Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


Posts tonen met het label kraamwebspin. Alle posts tonen
Posts tonen met het label kraamwebspin. Alle posts tonen

dinsdag 11 september 2018

Allemaal beestjes #10

Het is herfst en menig echtgenoot zal de komende tijd opschrikken vanwege een ijselijke gil vanuit de slaapkamer: “Een spin !!!!!!” Vreemd eigenlijk dat een spin ons zo de stuipen op het lijf kan jagen, want een huisspin is volstrekt ongevaarlijk. Voer voor psychologen dus…..

Gewone huisspin (mnl.)
Er zijn meerdere soorten huisspin, zoals de Grote huisspin, de Gewone huisspin en de Grijze huisspin. Als ik het goed heb, moet dit de meest voorkomende zijn, namelijk de Gewone huisspin (Tegenaria atrica). In tegenstelling tot wat gedacht wordt, is deze spin bruin in plaats van zwart. Dat zie je pas als je ze van dichtbij bekijkt. Maar wie neemt ooit de moeite, of durft dat?
Het vrouwtje van deze huisspin heeft (éxclusief de poten) een lichaamslengte van ongeveer 7-11 mm. Vanwege die poten krijgt ze haar imposant uiterlijk. Het mannetje is iets kleiner en is te herkennen aan een langwerpiger achterlijf en langere poten.

Gewone huisspin
Ze kunnen agressief over komen als ze worden uitgedaagd, of in het nauw worden gedreven, maar hun gifkaken kunnen onze huid niet doorboren.Toch is men uit een soort aangeboren angst geneigd zo’n spin te doden. Eigenlijk jammer, want voor ons is het (als puntje bij paaltje komt), een nuttig dier. Deze spin eet voornamelijk insecten en in haar trechtervormig web wordt menig prooidier gevangen. Mocht het vangen in het web niet lukken en is zij erg hongerig, dan zal de spin meestal ’s avonds het web verlaten om zelf op jacht te gaan naar een prooidier. En dan kunnen we haar wel eens tegen komen in de gang of slaapkamer.

Gewone huisspin
Nu het herfst is en de paartijd voor deze spinnensoort begint, gaan de mannetjes massaal op zoek naar een partner, waardoor wij ze nu vaker zien. Hun aanwezigheid is echter niet seizoensgebonden en zolang in het leefgebied iets te halen valt, loop je de kans er een aan te treffen.

Hoewel deze spin ook een loopspin is, zul je die niet binnen aantreffen. Het is de Gewone wolfspin.

Gewone wolfspin
Het viel niet mee voor haar om er op het kurkdroge gras snel vandoor te gaan met dat witte bolletje onder haar lijf. Het is dan wel een loopspin, maar met een eicocon ( want dat is het), tussen je poten valt dat even niet mee.

Gewone wolfspin
Moeder Wolfspin is een toegewijde moeder. Als ze de eitjes in haar zelf gesponnen eierzakje heeft gestopt, neemt ze dit zakje, dat bevestigd is aan haar spintepels, gedurende 2 tot 3 weken overal mee naar toe. Na het uitkomen houdt de zorg nog niet op, want de jonge spinnetjes klimmen meteen op de rug van hun moeder, die ze vervolgens tot aan de eerste vervelling mee draagt.

Gewone wolfspin
Gewone wolfspin
Deze spinnen wachten niet tot een prooi in hun buurt komt, maar gaan er zeer actief naar op zoek. Met hun forse poten en scherpe kaken zijn het gevreesde jagers. Deze lichtgrijze tot geelachtige, donkerbruine spinnen doen hun naam dus eer aan.

De naam Wolfspin komt echter niet vanwege de ruige beharing, of de wolfachtige wijze waarop ze hun prooi besluipen, of de snelheid waarmee ze aanvallen, maar is afgeleid van het feit dat het dier andere spinnen binnen haar territorium accepteert. Bij een roedel wolven mag dat gewoon zijn, maar binnen de orde der spinnen is dat iets unieks.

Kraamwebspin
In Nederland en België komen meerdere (voor mensen weliswaar onschuldige) soorten wolfspinnen voor. Deze wordt Grote wolfspin of Kraamwebspin genoemd. De spin is de ene keer wat lichter van kleur dan de andere keer, maar het ovale achterlijf en het streepje dat van de kop naar het achterlichaam loopt is er altijd. Ze houdt het cocon in tegenstelling tot de Gewone wolfspin vast met haar kaken. Ook hier kun je aan de grote poten zien dat we te maken hebben met een loopspin.

Kraamwebspin
Net zoals bij de Gewone Wolfspin is ook de broedzorg van een Kraamwebspin opvallend. Ook zij loopt namelijk een hele tijd met haar eicocon rond. In tegenstelling tot de Gewone Wolfspin, legt ze het eicocon in een tentvormig spinsel van zijde dat zij kort voordat de spinnetjes geboren worden, weeft. Als een soort kraamkamer. Het web dat ze maakt is dus niet bedoeld om een prooi mee te vangen, maar dient als bescherming voor haar kroost. Hieraan dankt zij ook haar naam. Als de spinnetjes uit de eicocon kruipen, blijven ze nog tot hun eerste vervelling in dat beschermende spinsel. Moeder blijft al die tijd in de buurt om een oogje in het zeil te houden.

Groot populierenhaantje
Bladhaantjes zijn prachtig gekleurd, maar smaken vies en zijn meestal giftig. Vooral de rode soorten vallen erg op. Dit is het Groot Populierenhaantje (10-12 mm). Het lijkt bijna in alles op het Kleine Populierenhaantje (6-10mm), maar heeft een zwart vlekje op het einde van de dekschildnaad (op zijn "kontje") en is zo goed herkenbaar. Ze hebben een voorkeur voor ratelpopulieren en wilgen, hoewel het meestal de larven zijn die je daar op vindt. Als je het kevertje een beetje "pest" door bijvoorbeeld zachtjes op hem te drukken, produceert hij een gele vloeistof. Dit gedrag heet "reflexbloeden". De vloeistof die tevoorschijn komt bij het gewricht van de pootjes, heeft een kwalijk geurtje en smaakt erg bitter. Vogels die een zo’n beestje oppakken, proeven dit ‘bloed” en laten hem dan meestal snel vallen. Het rood moet je dan ook beschouwen als een waarschuwing.

Elzenhaantje
Dat geldt ook voor het oneetbare Elzenhaantje. Dit slechts 6 tot 7 mm lange kevertje heeft een blauw tot blauwzwarte kleur met een mooie glans. Het overwintert in de bodem onder bladeren en afgestorven plantenresten en komt in de periode april- juni tevoorschijn. Als het vrouwtje na de bevruchting wel 900 oranje eitjes aan de onderkant van het elzenblad heeft afgezet, sterft ze.

larven van het Elzenhaantje
Binnen 2 weken komen uit de eitjes olijfgroene later zwart wordende larven tevoorschijn. Ze lijken sterk op rupsjes met 2 rijen behaarde wratten.

larve van het Elzenhaantje na vervelling
Na ca. drie weken (vanaf juli) verpoppen ze zich onder afgestorven plantenresten en na 8 tot 11 dagen komt al weer de nieuwe generatie kevertjes tevoorschijn. Zowel het kevertje als de larve vreten gaten in het blad van els, populier en wilg, maar echt schadelijk zijn ze eigenlijk niet. Als de aantasting massaal is kunnen de bomen zeker in conditie achteruit gaan, maar ze zullen zelden hiervan afsterven.

Blauwe muntgoudhaan
De soort die je hier ziet is een onderfamilie van de bladhaantjes. Ze zijn herkenbaar aan hun mooie glanzende kleur en worden Goudhaantjes genoemd. Ze vormen een van de grootste keverfamilies. In ons land komen bijna driehonderd soorten voor. Alle Goudhanen zijn gebonden aan een of één of een paar plantensoorten; de waardplant. Daar zijn ze meestal ook naar genoemd.

Wil je deze Blauwe muntgoudhaan vinden, dan is het zaak op zoek te gaan naar Watermunt. Die vind je vooral aan de waterkant. Voor de Blauwe muntgoudhaan is de waardplant dus de Watermunt. Daar vind je ook de larven. Er zijn niet veel dieren die de menthol in de Watermunt kunnen verdragen, maar het Blauwe muntgoudhaantje is er ongevoelig voor. Door de grote hoeveelheden menthol die het al etende in het lichaam krijgt, is dit kevertje oneetbaar voor vogels.
Mochten wij echter ooit nog eens vertrouwd raken met het eten van insecten, dan zal het Blauwe muntgoudhaantje ongetwijfeld het pepermuntje na de maaltijd vervangen……………………
Hoewel ze er hier in close-up groot uit zien, zijn ze slechts 6,5 tot 9 millimeter. Kenmerkend voor deze soort zijn de putjes op hun schild. Ze bewegen zich langzaam voort, zodat je meestal alle kans krijgt ze te fotograferen . Dat geldt zeker voor deze 2, want die bewogen helemaal niet (|-;)..............
Ook leuk om uitvergroot die blauwe pootjes te zien trouwens.

Hennepnetelgoudhaantje
Het Hennepnetelgoudhaantje slaat alles wat betreft de kleur. De sterk glanzende dekschilden zijn metaalachtig blauw, groen, rood en goudkleurig. De kleur verschilt per kever, maar de meeste kevers hebben blauwe lengtestrepen op de dekschilden en blauwe vlekken op het borststuk. Er wordt wel eens beweerd, dat vogels de weerspiegeling gebruiken om hun veren te fatsoeneren…..........
Je loopt er gauw aan voorbij, want het kevertje wordt slechts 5 tot 7 mm lang. Maar als je ziet dat de Hennepnetel bloeit, is de kans dat je dit Hennepnetelgoudhaantje ontdekt groot. Dat is namelijk zijn waardplant. Wees wel voorzichtig, want als het blad maar ietsje trilt, laat ie zich meteen vallen en ben je hem kwijt. Deze twee hadden het gelukkig zo druk met elkaar dat ze zich nergens iets van aantrokken....

vrijdag 29 mei 2015

Allemaal beestjes

In 1967 was het lied "Weet je wat ik zie als ik gedronken heb? Allemaal beestjes......" enige tijd een hit.
Om beestjes te zien, hoef ik echter niet te drinken, maar ga ik de natuur in..... Zeker als die natuur op zijn best is (of zoals Umberto Tan zegt "fris en fruitig"), profiteren de kleine beestjes daar van.

Als de temperatuur op het einde van het jaar daalt, vertrekken de vlinders naar warmere streken, of gaan in winterrust. Sommige soorten doen dat als vlinder, andere als pop, rups of eitje. Als je al vroeg in het jaar vlinders ziet, zijn dat de soorten die als vlinder op beschutte plekjes als bijvoorbeeld boomholtes, in struikgewas, bladeren of dichte graspollen overwinteren.

Zo zag ik al midden maart een CITROENVLINDER. Het is een dagvlinder uit de familie Pieridae. Familie dus van de witjes. Beide vlinders (mannetje-vrouwtje) zijn te herkennen aan een bruin/oranje stip op iedere vleugel- punt. Ik kan zien dat dit een vrouwtje is, omdat die bleker en meer groen van kleur zijn dan de mannetjes.

Het lijkt soms wel of deze soort nooit stilzit. Het is dan ook moeilijk om er een geslaagde foto van te maken. In de vlucht valt hij goed op, maar als hij eens ergens gaat zitten, is hij moeilijk waar te nemen. In rust vouwt hij namelijk de vleugels nooit open, zodat je vanwege de vorm en de lichtere vleugeladering, die lijkt op nerven, denkt te maken te hebben met een blad. Na wat geduld is het me uiteindelijk toch gelukt.

Gelukkig was deze GEHAKKELDE AURELIA  niet zo actief. Hij was blijkbaar "nog niet op temperatuur" en was zich in het zonnetje aan het opwarmen. Hij was dan ook gemakkelijk te benaderen.
De gehakkelde aurelia is een algemene soort, die je langs bosranden, struwelen en in parken en tuinen kunt aantreffen. Dit was nog een bijzonder gaaf exemplaar. Je hoeft geen kenner te zijn om te zien dat ie familie is van o.a. de dagpauwoog, atalanta, landkaartje en kleine vos.

Als de insecten actief worden, zie je ook "rovers" zoals de GROTE WOLFSPIN verschijnen. De spin komt voor in heidevelden, bossen en ruigtes. Het is een algemeen voorkomende soort. In West Europa komen liefst ruim 80 verschillende soorten voor, die nauwelijks van elkaar te onderscheiden zijn. De naam is misleidend, want deze spin is, ínclusief de pootjes, slechts 0,4 tot 4 cm groot en niet te vergelijken met de veel grotere “buitenlandse exotische” wolfspinnen. De soort kan herkend worden aan de lichte streep op de kop en de typische lichte flapjes naast de ogen. Op deze foto zijn die niet te zien. Wolfspinnen zijn lichtgrijs tot donkerbruin, vaak getekend met strepen of vlekjes. Vrouwelijke spinnen dragen net zoals de kraamwebspinnen hun bevruchte eieren mee in een cocon (een ronde zak gemaakt van draadjes). Na het uitkomen van de eitjes klimmen de jongen op de rug van hun moeder, die ze lange tijd mee draagt.
Zoals je aan de lange renpoten kunt zien, hoort deze soort bij de loopspinnen die geen web maken om een prooi te vangen, maar op de grond achter hun prooi aan rennen. Ze zijn supersnel, maar geduld is een schone zaak. Hoewel het een vrij rustige spinnensoort is, kan ze als ze zich bedreigd voelt soms bijten. Je zult echter amper iets van het gif merken als je gebeten zou worden als je haar bijvoorbeeld op pakt.......

Vorig jaar heb ik ook al een foto geplaatst van een andere loopspin, die vanwege haar web ook KRAAMWEBSPIN wordt genoemd. Ik vertelde toen hoe bijzonder hun paringsritueel is. Kraamwebspinnen hebben een ovale rug en lange poten. De spin is de ene keer wat lichter van kleur dan de andere keer, maar het streepje dat van de kop naar het achterlichaam loopt is er altijd. Het meest opvallend aan deze spinnen is de broedzorg van het vrouwtje, waarbij een web wordt gemaakt dat dient als een soort kraamkamer. Voordat de spinnetjes worden geboren, wordt het cocon in een tentvormig kraamweb gelegd. De spinnetjes worden tot hun 2e vervelling bewaakt door de moeder, waarna ze een zelfstandig leven tegemoet gaan.

De zorg is echter al eerder begonnen, want op deze foto's kun je zien dat het vrouwtje tijdens de "zwangerschap" het eicocon met haar gifkaken vast houdt en al die tijd onder het lichaam mee draagt. Maar goed dat haar poten zo lang zijn….

De AKKERHOMMEL is vooral te herkennen aan de oranjebruine ruige beharing op de kop en borststuk.
Het is de nozem onder de hommels, maar ook een Joris Goedbloed, want hij zal niet gauw steken. Altijd leuk om deze kleine soort te zien. Ze nestelen meestal ondergronds, maar kunnen hun nesten ook bovengronds maken tussen mos of in graspollen of zelfs in oude vogelnesten en nestkastjes. De kolonies hebben een gemiddelde grootte tussen de 80 en 200 exemplaren.
Op dit moment zie je alleen maar de werksters, de mannetjes zie je pas half augustus verschijnen.

De laatste vervelling van larve naar imago wordt bij libellen uitsluiping genoemd. De huid van de larvekop en -borststuk barst open en heel langzaam komt de volwassen libel eruit. Vervolgens blijft het nog verfrommelde en kleurloze dier een tijd lang hangen en pompt zich door middel van lichaamsvloeistof op. Ook de vleugels strekken zich langzaam maar zeker uit.

Pas na een paar uur is de libel opgedroogd en zijn de vleugels uitgehard. Ze is dan herkenbaar aan haar glimmende vleugels. Omdat ze nog niet kan wegvliegen, is de libel zeer kwetsbaar voor natuurlijke vijanden. Maar dit is ook een zeer geschikt moment om er foto’s van te maken.
Na het uitsluipen van de mannetjes van deze BRUINE KORENBOUT is het achterlijf oranje, met een zwarte rugstreep die naar achter toe breder wordt en ze hebben nog opvallende oranje vleugeladers, waardoor het hele dier een zeer kleurrijke indruk maakt.

Zoals je ziet, schrikken KRABSPINNEN (die een stuk kleiner zijn dan de kruisspin) niet terug voor een grote prooi. Het gif van deze spinnen is voor insecten namelijk erg zwaar: ze gaan heel erg snel dood.
Er zijn witte, gele, groene en zelfs blauwe krabspinnen, die op het eerste gezicht erg opvallen. Als je zo'n krabspin ziet, dan denk je dat iedereen die wel zal zien. Maar dat is niet waar: ze zijn zo goed gekleurd, dat je ze zelfs niet ziet als ze bewegen. Hun kleur is namelijk aangepast aan de bloem, waar ze stilletjes afwachten tot een argeloze prooi nadert. Ik heb al eens eerder een witte "kameleonspin" geplaatst.
Ze hoeven geen web te maken, maar klemmen hun prooi vast als deze dichtbij komt en hun gif doet de rest. Ze hebben geen scharen, maar lange, wijd uitstaande poten waarmee ze soms zijwaarts wandelen, net als krabben. Hoe deze spin heet is mij niet bekend.

De FRAAIE SCHIJNBOKTOR doet zijn naam alle eer aan. Deze slanke kever met een lichaamslengte van minder dan 1 cm heeft een prachtige metalliek glanzende blauwgroene kleur. De langgerekte kop heeft lange, draadvormige antennen en grote, ovale ogen. Hoewel hij vooral vanwege die lange tasters op de echte boktor lijkt, wordt hij tot een ander geslacht gerekend, namelijk die der schijnboktorren. Dit is het vrouwtje. Het mannetje is namelijk ( voor de verandering) herkenbaar aan de flinke bolle dijen.
De fraaie schijnboktor komt algemeen voor in bloemrijke weilanden en langs bosranden. Je vindt hem vooral op schermbloemigen, hoewel hij ook op andere weidebloemen en bloeiende struiken voorkomt. Zoals in dit geval op een margriet. Daar voedt hij zich met stuifmeel.

donderdag 7 augustus 2014

Van alles wat 2

Bij mijn bezoekjes aan de natuurgebieden in de Weerter omgeving, kom ik natuurlijk ook van dat kleine grut tegen, dat de moeite van het bekijken meer dan waard is. Met mijn nieuwe Sony Cybershot kan ik nu ook mooie close-ups maken. Omdat die kleine "schoonheden" niet echt in mijn blogs over die gebieden in te passen zijn, wil ik die in deze aparte blog toch graag laten zien. Met een klein praatje erbij natuurlijk.

Je zou het niet verwachten, maar ook in Nederland komen (voor mensen weliswaar onschuldige) wolfspinnen voor. De circa 15 mm. grote kraamwebspin is hier een voorbeeld van. De spin is de ene keer wat lichter van kleur dan de andere keer, maar het ovale achterlijf en het streepje dat van de kop naar het achterlichaam loopt is er altijd.

Bij spinnen gaat de liefde door de maag van de vrouw! Net als alle wolfspinnen neemt het veel kleinere mannetje dus voor het paringsritueel een 'geschenk' mee voor het vrouwtje. Terwijl zij haar bruidsmaal op smikkelt, probeert hij te paren. Als dat niet lukt, zal het vrouwtje (helaas pindakaas)het mannetje opeten.
Nadat ze daarna een hele tijd met haar eicocon in haar kaken heeft rondgelopen, weeft ze een tentvormig spinsel van zijde tussen het gras als een soort kraamkamer. Hieraan dankt deze spin dus haar naam.
Als de spinnetjes uit de cocon kruipen, blijven ze nog tot hun eerste vervelling in dat beschermende spinsel. Moeder blijft al die tijd in de buurt om een oogje in het zeil te houden. Als je haar een beetje “verveelt”, zal ze dan ook niet weglopen, maar tevoorschijn komen om zo haar kroost te beschermen.

Op een engelwortel trof ik deze prachtige zweefvlieg aan. Het is de ivoorvlieg oftewel "witte reus".
De naam heeft ze uiteraard te danken aan het voorste ivoorwitte achterdeel. Omdat de ogen iets uit elkaar staan, weet je dat het een vrouwtje is. Bij het mannetje zitten die namelijk tegen elkaar.

Bij het woord vliegen wordt vaak minachtend de neus opgehaald. Meestal denken we aan steekvliegen of strontvliegen die zich voortplanten op dood dierlijk materiaal en daarom voor ons niet al te hygiënisch zijn aangelegd. Anders is dat echter bij de vaak fraai gekleurde en getekende zweefvliegen.
Zweefvliegen zijn vliegen, maar "rare" vliegen, die er als een bij of wesp uit zien. Als je goed kijkt zie je echter dat er duidelijke verschillen zijn; ze kunnen o.a. op een bepaalde plaats blijven zweven, hebben veel grotere ogen, de stand van de vleugels is anders en ze hebben kleine antennes. En..... ze steken niet.

De gewone kameleonspin is een goed gecamoufleerde spin. Hier zit ze op de bloem van het duizendblad. Deze spin heeft de eigenschap dat ze, net zoals een kameleon, van kleur kan veranderen. Ze gaat meestal op gele of witte bloemen zitten en kan dan zelf ook een gele of witte kleur aannemen. De kleurverandering van wit naar geel duurt 10 tot 25 dagen en terug van geel naar wit duurt 6 dagen.
Dankzij deze camouflage kan ze haar prooi verrassen. Het zijn "afwachtende jagers", die geen web weven, maar vaak uren- of dagenlang roerloos zitten te wachten tot een prooi dicht genoeg genaderd is, om dan toe te slaan en direct met gif te injecteren. Ze deinzen hierbij niet terug voor wespen, bijen of zelfs hommels.

Deze steenhommel was wel heel eigenwijs. Zij vertikte het om iets stevigers uit te zoeken dan een grasspriet. Gevolg was dat zij steeds weer naar beneden zwiepte en het mij zo niet gemakkelijk maakte om er een geslaagde foto van te maken.
De soort is herkenbaar vanwege de nagenoeg zwarte zijdeachtige beharing en een rood achterlijf. Je kunt zien dat het een vrouwtje is, want de mannetjes van de steenhommel hebben een brede kraag, een lichtgele snuit en een lichtgele band over het borststuk. Aangezien de steenhommel bekend staat als de meest agressieve hommel, moest ik natuurlijk goed blijven opletten dat ze niet geïrriteerd raakte.

Dit mooie beestje is dus geen wesp, maar een spin. Het is de wesp- of tijgerspin. Een mooi staaltje mimicri. Op de foto zie je het vrouwtje, dat groter is dan het mannetje. Zowel de omvang als het opvallende kleurenpatroon schrikt kennelijk zo af, dat vrijwel geen vogel zich aan de wespspin durft te vergrijpen.
Het is een mediterrane spin, die nog niet zo lang voor komt in Nederland. Het eerste exemplaar werd in 1980 aangetroffen in Zuid-Limburg. Vooral de laatste 10 jaar is de soort aan een opmars bezig. Het heeft mogelijk met de opwarming van het klimaat te maken.

Kenmerkend voor deze wielwebspin is ook dat hij een opvallende zigzagband door het midden van het web weeft. Als je wat te dichtbij komt,is de kans groot dat je een spandraad raakt en het web wat wordt bewogen. Mevrouw zoekt dan snel een ander plekje.

Nu de meeste schermbloemigen in bloei staan is het feest voor de zweefvliegen. Het is niet alleen een uitdaging om die beweeglijke beestjes goed op de foto te krijgen, maar ook om er een naam aan te geven. Zo dacht ik in eerste instantie dat dit (vanwege het spitse kontje) een puntbijvlieg was, maar uiteindelijk heb ik toch, (vanwege o.a. de gele basis op de dij van de achterpoot) moeten vaststellen dat dit waarschijnlijk de bosbijvlieg is. Maar ik kan er natuurlijk ook zomaar naast zitten.

In Nederland komt de ongeveer 8-15mm grote labyrintspin of gewone doolhofspin algemeen voor op de zandgronden in het oosten en zuiden en ook in de duinen, maar over de verspreiding is niet veel bekend. Eigenlijk vreemd, maar dit zie je vaker bij algemene soorten, omdat de meeste mensen er geen aandacht aan besteden. De Labyrintspin is een trechterspin, die haar naam ontleent aan de karakteristieke vorm van haar web. 
Je vindt die tussen het gras, laag struikgewas of boomwortels als een horizontaal geweven web, dat op één punt in een omlaag lopende trechter overgaat en als een lange tunnel in de vegetatie (als een soort labyrint) verdwijnt. Het dient als schuilplaats, maar ook als vluchtroute. De spin reageert direct en is zeer snel. Dus als een insect op het web terecht komt, schiet ze vanuit de trechterbuis tevoorschijn, grijpt de prooi en sleept die mee de trechter in. Of als jij het web aanraakt, schiet ze meteen diep de trechter in.

Blogarchief