Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


Posts tonen met het label nyrstar. Alle posts tonen
Posts tonen met het label nyrstar. Alle posts tonen

maandag 24 februari 2014

Een nieuwe lente op de Loozerheide

Gisteren was het zulk heerlijk weer, dat ik het niet kon laten er even lekker van te gaan genieten. Ik wist dat Stichting Ark een wandeling door de Loozerheide hield, dus daar heb ik, weliswaar onaangemeld, aan deelgenomen. Het was al weer even geleden dat ik op de Loozerheide was, dus kon ik meteen eens kijken wat er in die tussentijd is veranderd. Denis Frissen, beheerder van Kempen~Broek, vertelde dat Stichting Ark, door grondruil, het hele gebied nu volledig in bezit heeft.

zoals je goed kunt zien is het elzenbos veel te droog.
Dankzij het verkrijgen van de laatste percelen hoeft de Loozerheide niet langer meer te worden ontwaterd en kan men ook de voedselrijke bovenlaag van de akkers afgraven. Hoewel de vernatting van het voormalige weiland al goed zichtbaar is, is op dit moment een deel van het gebied nog te droog. Daarom gaat men het water door een aantal maatregelen langer vasthouden. Om het bijvoorbeeld niet te laten wegstro- men, gaat men de diepe sloten dempen, of worden er drempeltjes in aangelegd. Daardoor keren de natte laagtes, zoals die er vroeger ook waren, weer terug en ontstaat er afwisseling van natte en droge stukken en variatie in de begroeiing. Het gebied is inmiddels helemaal omheind, zodat de  runderen van het Taurosproject en de kleine kudde Exmoor-pony's overal kunnen komen voor de begrazing.

 
Inmiddels is de kudde Maremmana's uitgebreid met een aantal kalveren en is er onlangs een jonge Maronesa stier bij geplaatst. Maronesa is een runderras uit Portugal, dat in meerdere opzichten lijkt op het uitgestorven oerrund. Maronesa stieren zijn donkerbruin tot zwart, de kleur die gemeenschappelijk was
voor oerossen en andere primitieve rassen. De vorm van hun lichaam doet ook denken aan hun wilde voorouders. Het is een sterk zelfredzaam ras. Vooral de imposante naar voren en naar binnen gerichte hoornpartij, past goed in het kruis- en fokprogramma. Een ander kenmerk is de meelsnuit en de gekroeste bles. Het gaat om een rustig ras dat op het Iberisch schiereiland als trekdier gehouden werd. In het open en voor ieder- een toegankelijke grenspark Kempen~Broek is een dier met een makkelijk hanteerbaar karakter en wijkgedrag van groot belang.

Aangezien we met een grote groep bezoekers waren, hebben we ruim afstand gehouden, dus ik heb er geen echt goede foto van. De stier is het dier op de foto dat ons nauwgezet in de gaten houdt.

Het grasland is het laagst gelegen deel en er is duidelijk zichtbaar sprake van verruiging en vernatting.

 
De Exmoors liepen een heel eind van ons af en toen wij dichterbij kwamen, gingen ze er vandoor naar het populierenbosje. Bij het gedeelte waar veel pijpenstrootje groeit is hun aanwezigheid al goed merkbaar; er zijn steeds meer open plekken te zien met hier en daar een opkomende heidebegroeiing.

 
De vele populieren in het gebied hebben het niet gemakkelijk. Mogelijk is er sprake van een ziekte, maar ik denk meer aan een combinatie van factoren, waaronder met name de bodemgesteldheid. Ongetwijfeld speelt de bodemverontreiniging door de vroegere zinkfabriek hier ook een rol en de naburige akkers en weilanden worden al jaren niet meer bemest door agrariërs; "Ze gaan ahw. dood van armoede".

Dat is op zich geen probleem, want in dit gebied horen ook geen populieren te staan. De populier onttrekt trouwens veel water uit de grond, wat ook van invloed is op de verdrogingsproblematiek. Men gaat dan ook waarschijnlijk tzt. het merendeel ervan kappen. De vele dode bomen die je er nu ziet, worden waarschijnlijk niet opgeruimd. Dood hout maakt namelijk deel uit van meerdere voedselketens en een opgeruimd bos “leeft” niet. De terugkeer van dood hout in onze natuur levert veel op: er is niet alleen meer beschutting, maar ook spechten, kevers, mossen, schimmels en nog veel meer dieren en planten profiteren er van.

 
Het oude schuurtje heeft men laten staan. Het misstaat allerminst in het ruige landschap.

dinsdag 19 februari 2013

Exmoorpony op de Loozerheide

In mijn vorige blog over de laatste ontwikkelingen op de Loozerheide, heb ik al vermeld dat er sinds 8 februari, 6 Exmoorpony’s rond lopen. De Exmoorpony behoort naast het przewalskipaard tot de laatste rassen van wilde oerpony's.



In het afgerasterde gedeelte van de voormalige Nyrstargrond lopen al Maremmana runderen. Begrazing wordt door Ark namelijk gezien als een sleutelproces voor “zelfredzame” natuur in Kempen-Broek.
Stichting Taurus, de eigenaar van deze paarden, en Ark hebben bewust voor Exmoorpony’s gekozen, omdat deze paarden vooral jonge boompjes en pijpenstrootje eten. Deze Exmoorpony’s vormen een ideale aanvulling op het graasgedrag van de runderen, want een groot deel van het gebied is begroeid met dit pijpenstrootje. Met de komst van deze kleine kudde Exmoorpony’s zullen weer open plekken ontstaan, die weer kans bieden aan de heide en andere verdwenen of zeldzame planten als galigaan, klokjesgentiaan en snavelbies, of insecten zoals de veldkrekel.
In april zal bij de Grashut in het Weerterbos ook een kleine kudde Exmoorpony’s losgelaten worden. In deze blog wil ik aandacht schenken aan dit prachtige dier.

Ze zijn nogal mensenschuw en erg op zichzelf. Dat moet je echter als een pluspunt opvatten; er hebben zich namelijk met Exmoorpony's (in tegenstelling tot bijvoorbeeld Konikpaarden) waarschijnlijk daardoor nog geen incidenten voorgedaan in terreinen die zijn opengesteld voor het publiek. Het dier is levenslustig, intelligent, vriendelijk en vlug. Een genot om te zien en een verrijking voor Kempen-Broek.

Deze ‘oerpony’ is vernoemd naar het in het zuidwesten van Engeland gelegen “Exmoor”, waar hij de laatste eeuwen in het (half)wild heeft overleefd. Het Nationale Park Exmoor werd al in 1954 gesticht en is vernoemd naar de rivier Exe die door het park stroomt. Het gebied Exmoor is zeer heuvelachtig en bestaat voor het grootste deel uit heide en moerassen.

De Exmoorpony wordt gekenmerkt door een elegant hoofd met wijde neusgaten, sprekende ogen en kleine oren. De hals is kort en sterk, geplaatst op een stevig, middellang lichaam. De vacht heeft ’s zomers een koperglans en is ’s winters mat en ruw. De haarkleur varieert van donkerbruin tot lichtbruin, met zwarte punten rond de ogen, op de neus en op de flanken. De buik en de binnenkant van de dijen zijn lichter van kleur. Rondom de neusgaten heeft de pony een grijsbruine kleur dat op meel lijkt, de meelsnuit. De schofthoogte is gemiddeld 1,23m. De pony's zijn erg taai en sterk en ze hoeven niet beslagen te worden. De pony is goed winterhard en kan zich zelfs in strenge winters redden zonder beschutting of extra voedsel.

De Exmoorpony is geen door de mens geschapen ras, maar een wilde diersoort. Vroeger waren er nog echt wilde kuddes, maar na de Tweede Wereldoorlog was het ras bijna geheel verdwenen.
Na een fokprogramma lopen er nu wereldwijd gelukkig weer zo’n 2000 raszuivere Exmoors rond, waarvan circa 200 in Nederland. Samenwerkingsverband Exmoorpony is in 2007 opgericht om vanuit Nederland en Vlaanderen een bijdrage te leveren aan het behoud van de wilde West-Europese oerpony. Inmiddels is zo'n 90% van alle Exmoorpony's in Nederland en Vlaanderen opgenomen in hun stamboek.
Door het onderling uitwisselen en nauwe samenwerking met de Engelse Exmoor Pony Society, wordt de genetische diversiteit zo groot mogelijk gehouden en de raszuiverheid behouden.

Hans Hovens, van ecologisch advies- en onderzoeks- bureau Fauna Consult, is in 2009 nagegaan welke bewijzen er zijn, die aantonen dat we inderdaad te maken hebben met een nog niet uitgestorven “oerpony”.

In zijn artikel laat hij zien dat er meerdere bewijzen zijn voor de rechtstreekse afstamming van de Exmoorpony uit het kleinere type oerpony, dat in het Laat- Pleistoceen in Noordwest- Europa voorkwam. (ongeveer 100.000 tot 10.000 jaar geleden). De meeste Europese oerpony's hadden een bruine grondkleur, meelsnuit, lichte buik en donkere onderbenen. Dit zien we bij zowel de Exmoorpony als de oerpony's op rotstekeningen in Frankrijk (Lascaux) en Spanje. Hij haalt nog meer bewijsmateriaal aan, zoals overeenkomsten van botten en gebit. Maar de doorslaggevende bewijzen zijn de unieke bloedeiwitten van de Exmoors en het DNA dat op heel veel punten overeen komt met gevonden paardenfossielen uit het Laat-Pleistoceen.

Ik ga  er in deze blog niet verder over uitwijden, maar mocht je interesse hebben, dan kun je het artikel van Hans Bovens hier lezen.

Tot slot wil ik je nog attenderen op een uitzending van "Vroege Vogels" (een uitzending van april 2011).



Grotere kaart weergeven

zaterdag 16 februari 2013

Nyrstargebied een half jaartje later

Aan de Limburgse kant van de natuurgronden van zinkfabriek Nyrstar in Budel-Dorplein, ligt de Loozerheide. Nyrstar, de eigenaar sinds 2007, heeft een natuur- compensatieverplichting opgelegd gekregen in ruil voor de ontwikkeling van het Duurzaam Industrieterrein Cranendonck (DIC).
Het gebied dat Nyrstar daar in bezit had, is op 27 september 2012 aan Ark en Natuurmonumenten overgedragen. Op de site van Ark wordt hier meer over verteld.


Zowel Loozerheide als Ringselven zijn een onmisbare schakel in het streven om van het grensoverschrijdende Kempen~Broek één aaneengesloten gebied te maken. Men wil de heide terug, het waterpeil herstellen en een waterbuffer creëren. Zodoende vernat het gebied, krijgt bomengroei minder kans en kan de natuur zich weer ontwikkelen tot een prachtig nat en robuust natuurgebied.

Hoewel het Nyrstargebied oorspronkelijk een groot nat heide- terrein was, is er nagenoeg geen hei meer te zien en is het gebied voor een groot gedeelte begroeid met pijpenstrootje; Nyrstar heeft hier gedurende ongeveer 100 jaar niets aan natuurbeheer gedaan.
Doordat in het verleden greppels voor ontwatering zijn gegraven is het gebied sterk verdroogd. Een centraal in het gebied gelegen vennetje is helaas ook nagenoeg dichtgegroeid. De greppels gaat men dichtgooien, zodat het water langer vastgehouden wordt en waarschijnlijk gaat men de populieren rooien, of misschien laat men de natuur gewoon zijn gangetje gaan en verdwijnen de populieren vanzelf. Een sparrenbos, dat hier van oorsprong ook niet thuis hoort, is al gerooid.
De particuliere akkers, weilanden en bospercelen die eigendom waren van een paar agrariërs, zijn inmiddels ook het eigendom van Ark door grondruil of aankoop. Er is dus in korte tijd al heel wat werk verzet, maar het zal nog een hele tijd duren voor het naar ieders tevredenheid is.

Het gebied is omrasterd door Ark en sinds half november 2012 lopen er een aantal Maremmana runderen, die zorgen voor de begrazing. In mijn blog "Maremmana runderen op de Loozerheide" heb ik al een en ander over deze dieren verteld.
Na enig zoeken vond ik deze prachtige dieren bij een afgelegen groepje bomen. Er zijn 2 kalfjes geboren in de winter en om die reden ben ik op afstand gebleven. De koeien hebben ook een tijdje op de Stramprooise Heide gelopen, samen met een Pajuna stier. Ik vraag me af die de vader is. De kalfjes waren trouwens niet te zien vanwege het hoog groeiende pijpenstrootje. Het rund wordt gekenmerkt door een volgzaam karakter en sterk wijkgedrag, maar je weet niet hoe ze nu vanwege hun kalfjes zullen reageren en wat er gebeurt als je te dicht bij komt.
Er wordt sowieso geadviseerd minstens 25 meter afstand te bewaren en dat is nu zeker van belang.



Sinds vrijdag 8 februari lopen er 6 Exmoorpony’s rond. Het zijn 4 merries, een hengst en een veulen.
Ark heeft bewust voor Exmoorpony’s gekozen, omdat deze paarden vooral jonge boompjes en pijpenstrootje eten. Zo kan mogelijk de heide weer in dit gebied terug keren.




Grotere kaart weergeven

vrijdag 30 november 2012

Tungelroyse Beek; schoon water op voorraad

De natuurgebieden in Weert liggen in het grensoverschrijdende Kempen~Broek. Kempen~Broek geeft aan dat het hier gaat over een van oorsprong kletsnat gebied; een laagte, waarin grote en kleinere beekjes vanuit uitgestrekte moerassen hun weg naar de Maas zochten.
Dit moeras werkte als een spons die veel regen- en kwelwater opnam en geleidelijk weer vrijgaf. Door kanalisatie van beken en diepe ontwatering in de afgelopen eeuwen is een groot deel van de natuurlijke sponswerking verloren gegaan. Lang was dit een groot voordeel voor de landbouw, maar door klimaatverandering gaan we vaker te maken krijgen met extreme droogte enerzijds en hinderlijke overstromingen anderzijds. Water vasthouden in de moerassige gebieden aan de bovenloop van beken wordt daarom steeds belangrijker.

Het klimaatproject biedt dankzij de uitbreiding van het natuuroppervlak in het Kempen~Broek , de moge- lijkheid om de afvoer van water te vertragen. De toename van water- en moerasplanten zorgt bovendien voor zuivering van het water, waardoor mens en natuur kunnen genieten van kraakheldere beekjes en plassen.

Weert 1866
Een project dat pas afgesloten is, is de Tungelroyse beek. De Tungelroysebeek is zo’n 34 kilometer lang en de belangrijkste “rivier” in Midden Limburg ten westen van de Maas.

De Tungelroysche beek had oorspronkelijk, zoals op deze historische kaart uit 1866 is te zien, geen bovenloop. Verschillende stroompjes uit het natte achterliggende moerasgebied (doorstroommoerassen) kwamen samen en zo ontstond pas ergens in de buurt van de Heltenboschbrug de Tungelroyse beek.  Ter ontwatering van het natte moerasgebied stroomopwaarts in mijn geboorteplaats  Altweerterheide (Kruispeel, Kalverpeel en Spikke/Spekken), is de Tungelroyse- beek a.h.w. "verlengd" tot onder de Zuid-Willemsvaart door naar het Ringselven, en zijn andere ontwateringssloten zoals de Raam in het Wijfelterbroekgebied gegraven. Dat gedeelte van de beek meanderde oorspronkelijk dus niet, maar was als een rechte beek gegraven. Dat meanderen is pas gedaan na de sanering vanaf 2005. Historisch gezien dus eigenlijk niet correct, maar wel "mooi" voor het totaalplaatje natuurlijk!!

Beek vanaf het Ringselven, gelegen langs de Kempenweg
Vanaf de tijd van het gegraven gedeelte (1877), krijgt de beek water van het Ringselven en stroomt via een duiker onder de Zuid-Willemsvaart door naar de Kruispeel.
Het Ringselven krijgt zijn water via de Hoort  van de Hamonterbeek in Lozen, die op haar beurt via de Lozerheide weer gevoed wordt door (verrijkt) Maaswater.  Maaswater uit kanaal Bocholt-Herentals dat gebruikt werd om de Lozerheide te bevloeien. De Tungelroyse beek stroomt uiteindelijk weer uit in de Maas bij Neer.

Meanderende Tungelroysche beek bij de Bakskesbrug (Heltenbosbrug)

Meanderende beek met het Wijfelterbroekgebied op de achtergrond

Het waterschap heeft sinds 1999 gedurende 12 jaar veel werk verricht aan de beek. Belangrijke waterthema’s die ze in deze beek gefaseerd heeft aangepakt, zijn waterconservering (water langer in het gebied vasthouden om verdroging tegen te gaan), beekherstel, bevordering van vismigratie door aanleg van vistrappen, terugdringen van riool- overstorten, verbeteren van de landbouwstructuur en last but not least de realisering van de Ecologische Hoofdstructuur; de landelijke verbinding tussen natuurgebieden.

Beek met vispassage bij de Diesterbaan
De beek is op veel plaatsen weer slingerend gemaakt en kan weer haar vrije gang gaan. Tegelijkertijd saneerde men de beekbodems en oevers die in het verleden ernstig vervuild waren geraakt met cadmium en zink. In totaal werd over een lengte van 34 km. 430.000m³ zwaar verontreinigde grond afgegraven en uit het gebied afgevoerd. We hebben het hier (schrik niet) over duizenden kilo's zink en cadmium!!
De oorzaak van deze vervuiling was het gedurende ongeveer honderd jaar lozen van vervuild water vanuit de zinkerts verwerkende industrie in Budel en in België. In het verleden was men zich (nog) niet bewust van de gevaren van zware metalen voor mens en natuur. Zoals in die tijd op veel plaatsen gebeurde, loosde de fabriek haar water gewoon direct in de beek en werd, bij met name het verharden van wegen, door iedereen dankbaar gebruik gemaakt van de zinkassen.

De beek in het Leudal tussen Heythuysen en Haelen wordt ook wel Leubeek genoemd
In de beek zijn nu meer verschillen in stroomsnelheden, bodemtypen en oevers, waardoor veel verschillende biotopen ontstaan. Er ontstaat nu weer een rijke oevervegetatie en je ziet er o.a. stekelbaarsjes zwemmen, maar ook is de kans groot dat de beekprik, de sneep en het bermpje terugkeren; een teken dat het steeds beter gaat met de waterkwaliteit. Ook de teruggekeerde bever voelt er zich thuis.

De Tungelroyse beek in Neer bij de Friedesse molen. Hier wordt de beek Neerbeek genoemd.
Wat ook niet onbelangrijk is, is het verbeteren van de leefbaarheid en recreatieve mogelijkheden; de verrijking van flora en fauna is namelijk tevens een verrijking voor de mensen die in de buurt wonen, voor natuurliefhebbers, wandelaars en fietsers.



Van de €30.000.000 kostende werkzaamheden aan de beek, heeft het Waterschap een interessant 12 minuten durend filmpje.


donderdag 22 november 2012

Jacobskruiskruid.

jacobskruiskruid met zebrarupsen en sint-jacobsvlinder
Op een braakliggend veld bij de Loozer- heide, zag ik talloze zebrarupsen en de Sint Jacobsvlinders bij het jacobskruiskruid steeds netjes bij elkaar. De vogels en andere dieren laten de rups van deze sint-jacobsvlinder maar al te graag met rust, want ze is giftig, omdat ze van het Jacobskruid eet. Vandaar misschien ook het geel met zwarte strepen als waarschuwing. De mooi rood gekleurde sint jacobsvlinder is een dagactieve nachtvlinder.

Behalve nectarplanten hebben vlinders ook waardplanten nodig. Dit zijn de specifieke planten die een insect nodig heeft voor de voortplanting. Zonder waardplanten geen rupsen, zonder rupsen geen vlinders. Omdat de smaak van Jacobskruiskruid bitter smaakt en giftig is, wordt de plant niet door dieren gevreten, maar de sint jacobsvlinder leeft dus bij voorkeur op deze bloem en zet haar eitjes af op deze plant.



Phegeavlinder op Jacobskruiskruid
Het mooi ogende gele Jacobskruiskruid is bezig met een snelle opmars in Nederland.En “er is geen kruid tegen gewassen”!!!
Jacobkruiskruid is vooral een bedreiging voor de veestapel. Boeren krijgen de afgelopen jaren steeds vaker te maken met vergiftigingen van met name paarden en runderen. Het regelmatig eten van Jacobskruiskruid kan de lever zodanig beschadigen, dat deze niet meer optimaal kan functioneren. Dit heeft een leverziekte tot gevolg en kan uiteindelijk zelfs tot de dood leiden.

"Bitter in de mond,maakt het hart gezond" geldt dus niet voor het jacobskruiskruid....

Zolang de plant groeit en bloeit is er voor paarden, koeien, geiten en schapen weinig risico. Jacobskruis- kruid smaakt bitter en wordt normaal gesproken dan ook niet gegeten. Het probleem doet zich pas voor als het wordt ingekuild of gehooid. De plant verliest dan haar typerende geur, kleur en smaak, waardoor runderen de plant niet meer als giftig herkennen.

Toch is er een uitzondering hierop, namelijk het Hebridean of Saint Kilda schaap. Dit schaap staat er om bekend dat het naast harde grassen, zoals buntgras, pitrus, russen, bochtige smele en pijpenstrootje, ook graag hardere plantensoorten zoals brandnetels, bramen, biezen, allerlei jonge bomen (waaronder o.a. de woekerende Amerikaanse vogelkers en vuilboom) en dus zelfs ook het giftige jacobskruiskruid eet. Het is een aan het Vikingschaap gelieerd primitief schaap, dat vanwege dit weinig selectief graasgedrag naar mijn mening geschikt is voor begrazingsprojecten en natuurbeheer in een gebied zoals de Loozerheide.

De Hebridean dankt zijn naam aan de Hebriden, een eilandengroep ten westen van Schotland, waar het leefde als half gedomesticeerd ras. Door zijn vitaliteit, gehardheid en soberheid was het in de 18e eeuw het meest voorkomende ras in de Schotse Hooglanden. Ze kunnen onder zeer slechte omstandigheden als gezonde dieren overleven, zijn niet schrikachtig, lammeren probleemloos zonder hulp, zijn zeer zelfstandig en goed bestand tegen veel voorkomende ziektes. In de 19e eeuw dreigde uitsterving, maar dankzij zijn latere populariteit is het behouden gebleven. Zeer bijzonder is ook dat rammen en ooien zijn gehoornd met 2, 4 of soms zelfs 6 hoorns….

woensdag 21 november 2012

Ringselven


Eerste peel of zwempeel
Tweede peel of vispeel
Grenzend aan Weert ligt Dorplein, dat rond 1900 een agrarische gemeenschap met weinig economisch perspectief was. Toch besloot de Waalse familie Dor hier in 1892 een zinkfabriek te stichten. In de omgeving van Luik waren ze niet welkom en ook Weert had weinig trek in zo’n fabriek. 

Een
niet onbelangrijk argument om zich hier te vestigen, was de aanwe-zigheid van water.

Voor een zinkfabriek is voldoende koelwater van wezenlijk belang en het Ringselven, dat eigenlijk uit meerdere vennen in de vorm van een ovale ring bestaat, kon hier in voor- zien. De aanvoer van water, dat indirect van de Maas komt, vindt groten- deels plaats door aanvoer vanuit natuurgebied de Hoort. Onder andere via "'t luuëpke" (vroeger een populaire beek voor de jeugd om te zwemmen).  Ook de Hamonterbeek mondt in de Hoort uit.

De waterkwaliteit van de aanvoerende Hoort is niet zo denderend,maar door verdunning met regenwater wordt de invloed van dit water enigszins beperkt. Er is veel slib, dat sterk verontreinigd is met metalen en in het water is sprake van verhoogde gehalten aan zink en andere metalen. Het ven valt daarom in klasse 4+ (NW4-normering).

't  Luuëpke

Het Ringselven (en ook de Hoort) ligt op één van de hoogst gelegen gebieden van de N.Brabantse Kempen (30 tot 35 m. NAP) in een dalvormige laagte, met ten noorden en ten zuiden ervan hoger gelegen dekzandruggen, die oorspronkelijk begroeid waren met bos en heide.

Deze kaart van 1877 laat  goed de Ring zien.
Het was, zoals je op de kaart van 1877 kunt zien, niet het enige ven op de Loozerheide. Op de oude kaart is ook goed te zien dat het ven eigenlijk bestond uit meerdere plassen, die in een kring (of ring) lagen.
Vandaar de naam Ringselven.

Toen eind 19e eeuw de Zinkfabriek er werd gevestigd, is het Ringselven doorsneden door een dijk, waar de Havenweg en een spoorlijn over lopen. Dat was nodig vanwege de aanvoer van grondstoffen en betere bereikbaarheid. Daardoor is het ven in drieën gesplitst. In Dorplein praat men van Eerste - en Tweede Peel (of Zwempeel en Vispeel) en de Klaarvijver (tegenwoordig Ringselven-Oost genoemd).
Het gebied heeft, zeker tegenwoordig, voor de eigen bevolking een belangrijke recreatieve functie. De locatie was vooral in vroegere jaren een geliefde zwemplas en is ook nu nog een prima visplek.

Op onderstaand kaartje (mbv google maps) heb ik aangegeven waar de vis- vijver, koelwatervijver en de klaarvijver liggen. De koelwatervijver krijgt zijn water via de visvijver en de Klaarvijver werd/wordt? gebruikt om het vervuilde koelwater te laten bezinken, voordat het in de Tungelroyse beek werd/wordt geloosd. Vandaar die naam. De oude Klaarvijver wordt nu door Nyrstar Ringselven-Oost genoemd.
kaartje van het Ringselvengebied anno 2012.
Het Ringselven is al lange tijd in erfpacht bij Natuurmonumenten. Het is één van de 26.000 (!) beschermde gebieden in het grote Natura 2000 netwerk; een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden op het grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie. Het toegewezen gebied is Weerter- en Budeler Bergen en Ringselven. Daartussen liggen de Boshoverheide en de onlangs verkregen zogenaamde Nyrstargronden op de Loozerheide.  Ook het Weerterbos en de Kruispeel met Laurabossen horen bij dit Natura 2000 gebied. Het Natura 2000 netwerk moet de hoeksteen van het beleid van de EU voor behoud en herstel van biodiversiteit vormen en is niet enkel ter bescherming van gebieden (habitats), maar draagt ook bij aan soortenbescherming.
Het uiteindelijke streven is om van het grensoverschrijdende Kempen~Broek één aaneengesloten gebied te maken en het Natura 2000 netwerk met het Ringselven is hierin een onmisbare schakel.

Op onderstaande historische kaart van 1840-1850 kaart is het huidige Natura 2000 gebied aangegeven. Op deze kaart is het zogenaamde "Eiland van Weert" nog heel goed te zien; zoals je kunt zien, werd Weert toen nog nagenoeg geheel door woeste natuurgebieden omringd.  In het noord- oosten  bevinden zich  ook nog o.a. (hier niet zichtbaar) de Groote Peel, Moeselpeel, Roukespeel, Roeventerpeel, Sarsven en de Banen. Je zult ook op deze kaart tevergeefs zoeken naar de Tungelroyse beek, want die was daar toen nog niet...

historische kaart van 1840 met het huidige Natura 2000 gebied.

Dorplein

Het Brabantse Budel-Dorplein past helemaal in het plaatje van natuur rond Weert. Ruim honderd jaar geleden bestond het dorp niet eens en was het een onvruchtbaar gebied, met moeras, heide en vennen.In het Kempen~Broekgebied, waar het deel van gaat uitmaken, ligt het tussen de Hoort, de Boshover- en Loozerheide en de Laurabossen aan de andere kant van de Zuid-Willemsvaart.

Landgoed de "Warande" gebouwd in 1926 door André Dor, is nu een rijksmonument
Budel-Dorplein is pas ontstaan nadat de fabrikantenfamilie Dor en Francois Sepulchre een zinkfabriek bouwden in het vennengebied tussen Budel en Weert. Ze wilden een zinkfabriek stichten in de omgeving van Luik,maar kregen daar geen toestemming voor en zochten toen hun heil in Nederland.

Woonhuis van Dor in Weert. Het latere Hotel Juliana, nu Hostellerie Munten
In eerste instantie vestigde de familie Dor zich in Weert. Ze woonden in het voormalige pand van de burgemeestersfamilie Coenen aan de toenmalige Wilhelminawal (nu hostellerie Munten). Maar ook in Weert kregen ze geen toestemming om een  fabriek te bouwen.  In juli 1892 kochten zij daarom van de gemeente Budel (toen nog een agrarische gemeenschap met weinig economisch perspectief), ongeveer 628 hectare grond. Later is dat terrein uitgebreid tot ruim 900 ha..


Het uitgestrekte gebied werd in de volksmond de "Aauw Heij" genoemd. Zo'n locatie was gunstig, want men had in die tijd een groot "uitwaaigebied" nodig, omdat de zinkproductie met veel rook gepaard ging.  Een ander argument  voor "La Société Anonyme des Zincs de la Campine Dorplein",  was de nabijheid van de spoorverbinding  Antwerpen - Duits Ruhrgebied (IJzeren Rijn) en de Zuid-Willemsvaart. Deze spoor- en waterweg vormden een onmisbare schakel voor de aanvoer van bouwmateriaal, zinkerts en kolen en de afvoer van grondstoffen het zink. Een derde argument was de aanwezigheid van goedkope grond en arbeiders. En tot slot (en niet de minst belangrijke), was er de aanwezigheid van veel water. Voor een zinkfabriek is namelijk voldoende koelwater van wezenlijk belang en  het Ringselven kon hier prima in voorzien. De aanvoer van dat water, dat indirect via de Hamonterbeek van de Maas komt, vindt grotendeels plaats via het zogenaamde "Luuëpke" vanuit natuurgebied de Hoort.

De eerste bewoners waren Waalse arbeiders, die vakkennis en ervaring meebrachten en daarom vooral functies in het middenkader kregen. Tot in de jaren 50 was Frans ook de voertaal onder de notabelen en directie. De arbeiders hadden het aanvankelijk niet gemakkelijk, aangezien de meeste voorzieningen nog gebouwd moesten worden en ze de taal niet spraken. Geleidelijk aan werden er voorzieningen gebouwd. De arbeiderskolonie was in alle opzichten afhankelijk van de Budelse zinkfabriek. Het bedrijf was paternalistisch (het bepaalde wat er in het dorp gebeurde), wat zijn goede en slechte kanten had, en de nederzetting lag afgelegen.



Het oude "Prisonneke"
De stijl en architectuur van de gebouwen is sterk geïnspireerd op architectuur zoals die voorkomt in de Belgische Borinage. Alles gebouwd in rode baksteen volgens de Waalse stijl en met zijn typisch wijze waarop de dakpannen zijn gelegd.

De huizen voor de arbeiders en voorzieningen, zoals kerk en school werden in de nabije omgeving van de fabriek gebouwd. Het dorp had zijn eigen veldwachter ("de Gard") en er was zelfs een gevangenis; het "Prisonneke". Binnenkort begint men met de restauratie van dit bijzonder gebouwtje, dat aan de Theo Stevenslaan ligt. Theo Stevens was een jonge verzetsstrijder uit Dorplein, die op het eind van de Tweede Wereldoorlog met nog een paar andere jongemannen werd gefusilleerd door de Duitsers. Een bijzonder overblijfsel uit de tijd van de Dors is de doorlopende huisnummering. Iets unieks in Nederland. In april 2011 is deze fabrieksnederzetting met de natuurlijke omgeving aangewezen als beschermd dorpsgezicht.Op de site www.historiekzm.nl kun je meer over de historie van de zinkfabriek vinden.

Bij Budel-Dorplein ligt de Loozerheide. Een deel van dat natuurgebied aan Limburgse kant, is onlangs door Nyrstar (sinds 2007 de eigenaar van de zinkfabriek),  aan Ark en Natuurmonumenten overgedragen. Een paar akkers, weilanden en bospercelen (eigendom van particulieren), moet door grondaankoop of grondruil nog eigendom worden.  Het gebied wordt begraasd door Maremmana runderen en Exmoor ponys. Inclusief het Ringselven en de Hoort, maakt de Loozerheide deel uit van het grensoverschrijdende natuurpark Kempen-Broek.

Er zijn een paar mooie wandelroutes uitgezet, die starten bij gemeenschapscentrum "de Schakel".

Er is een "natuurwandeling" (3,5 km.) en een "cultuurwandeling" (7 km.) die gecombineerd kunnen worden tot één wandeling van ongeveer 10 km.

Augustus 2014: De restauratie van het Prisonneke is voltooid.
Alles ziet er keurig verzorgd uit, maar het nostalgische effect, het authentieke van het Prisonneke zoals op de andere foto, ontbreekt in mijn ogen. Het heeft mogelijk ook met de aankleding van de directe omgeving te maken, die saai is ingericht.

Een bord bij het gebouwtje geeft meer duidelijkheid in de historie van het Prisonneke.

Blogarchief