Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


Posts tonen met het label van alles wat. Alle posts tonen
Posts tonen met het label van alles wat. Alle posts tonen

dinsdag 30 september 2014

Van alles wat 3

Vandaag weer wat foto's en een praatje over beestjes waar we meestal geen aandacht aan schenken, maar die de moeite van het bekijken meer dan waard zijn. Op de close-ups die ik ervan gemaakt heb, is goed te zien hoe boeiend onze kleine dierenwereld kan zijn.

Ze zijn er nog, de libellen. Dit is een GEWONE OEVERLIBEL. Een mannetje. Mannetjes zijn namelijk blauw gekleurd met een zwarte achterlijfspunt. Vrouwtjes zijn bruin met zwart met lichtere zijkanten. Door deze kleuren lijken ze sterk op de platbuik, maar die laatste soort is duidelijk breder.

Veldsprinkhanen zijn herkenbaar aan de korte antennen en het ontbreken van een legboor. De meest algemene veldsprinkhaan is de BRUINE SPRINKHAAN. Deze soort stelt weinig eisen aan de leefomgeving en je komt hem dan ook overal wel tegen. Vanwege zijn "zang" wordt ie ook wel tandradje genoemd. De kleur van deze sprinkhaan is uiteraard bruin, maar er is soms ook wat groen of rood zichtbaar.
Probeer er eens een te vinden en geniet dan gewoon eens van dit kleine magische springwondertje.

De KLEINE VUURVLINDER is een kleine oranje-bruine standvlinder, die verspreid over het hele land voorkomt. Meestal niet in grote getale, dus het blijft een verrassing om er een te vinden. Hij mag dan wel rood zijn, maar hij is familie van de blauwtjes! Vooral wanneer de zon erop schijnt, lijken de voorvleugels intens te schitteren en is hij gemakkelijk te zien.
Je vindt hem bij schrale graslanden, open terreinen, heidevelden, duinen en braakliggende gronden.
De waardplanten voor de rups zijn vooral zuringsoorten zoals schapenzuring en veldzuring.

Nu de dagen korten en de nachten kouder worden, maken de vlinders dankbaar gebruik van elk zonnestraaltje dat ze kunnen vangen. Dat geldt ook voor deze ATALANTA. Toen ik om 10 uur deze foto nam, was hij blijkbaar nog niet voldoende opgewarmd en kon ik hem van dichtbij op de "korrel" nemen.
Met de vleugels wijd gespreid, kon ik hem van alle kanten rustig bekijken. Normaal zijn deze vlinders erg snel en is het moeilijk er een foto van te maken.

De VEELVRAAT (ook wel heidespinner genoemd), is een grote diklijvige nachtvlinder ,waarvan het mannetje ook overdag vliegt. De vrouwtjes vliegen alleen ´s nachts. De onopvallende vlinder komt in Nederland wijdverbreid voor in bossen, heidevelden, zandgronden en duinen. Vlak voor het einde van de zomer, in augustus, komen de gelegde eitjes uit en zijn de meeste vlinders weer gestorven.
Ik vond de roodbruin behaarde, met zwarte ringelbanden herkenbare rups op een heideveldje. Ze doet een beetje denken aan de grote beerrups en de haren kunnen ook jeuk veroorzaken.

De DAMBORDVLIEG is een vleesvlieg, waar we vies van zijn en eigenlijk is dat wel terecht. In tegenstelling tot de meeste vliegen is deze soort eierlevendbarend; er worden wel eitjes geproduceerd, maar die komen ín het vrouwtje al uit. Dit heeft als voordeel dat de larven meteen kunnen beginnen met eten. De larven worden namelijk afgezet op aas of vers vlees van open wonden, waarin ze zich verder ontwikkelen.
Ondanks dat we het een vies beestje vinden, speelt ze een grote rol in de voedselketen, want ze is voedsel voor veel insecteneters. De kleur van deze vlieg is grijszwart en ze heeft een patroon van afwisselende lichte en donkere vlekken, waaraan ze de naam dambordvlieg te danken heeft.


Op vuilniswagens in mijn woonplaats staat: "afval bestaat niet". Ik betwijfel of dat wel helemaal waar is, maar voor de natuur geldt dat gezegde in elk geval wel. Het klinkt cru, maar in de natuur geldt: "dood doet leven". Alle dode materialen, planten en dieren worden namelijk door bacteriën, schimmels en grote of kleine aaseters "gerecycled". Vooral in die laatste groep zijn er heel veel, die van dode dieren afhankelijk zijn.
Dat geldt ook o.a. voor deze GROENE VLEESVLIEG. Of beter gezegd, voor haar nakomelingen. Ze legt namelijk haar eitjes in kadavers (op deze foto is dat een haas), zodat de larven, meteen als ze ter wereld komen, aan een gedekte tafel komen te zitten. En zeg nou zelf: ondanks dat we het een vies beestje vinden, is het toch (zeker met felle zonnestralen er bij) een prachtig insect met die metallic lijkende groene kleuren.

Je ziet ze weer, langpootmuggen. Dit is een KOOL-LANGPOOTMUG. Het zijn onbeholpen slungels, met een veel te groot lijf en te kleine vleugels, die je moeiteloos uit de lucht kunt plukken. Ze worden ook wel vliegende hooiwagen, of glazenwasser genoemd (omdat ze `s avonds op het licht af komen en luidruchtig rond de lamp fladderen). Het zijn de primitiefste tweevleugeligen en ze behoren tot de orde van de vliegen en muggen. Waarschijnlijk hebben ze ooit 4 vleugels gehad, maar het achterste paar is in de loop der evolutie omgevormd tot een soort knotsvormige haltertjes, die ze gebruiken als stabilisator. Op deze foto zijn die goed te zien.
Hoewel het lijkt of ze een angel hebben, steken ze niet. Die achterlijfspunt is namelijk een legboor. Daarmee legt het vrouwtje de eitjes in de grond. Hieraan kun je dus ook zien dat dit het vrouwtje is, want het mannetje heeft die niet nodig. De volwassen langpootmuggen leven maar enkele dagen om te paren en zijn onschuldige dieren, maar de emelten (de larven) kunnen flink schade aanrichten aan o.a. gazons.
Er zijn veel soorten kortschildkevers. In "Allemaal beestjes 16" kun je er wat meer over lezen.Ze zijn vaak niet zo gemakkelijk op hun juiste naam te brengen, maar dat geldt niet voor deze ongeveer 3 cm grote STINKENDE KORTSCHILDKEVER. Het is ook de meest bekende. Sommige mensen kennen hem misschien als het “vuilnisbakmonster”. Dit is namelijk zijn bijnaam, omdat hij graag en vaak onder de vuilnisbak zit. Deze felle jager komt graag in de tuin, omdat er zoveel schuilplekjes zijn onder stenen of bladeren of bij de mestvaalt.


Hij is er niet van gediend als je hem stoort en neemt net zoals de andere kortschildkevers meteen een dreighouding aan; hij spert zijn kaken open, steekt de grote tasters recht vooruit en zijn staart wordt net zoals een schorpioen omhoog en naar voren gekromd. Op die achterlijfspunt zitten klieren, die een stinkende vloeistof kunnen spuiten. Ik kan me goed voorstellen dat hij afschrikt. Het is echter niet de staart waar je voor moet oppassen, maar zijn stevige kaken. Hiermee kan hij je pijnlijk bijten en hij laat niet graag los.
Ik heb die dreighouding proberen te fotograferen door hem eventjes aan te tikken met een takje en je ziet het resultaat. Je bent wel gewaarschuwd, want het is dus geen beestje om zonder handschoenen aan te pakken.

Ik bezoek regelmatig met de Ecologische Werkgroep Weert Zuid een natuurgebied in mijn omgeving voor een inventarisatie van planten. Bij het zoeken naar bijzondere (en gewone) plantjes, zie ik regelmatig andere dingen die interessant zijn om te fotograferen. Zo vond ik ook deze bijzondere rups. Aan de witte "ogen" op zijn lijf, de 2 paar buikpoten en 1 paar naschuivers is te zien dat deze bij de familie der uiltjes (nachtvlinders) hoort. Het is de rups van het SCHAAPJE. Een heel toepasselijke leuke naam voor deze rups. Je vindt de soort vooral in broekbossen, heide en moerassen. De onopvallende vlinder zul je niet gauw zien, of je moet 's nachts op pad gaan. Ze komen dan af op het licht.

De zweefvliegen lijken allemaal wel wat op elkaar. Pas als je ze op je gemak kunt bekijken nadat je er een close-up van hebt gemaakt, kom je er achter hoeveel verschillende soorten er zijn. Deze zweefvlieg, die je vaak bij kleine poeltjes of vennetjes ziet, is de HOOGVEENZWEEFVLIEG.
Deze zweefvlieg wordt ongeveer 13 tot 15 millimeter lang en is daarmee groter dan de meeste soorten.
De larven die in zuurstofarm water leven, hebben een unieke manier van ademen; een soort uitschuifbare buis die tot het wateroppervlak reikt. Zo haalt de larve adem, zonder in gevaar te komen. Men noemt ze heel toepasselijk rattenstaartlarven.

Als je in de natuur je momenten van rust neemt en je ogen dan goed de kost geeft, zie je vaak leuke dingen. Zo kwam ik oog in oog te staan met dit kleine ROSSE WOELMUISJE. Oog in oog is wat te veel gezegd, want het beestje was nog zo jong, dat het zijn oogjes amper open kon houden. Het was zich nog van geen gevaar bewust, zodat ik het van alle kanten kon bekijken. Vooral de pootjes vielen me op.
Dit muisje dankt zijn naam aan de rosse gloed die over zijn vacht ligt. De woelmuis kent vele vijanden, dus het is zaak om voor veel nakomelingen te zorgen. Het voortplantingsseizoen loopt van februari tot oktober. De vrouwtjes krijgen meestal 3 tot 7 jongen en dat vier à vijf keer per jaar. De jongen worden geboren na een draagtijd van 16 tot 18 dagen en de jonge geboren vrouwtjes zijn al geslachtsrijp na 4,5 week. Dus tel uit je winst.....

donderdag 7 augustus 2014

Van alles wat 2

Bij mijn bezoekjes aan de natuurgebieden in de Weerter omgeving, kom ik natuurlijk ook van dat kleine grut tegen, dat de moeite van het bekijken meer dan waard is. Met mijn nieuwe Sony Cybershot kan ik nu ook mooie close-ups maken. Omdat die kleine "schoonheden" niet echt in mijn blogs over die gebieden in te passen zijn, wil ik die in deze aparte blog toch graag laten zien. Met een klein praatje erbij natuurlijk.

Je zou het niet verwachten, maar ook in Nederland komen (voor mensen weliswaar onschuldige) wolfspinnen voor. De circa 15 mm. grote kraamwebspin is hier een voorbeeld van. De spin is de ene keer wat lichter van kleur dan de andere keer, maar het ovale achterlijf en het streepje dat van de kop naar het achterlichaam loopt is er altijd.

Bij spinnen gaat de liefde door de maag van de vrouw! Net als alle wolfspinnen neemt het veel kleinere mannetje dus voor het paringsritueel een 'geschenk' mee voor het vrouwtje. Terwijl zij haar bruidsmaal op smikkelt, probeert hij te paren. Als dat niet lukt, zal het vrouwtje (helaas pindakaas)het mannetje opeten.
Nadat ze daarna een hele tijd met haar eicocon in haar kaken heeft rondgelopen, weeft ze een tentvormig spinsel van zijde tussen het gras als een soort kraamkamer. Hieraan dankt deze spin dus haar naam.
Als de spinnetjes uit de cocon kruipen, blijven ze nog tot hun eerste vervelling in dat beschermende spinsel. Moeder blijft al die tijd in de buurt om een oogje in het zeil te houden. Als je haar een beetje “verveelt”, zal ze dan ook niet weglopen, maar tevoorschijn komen om zo haar kroost te beschermen.

Op een engelwortel trof ik deze prachtige zweefvlieg aan. Het is de ivoorvlieg oftewel "witte reus".
De naam heeft ze uiteraard te danken aan het voorste ivoorwitte achterdeel. Omdat de ogen iets uit elkaar staan, weet je dat het een vrouwtje is. Bij het mannetje zitten die namelijk tegen elkaar.

Bij het woord vliegen wordt vaak minachtend de neus opgehaald. Meestal denken we aan steekvliegen of strontvliegen die zich voortplanten op dood dierlijk materiaal en daarom voor ons niet al te hygiënisch zijn aangelegd. Anders is dat echter bij de vaak fraai gekleurde en getekende zweefvliegen.
Zweefvliegen zijn vliegen, maar "rare" vliegen, die er als een bij of wesp uit zien. Als je goed kijkt zie je echter dat er duidelijke verschillen zijn; ze kunnen o.a. op een bepaalde plaats blijven zweven, hebben veel grotere ogen, de stand van de vleugels is anders en ze hebben kleine antennes. En..... ze steken niet.

De gewone kameleonspin is een goed gecamoufleerde spin. Hier zit ze op de bloem van het duizendblad. Deze spin heeft de eigenschap dat ze, net zoals een kameleon, van kleur kan veranderen. Ze gaat meestal op gele of witte bloemen zitten en kan dan zelf ook een gele of witte kleur aannemen. De kleurverandering van wit naar geel duurt 10 tot 25 dagen en terug van geel naar wit duurt 6 dagen.
Dankzij deze camouflage kan ze haar prooi verrassen. Het zijn "afwachtende jagers", die geen web weven, maar vaak uren- of dagenlang roerloos zitten te wachten tot een prooi dicht genoeg genaderd is, om dan toe te slaan en direct met gif te injecteren. Ze deinzen hierbij niet terug voor wespen, bijen of zelfs hommels.

Deze steenhommel was wel heel eigenwijs. Zij vertikte het om iets stevigers uit te zoeken dan een grasspriet. Gevolg was dat zij steeds weer naar beneden zwiepte en het mij zo niet gemakkelijk maakte om er een geslaagde foto van te maken.
De soort is herkenbaar vanwege de nagenoeg zwarte zijdeachtige beharing en een rood achterlijf. Je kunt zien dat het een vrouwtje is, want de mannetjes van de steenhommel hebben een brede kraag, een lichtgele snuit en een lichtgele band over het borststuk. Aangezien de steenhommel bekend staat als de meest agressieve hommel, moest ik natuurlijk goed blijven opletten dat ze niet geïrriteerd raakte.

Dit mooie beestje is dus geen wesp, maar een spin. Het is de wesp- of tijgerspin. Een mooi staaltje mimicri. Op de foto zie je het vrouwtje, dat groter is dan het mannetje. Zowel de omvang als het opvallende kleurenpatroon schrikt kennelijk zo af, dat vrijwel geen vogel zich aan de wespspin durft te vergrijpen.
Het is een mediterrane spin, die nog niet zo lang voor komt in Nederland. Het eerste exemplaar werd in 1980 aangetroffen in Zuid-Limburg. Vooral de laatste 10 jaar is de soort aan een opmars bezig. Het heeft mogelijk met de opwarming van het klimaat te maken.

Kenmerkend voor deze wielwebspin is ook dat hij een opvallende zigzagband door het midden van het web weeft. Als je wat te dichtbij komt,is de kans groot dat je een spandraad raakt en het web wat wordt bewogen. Mevrouw zoekt dan snel een ander plekje.

Nu de meeste schermbloemigen in bloei staan is het feest voor de zweefvliegen. Het is niet alleen een uitdaging om die beweeglijke beestjes goed op de foto te krijgen, maar ook om er een naam aan te geven. Zo dacht ik in eerste instantie dat dit (vanwege het spitse kontje) een puntbijvlieg was, maar uiteindelijk heb ik toch, (vanwege o.a. de gele basis op de dij van de achterpoot) moeten vaststellen dat dit waarschijnlijk de bosbijvlieg is. Maar ik kan er natuurlijk ook zomaar naast zitten.

In Nederland komt de ongeveer 8-15mm grote labyrintspin of gewone doolhofspin algemeen voor op de zandgronden in het oosten en zuiden en ook in de duinen, maar over de verspreiding is niet veel bekend. Eigenlijk vreemd, maar dit zie je vaker bij algemene soorten, omdat de meeste mensen er geen aandacht aan besteden. De Labyrintspin is een trechterspin, die haar naam ontleent aan de karakteristieke vorm van haar web. 
Je vindt die tussen het gras, laag struikgewas of boomwortels als een horizontaal geweven web, dat op één punt in een omlaag lopende trechter overgaat en als een lange tunnel in de vegetatie (als een soort labyrint) verdwijnt. Het dient als schuilplaats, maar ook als vluchtroute. De spin reageert direct en is zeer snel. Dus als een insect op het web terecht komt, schiet ze vanuit de trechterbuis tevoorschijn, grijpt de prooi en sleept die mee de trechter in. Of als jij het web aanraakt, schiet ze meteen diep de trechter in.

donderdag 19 juni 2014

Van alles wat

Na de aanschaf van een Sony Cybershot DSC-H70 ben ik verschillende keren het veld ingetrokken om met name wat close-ups te maken, want dat was toch iets wat ik bij de Canonshot niet goed voor elkaar kreeg. De resultaten stemmen mij tot volle tevredenheid en daar wil ik jullie dan ook in laten meegenieten.

In de door Stichting Ark beheerde Loozerheide bij Dorplein, heeft men afgelopen voorjaar de populieren- aanplant gekapt. Daar zie je nu overal prachtige bloemen verschijnen, die voorheen door de populieren geen kans maakten. Zo bloeien er momenteel weer prachtige damastbloemen (kruisbloem en familie van o.a. koolzaad en pinksterbloem), die hier ooit door imkers zijn gezaaid vanwege hun hoge nectargehalte.
Dit trekt ook andere insecten aan zoals deze koninginnenpage. Het is een van de grootste vlinders die in België en Nederland wordt gevonden, maar is hier geen algemene soort. De page heeft een voorkeur voor open, bloemrijke landschappen, dus de kap van de populieren heeft hier zeker een rol in gespeeld.

Wilde ik met mijn nieuwe cameraatje een close-up maken van het mooie walstro, kreeg ik zomaar een Johanneskever en koekoeksspuug, een karakteristiek schuimnest van een cicade (schuimbeestje) cadeau. Daar zei ik natuurlijk geen nee tegen..... De kever lijkt wel wat op de verwante meikever en junikever, maar blijft met 8 tot 12 millimeter kleiner, en is vrij sterk behaard. Zelfs op de dekschilden. De kever eet plantendelen waaronder bloemknoppen en wordt als schadelijk gezien. De larve echter is veel schadelijker en vreet aan de wortels van planten, waaronder grassen. Als je toevallig de pech hebt dat te grote aantallen je gazon bezoeken, kunnen die dat compleet ruïneren; het gras los komt te liggen of sterft af.

Tijdens een van mijn tochtjes over de Loozerheide liep ik door een pijpenstrootjesveld, waar (door het nieuwe beheer van Ark Natuurontwikkeling) overal water "kwelt". Plots zag ik een wel heel bijzondere schuwe kikker wegduiken; een kikker met een antraciet kleur. Het was, een heikikker. In zijn biotoop zijn vocht, veenvorming en de aanwezigheid van laag struweel en hoge kruidige gewassen belangrijk.
De heikikker lijkt op de bruine kikker, maar is kleiner en heeft een grotere graafknobbel op zijn achterpoten. De kleur, en dat is het misleidende, varieert van geelbruin tot rood/groenbruin op de rug met soms een lichte lengtestreep over de rug heen. Ook heeft hij een patroon van donkere vlekken.

Omdat ik deze kever vond in dichte bodembedekking op de Loozerheide, was ik genoodzaakt hem op mijn hand te houden. Het is een krompootdoodgraver, een kever uit de familie van de aaskevers.
De lengte is 12 tot 24 millimeter en de soort is te herkennen aan het overwegend zwarte lichaam, met twee brede vlekkerige oranje dwarsbanden op de dekschilden. Er zijn verschillende soorten, zoals deze "Nicrophorus vespilloides", die uiterlijk lijken op een gewone doodgraver, maar die heeft oranje uiteinden aan de tasters.

De bonte wikke is een plant die druk bezocht wordt door bijen en hommels. Bijen drukken bij een bezoekje de zgn. zwaarden uit elkaar en de kiel naar beneden om de nectar te verzamelen en zorgen zo ook voor de bestuiving, maar hommels doen het op een niet zo bloemvriendelijke wijze. Ze breken als het ware in om bij de nectar te komen. Ze maken, zoals je kunt zien, gewoon een gaatje in de bloemkroon. Wel zo gemakkelijk. Helaas voor de bloem vindt zo geen bestuiving plaats, maar dat zal de hommel een zorg zijn.

Deze grote vlieg, die tot de huisvliegen hoort, is een schorsvlieg.
Ze valt op vanwege de oranje kleur op de vleugels en de voorkant van de kop. Je ziet ze vaak op de schors van bomen zitten zonnen, dus de naam schorsvlieg doen ze wel eer aan. De vrouwtjesvlieg heeft koeien- of paardenpoep nodig om er een eitje in te leggen. In die uitwerpselen zitten meestal larven van andere insecten en dat is dan weer het voedsel van de schorsvlieglarve. Het is heel bijzonder dat deze vlieg maar maximaal 5 legt. Die verdeelt ze over verschillende vlaaien, namelijk slechts 1 eitje per vlaai, zodat de meeste kans op een succesvolle voortplanting wordt bereikt.

De larve van het lieveheersbeestje ziet er nogal eng uit en wordt daarom door veel mensen verwijderd onder het mom van "het zijn zo vieze beesten". Daarmee verwijderen ze echter ook de beste luizenbestrijders uit hun tuin, want deze larven zijn geduchte rovers en vreten heel wat bladluizen per dag!
De larven vervellen drie keer en na 6 weken kruipt het kevertje dan uit zijn pop en krijgt het langzaam de kleur die bij hem hoort. Deze is nu voor de tweede keer verveld en ik heb geen idee welke soort dit is, want in Nederland komen ongeveer vijftig soorten lieveheersbeestjes voor.

In onze regio zijn ruim 60 soorten krabspinnen. De krabspin heeft geen scharen, maar haar stekelige voorste twee poten zijn wel een stuk groter en zwaarder dan de overige zes poten. Als je het beestje "plaagt" met bijvoorbeeld een takje, zie je ook dat het zowel zijdelings als voorwaarts wegloopt, of de voorpoten zijdelings spreidt net als veel krabben doen.
Je vindt ze op bloemen of bladeren. Hoewel de 4 tot 14 mm grote spin een opvallende kleur heeft, valt ze meestal toch niet op, omdat ze in bloemen met dezelfde kleur leeft en de felle kleur weg valt tegen de achtergrond. Hoewel ze wel spinrag heeft, maakt ze hiermee geen web, maar gebruikt het om zich vast te zetten. Ze blijft bewegingloos zitten totdat een argeloze prooi in de buurt komt. Met een snelle giftige beet (niet giftig voor ons) doodt ze haar vangst, waarna ze het slachtoffer leegzuigt. Zelfs een bij is niet veilig.

Bij deze foto mocht ik echt van een gelukje spreken. Een sprinkhaan die in een hagelwitte bloem van een haagwinde zit, zie je niet elke dag. Normaal vind je ze op wat moeilijker te fotograferen plekjes.
Het is een vrl. sabelsprinkhaan. Er komen 16 soorten in Nederland voor, waarvan een aantal zeldzaam.
De sabelsprinkhaan is herkenbaar aan de lange, draadachtige antennen (2 tot 3 maal zijn eigen lichaamslengte), maar vooral aan de grote legboor (bij het vrouwtje dus), waaraan de soort ook zijn naam te danken heeft. Met wat fantasie kun je er inderdaad een zwaard in zien.

Blogarchief