaat uit melkgevende koeien en hun kalveren, jongvee, droge koeien, "oppastantes" en enkele stieren. In tegenstelling tot wat veel mensen denken, heeft de stier weinig te vertellen; het is een koe die de dienst uit maakt. Dit noemt men “matriarchaat”. De leidkoe bepaalt waar ze gaan grazen, waar ze gaan rusten en schuilen, wanneer ze gaan drinken etc.

De grijze Maremmana is de leidkoe van de  "donkere" kudde, de stier is een zuivere Maronese.
Deze Limia koe is de leidkoe van de kleienere "rode" kudde
Hoewel de dieren op de Kettingdijk ook wel onder elkaar komen, is mijns inziens toch duidelijk sprake van 2 kuddes. Een grote en een kleine groep. De grote kudde die vooral bestaat uit donkere dieren staat onder leiding van de grijze Maremmana (?) koe en bij de kleinere kudde die licht van kleur is, is dat een "rode" Limia koe.

Kenmerken van de Schotse Hooglander
Kenmerk van het Heckrund (linker stier)


Aan de foto's is te zien hoeveel verschillende soorten kruisingen er zijn. Ik heb een hele serie foto's gemaakt van de runderen waarop je nog meer variatie ziet. Je ziet (kruisingen) van Maremmana's, Limia's, Tudanca's, Sayugese en Maronesa runderen. Maar ook zie je dieren waarin we de kenmerken zien van Schotse Hooglanders en Heckrunderen. Er wordt dus niet echt gericht gefokt, zo lijkt het; men laat de natuur zijn gang gaan in de hoop dat er "goede" nakomelingen tussen zitten.

Het zijn te veel foto's om hier allemaal te plaatsen. Toch benieuwd daarnaar? Ik heb ze op mijn site op Flickr geplaatst en daar kun je ze bekijken. Wel even HIER op klikken.

******** Vrijdag 11 september heeft Daniel Foidl naar aanleiding van deze post een reactie geschreven in zijn blog "The Breeding Back Blog". Daniel Foil is een autoriteit op het gebied van het terugfokken van uitgestorven runderen; van de uitgestorven dieren zelf, over hun vaak gedomesticeerde nakomelingen en desomesticatie tot nieuws en feiten over verschillende terugfokprojecten, rapporten en foto's.

De conclusie die hij trekt na het lezen van mijn post en na het zien van de foto's op Flickr is de volgende: "The Tauros Programme in Kempen~Broek seems to have a different approach to the breeding. While most "breeding-back" projects breed by selecting a chief bull and selecting out individuals that do not fit the standards, the Tauros Programme seemingly let the cattle breed for themselves with many bulls in one herd, with barely any selection (the fact that there are still brindle individuals suggests to me that no selection has taken place yet, as this trait is dominant and easy to select out). Maybe the selection phase has not started yet. I think it is good that the cattle have bull competition in their breeding, as this enables natural selection, but I think this phase is too early for that. It will be very difficult to raise the quality* of the herds this way, except if all bulls were quality bulls. Again, maybe the selective breeding phase has not started yet and they will start selective breeding in the next months or years".

* met kwaliteit bedoelt hij de gelijkenis met de oeros in zijn morfologische eigenschappen, dus de bouw en de vorm en niét de overlevingscapaciteit, gedrag of andere eigenschappen.

woensdag 29 juli 2020

Lepelaars op de Kettingdijk

Als je tegenwoordig aan de Kettingdijk gaat wandelen, is het is eigenlijk niet voor te stellen dat er op het huidige broekbos en moerasgebied tot de jaren 70 van de vorige eeuw volop graan en andere landbouw- producten werden verbouwd. De jaren daarna lag het accent meer op de veeteelt en dan met name melkkoeien.

    
Wat ooit (met veel inspanning) ontgonnen werd in midden 30-er jaren van de vorige eeuw, is nu weer omgevormd tot één groot moerassig natuurgebied. In januari 2015 schreef ik een post over de Kettingdijk, waarin ik vertelde dat het natuurherstelproject aldaar afgerond was. Hoe het voormalige grasland aan de oostkant er toen uit zag, is op bovenstaande 2 foto's te zien.

voormalige grasland aan de Kettingdijk in juli 2020
De opzet van dit project was het afvoeren van de voedselrijke landbouwgrond en aanpassing van de waterhuishouding, zodat kwelwater en regenwater langer worden vasthouden. En het mag gezegd worden dat deze opzet geslaagd is....

voormalige grasland aan de Kettingdijk in juli 2020
voormalige grasland aan de Kettingdijk in juli 2020
De Kettingdijk is in 5 jaar tijd onherkenbaar veranderd. Wat media 2014 aan de oostkant van de Kettingdijkweg nog weiland was, is nu één groot nat gebied. Het voormalige landbouwgebied is veranderd in heischraal grasland, nat schraalgrasland en een plas,die in de wintermaanden één groot waterreservoir wordt. En dat was ook de opzet van dit project: nieuwe gecreëerde natte natuur. Er zijn talloze afwateringssloten gedicht en met wandafsluiters, duikerbuizen en kantelstuwen worden de nieuwe waterstromen gereguleerd. Wat mij betreft is de Kettingdijk onherkenbaar en vooral ten goede, veranderd. Tenminste aan de oostzijde.

Grasland aan de Kettingdijk in juli 2020
Over het verruigde grasland aan de zuid-westkant (aan de Bocholterweg) ben ik niet zo te spreken. Eerlijk gezegd vind ik het eigenlijk een ramp.Pitrus en akkerdistel overheersen daar en dat gaat ten koste van de biodiversiteit. Vooral vanwege de overvloedige pitrusvegetatie is duidelijk dat we hier te maken hebben met grote hoeveelheden fosfaat. Dit wordt waarschijnlijk veroorzaakt door het water uit de Lossing, die regelmatig overstroomt vanwege beveractiviteiten. Dit moet echt voorkomen worden. Het gebied wordt bovendien niet begraasd en zal daarom in de loop van de tijd dichtgroeien. Als er tenminste niks gedaan wordt........

Grasland aan de Kettingdijk in april 2013
Ik zie toch liever de foto van het grasland zoals dat in april 2013 was. Het zou beter zijn geweest als men het zo gelaten had en dat is niet alleen vanwege die biodiversiteit. Het "wildernisdenken" mag dan wel het de voorkeur hebben, maar je mag niet vergeten dat een cultuurlandschap ook een gemeenschappelijk erfgoed is dat een plaatsje verdiend in het totaalplaatje. Cultuurhistorie moet ook een rol spelen bij de inrichting van de ruimte. In 2017 heb ik een post gewijd aan die zuid-westkant met als titel: "dit wil toch niemand.....".

Lepelaars vliegen met gestrekte hals. Zilverreigers trekken hun hals in
Ondanks dat minpunt, is het gebied dusdanig veranderd, dat al snel nadat het project afgerond was de eerste (zwarte) ooievaars en lepelaars, en zelfs een enkele kraanvogel verschenen. De eerste bijzondere melding op waarneming.nl betrof de zwarte ooievaar in augustus 2015 en in april 2016 werd de eerste lepelaar waargenomen. Andere waarnemingen waren onder andere de grote zilverreiger, de koereiger, het ijsvogeltje en oeverlopers.

Sindsdien verschijnen jaarlijks lepelaars om er te foerageren. De eerste waarneming van de lepelaar dit jaar was op 5 april en het hoogste aantal dat dit jaar tot nu toe werd aangetroffen was 30 exemplaren. Op 17 juli trof ik er 17 exemplaren aan. Dat was de eerste keer dat ik ze in werkelijkheid zag. Heel bijzonder.

Voor lepelaars zijn de omstandigheden in Nederland de laatste decennia dus flink verbeterd. Dit is o.a. het gevolg van een veranderde publieke opinie over de waarde van natuur en de daaruit voortvloeiende beschermingsacties en natuurherstelprojecten. Dit zag je de afgelopen jaren ook volop gebeuren in het grensoverschrijdende Kempen~Broek.

   
In de 19e eeuw waren er kolonies tot 1000 paren, die echter intensief geëxploiteerd werden (eieren rapen) en te lijden hadden onder drooglegging van broed- en voedselgebieden. Rond 1900 was de stand teruggevallen tot rond 300 paren. Door bescherming groeide dat uit naar 400-500 paren in de jaren vijftig, om daarna met name door watervervuiling opnieuw terug te vallen tot 150 paren eind jaren 60.

Daarna begon een opmars waarbij de grens van 1000 paren in 1997 bereikt werd. Die van 2000 paren werd overschreden werd in 2009 en vorig jaar werden er maar liefst 3800 broedparen geteld. (bron: Sovon vogelonderzoek)

De lepelaars in Nederland broeden van eind maart tot en met eind juli. Ze leggen 3-4 eieren, maar van de kuikens die daar uit voortkomen wordt er meestal maar 1 groot. Vanaf eind juli, begin augustus verspreiden ze zich over Nederland en eind september, begin oktober zijn ze allemaal wel zo’n beetje naar het zuiden vertrokken. Het grootste deel trekt naar west Afrika.

     
De lepelaar wordt vooral geassocieerd met de kust. Op alle Waddeneilanden zijn inderdaad de meeste kolonies te vinden, maar ook in Zuid-Hollandse en Zeeuwse delta en in de Flevopolder broeden ze in de grote moerassen. De laatste decennia zien we ook een sterke toename van kleine kolonies op het vasteland.

Het is een vogelsoort die al lang uit Limburg verdwenen was. De laatste jaren zijn er echter steeds meer waarnemingen van deze bijzondere soort in Limburg. Dit is te danken aan de natuurherstelprojecten; er zijn steeds meer herstelde vennen en oude rivierlopen. Ook zijn er op diverse plekken, zoals in het grensoverschrijdende Kempen~Broek, steeds meer moerassige gebieden aangelegd. Uitgestrekte, ondiepe, drassige gebieden met een bodem bedekt met modder, klei of fijn zand en met veel riet. Juist deze plekken trekken vele steltlopers aan, maar ook grotere vogelsoorten als (zwarte) ooievaar en sinds een paar jaar dus ook de lepelaar.

De lepelaar vindt zijn voedsel in ondiep water, waarbij hij zijn snavel op en neer beweegt. De snavel is erg gevoelig, hierdoor is voedsel onder water opsporen een eitje voor de lepelaar. Ze eten graag visjes, zoals stekelbaarsjes, kikkervisjes, slakken, larven van waterinsecten en wormen. Ze kunnen elk type moeras, rivier, meer, overstroomd gebied en mangrove moeras bewonen, of het water nu zoet, brak of zout is. Maar om te broeden geven ze de voorkeur aan gebieden met eilanden, moerassen met rietkragen en andere slecht bereikbare plaatsen met dichte begroeiing en verspreid voorkomende bomen of struikgewas.Plekken waar hun grootste vijand, de vos, moeilijk kan komen. Ze bouwen hun nest bij voorkeur op de grond, maar je ziet ze op steeds meer plaatsen ook in de bomen hun nest bouwen.

Nog niet zo lang geleden gold de Lepelaar in Limburg nog als een dwaalgast. In 2006 werden 25 meldingen tot en met 2005 gedaan. Sindsdien gaat het hard wat waarnemingen betreft, maar hoewel steeds meer lepelaars in Nederlands- en Belgisch Limburg worden waargenomen, gebeurt broeden nog maar sporadisch. Op landgoed Arcen heeft in 2015 voor het eerst een paartje succesvol gebroed en zijn 4 jongen uitgekomen. Twee jaar geleden was er in het Belgische Lozen een succesvol paartje met 3 jonkies aan het Klotven op de Lozerheide en 2 paartjes in Mariapeel. Of dat ooit gaat gebeuren op de Kettingdijk lijkt me onwaarschijnlijk, maar je weet maar nooit.

Hoewel de foto’s best goed gelukt zijn, zijn ze van grote afstand genomen en zie je dus geen details. Om ze beter te kunnen fotograferen, heb je andere apparatuur nodig. Ik heb geprobeerd dichterbij te komen, maar ze hielden de omgeving goed in de gaten en vlogen op, omdat ze mij blijkbaar als een mogelijke “dreiging” zagen. En dat terwijl mijn enige "wapen"  mijn cameraatje  was, maar dat wisten ze niet natuurlijk, dus ik gaf ze geen ongelijk........

Op weblog “Natuur, cultuur en alles wat boeit ... ” vind je een aantal goed geslaagde foto’s met meer details van lepelaars, die daar op 3 juli foerageerden. Aan de kleur van de snavels (geel/oranje) kun je zien dat het toen vooral juvenielen (jonge vogels) waren. De volwassen vogels hebben een zwarte snavel.

Blogarchief