Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


Posts tonen met het label krabspin. Alle posts tonen
Posts tonen met het label krabspin. Alle posts tonen

dinsdag 5 december 2023

Allemaal beestjes #25

 Dit jaar heb ik pas 2 keer iets verteld over insecten en andere beestjes. Dat was in Allemaal beestjes #23 en Allemaal beestjes #24.  Gedurende dit jaar heb ik uiteraard meerdere nieuwe soorten gespot waar ik echter nog niets over heb verteld en die wil ik je laten zien in deze en de volgende post. 
rups van de Grote wintervlinder. Foto gemaakt op 19 mei
Kleine wintervlinder (mnl). Foto gemaakt op 3 december
Gedurende het hele jaar kun je insecten spotten, dus ook in de winter. Dan kun je bijvoorbeeld denken aan de Bruine winterjuffer, de Grote - en Kleine Wintervlinder, de Wintermug en de rups van de Agaatvlinder. Als je op de tekst "Grote - en Kleine wintervlinder" klikt, kun je over deze vlinder meer te weten komen.

Maar als in het najaar de temperatuur flink omlaag gaat en er minder voedsel is, gaan de meeste insecten na eitjes gelegd te hebben toch dood (ze zijn namelijk koudbloedig) en die dan nog overblijven gaan op zoek naar schuilplekken, gaan in de "ruststand" of overwinteren als pop of als larve. Er zijn ook vlinders die overwinteren in het buitenland zoals de atalanta en de distelvlinder. 

Meeldauwlieveheersbeestje
Een van de insecten die net als alle Lieveheersbeestjes overwintert is het MEELDAUWLIEVEHEERSBEESTJE (Halyzia sedecimguttata).
Het is helaas geen scherpe foto geworden, maar dit was de enige. 

Het is een wat meer bijzondere verschijning dan de "gewone" soortgenoten. In tegenstelling tot de andere soorten, leeft het Meeldauwlieveheersbeestje namelijk niet van bladluizen maar van meeldauw en ook de kleur is opvallend. Je kunt ze in de winter (meestal bij toeval) vinden onder en tussen schors van bomen en als ze door iets zijn verstoord, of nog geen plekje hebben gevonden om de winter door te komen. De kleur van de imago is oranje met meestal 16 witte vlekken op de dekschilden. De imago is tussen 4,5 en 6 mm groot. De vlekken op het halsschild zijn vaak meer oranje gekleurd. Een typisch kenmerk zijn de lichtgekleurde middennaden van de dekschilden, waardoor die open lijken te staan. Opvallend zijn de ook bijna doorzichtige platte randen van rug- en kopschild van de kever. Ook de zijkanten van het halsschild zijn doorzichtig. De twee voelsprieten zijn ook wat langer dan bij andere soorten.
Krabspin met Koolwitje als prooi
Kenmerkend voor de familie van de KRABSPINNEN (Thomisidea) zijn de verdikte voorste 2 pootparen, die beduidend langer zijn dan de 2 achterste. Het lichaam is meestal duidelijk afgevlakt, en de poten worden bij rust zijdelings uitgestrekt. Het zijn "afwachtende jagers" die geen web weven, maar vaak urenlang roerloos zitten te wachten tot een prooi dicht genoeg genaderd is, om dan toe te slaan en direct hun gif te injecteren. Het gif is erg zwaar, dus de prooi gaat snel dood (geldt niet voor mensen). Je moet er dus niet van staan te kijken als de prooi veel groter is dan de spin. Krabspinnen maken bij het bijten kleine gaatjes in de prooi. Daardoor zuigen ze het insect leeg, zodat er na de maaltijd enkel nog een leeg omhulsel overblijft. 
Gewone kameleonspin
 Ook de GEWONE KAMELEONSPIN (Misumena vatia) is een krabspin. Ze heeft de bijzondere eigenschap dat ze, zoals een kameleon, van kleur kan veranderen. Ze gaat meestal op gele of witte bloemen zitten en kan dan zelf ook een gele of witte kleur aannemen. Dat duurt soms wel enkele dagen. Ik zeg "meestal", want zoals je hier ziet is dat niet altijd het geval. 
Het is vooral een goede camouflage om aanvallers zoals vogels te misleiden. Of insecten haar ook minder goed opmerken door deze camouflage is niet zeker. De meeste insecten zien kleuren immers niet zoals mensen of vogels ze zien. Wel zeker is dat ze de spin meestal niet opmerken. Soms zie je hoe bijvoorbeeld een bij of een vlinder achteloos over de spin loopt om dan genadeloos gegrepen te worden. 
Groene krabspin
 De GROENE KRABSPIN (Diaea dorsata) is een van de kleinere krabspinnen, die je je vooral zult aantreffen op bladeren van bomen en struiken, vooral in loofbos. Daar is hij moeilijk te zien. Het is een spinnetje met een lichaamslengte van slechts 5 - 6mm (♀). De mannetjes zijn nog iets kleiner: 3 - 4mm. Het onderscheid zich van de andere krabspinnen door het achterlichaam met bruine bladfiguur, dat in het midden vaak voorzien is van symmetrische, lichte vlekken. 
 Op deze foto zien we het vrouwtje. Het voorlichaam van het mannetje is namelijk roodbruin tot groen, het oogveld is donker gekleurd en de voorste 2 pootparen hebben opvallend donkerbruine ringen. Die ringen zie je niet bij het vrouwtje. Het voorlichaam en poten daarvan zijn namelijk egaal lichtgroen. 
Grote aardkruiper
 De GROTE AARDKRUIPER (Stigmatogaster subterranea), ook wel bekend onder de naam Compostduizendpoot, is een duizendpotige.  De Grote aardkruiper is in Nederland en België vrij algemeen te vinden. Hij is gemakkelijk van de andere soorten te onderscheiden vanwege het extreem lange en veel dunnere lichaam en het relatief grote aantal segmenten. Duizendpoten hebben een groot aantal poten, maar uiteraard geen duizend. De naam is bedacht om aan te geven dat ze héél veel pootjes hebben. Dit verschilt echter per soort. Volwassen duizendpoten hebben wel gek genoeg altijd een oneven aantal pootparen, minstens 15 paar. Ieder lichaamssegment van deze Grote aardkruiper telt één paar kleine pootjes, dit zijn liefst 77 tot 83 paar in totaal. De kleur is witachtig geel. De lengte van een volwassen exemplaar is ongeveer 7 centimeter lang maar omdat de duizendpoot vaak half opgerold of in een kluwen ligt, doet de lengte kleiner aan. De breedte is op het breedste punt slechts 1,5 millimeter dik. De grote, lange en brede, antennes vallen goed op en aan de achterzijde van het lichaam zijn twee sprieterige tastorganen aanwezig. 
Bruinstipje
 Dit BRUINSTIPJE (Proteroiulus fuscus) heeft wel wat weg van de Grote aardkruiper, maar is een miljoenpootachtige. Er zijn wel wat verschillen tussen deze 2 te noemen. Een verschil met een duizendpoot is bijvoorbeeld dat een miljoenpoot vier poten heeft (twee paar) aan elk segment. Een duizendpoot heeft maar twee poten (één paar) per segment. Ook is de miljoenpoot In tegenstelling tot de duizendpoot niet plat maar rond. Ze bewegen ook maar traag, met hun korte pootjes en rond, stijf lichaam. Een ander belangrijk verschil is dat de miljoenpoot plantaardig voedsel eet, zoals bladafval en andere organische resten en is niet overdag maar ‘s nachts actief. Je kunt ze vooral vinden in loofbossen onder bladeren, boomstronken, stenen en mos. 
Miljoenpoten zijn er in meerdere verschijningsvormen: cylindrische- of slangenmiljoenpoten, oprolmiljoenpoten en platruggen. Op de site van het Nederlands Soortenregister worden 59 soorten genoemd, waarvan er 40 afgebeeld zijn. De meest voorkomende vorm is de cylindrische en de kleinste cylindrische is dit Bruinstipje. Het is minder dan een centimeter lang en is te herkennen aan de bruine vlekjes op de flanken. Deze kleine diertjes zijn enkel op hout gevonden. In de meeste gevallen gaat het zoals hier, onder bladeren, houtsnippers en schors van een bijna vergane omgevallen boom.
rups van het Roesje
Op de foto zie je de rups van het ROESJE (Scoliopteryx libatrix). Het Roesje is een nachtactief vlindertje uit de familie van de spinneruilen. De naam 'roesje' komt waarschijnlijk voort uit de kartelvormen achteraan de vleugels van de vlinder die aan de ruches van een gordijn doen denken. Ook de wetenschappelijke naam Scoliopteryx, wat kartelvleugelig betekent, verwijst daarnaar. De vlinder wordt ook wel 'roestje' of 'roestvlekvlinder' genoemd, naar de roestkleurige plekken op de vleugels.
Hoewel ik de vlinder zelf nooit heb gezien, is het blijkbaar een in Nederland en België algemeen voorkomende soort. Ze zijn zoals ik zei "nachtactief" en dan lig ik tenslotte in bed.........
De vlinder komt vooral in bosrijke omgevingen voor maar kan ook in kelders, garages en op zolders worden aangetroffen als ze er een droog plekje vinden om te overwinteren. De vliegtijd is van juli tot oktober en na te hebben overwinterd van half april tot juni. 
De rupsen hebben als waardplant onder andere wilgen en populieren. Ze zijn groen en hebben donkere en gele zijlijnen, waardoor ze goed gecamoufleerd zijn. Overdag rusten ze aan de onderzijde van een blad. Als de rups volgroeid is, hecht ze zich vast in een opgerold blad of in twee aaneengesponnen bladeren. Na drie weken verschijnt de volwassen vlinder.

vrijdag 29 mei 2015

Allemaal beestjes

In 1967 was het lied "Weet je wat ik zie als ik gedronken heb? Allemaal beestjes......" enige tijd een hit.
Om beestjes te zien, hoef ik echter niet te drinken, maar ga ik de natuur in..... Zeker als die natuur op zijn best is (of zoals Umberto Tan zegt "fris en fruitig"), profiteren de kleine beestjes daar van.

Als de temperatuur op het einde van het jaar daalt, vertrekken de vlinders naar warmere streken, of gaan in winterrust. Sommige soorten doen dat als vlinder, andere als pop, rups of eitje. Als je al vroeg in het jaar vlinders ziet, zijn dat de soorten die als vlinder op beschutte plekjes als bijvoorbeeld boomholtes, in struikgewas, bladeren of dichte graspollen overwinteren.

Zo zag ik al midden maart een CITROENVLINDER. Het is een dagvlinder uit de familie Pieridae. Familie dus van de witjes. Beide vlinders (mannetje-vrouwtje) zijn te herkennen aan een bruin/oranje stip op iedere vleugel- punt. Ik kan zien dat dit een vrouwtje is, omdat die bleker en meer groen van kleur zijn dan de mannetjes.

Het lijkt soms wel of deze soort nooit stilzit. Het is dan ook moeilijk om er een geslaagde foto van te maken. In de vlucht valt hij goed op, maar als hij eens ergens gaat zitten, is hij moeilijk waar te nemen. In rust vouwt hij namelijk de vleugels nooit open, zodat je vanwege de vorm en de lichtere vleugeladering, die lijkt op nerven, denkt te maken te hebben met een blad. Na wat geduld is het me uiteindelijk toch gelukt.

Gelukkig was deze GEHAKKELDE AURELIA  niet zo actief. Hij was blijkbaar "nog niet op temperatuur" en was zich in het zonnetje aan het opwarmen. Hij was dan ook gemakkelijk te benaderen.
De gehakkelde aurelia is een algemene soort, die je langs bosranden, struwelen en in parken en tuinen kunt aantreffen. Dit was nog een bijzonder gaaf exemplaar. Je hoeft geen kenner te zijn om te zien dat ie familie is van o.a. de dagpauwoog, atalanta, landkaartje en kleine vos.

Als de insecten actief worden, zie je ook "rovers" zoals de GROTE WOLFSPIN verschijnen. De spin komt voor in heidevelden, bossen en ruigtes. Het is een algemeen voorkomende soort. In West Europa komen liefst ruim 80 verschillende soorten voor, die nauwelijks van elkaar te onderscheiden zijn. De naam is misleidend, want deze spin is, ínclusief de pootjes, slechts 0,4 tot 4 cm groot en niet te vergelijken met de veel grotere “buitenlandse exotische” wolfspinnen. De soort kan herkend worden aan de lichte streep op de kop en de typische lichte flapjes naast de ogen. Op deze foto zijn die niet te zien. Wolfspinnen zijn lichtgrijs tot donkerbruin, vaak getekend met strepen of vlekjes. Vrouwelijke spinnen dragen net zoals de kraamwebspinnen hun bevruchte eieren mee in een cocon (een ronde zak gemaakt van draadjes). Na het uitkomen van de eitjes klimmen de jongen op de rug van hun moeder, die ze lange tijd mee draagt.
Zoals je aan de lange renpoten kunt zien, hoort deze soort bij de loopspinnen die geen web maken om een prooi te vangen, maar op de grond achter hun prooi aan rennen. Ze zijn supersnel, maar geduld is een schone zaak. Hoewel het een vrij rustige spinnensoort is, kan ze als ze zich bedreigd voelt soms bijten. Je zult echter amper iets van het gif merken als je gebeten zou worden als je haar bijvoorbeeld op pakt.......

Vorig jaar heb ik ook al een foto geplaatst van een andere loopspin, die vanwege haar web ook KRAAMWEBSPIN wordt genoemd. Ik vertelde toen hoe bijzonder hun paringsritueel is. Kraamwebspinnen hebben een ovale rug en lange poten. De spin is de ene keer wat lichter van kleur dan de andere keer, maar het streepje dat van de kop naar het achterlichaam loopt is er altijd. Het meest opvallend aan deze spinnen is de broedzorg van het vrouwtje, waarbij een web wordt gemaakt dat dient als een soort kraamkamer. Voordat de spinnetjes worden geboren, wordt het cocon in een tentvormig kraamweb gelegd. De spinnetjes worden tot hun 2e vervelling bewaakt door de moeder, waarna ze een zelfstandig leven tegemoet gaan.

De zorg is echter al eerder begonnen, want op deze foto's kun je zien dat het vrouwtje tijdens de "zwangerschap" het eicocon met haar gifkaken vast houdt en al die tijd onder het lichaam mee draagt. Maar goed dat haar poten zo lang zijn….

De AKKERHOMMEL is vooral te herkennen aan de oranjebruine ruige beharing op de kop en borststuk.
Het is de nozem onder de hommels, maar ook een Joris Goedbloed, want hij zal niet gauw steken. Altijd leuk om deze kleine soort te zien. Ze nestelen meestal ondergronds, maar kunnen hun nesten ook bovengronds maken tussen mos of in graspollen of zelfs in oude vogelnesten en nestkastjes. De kolonies hebben een gemiddelde grootte tussen de 80 en 200 exemplaren.
Op dit moment zie je alleen maar de werksters, de mannetjes zie je pas half augustus verschijnen.

De laatste vervelling van larve naar imago wordt bij libellen uitsluiping genoemd. De huid van de larvekop en -borststuk barst open en heel langzaam komt de volwassen libel eruit. Vervolgens blijft het nog verfrommelde en kleurloze dier een tijd lang hangen en pompt zich door middel van lichaamsvloeistof op. Ook de vleugels strekken zich langzaam maar zeker uit.

Pas na een paar uur is de libel opgedroogd en zijn de vleugels uitgehard. Ze is dan herkenbaar aan haar glimmende vleugels. Omdat ze nog niet kan wegvliegen, is de libel zeer kwetsbaar voor natuurlijke vijanden. Maar dit is ook een zeer geschikt moment om er foto’s van te maken.
Na het uitsluipen van de mannetjes van deze BRUINE KORENBOUT is het achterlijf oranje, met een zwarte rugstreep die naar achter toe breder wordt en ze hebben nog opvallende oranje vleugeladers, waardoor het hele dier een zeer kleurrijke indruk maakt.

Zoals je ziet, schrikken KRABSPINNEN (die een stuk kleiner zijn dan de kruisspin) niet terug voor een grote prooi. Het gif van deze spinnen is voor insecten namelijk erg zwaar: ze gaan heel erg snel dood.
Er zijn witte, gele, groene en zelfs blauwe krabspinnen, die op het eerste gezicht erg opvallen. Als je zo'n krabspin ziet, dan denk je dat iedereen die wel zal zien. Maar dat is niet waar: ze zijn zo goed gekleurd, dat je ze zelfs niet ziet als ze bewegen. Hun kleur is namelijk aangepast aan de bloem, waar ze stilletjes afwachten tot een argeloze prooi nadert. Ik heb al eens eerder een witte "kameleonspin" geplaatst.
Ze hoeven geen web te maken, maar klemmen hun prooi vast als deze dichtbij komt en hun gif doet de rest. Ze hebben geen scharen, maar lange, wijd uitstaande poten waarmee ze soms zijwaarts wandelen, net als krabben. Hoe deze spin heet is mij niet bekend.

De FRAAIE SCHIJNBOKTOR doet zijn naam alle eer aan. Deze slanke kever met een lichaamslengte van minder dan 1 cm heeft een prachtige metalliek glanzende blauwgroene kleur. De langgerekte kop heeft lange, draadvormige antennen en grote, ovale ogen. Hoewel hij vooral vanwege die lange tasters op de echte boktor lijkt, wordt hij tot een ander geslacht gerekend, namelijk die der schijnboktorren. Dit is het vrouwtje. Het mannetje is namelijk ( voor de verandering) herkenbaar aan de flinke bolle dijen.
De fraaie schijnboktor komt algemeen voor in bloemrijke weilanden en langs bosranden. Je vindt hem vooral op schermbloemigen, hoewel hij ook op andere weidebloemen en bloeiende struiken voorkomt. Zoals in dit geval op een margriet. Daar voedt hij zich met stuifmeel.

donderdag 19 juni 2014

Van alles wat

Na de aanschaf van een Sony Cybershot DSC-H70 ben ik verschillende keren het veld ingetrokken om met name wat close-ups te maken, want dat was toch iets wat ik bij de Canonshot niet goed voor elkaar kreeg. De resultaten stemmen mij tot volle tevredenheid en daar wil ik jullie dan ook in laten meegenieten.

In de door Stichting Ark beheerde Loozerheide bij Dorplein, heeft men afgelopen voorjaar de populieren- aanplant gekapt. Daar zie je nu overal prachtige bloemen verschijnen, die voorheen door de populieren geen kans maakten. Zo bloeien er momenteel weer prachtige damastbloemen (kruisbloem en familie van o.a. koolzaad en pinksterbloem), die hier ooit door imkers zijn gezaaid vanwege hun hoge nectargehalte.
Dit trekt ook andere insecten aan zoals deze koninginnenpage. Het is een van de grootste vlinders die in België en Nederland wordt gevonden, maar is hier geen algemene soort. De page heeft een voorkeur voor open, bloemrijke landschappen, dus de kap van de populieren heeft hier zeker een rol in gespeeld.

Wilde ik met mijn nieuwe cameraatje een close-up maken van het mooie walstro, kreeg ik zomaar een Johanneskever en koekoeksspuug, een karakteristiek schuimnest van een cicade (schuimbeestje) cadeau. Daar zei ik natuurlijk geen nee tegen..... De kever lijkt wel wat op de verwante meikever en junikever, maar blijft met 8 tot 12 millimeter kleiner, en is vrij sterk behaard. Zelfs op de dekschilden. De kever eet plantendelen waaronder bloemknoppen en wordt als schadelijk gezien. De larve echter is veel schadelijker en vreet aan de wortels van planten, waaronder grassen. Als je toevallig de pech hebt dat te grote aantallen je gazon bezoeken, kunnen die dat compleet ruïneren; het gras los komt te liggen of sterft af.

Tijdens een van mijn tochtjes over de Loozerheide liep ik door een pijpenstrootjesveld, waar (door het nieuwe beheer van Ark Natuurontwikkeling) overal water "kwelt". Plots zag ik een wel heel bijzondere schuwe kikker wegduiken; een kikker met een antraciet kleur. Het was, een heikikker. In zijn biotoop zijn vocht, veenvorming en de aanwezigheid van laag struweel en hoge kruidige gewassen belangrijk.
De heikikker lijkt op de bruine kikker, maar is kleiner en heeft een grotere graafknobbel op zijn achterpoten. De kleur, en dat is het misleidende, varieert van geelbruin tot rood/groenbruin op de rug met soms een lichte lengtestreep over de rug heen. Ook heeft hij een patroon van donkere vlekken.

Omdat ik deze kever vond in dichte bodembedekking op de Loozerheide, was ik genoodzaakt hem op mijn hand te houden. Het is een krompootdoodgraver, een kever uit de familie van de aaskevers.
De lengte is 12 tot 24 millimeter en de soort is te herkennen aan het overwegend zwarte lichaam, met twee brede vlekkerige oranje dwarsbanden op de dekschilden. Er zijn verschillende soorten, zoals deze "Nicrophorus vespilloides", die uiterlijk lijken op een gewone doodgraver, maar die heeft oranje uiteinden aan de tasters.

De bonte wikke is een plant die druk bezocht wordt door bijen en hommels. Bijen drukken bij een bezoekje de zgn. zwaarden uit elkaar en de kiel naar beneden om de nectar te verzamelen en zorgen zo ook voor de bestuiving, maar hommels doen het op een niet zo bloemvriendelijke wijze. Ze breken als het ware in om bij de nectar te komen. Ze maken, zoals je kunt zien, gewoon een gaatje in de bloemkroon. Wel zo gemakkelijk. Helaas voor de bloem vindt zo geen bestuiving plaats, maar dat zal de hommel een zorg zijn.

Deze grote vlieg, die tot de huisvliegen hoort, is een schorsvlieg.
Ze valt op vanwege de oranje kleur op de vleugels en de voorkant van de kop. Je ziet ze vaak op de schors van bomen zitten zonnen, dus de naam schorsvlieg doen ze wel eer aan. De vrouwtjesvlieg heeft koeien- of paardenpoep nodig om er een eitje in te leggen. In die uitwerpselen zitten meestal larven van andere insecten en dat is dan weer het voedsel van de schorsvlieglarve. Het is heel bijzonder dat deze vlieg maar maximaal 5 legt. Die verdeelt ze over verschillende vlaaien, namelijk slechts 1 eitje per vlaai, zodat de meeste kans op een succesvolle voortplanting wordt bereikt.

De larve van het lieveheersbeestje ziet er nogal eng uit en wordt daarom door veel mensen verwijderd onder het mom van "het zijn zo vieze beesten". Daarmee verwijderen ze echter ook de beste luizenbestrijders uit hun tuin, want deze larven zijn geduchte rovers en vreten heel wat bladluizen per dag!
De larven vervellen drie keer en na 6 weken kruipt het kevertje dan uit zijn pop en krijgt het langzaam de kleur die bij hem hoort. Deze is nu voor de tweede keer verveld en ik heb geen idee welke soort dit is, want in Nederland komen ongeveer vijftig soorten lieveheersbeestjes voor.

In onze regio zijn ruim 60 soorten krabspinnen. De krabspin heeft geen scharen, maar haar stekelige voorste twee poten zijn wel een stuk groter en zwaarder dan de overige zes poten. Als je het beestje "plaagt" met bijvoorbeeld een takje, zie je ook dat het zowel zijdelings als voorwaarts wegloopt, of de voorpoten zijdelings spreidt net als veel krabben doen.
Je vindt ze op bloemen of bladeren. Hoewel de 4 tot 14 mm grote spin een opvallende kleur heeft, valt ze meestal toch niet op, omdat ze in bloemen met dezelfde kleur leeft en de felle kleur weg valt tegen de achtergrond. Hoewel ze wel spinrag heeft, maakt ze hiermee geen web, maar gebruikt het om zich vast te zetten. Ze blijft bewegingloos zitten totdat een argeloze prooi in de buurt komt. Met een snelle giftige beet (niet giftig voor ons) doodt ze haar vangst, waarna ze het slachtoffer leegzuigt. Zelfs een bij is niet veilig.

Bij deze foto mocht ik echt van een gelukje spreken. Een sprinkhaan die in een hagelwitte bloem van een haagwinde zit, zie je niet elke dag. Normaal vind je ze op wat moeilijker te fotograferen plekjes.
Het is een vrl. sabelsprinkhaan. Er komen 16 soorten in Nederland voor, waarvan een aantal zeldzaam.
De sabelsprinkhaan is herkenbaar aan de lange, draadachtige antennen (2 tot 3 maal zijn eigen lichaamslengte), maar vooral aan de grote legboor (bij het vrouwtje dus), waaraan de soort ook zijn naam te danken heeft. Met wat fantasie kun je er inderdaad een zwaard in zien.

Blogarchief