Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


Posts tonen met het label prachtvlamhoed. Alle posts tonen
Posts tonen met het label prachtvlamhoed. Alle posts tonen

donderdag 17 november 2022

Herfst 2022.......Paddenstoelentijd deel 2: Van alles wat

Moeder Natuur heeft geen vuilverbrander nodig. Voor de afbraak in de natuur heeft ze een leger gespecialiseerde "afval opruimende schimmels" in dienst. En die zijn (zeker in de herfst) hard nodig. Paddenstoelen zijn de "bloemen" van dat schimmige schimmelrijk. "Bloemen" die er voor zorgen dat de soort blijft voortbestaan,.
Langdraadwatje
Ze zijn er van groot tot klein. Het formaat is eigenlijk niet van belang, want ze zijn allemaal helemaal "af" en doen waarvoor ze gemaakt zijn: afbreken van materiaal. Deze grote massa kleine slijmzwammetjes vond ik onlangs op een kletsnatte rotte boomstam die daar al tig jaren ligt. Met het nodige geluk moet ik zeggen, want oh, wat zijn ze klein. Ze bereiken een totale hoogte van slechts 1 tot 3 mm. 
Door de omgekeerd peervormige en pluizige  "kroeskopjes" op een steeltje (de rijpe vruchtlichamen), was al snel duidelijk dat dit een Hemitrichia = LANGDRAADWATJE  moest zijn. Uit de familie Trichiidae (draadwatjes). 
Er zijn meerdere soorten van deze myxomyceten.  De bekendste zijn het Doorschijnend- en Groot langdraadwatje (Hemitrichia calyculata). Ik vermoed dat dit de laatste is. Voor een eerste determinatie zijn een combinatie van kenmerken nodig: de stelen behoren "lang" en recht te zijn en het bekertje moet een omgeslagen rand hebben. 
Ik kon de kleine vruchtlichaampjes niet scherper dan hierboven in beeld krijgen en ook al zou dat het geval zijn geweest, er is microscopisch onderzoek nodig om zeker te weten of het klopt wat ik hier veronderstel dat het is.
Prachtvlamhoed
Zo klein als het langdraadwatje is, zo groot is deze PRACHTVLAMHOED (Gymnopilus junonius). Dit groepje had een doorsnede van meer dan 50 cm!!!! Je vindt deze soort op boomvoeten of stronken van loofbomen (vooral eiken en beuken). In werkelijkheid groeit het mycelium of zwamvlok echter op de wortels of houtrestanten in de bodem. 
Deze prachtige zwammen vond ik ingeklemd tussen een jonge aangeplante boom (soort onbekend) en het paaltje dat het ondersteunt. Het is een zogenaamde saprobiont; zorgt voor afbraak van dood materiaal. In dit geval mogelijk de paal naast het boompje, of misschien wel de resten van de boom die er eerst heeft gestaan. Zoals ik hem daar vond, was het gemakkelijk om hem uitgebreid van alle kanten te bekijken. 
De “vlammend” oranje gele Prachtvlamhoed groeit meestal in bundels tot 10 exemplaren en meer. De soortnaam "junonius" is een verwijzing naar Juno, de schone godin die de echtgenote was van de oppergod Jupiter. De zwam heeft normaal gesproken een doorsnede van 6-12 cm, maar hier waren ze stukken groter en er stonden  er zoveel bij elkaar ingeklemd dat het dringen was om tot ontplooiing te komen. De goudgeel tot oranje- of roestkleurig gele hoed is gewelfd en vlezig. De vezelige strepen of schubben zijn hier goed te zien. 
De steel is hier niet te zien, maar die is  7-15 cm hoog en 1,2 tot 3 cm dik, smaller taps aflopend naar de voet. Evenals de hoed is de steel onder de ring (die je hier ook niet kunt zien) vezelig, erboven is die lichter en meer glad. De lamellen zijn bij jonge exemplaren nog geel, maar worden later roestkleurig. 
Donker hazenoor
Het was even zoeken wat dit voor soort was. Waarneming.nl gaf aan:  "Bekerzwam onbekend - Peziza spec". Ik ga er, afgaande op enkele kenmerken, vanuit dat dit het DONKER HAZENOOR (Otidea bufonia) is. Vooral vanwege de lilazweem aan de binnenkant. 
De genusnaam Otidea betekent "als een oor", dit heeft betrekking op de vorm van de vruchtlichamen die als oren op de grond liggen. De soortnaam bufonia betekent "als een pad" (waarbij met pad niet een wandelroute, maar het dier is bedoeld). Het oppervlak van de paddenstoel deed de naamgever blijkbaar denken aan de huid van een pad. De Engelse naam "Toad's Ear Fungus" (paddenoor) wijst hier eveneens op. 
 De kenmerken zijn: Groeit vaak in groepjes, is een donkerbruin, komvormig, golvend, aan de rand naar binnen gekruld vruchtlichaam, 3-6 cm hoog. Binnenzijde soms met een paarsachtige/lila tint, glad of enigszins gerimpeld, buitenzijde mat, wat lichter van kleur en ruwer. Sporen kleurloos. Zonder steel of met heel kort stompje. Heeft een onopvallende geur.
Het is een algemeen voorkomende soort in de maanden augustus en oktober. Je schijnt deze ook vaak aan te treffen op plaatsen waar tuin- en/of snoeiafval is weggegooid. Ik trof deze bekerzwam aan op een bemoste, grazige plaats aan de rand van een fietspad, onder naaldbomen, vooral dennen. Op deze foto zie je een al wat ouder exemplaar.  
Gele stekelkorstzwam
Op deze boomstronk zie je meerdere soorten bij elkaar: de Korsthoutskoolzwam (li.), een paar Geweizwammetjes en Geel hoorntjes (onder), de Oranjerode schorszwam (re.) en de grootste in het midden is de Gele stekelkorstzwam.

Het vruchtlichaam van de GELE STEKELKORSTZWAM (Mycoacia uda) is wasachtig, dun korstvormig en tot enkele cm lang. Met een close-up is goed te zien waarom deze soort zo heet. De staande stekeltjes zijn namelijk spits en zijn 1 tot 2 mm lang. Ze staan dicht opeen en de kleur is zwavel- of wasachtig-geel tot okergeel. 
Hij leeft saprotroof (neemt dus organische stoffen uit dode andere organismen op) op dood hout. 
Deze vond ik op een stronk van een naaldboom, maar meestal tref je die aan op dood hout van loofbomen en struiken. Ook is het bijzonder dat deze óp de stronk stond, want bijna altijd tref je ze aan op de ónderzijde. Hoewel deze zwam algemeen voorkomt in ons land, is dat ook de reden dat hij meestal over het hoofd wordt gezien.
Gele stekelkorstzwam in close-up
Deze soort is het hele jaar te vinden, maar vooral in september en oktober heb je de meeste kans van slagen. Er zijn 6 soorten stekelkorstzwammen. Om ze op naam te brengen is voor de meeste soorten microscopisch onderzoek nodig, maar om de Gele te valideren is een veldwaarneming voldoende.  Mocht je desondanks twijfelen, dan kun je amonia of KOH (kaliumhydroxide) druppelen op de stekels, of op de rand van de zwam. Deze verkleurt dan namelijk paars. Ik heb dat niet uitgeprobeerd, omdat het wel duidelijk was. 
Grauwe amaniet
De GRAUWE AMANIET (Amanita excelsa) is een vrij algemene soort die vooral in loofbossen voorkomt, en dan meestal onder eiken wordt gevonden. Jammer dat hij door iemand in stukken is verdeeld. Waarschijnlijk om deze beter te kunnen bekijken. Als je deze foto bekijkt, is wel duidelijk waarom hij ook wel Grauwe knolzwam wordt genoemd. De hoed van de Grauwe Amaniet is eerst gebold, later plat en meestal vrij donker, egaal grijsbruin tot donkerbruin gekleurd. De hoed bevat tevens vrij grote, grijzige plakjes die er door regen af kunnen spoelen, waardoor hij lastiger te herkennen kan zijn. Onder de ring is de steel fijn geschubd. 
Deze Grauwe Amaniet kan gemakkelijk verward worden met 2 andere soorten: de Parelamaniet (Amanita rubescens) en de Panteramaniet (Amanita pantherina). Het belangrijkste verschil tussen de Grauwe Amaniet en de 2 bovengenoemde soorten is dat de hoed van de Grauwe Amaniet egaal grijsbruin tot donkerbruin gekleurd is en meestal vrij grote, grijzige plakjes velum bevat. Ook verkleurt het vlees bij de Grauwe Amaniet niet bij beschadiging. Een ander opvallend verschil met de andere 2 is dat de steel een ring heeft die verticaal gestreept is. Bij de andere 2 is dat niet het geval. Ik heb er niet aan geroken, maar het schijnt dat hij enigszins naar koolraap ruikt. 
Dakloze huiszwam
Paddenstoelen hebben vaak bijzondere, poëtische en soms sprookjesachtige namen. Wat te denken van bijvoorbeeld Gebocheld Breeksteeltje, Onaanzienlijke Satijnzwam, Armoedig Sinterklaasschijfje, Zwamgastje, Lilliputveegje en het Besuikerde Mestdwergschijfje. Aan de naam DAKLOZE HUISZWAM (Serpula himantioides) is echter weinig poëtisch of sprookjesachtigs af te lezen. 
Waarom toch zo’n naam? Het is het broertje van de Echte huiszwam. De schrik voor iedereen die een oud huis bezit. Deze zwam gedijt het beste in een slecht geventileerde, vochtige (met condensvorming en optrekkend vocht) en niet te koude omgeving binnenshuis (18 tot 22 °C) en veroorzaakt bruinrot. Ze kan enorme schade toebrengen. Voor de mens is een woning met de Echte huiszwam ook ongezond en slecht voor de luchtwegen. Omdat de Dakloze huiszwam te vinden is in de open lucht, heeft het de toevoeging dakloos gekregen; heeft geen dak boven zijn hoofd........
Het is een week leerachtig en korstvormig, mosterdgeel tot roest- of olijfbruin vruchtlichaam met een wollig-viltige, wat loslatende, brede witte randzone. Het doet me veel aan een labyrint denken. De soort groeit in de periode augustus- november op dood hout van naalbomen, vooral op zandige bodem. 
Een kenmerk is dat ze gemakkelijk als een vel van het substraat afgetrokken kan worden. Sporen zijn geelbruin. Oudere exemplaren verkleuren naar bruin. Mooi om de schimmeldraden te zien, die als een soort veertjes om de schimmel liggen. De geur onopvallend. 
Zandkaalkopje
 Het ZANDKAALKOPJE (Deconica montana of Psilocybe montana) is een veel voorkomende soort paddenstoel. Het staat dus niet op de rode lijst en is niet bedreigd. De genusnaam Psilocybe betekent "naakt (of kaal) hoofd" en  heeft dus betrekking op de onbehaarde en onbeschubde hoed. Het uiterlijk is dat van een typische "kleine bruine paddestoel" met een kleine, bruine hoed en een rechte, dunne steel. Het is een paddenstoel van zandverstuivingen, schrale (duin)graslanden en heiden op droge, zandige bodem. Daar groeien ze meestal in groepjes tussen het (haar)mos. Hij gedijt goed op aarde, mest, uitwerpselen van herbivoren en de overblijfselen van dode planten. 
De vruchtlichamen ontwikkelen zich van april tot oktober. Aanvankelijk is de hoed bolvormig, wordt dan kussenvormig en uiteindelijk vlak als een paraplu. De diameter is 5 tot 25 mm. Het is een sterk hygrofane soort. Dit betekent dat er afhankelijk van het vocht, variatie is in kleur. De oudere sterke (rood)bruine tot donkerbruin gekleurde hoed heeft een enigszins glad kleverig oppervlak en is radiair gestreept. 
In eerste instantie zijn het donkere tinten, die tijdens het drogen weer kunnen vervagen . De hoedenhuid is glad, vochtig en plakkerig en kan eraf worden getrokken. De rand van de hoed is glad, later gegroefd en soms golvend. Oudere exemplaren hebben holle stelen. De lamellen staan vrij ver uiteen, zijn breed aangehecht tot aflopend en beigebruin tot vlekkerig zwartbruin van kleur.

zondag 6 december 2020

Herfst 2020.......Paddenstoelentijd deel 6: Van alles wat

Dit is mijn 56e post over paddenstoelen. Twaalf daarvan gaan over één specifieke soort of geslacht, te weten Rupsendoder,Geweizwam,Witte kluifzwam, Oranje oesterzwam en Gewone oesterzwam, Aardsterren, Porseleinzwam, Judasoor, Grote parasolzwam, Honingzwammen, Nevelzwam en Russula's.
Als je iets over een van die 12 wil lezen, dan moet je op de naam klikken.
De andere posts heb ik "Paddenstoelentijd: Van alles wat" genoemd en daarin laat ik meerdere soorten zien.

Ik heb niet geteld hoeveel soorten ik inmiddels besproken heb, maar dat zullen er toch wel (als ik uit ga van minimaal 6 à 7 soorten per post) om en nabij de 300 zijn. Toch een aardig aantal, al zeg ik het zelf............. Gevolg is, dat het stilaan moeilijker wordt om met nieuwe soorten voor de dag te komen, die interessant genoeg zijn om te plaatsen en er iets over te vertellen. Daarom deze keer weer alleen foto's van soorten waar ik in eerdere posts al iets over verteld heb. Mocht je er toch wat meer over willen weten, dan moet je op de naam onder de foto klikken. Je komt dan op de post terecht, waar ik er iets over vertel. Soms moet je, voor je een bepaalde soort vindt, wat verder naar beneden scrollen. Als je dan na het lezen op de pijl linksboven in het scherm klikt, kom je weer op deze post.

Als eerste wil ik jullie een "potpourri" van Myxomyceten onder de opengebarsten bast van een omgehakte boom laten zien. Ik nam een foto van de vele Beukenkorrelkopjes en pas thuis zag ik na uitvergroting, dat er nog enkele andere myxo's waren. Dit geeft aan hoe klein en onopvallend ze soms kunnen zijn. Je ziet o.a.  behalve de Beukenkorrelkopjes nog  een aantal Kernzwamkopjes,  Netpluimpjes, Draadwatjes en de 2 grotere onderaan  zijn oudere Gewone boomwratten (Blotebilletjeszwam).

Dit zijn Kristalkopjes. Ook op deze foto kun je nog eens zien hoe klein dit soort slijmzwammetjes kan zijn en hoe massaal ze soms voorkomen.

Over Russula's heb ik in "Paddenstoelentijd deel 3" al het een en ander geschreven. Deze russula, de SCHERPE KAMRUSSULA (Russula amoenolens), staat er niet bij. Daarom toch nog even een korte toelichting in tegenstelling tot de hierboven getoonde soorten.

De algemeen voorkomende Scherpe kamrussula is een vroeg verschijnende Russula. Hij kan al in juni verschijnen, als het tenminste niet te droog is. Het is een soort, die je vooral op zandgrond aantreft onder loofbomen (vooral eiken en beuken) in lanen, parken en bossen.
De soort mag dan niet giftig zijn, hij is ongenietbaar. De toevoeging "Scherpe" dankt hij aan de zeer scherpe smaak,dus je laat het eten ervan graag achterwege. In combinatie met een ranzige Camenbert reuk onderscheidt deze Russula zich ook van andere erop lijkende grijsachtige kamrussula's.
De sepiabruine tot grijsachtig sepiabruine hoed (Ø 4-8 cm), is gewelfd tot vlak, heeft een ingedeukt centrum en voelt kleverig aan. De hoedrand is geribbeld. Dat is de zogenaamde kam.
Scherpe kamrussula
  De lamellen zijn smal aangehecht, crème tot vuil wittig. Net als de andere Russula’s (m.u.v de Regenboogrussula) verbrokkelen de lamellen gemakkelijk.

zondag 11 november 2018

Herfst 2018.......Paddenstoelentijd deel 4

Ik vind vooral de kleine zwammetjes intrigerend. Zo klein en toch helemaal af.... Soms moet je echter wat geluk hebben om ze te vinden. Dat geldt bijvoorbeeld zeker voor dit onopvallend zwammetje hieronder.

Vorige week startten we met de paddenstoelengroep op het voormalige Ambonezenkamp in de Tungelerwallen en vonden we enkele exemplaren. Toen ik er informatie over zocht op het internet, stond ik versteld hoe vernuftig dit zwammetje zich niet IN, maar UIT de nesten weet te werken……………….

Bleek nestzwammetje
Dit bijzonder zwammetje wordt het BLEEK NESTZWAMMETJE (Cyathus olla) genoemd. Het lijkt me duidelijk waarom het zo genoemd wordt. Het vruchtlichaam is al heel bijzonder, maar nog mooier zijn de details, die je waarneemt als je dit zwammetje van dichtbij bekijkt. Het vruchtlichaampje is slechts 1 tot 1,5 cm hoog en kan tot 1,3 cm breed worden.

Bleek nestzwammetje
In eerste instantie is het bekertje geel vlokkerig en nog bedekt met een vliezig dekseltje. Daarna wordt het kaal en bruinachtig tot geelachtig grijsbruin. Als het openklapt vind je op de bodem zilvergrijze tot bruine eivormige lichaampjes (peridiolen) die als eitjes in een nestje liggen.

Deze “eitjes” zijn schijfjes van ongeveer 2,5 mm. Ze zitten eerst door middel van een wit draadje aan de bodem van het bekertje of aan elkaar vast. Later raken ze los en als het gaat regenen, worden ze er door regendruppels, die tijdens een regenbui in het bekertje terecht komen, als het ware uit geslingerd.
De eitjes met daarin de sporen hebben een stevig omhulsel. Die verstuiven later zoals bij stuifzwammen.

Bleek  nestzwammetje
Het is een vrij algemene verschijning die in groepjes, vaak in een groot aantal, op de grond in bossen en tuinen voor komt. Vanwege het geringe formaat (let eens op de grassprietjes!) heb ik ze nooit eerder opgemerkt, tot nou. Het is een echte saprofiet; hij zet organisch materiaal om in voedingsstoffen. Het is een echte opruimer dus.

Gewone Botercollybia

Gewone Botercollybia
Gewone Boterrcollybia
Dit jaar zagen we in verhouding met andere soorten  “dankzij” het droge weer niet zo veel plaatjeszwammen en die er nu nog zijn, verdwijnen zo stilletjesaan nu de nachten  kouder worden. Paddenstoelen  bestaan voor een groot deel uit water en kunnen daar niet zo goed tegen. De BOTERCOLLYBIA houdt het echter iets langer vol. Je vindt hem nu dan ook nog in zowel loof- als naaldbossen, meestal op zure, zanderige bodems. De soort is sterk hygrofaan, wat inhoudt dat de hoedkleur sterk kan verschillen in vochtige of droge toestand.

Roodbruine botercollybia
De kleur varieert van donkerbruin tot oranjebruin naar geelwit.  De variëteit asema (met een lichtere hoed) wordt ook wel aangeduid als GEWONE BOTERCOLLYBIA, de variëteit butyracea (met een donkerder hoed) als ROODBRUINE BOTERCOLLYBIA. De hoed is vaak ook tweekleurig, heeft een diameter tot 7 centimeter en is eerst gewelfd en vervolgens vlak. Er blijft een opvallende umbo (het bultje) in het midden aanwezig en het oppervlak voelt, als het niet te droog is, vettig (boterachtig) aan.

Levermelkzwam
Nederland kent zo'n vijftig soorten melkzwammen. Ze worden zo genoemd omdat de lamellen een vloeistof afscheiden bij aanraking of beschadiging. Het lijkt bij de meeste melkzwammen op echte melk, omdat het wit melksap is. Soms zelfs grote witte druppels. Bij een aantal melkzwammen lijkt het op milkshake. Daar is, of wordt het melksap geel, oranje of zelfs paars. Wanneer het witte melksap van bijvoorbeeld deze LEVERMELKZWAM (Lactarius hepaticus) opdroogt wordt het geel. De smaak ervan is bitter en scherp.

De hoed van de Levermelkzwam heeft meestal een leverachtige kleur. Maar ook met een roze-, roodachtige kleur of een grijzig-kastanjebruine kleur kun je ze tegenkomen. Hij lijkt enigszins op de rossige melkzwam, maar bij de Rossige melkzwam verkleurt het melksap niet naar geel en deze paddenstoel is voornamelijk te vinden bij de berk. De Levermelkzwam tref je aan bij naaldbomen. Mooi om te weten bij het determineren. Ook de geur en smaak kunnen van belang zijn voor het bepalen van de soort.

Baardige melkzwam
De rand van de hoed van deze melkzwam is ingerold en is bedekt met een wollige en harige structuur. Leuk om te zien met behulp van een loepje of op een (uitvergrote) foto. Het is de Baardige melkzwam (Lactarius torminosus). Het is een soort die de voorkeur geeft aan zandgrond en loofbomen, met name berken en in zeldzame gevallen beuken.

Baardige melkzwam
De kleur van de hoed varieert van een bleke zalmkleurige gele kleur tot een bleek roze-oranjeactige kleur met hier en daar donkere vlekken. De diameter ligt tussen de vier en twaalf centimeter. De hoed is gewelfd tot vlak trechtervormig van vorm. Het melksap is wit en de smaak is scherp en bijtend. Een waarschuwing dus wat betreft giftigheid. De Latijnse naam voor deze melkzwam, Lactarius torminosus, betekent letterlijk vertaald: krampverwekkend!

Harslakzwam
Een spectaculaire zwam die je juist in de zomermaanden tegen komt is de WASLAKZWAM  (Ganoderma pfeifferi). Je moet deze niet verwarren met bovenstaande HARSLAKZWAM. Die vond ik op een Amerikaanse eik bij de Smeetshof in Bocholt. Je vindt hem voornamelijk op de stamvoet van levende Amerikaanse- en zomereiken en beuken, soms ook op andere loofbomen. 

Waslakzwam
Maar dit is dus een zeldzamere WASLAKZWAM. Jong is het een wit, bol kussentje dat wel wat op purschuim lijkt. Zodra het vruchtlichaam groter wordt, wordt hij platter en krijgt hij een roodbruine gladde bovenkant, met witte rand. Als hij niet blinkt moet je hem eens nat maken, dan glanst hij als een spiegel. Dat heb ik dus bij het exemplaar in Bocholt gedaan.
Ze kunnen zo'n 35 centimeter breed worden. De Waslakzwam is verder gemakkelijk te herkennen aan de harde bovenkant, die je niet kunt indrukken. Dit in tegenstelling tot de harslakzwam.

Harslakzwam?????
Deze heeft afwijkende kleuren, waardoor ik twijfel of het wel een Waslakzwam is. Zou het misschien toch een Harslakzwam zijn? Afgaande op de glans toen ik hem nat maakte en de bovenlaag die ingedrukt kon worden, lijkt het me toch de Harslakzwam. Misschien een oud exemplaar?
Denk je het te weten, dan hoor ik graag wat het dan wel is.

Weke aderzwam
De WEKE ADERZWAM (Leucogyrophana romellii) groeit als een rimpelige korst op dode takken of stronken. Meestal is alleen de rand oranje en de rest vleeskleurig of paarsbruin. Hij komt vrij veel voor en je kunt hem van september tot januari vinden. De aderzwam kan zo'n 10 centimeter groot worden en is ovaal of langwerpig van vorm. Hij groeit ook regelmatig over en door mos heen, want hij houdt van een vochtige ondergrond. Hij wordt nogal eens verward met de Oranje aderzwam, die je echter meestal op dood hout aantreft.

Prachtvlamhoed
Deze oranjegele PRACHTVLAMHOED (Gymnopilus junonius) groeit in bundels tot wel 10 exemplaren en meer. Je vindt ze op loofhout in bossen, parken en lanen. De Prachtvlamhoed wordt nogal eens verwisseld met de schubbige bundelzwam, maar we zien hem voornamelijk op boomvoeten of - stronken van beuk en eik. In werkelijkheid groeit het mycelium of zwamvlok echter op de wortels of houtrestanten in de bodem.

Prachtvlamhoed
De aanwezigheid van een ring of manchet is een ander kenmerk dat eigen is voor deze Prachtvlamhoed. Onder de ring is hij vaak bekleedt met bruine vezels en boven de ring is de steel dan weer zichtbaar glad en kaal.

Gele stekelzwam
De GELE STEKELZWAM (Hydnum repandum) is een bijzonder uitziende paddenstoel. Hij is eetbaar, maar staat in Nederland op de rode lijst. Je mag hem dus niet plukken. In Frankrijk bijvoorbeeld is hij veel minder zeldzaam en daar wordt hij dan ook volop geplukt. Hij is hier verkrijgbaar in specialiteitenwinkels en wordt daar "Pied-de-mouton" genoemd. Vertaald is dat "Schapenpootje" . Waarom hij zo wordt genoemd, kan ik niet verklaren. Pied-de-mouton klinkt in elk geval wel deftiger en smakelijker dan Gele stekelzwam, dat wel....

Gele stekelzwam
Hij heet zo omdat er zich onder de hoed geen lamellen of buisjes bevinden, maar stekeltjes, die een beetje aan de stekels van een stekelvarken doen denken. Die stekeltjes, die wel een 1/2 cm groot kunnen worden, produceren de sporen en zorgen voor een zo groot mogelijk oppervlak voor de verspreiding.

De hoed is soms vreemd onregelmatig van vorm, grillig, gewelfd en vaak naar één kant groeiend. Ook zijn de hoeden vaak met elkaar vergroeid. De hoed is roomkleurig tot dooiergeel, maar ook met bruine tinten. De paddenstoel heeft een vrij dikke steel. Je kunt hem vinden in loofbossen. Deze vond ik in het "Zwart Water", een natuurgebied ten noorden van Venlo. Het is een gevarieerd gebied rond de Venkoelen, een oude Maasmeander.

Goudgeel bundelzwammetje
Hoewel je het hier niet kunt zien, staat dit mooie groepje GOUDGELE BUNDELZWAMMETJES ( Pholiota flammans) op dood hout van naaldbomen. Hout dus dat hier onder de grond ligt; zogenaamd “verborgen” hout. In dit geval van een spar. Je vindt ze in bossen op droge tot matig vochtige zandgrond. Hij komt dus ook in onze streken voor, maar deze vond ik in het Duitse Meinweggebied in de buurt van de Dalheimer Mühle. Een prachtig natuur- en wandelgebied.

Goudgeel bundelzwammetje
De hoed is droog en evenals de steel en schubben geel, de schubben zijn afstaand en aan de rand uitstekend.
De soort wordt nogal eens verward met de Schubbige bundelzwam en de Goudvliesbundelzwam. Die hebben echter een slijmige hoed, schubben die donkerder zijn dan de hoed en ze smaken niet bitter.

Blogarchief