Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


Posts tonen met het label netpluimpje. Alle posts tonen
Posts tonen met het label netpluimpje. Alle posts tonen

zaterdag 27 oktober 2018

Herfst 2018.......Paddenstoelentijd deel 2: Myxomyceten.

Als er (zoals dit jaar helaas het geval is) niet zo veel paddenstoelen te vinden zijn, ga je ook op de kleintjes letten. Er is meer te vinden dan je zou verwachten en fascinerend is het hoor, dat kleine wereldje.
Het is ook steeds weer een uitdaging om er met mijn cameraatje een geslaagde foto van te maken.

Dus er wordt hout omgekeerd, onder schors gekeken en af en toe wat bladeren en mos opzij gehaald.
Er gaat als het ware een nieuwe wereld voor je open en je wordt soms beloond met een fantastisch schouwspel. Dat geldt zeker voor de Myxomyceten of slijmzwammen.

In paddenstoelentijd-deel-5/2017 heb ik er ook al eens iets over geschreven.
Aanvulling: Ook in Paddenstoelentijd deel 3,Herfst 2019 en Paddenstoelentijd deel 5. Herfst 2022 vind je er een en ander over.

Groot kalkschuim
Myxomyceten of slijmzwammen zijn weliswaar geen paddenstoelen, maar worden er wel vaak voor aangezien. Het zijn onschadelijke organismen die leven van o.a. bacteriën en schimmels. Niet van hout of levende planten dus zoals bij paddenstoelen wel het geval is.
Ze stammen af van Protozoa (eencellige diertjes). Bij Protozoa ontstaan uit de sporen microscopisch kleine eencellige organismen (amoeben) die groeien. Het lijkt zo alsof ze zich kruipend of zwemmend voortbewegen.

Groot kalkschuim
Boompuist
Als gevolg van deling en versmelting van deze amoeben ontstaat op een gegeven moment een slijmerig goedje, het plasmodium. De meeste plasmodia zijn niet groter dan een paar centimeter, maar sommige soorten kunnen wel tot een vierkante meter uitgroeien en wegen 20 tot 30 gram.

Heksenboter
Slijmzwammen voeden zich in het algemeen met gisten, bacteriën, sporen  en schimmels. Om die te vinden gaat het plasmodium zich “bewegen”. Er zijn schitterende filmpjes op YouTube te vinden, die versneld laten zien hoe het plasmodium zich uitbreidt. Kijk HIER maar eens naar.

Niervormig kalkkopje
Kaneelkleurig netpluimpje  (in totaal 5 mm. hoog)
Roodbruin netpluimpje
Roodbruin netpluimpje + Karmijnrood netwatje

De meeste slijmzwammen houden van vochtige omstandigheden en beschutte plaatsen. Veel soorten vormen vruchtlichamen, die niet hoger zijn dan zo'n drie millimeter. De vruchtlichamen, die zorgen voor de verspreiding van de sporen, zijn er in heel veel verschillende stadia en vormen. Diverse vormen glinsteren door weerschijnkleuren opvallend.

Om een idee te krijgen hoe klein ze kunnen zijn, moet je eens kijken naar de 2 bladluizen rechtsboven op de foto. De bladluis is een plantenetende insect. Hij voedt zich met de cellen van een plant. Hoewel ze meestal groen van kleur zijn, zie je dat ze ook bruin kunnen zijn. Er zijn ook witte, zwarte, gele, rode en zelfs paarse soorten. Ze zijn erg klein, meestal niet groter dan een halve millimeter.

Net als paddenstoelen zijn slijmzwammen in dit stadium vaak kleurrijk. Ze worden dan het meest door mensen opgemerkt, maar zijn vaak nog niet te determineren. Pas in de eindfase worden (bewegingsloze) vruchtlichaampjes gevormd. De kleur van het vruchtlichaam is meestal anders dan die van het eerdere plasmodium, maar valt daardoor niet minder op. Het is dan ook schitterend als je ze, ondanks hun kleine formaat, vindt.
Het aardige van slijmzwammen is dat ze, als zij eenmaal rijp zijn, nog een heel poosje blijven zitten. Schitterend vaak om te zien, maar oh zo moeilijk om ze te determineren en een naam te geven.
In Nederland komen zo'n 300 soorten slijmzwammen voor. Het loepje laat alleen de uiterlijke kenmerken zien en dat is voor het volledig op naam brengen onvoldoende. Voor determinatie is microscopisch onderzoek noodzakelijk. In ons land houdt zich dan ook slechts een handvol liefhebbers bezig met het bestuderen ervan. Lijkt me wel leuk om dat een keer te doen of gade te slaan. Voor mij zit er meestal niks anders op dan ze de naam slijmzwam spec. te geven. Een onbekende soort dus…………

Soms “zweten” zwammen . Vooral houtzwammen en spijkerzwammen hebben er last van, maar ook bij deze schimmels zie je dat. Het verschijnsel wordt guttatie genoemd en ontstaat als de zwam in de groei grote hoeveelheden vocht opzuigt en het overschot aan water kwijt moet. Het resultaat zijn dan druppels vocht aan de rand van de groeiende zwam. Dat zagen we ook op de vorige post bij de Toefige labyrintzwam. Ook die perst zijn “tranen” massaal naar buiten. Ik vertelde, dat hij daar groeide op de wortels van een levende eik. Het is bekend dat eikenhout een rode kleurstof bevat. Die kan de zwam niet gebruiken, dus wordt die “uitgezweet”.

Het is echter voor mij niet helemaal duidelijk of de heldere druppels die je hier ziet nou zulke guttatie- of dauwdruppels zijn. Aangezien het niet had geregend of mistig was, ga ik uit van het eerste. Het schijnt overigens gemakkelijk te zijn om dat na te gaan. De smaak van guttatiedruppels is namelijk vaak prikkelend en een beetje zuur en bitter; een beetje onaangenaam. Houd er rekening mee dat de guttatiedruppels van lagere schimmels antibiotica kunnen bevatten (en dus giftig zijn). 

Ik kwam voor deze soort uit bij de Kristalkopjes, Er zijn verschillende soorten Kristalkopjes en je moet dus eigenlijk de sporen bekijken door een microscoop.  Ik heb niet het materiaal daarvoor en zou ook niet weten hoe dat te doen. Het is specialistenwerk zoals ik zei, dus ik heb de nodige twijfels.
Ik heb de foto’s geplaatst op waarneming.nl  en hoop reacties te krijgen. Mogelijk dat jullie voor mij ook een suggestie hebben.  Ik wacht af..............

***** Het heeft even geduurd, maar eindelijk een reactie op 15 september 2022 op deze schimmelsoort, waarvan ik dacht dat het een Kristalkopje was. Een anonieme persoon zei dat het zijns inziens geen myxomyceet was, maar een Penseelschimmel. Of meer specifiek: een Penicillium vulpinum. Penicillium is een geslacht van zakschimmels. Voor mij totaal onbekend, dus ik heb me er wat in verdiept en op internet gezocht. Afgaande van wat ik erover las, denk ik dat die anonieme persoon gelijk heeft. Dit soort schimmels groeit op dierlijke uitwerpselen. Dat klopt in dit geval, hoewel ik niet weet van welk dier  die afkomstig waren. Afgaande op de haren die je op de foto's ziet, zou het van een roofdier afkomstig moeten zijn.  De Nederlandse naam die ik voor Penicillium vulpinum vond is: Vossenkeutelpenseelschimmel. Ik heb echter begrepen dat dit soort schimmel niet perse op vossenkeutels wordt gevonden, maar ook op andere keutels (zoals honden-, herten- en konijnenkeutels). 

 Zijn/haar suggestie zou dus zo maar kunnen kloppen, maar voor 100% zekerheid is microscopisch onderzoek nodig. Daarom wil ik het hier gewoon houden op: Penicillium spec. of Penseelschimmel. Penseelschimmels behoren tot de lagere soorten schimmel (myxomyceten zijn dat overigens ook), en worden daarom niet betrokken in het verspreidingsonderzoek naar paddenstoelen. 
Ik vond deze Penicillium spec. echter wel op Waarneming.nl. Voor mij reden om die dan ook in deze post te laten staan*****

donderdag 2 november 2017

Herfst 2017.......Paddenstoelentijd deel 5

De afgelopen 2 maanden ben ik meerdere keren op pad geweest met de Paddenstoelengroep. Een leuke gezellige groep om met mee te gaan en ik steek er het nodige van op. Uiteraard ga ik ook alleen op pad. Mijn verzameling is dan ook flink uitgedijd de laatste tijd.
Gevolg van deze activiteiten is wel, dat ik even verstek heb laten gaan op mijn blog, maar hier volgt dan deel 5 met (al zeg ik het zelf) bijzondere soorten.

Prachtvlamhoed
Deze prachtige zwam vond ik in een droge sloot aan de Voorhoeveweg (IJzerenmangebied). Dat maakte het gemakkelijk om hem uitgebreid van alle kanten te bekijken. De “vlammend” oranjegele PRACHTVLAMHOED (Gymnopilus junonius) groeit meestal in bundels tot 10 exemplaren en meer. De soortnaam "junonius" is een verwijzing naar Juno, de schone godin die de echtgenote was van de oppergod Jupiter.
De zwam heeft normaal gesproken een doorsnede van 6-12 cm, maar deze twee waren zo groot, dat er waarschijnlijk geen plaats meer was voor de andere exemplaren die onder hun hoeden zaten!!!!
De goudgeel tot oranje- of roestkleurig gele hoed is gewelfd en vlezig. De vezelige strepen of schubben zijn hier goed te zien.
Prachtvlamhoed
Je vindt hem op boomvoeten of stronken van loofbomen (vooral eiken en beuken).
In werkelijkheid groeit het mycelium of zwamvlok echter op de wortels of houtrestanten  in de bodem.
De steel is 7-15 cm hoog en 1,2 tot 3 cm dik, smaller taps aflopend naar de voet. Evenals de hoed is de steel onder de ring vezelig, erboven is die lichter en meer glad. Hier heeft de manchet losgelaten. De lamellen zijn bij jonge exemplaren nog geel, maar worden later roestkleurig. 
Grote parasolzwam
Ook deze GROTE PARASOLZWAM (Macrolepiota procera) valt natuurlijk al van ver op.
Het is een veelvoorkomende soort, die eigenlijk weinig uitleg behoeft.  Dit exemplaar, dat ik op de Smeetshof (Bocholt) vond, was wel heel groot. 
Roodbruin netpluimpje
Je valt soms van de ene in de andere verbazing. Zo groot als de Prachtvlamhoed en de Grote parasolzwam zijn, zo klein zijn deze DKP-tjes ( in het Weerter dialect: "die klein pöngelkes").
Ik zag ze bij toeval in de tuin van het NMC op een kletsnatte boomstronk, maar wist niet wat het was.
Te klein om er iets van te maken. "Even een foto maken om thuis eens te kijken wat dat is", zo was mijn gedachte.....

Het was nog een hele uitdaging om met mijn cameraatje een geslaagde foto te maken. Na tig pogingen, was ik redelijk tevreden. Pas toen ik die thuis op de pc. uitvergroot kon bekijken, zag ik dat dit ongeveer 7 mm. grote "dingetje" een zwammetje was. Een juweeltje ook, maar welk? 
Kaneelkleurig  netpluimpje
Omdat ik er een paar dagen later wat gerichter naar op zoek ging, vond ik iets buiten de tuin van het NMC weer zo'n groepje, maar dan "verser". In tegenstelling tot die van de keer daar voor, stonden deze op een kurkdroge omgevallen dennenboom. De omstandigheden om een foto te maken waren blijkbaar nu beter, want ik vind de laatste 2 foto's beter geslaagd.

Na enig zoekwerk op het internet ben ik er achter gekomen dat dit het KANEELKLEURIG NETPLUIMPJE  (Stemonitis axifera) is. Het bestaat uit een klein bundeltje van roodbruine rechtopstaande cilindrische sporendoosjes, elk staand op een haarfijn zwart steeltje. Vrij algemeen op o.a. kletsnatte naaldhoutstronken, maar er is toch wel enig geluk bij nodig om deze zwammetjes van 7-12 mm. te vinden. 
Kaneelkleurig  netpluimpje
Eigenlijk is dit Netpluimpje geen zwam. Het is een Myxomyceet. Ze worden echter ook wel slijmzwam genoemd. Een slijmzwam bestaat uit microscopisch kleine eencellige organismen die samensmelten en uitgroeien tot een kolonie (plasmodium). Het plasmodium voedt zich al "kruipend" met bacteriën, gisten, sporen en schimmels. Uiteindelijk vormen ze een vruchtlichaam, waarbij sporen worden gevormd die zich daarna door de lucht verspreiden om zich elders te vestigen waarna de cyclus wordt herhaald. Vergelijk het met hoe dat bij een bewegende amoebe gaat. Kleine organismen dus en de namen die ze dragen eindigen dan ook meestal op -je-, -tje of -pje, zoals Netwatje, Draadwatje, Netplaatje, Kroeskopje,Kalkschaaltje.
En Netpluimpje natuurlijk.

De metamorfose bij het Netpluimpje gaat vrij snel en alleen met enig geluk kunnen de tussenliggende stadia worden waargenomen. De vruchtlichamen ontwikkelen zich namelijk binnen 24 uur volledig en laten dan ook de sporen los!!!!

Op YouTube staan schitterende filmpjes die dit proces versneld weergeven.
Kijk HIER eens naar  (even op klikken.) 
Onrijpe sporangia van het Roodbruin netpluimpje
Op de site van Loegiesen kwam ik er bij toeval achter dat dit een foto is van de onrijpe sporangia.
Ik heb de foto al enige tijd geleden gemaakt en ze altijd aangezien voor slakkeneitjes, maar omdat ze zo klein waren en allemaal dezelfde vorm hadden, had ik mijn twijfels. Slakkeneitjes zijn allemaal verschillend van vorm. Nu blijken het dus de vruchtlichaampjes van het Netpluimpje te zijn. 
Onrijpe sporangia van het Roodbruin netpluimpje
Zolang ze nog melkwit zijn, vormen ze wel soms voedsel voor bepaalde naakslakkensoorten (geslacht Phylomycus) die echter alleen op de onrijpe witte vorm af komen. 
Groot kalkschuim
Voorheen werden slijmzwammen nog tot het rijk schimmels gerekend. Later werden ze vaak in de groep Amoebozoa geplaatst, maar tegenwoordig beschouwt men ze als een apart rijk, naast onder andere planten, dieren en schimmels; myxomyceten dus.
Vorming en verspreiding  van de sporen bij Groot kalkschuim.
GROOT KALKSCHUIM heeft wel wat weg van Heksenboter. In  Herfst 2015.......Paddenstoelentijd deel 1 vind je daar meer over. Daar kun je ook lezen hoe het nou zit met die amoebes.
Boompuist
Ook dit is een myxomyceet: de BOOMPUIST (Enteridium lycoperdon). Er zijn 2 stadia: de anamorfe=ongeslachtelijke of imperfecte vorm en de teleomorfe=geslachtelijke of perfecte vorm. 
De teleomorfe vorm is veel zeldzamer en werd vroeger zelfs tot een andere soort gerekend. Bij deze vorm moet je aan de onderkant kunnen zien dat het een gaatjeszwam is.  

Ik laat hieronder verschillende stadia van de anamorfe vorm zien: van jong naar oud. De foto's zijn van verschillende exemplaren, dus niet van een en dezelfde.
Eerst is de boompuist zacht en wit, als hij openbarst gaat ie zich verspreiden. Daarna krijgt het een aluminiumkleurig vel en verandert de inhoud in roodbruine sporen. De rijpe sporen komen vrij als de huid openbarst en kiemen bij een bepaalde vochtigheids- en zuurgraad en omgevingstemperatuur. 
Boompuist met "kruipend" plasmodium
Boompuist met "kruipend" plasmodium

Laatste stadium Boompuist

Judasoor
Het JUDASOOR (Hirneola auricula-judae) komt best veel voor, maar valt vanwege de kleur en de grootte niet zo op. Hij varieert nogal in grootte, namelijk van zo'n 2 tot maximaal 10 cm. Hoewel hij op de foto's groot lijkt, is dat niet het geval. Deze is zo'n 3 à 4 cm. in doorsnee. Dus je kijkt er gauw over heen. Het vreemde aan deze Judasoor is, dat ik hem niet, zoals normaal schijnt te zijn, aantrof op een vlier, maar op een (als ik het goed heb) stam van een den in de tuin van het NMC te Weert.

Over de Judasoor heb ik in 2015 en 2016 al het een en ander verteld. Eigenlijk hoef ik er nu dus niets meer aan toe te voegen. Je kunt het nog eens nalezen in deze post en in Herfst 2015.......Paddenstoelentijd deel 1. Daar kun je ook o.a. lezen hoe hij aan die naam komt.
Judasoor
Ik vind het zo'n bijzondere soort, dat ik deze 2 toch even wil laten zien. Het is een en de zelfde zwam, maar van beide kanten gefotografeerd. Vooral deze waar het licht zo door schijnt, is toch prachtig om te zien. 
Zwarte kluifzwam
Nooit eerder had ik een kluifzwam gezien, maar dit jaar heb ik ze tijdens mijn bezoekjes aan meerdere natuurgebieden allebei gevonden. Over de Witte kluifzwam heb ik al geschreven in Herfst 2017.........deel 2.

Ook deze ZWARTE KLUIFZWAM (Helvella lacunosa) is een redelijk algemene paddenstoel, die je kunt vinden op open plekken in loof- en naaldbossen, houtopslagplaatsen en in wegbermen. Bij voorkeur op een zanderige, arme bodem tussen het gras. 
De soorten van het geslacht Helvella, waar ook o.a. de Witte kluifzwam en de Nonnekap bij horen, leven van de afbraak van dood plantaardig materiaal. De Nederlandse naam heeft vooral betrekking op de steel, die met wat fantasie, wel iets weg heeft van een hondenkluif. 
Zwarte kluifzwam
De hoed ziet er meestal uit als een "slordig opgevouwen doek", maar kan ook zadelvormig zijn, met scherpe kanten. Het oppervlak is glad en grijs tot zwartgrijs, roetgrijs of bruinzwart van kleur. Nooit echt diepzwart in elk geval. Hoewel hij misschien wat lijkt op de Nonnekapkluifzwam aantreft, is er een duidelijk verschil. Die heeft namelijk een witte steel. De Duitsers noemen hem daarom dan ook "Weißstielige Morchel". 
Zwarte kluifzwam
De holle steel heeft scherpe ribben en langgerekte ovale groeven. De soortnaam ” lacunosa” betekent "met gaten". Die steel is lichtgrijs tot grijsbruin, dus lichter van tint dan de hoed. De paddenstoel kan een hoogte van 12 cm bereiken, maar blijft meestal kleiner. Deze is ca. 7 cm. 

Blogarchief