Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


Posts tonen met het label veelvraat. Alle posts tonen
Posts tonen met het label veelvraat. Alle posts tonen

zondag 26 september 2021

Allemaal beestjes #21

Dit is de laatste post van dit jaar met als thema “allemaal beestjes”. Door het dalen van de temperatuur zie je ze steeds minder en de paddenstoelentijd is ook  aangebroken. Mijn eerste foto’s liggen dan ook al klaar om geplaatst te worden. Maar eerst wil ik zoals gezegd jullie nog een aantal interessante "beestjes" laten zien, die ik dit jaar heb waargenomen en die ik nog niet geplaatst had.


De GOUDOOGDAAS (Chrysops relictus) is niet alleen een mooie soort, maar is ook een bijtende soort uit de familie dazen (Tabanidae). Ze leeft in heide-achtige gebieden, in de buurt van zeer vochtige plaatsen.
Ze is vooral met vochtig weer actief, zoals vlak voor of na een regenbui, of tijdens een broeierige zomerdag.
Ik trof ze bij mijn bezoek aan de Groote Peel veelvuldig aan. De vlieg wordt ongeveer 13 millimeter lang en is te herkennen aan de mooie glanzende blauwgroene ogen. Het achterlijf lijkt enigszins op dat van een bij; geel met zwarte banden, en ook aan weerszijden van het verder zeer donkere borststuk komt de gele kleur terug. Aan de vleugels is echter goed te zien dat het geen bij is; de vleugelbasis is zwart, op iedere vleugel-punt zit een grote zwarte vlek en de vleugels kunnen niet op de rug over elkaar gevouwen worden.
 

Hoewel dazen van nectar leven, heeft het vrouwtje om eitjes te kunnen produceren bloed nodig voor de benodigde proteïnen. Ze heeft vlijmscherp snijdende monddeeltjes waarmee ze een klein wondje in de huid maakt, waarna het bloed wordt opgezogen. Ze kunnen zelfs door dunne kleding heen snijden, om bij de huid te kunnen komen. Gastheren zijn voornamelijk dieren, maar ook mensen kunnen worden gebeten zoals je op bovenstaande foto ziet. De beet van een daas kan heftig zijn, maar in tegenstelling tot haar soortgenoten, is de beet van de Goudoogdaas voelbaar, maar lang niet zo pijnlijk. Soms zelfs zo gering, dat een beet niet eens wordt opgemerkt. In ruil voor een geslaagde foto stond ik dan ook toe dat ik even haar gastheer was. "Voor wat, hoort wat"!!!!!! 


De GEWONE ZANDWOLFSPIN (Arctosa perit) behoort tot de familie van de wolfspinnen. Ik heb al eerder iets over wolfspinnen (Gewone wolfspin en Kraamwebspin) geschreven in de post “Allemaal beestjes” en in “Allemaal beestjes#10”. Volwassen exemplaren van de Gewone zandwolfspin zijn te zien tussen maart en november. Het is een spin die op de meest kale, zandige, plekken met zeer schaarse vegetatie te vinden is. Niet alleen op zandgrond, maar ook in de duinen tref je haar dus aan. En? Heb je haar al gevonden op dit zoekplaatje?????


Dit is een detail van de vorige foto. Bij de vorige foto is het waarschijnlijk even zoeken geweest om te ontdekken waar het spinnetje nou precies zat. Het is dan ook de meest onzichtbare spin. De kleur van de poten en het achterlijf sluiten namelijk naadloos aan bij de zandige omgeving. Haar camouflage maakt het lichaam bijna onzichtbaar. Je zult haar alleen opmerken als ze in beweging is. Als ze stil zit, gaat dat echt niet lukken. Als ze in beweging is, valt het weer niet mee om er een scherpe foto van te maken. Ook al omdat ze niet groot zijn; het mannetje is slechts 7 - 8 mm en het vrouwtje is ietsje groter. Ze overwinteren in los zand in een zelf gegraven 30 cm lange en 4 tot 5 mm brede woonbuis, met spinsel bekleed, en van boven afgesloten.


Geen insect, maar de eitjes van de VEELVRAAT (Macrothylacia rubi). Een nachtvlinder die zijn naam dankt aan de rups, die naar het schijnt veel voedsel aan kan. De ca. 7 cm. roodbruin behaarde, met zwarte ringelbanden herkenbare rups kun je vooral vinden op heideveldjes, zandgronden en duinen. In de post “Van alles wat” kun je deze rups zien. Voorheen werd de vlinder ook wel Heidespinner genoemd. Dit vanwege het soort gebied waar hij vaak voor komt en het spinsel waarmee de rups haar cocon maakt. Hoewel de mannetjesvlinder ook overdag actief is, is het een nachtvlinder. Het vrouwtje vliegt echter alleen ’s nachts. 
 

In juni leggen de vrouwtjes eitjes in klonten op voornamelijk stengels van grassen en andere voedselplanten. Met wat geluk kun je ze wel eens vinden. In augustus komen de eitjes uit en kunnen we de rups vinden. De rupsen zijn actief tot diep in september, soms ook nog in oktober. Ze overwinteren als rups verstopt tussen mos of dode bladeren op de grond. In het voorjaar gaat de rups verpoppen op de grond en vanaf eind april komen dan de vlinders uit de cocons gekropen. Hier zien we zo’n groepje eitjes op een stengel van het pijpenstrootje.


rups van de Nachtpauwoog
Die eitjes lijken wat op die van de NACHTPAUWOOG, maar worden een maand later gelegd, als de rupsen van de nachtpauwoog al rondkruipen op de struikhei of het pijpenstrootje. Ik heb deze vlinder nog nooit gezien, maar Op het internet kun je die eens bekijken.


De PAARDENBLOEMSPANNER (Idaea seriata) is een nachtvlinder uit de familie Geometridae, de spanners. De meeste spanners zijn onopvallend van kleur, maar hebben vaak wel mooie patroontjes. Bij deze Paardenbloemspanner is dat niet echt bijzonder; de voor- en achtervleugel zijn in meer of mindere mate donker bespikkeld en de vleugelzoom is meestal iets donkerder dan de rest van de vleugel. De spanwijdte bedraagt tussen de 19 en 21 millimeter. De vlinder komt in Nederland en België algemeen voor op de zandgronden en in de duinen. Zijn habitat zijn struwelen, ruigten en tuinen; vaak in stedelijke omgeving. Het is een gewone soort, die vaak op verlichte ramen zit. Deze zat, waarschijnlijk ook aangelokt door het licht, tegen een raam op mijn balkon. Zoals bij de meeste spanners, heeft ook deze de vleugels bij rust uitgespreid. Het is een al lang bestaande naam (begin vorige eeuw), maar hoewel je het zou verwachten, is de paardenbloem géén waardplant van deze soort!! De rups voedt zich met droge bladresten. Er zijn elk jaar twee generaties die vliegen tussen mei en september. De soort overwintert als rups en verpopt zich in een cocon op de grond.

De naam spanners danken deze vlindertjes aan de manier van bewegen van de rupsen. Als die bewegen zie je dat ze voor- en achterpootjes hebben en daartussen niks. Geen "buikpootjes" dus..... Als ze gaan lopen, schuiven de achterpootjes eerst bij en dan gaan de voorpootjes vooruit. Een kwestie dus van ontspannen en SPANNEN. In Allemaal beestjes#15 kun je dat goed zien bij een andere spanner; de Grote wintervlinder. 


HELINA is een geslacht van insecten uit de familie van de Echte vliegen (Muscidae). De familie Muscidae is een grote familie. In Europa zijn ongeveer 600 soorten bekend. Soms lijken ze op vleesvliegen, bromvliegen. De naam Echte vliegen is dan wel de officiële naam, maar je ziet  vaak gewoon  "huisvliegen" staan. De bekendste vlieg uit deze familie is dan ook onze huisvlieg.
 

Voor deze Helina is er geen Nederlandse naam. Helina’s zijn vooral herkenbaar aan de sterke beharing.
De verschillen bij de verschillende soorten zijn heel klein De poten van deze zijn geel. Vandaar dat ik denk dat het Helina depuncta of misschien ook wel de Helena impuncta is. Het verschil schijnt met het aantal borstelharen en dwarsaders op de vleugels te maken te hebben. Er zijn nog wel wat meer verschillen in kenmerken tussen deze vliegen, maar dan wordt het verhaal wel erg ingewikkeld. Impuncta komt het meest voor, maar om precies te weten welke van de twee het is, is microscopisch onderzoek door een kenner nodig. Daarom houd ik het hier alleen bij Helina.


Een bijzondere waarneming van deze SCHORSVAANDELDRAGER (Dasycera oliviella), want die schijnt in Nederland een zeer zeldzame en in België een zeldzame soort te zijn. Ik heb de foto voor de zekerheid geplaatst op waarneming.nl en daar is de soortnaam bevestigd als correct. Deze soort is goed herkenbaar, zelfs voor de beginner, kans op verwarring is gering. Ik vond deze bij de IJzeren man in de tuin van het NMC.
De soort is sterk achteruit gegaan in heel het land en beperkt zich nu nog slechts tot enkele vondsten in het zuiden. Ze zijn niet alleen klein (de spanwijdte van de vlinder bedraagt slechts zo’n 15 millimeter), maar zijn ook overdag niet actief en stellen zich verdekt op. Het is namelijk een nachtvlindertje.

Het vlindertje komt uit de familie der sikkelmotten ( Oecophoridae).Ze worden zo genoemd vanwege de kromme snuit (palpen) die de vorm van een sikkel heeft . Je ziet ze soms met vooruitgestoken antennes.
Die antennes vallen op vanwege hun lengte en het witte uiteinde. De soort kent één jaarlijkse generatie die vliegt van mei tot in augustus. De rups leeft vooral van dood hout, onder de bast van dode en stervende bomen. In “allemaal beestjes#13” van september 2019, heb ik over een andere sikkelmot geschreven;
de Bruine Molmboorder. Daar kun je de sikkels beter zien.


Exoten of uitheemse soorten zijn planten en dieren die niet van oudsher in ons land voorkomen. Soms komt een soort op eigen kracht onze kant op en weet hier te overleven. Anderen krijgen onbedoeld een lift.
Een nieuwkomer onder de spinnen is deze GROTE STEATODA  (Steatoda grossa). Een spin die behoort tot de kogelspinnen. Je vindt ze veelal op donkere plaatsen in gebouwen (met een voorkeur voor kelders, waar ze dan vaak bij het keldergat haar web heeft), maar ook in de open lucht aan solide structuren te vinden.
De spin verbergt zich meestal in een spleet. Vaak (maar niet altijd) zie je lichtere inkepingen op de rugzijde van het achterlijf. 

Deze spin wordt vaak aangezien voor een Zwarte weduwe, maar heeft geen rode vlekken op de lichaams- onderzijde. De beet van de steatoda kan pijnlijk zijn, maar er zijn geen ernstige gevolgen. Toch is de kans op een beet klein: de spin blijft het liefst in zijn nest, bij mensen vandaan en is niet agressief.


In tegenstelling tot wat haar naam doet vermoeden is de spin niet zo groot. De Grote steatoda is echter groter dan andere soorten uit hetzelfde geslacht Steatoda. Vandaar de toevoeging “Grote”. Op de foto zie je een vrouwtje. Het vrouwtje wordt 6,5 tot 10 mm groot, is donker gekleurd en heeft een bolvormig achterlijf. Typische kleuring varieert van paarsachtig bruin tot zwart, met lichtgekleurde markeringen. Het mannetje ziet er heel anders uit dan het vrouwtje. Hij wordt 4 tot 6 mm groot en is ook dunner dan het vrouwtje. Vrouwelijke Steatoda grossa-spinnen kunnen wel tot zes jaar oud worden. De gemiddelde levensduur van de man is 1-1,5 jaar. Die is aanzienlijk korter, omdat ze vaak al kort na het paren sterven. 

De COLORADOKEVER  (Leptinotarsa decemlineata) is een kever die behoort tot de familie van de bladkevers (Chrysomelidae). De kever wordt ongeveer een centimeter lang en lijkt door zijn bolle en ronde lichaam wat op een groot lieveheersbeestje. Het onderscheid is dat de coloradokever vijf zwarte strepen heeft op elk van de dekschilden, die verder een geel tot geeloranje kleur hebben.  

De Coloradokever overwintert onder de grond en in de lente leggen de vrouwtjes honderden eitjes. De kever voedt zich uitsluitend met bladeren en bloemen van planten uit de nachtschadefamilie. De aardappelplant is de meest bekende en daar tref je hem dan ook vaak op aan. Als er tenminste niet wordt gespoten………
Ik heb ooit gelezen dat er in één seizoen tot wel 6 keer gespoten wordt. Vandaar dat je ze tegenwoordig minder vaak ziet.


De soort kwam oorspronkelijk alleen voor in de Amerikaanse staat Colorado. In 1877 werd de Amerikaanse oostkust bereikt en na de Eerste Wereldoorlog kreeg de kever vaste voet aan de grond in Europa . In Nederland werd de kever voor het eerst in 1937 levend gevonden, in Baarlo (Limburg) om precies te zijn. Een jaar later, in 1938, waren er ten zuiden van de Maas al 161 gemeenten met 607 vindplaatsen bekend.
Er is in het begin nog geprobeerd de kever uit te roeien. Daarom werden soldaten en werklozen ingezet om de kevers met man en macht te verzamelen en met gif te bestrijden, maar dit is niet gelukt. 
 
Ik kan me nog goed herinneren dat ik als jochie door mijn moeder op “coloradojacht” in de groentetuin werd gestuurd als ik niks aan het doen was. Altijd leuk om te doen (toen dan....) tenminste voor de kevers, maar de larven vond ik maar vieze beesten.


Probleem bij deze kever is, dat er geen natuurlijke vijanden zijn, omdat zowel de kever als de larve giftig zijn. Daardoor kon de coloradokever zich zeer snel vermenigvuldigen. Eén enkele kever kan in één seizoen voor duizenden nakomelingen zorgen. Onder gunstige omstandigheden, zoals hogere temperaturen en voldoende voedselaanbod, kunnen de larven van de coloradokever zich binnen twee tot drie weken ontwikkelen van jonge larve tot pop. De kevers kunnen zo een geduchte plaag vormen voor de aardappelteelt. Met name de larven zijn erg vraatzuchtig en kunnen aardappelvelden geheel ontbladeren.

De ZURINGWANTS of ZURINGRANDWANTS (Coreus marginatus) is een forse 11-15 mm grote tabaksbruine randwants die als imago te herkennen is aan haar bijna ronde achterlijf, de egale kleur en opvallend breed afgeronde schouders. De vierledige antennes zijn ongeveer de helft van de lichaamslengte en duidelijk zichtbaar vanwege de roodoranje kleur maar altijd met een zwart uiteinde. 

De naam randwants is vanwege de sterk verbrede rand van het achterlijf (abdomen).
Ze zijn zeer algemeen en bijna overal in Nederland te vinden, tot zelfs op de waddeneilanden. Je vindt ze in allerlei open en halfopen biotopen. Wordt ook veel gevonden in wegbermen, parken en tuinen.
Het voedsel bestaat uit diverse planten of de zaden ervan waar sappen uit worden gezogen, geliefd zijn planten als zuring en duizendknoop.
 
 
 
De Zuringgwants die je op deze 2 foto's ziet, is een nimf. Nimfen zijn nog niet volledig ontwikkelde imago's.
Nimfen van de Zuringwants lijken al direct op de ouderdieren, maar zijn nog vleugelloos, zijn sterk gestekeld en hebben relatief veel grotere antennes. Omdat de zuringwants zowel als imago en als nimf kan overwinteren, zijn in het voorjaar al diverse generaties te zien.

dinsdag 30 september 2014

Van alles wat 3

Vandaag weer wat foto's en een praatje over beestjes waar we meestal geen aandacht aan schenken, maar die de moeite van het bekijken meer dan waard zijn. Op de close-ups die ik ervan gemaakt heb, is goed te zien hoe boeiend onze kleine dierenwereld kan zijn.

Ze zijn er nog, de libellen. Dit is een GEWONE OEVERLIBEL. Een mannetje. Mannetjes zijn namelijk blauw gekleurd met een zwarte achterlijfspunt. Vrouwtjes zijn bruin met zwart met lichtere zijkanten. Door deze kleuren lijken ze sterk op de platbuik, maar die laatste soort is duidelijk breder.

Veldsprinkhanen zijn herkenbaar aan de korte antennen en het ontbreken van een legboor. De meest algemene veldsprinkhaan is de BRUINE SPRINKHAAN. Deze soort stelt weinig eisen aan de leefomgeving en je komt hem dan ook overal wel tegen. Vanwege zijn "zang" wordt ie ook wel tandradje genoemd. De kleur van deze sprinkhaan is uiteraard bruin, maar er is soms ook wat groen of rood zichtbaar.
Probeer er eens een te vinden en geniet dan gewoon eens van dit kleine magische springwondertje.

De KLEINE VUURVLINDER is een kleine oranje-bruine standvlinder, die verspreid over het hele land voorkomt. Meestal niet in grote getale, dus het blijft een verrassing om er een te vinden. Hij mag dan wel rood zijn, maar hij is familie van de blauwtjes! Vooral wanneer de zon erop schijnt, lijken de voorvleugels intens te schitteren en is hij gemakkelijk te zien.
Je vindt hem bij schrale graslanden, open terreinen, heidevelden, duinen en braakliggende gronden.
De waardplanten voor de rups zijn vooral zuringsoorten zoals schapenzuring en veldzuring.

Nu de dagen korten en de nachten kouder worden, maken de vlinders dankbaar gebruik van elk zonnestraaltje dat ze kunnen vangen. Dat geldt ook voor deze ATALANTA. Toen ik om 10 uur deze foto nam, was hij blijkbaar nog niet voldoende opgewarmd en kon ik hem van dichtbij op de "korrel" nemen.
Met de vleugels wijd gespreid, kon ik hem van alle kanten rustig bekijken. Normaal zijn deze vlinders erg snel en is het moeilijk er een foto van te maken.

De VEELVRAAT (ook wel heidespinner genoemd), is een grote diklijvige nachtvlinder ,waarvan het mannetje ook overdag vliegt. De vrouwtjes vliegen alleen ´s nachts. De onopvallende vlinder komt in Nederland wijdverbreid voor in bossen, heidevelden, zandgronden en duinen. Vlak voor het einde van de zomer, in augustus, komen de gelegde eitjes uit en zijn de meeste vlinders weer gestorven.
Ik vond de roodbruin behaarde, met zwarte ringelbanden herkenbare rups op een heideveldje. Ze doet een beetje denken aan de grote beerrups en de haren kunnen ook jeuk veroorzaken.

De DAMBORDVLIEG is een vleesvlieg, waar we vies van zijn en eigenlijk is dat wel terecht. In tegenstelling tot de meeste vliegen is deze soort eierlevendbarend; er worden wel eitjes geproduceerd, maar die komen ín het vrouwtje al uit. Dit heeft als voordeel dat de larven meteen kunnen beginnen met eten. De larven worden namelijk afgezet op aas of vers vlees van open wonden, waarin ze zich verder ontwikkelen.
Ondanks dat we het een vies beestje vinden, speelt ze een grote rol in de voedselketen, want ze is voedsel voor veel insecteneters. De kleur van deze vlieg is grijszwart en ze heeft een patroon van afwisselende lichte en donkere vlekken, waaraan ze de naam dambordvlieg te danken heeft.


Op vuilniswagens in mijn woonplaats staat: "afval bestaat niet". Ik betwijfel of dat wel helemaal waar is, maar voor de natuur geldt dat gezegde in elk geval wel. Het klinkt cru, maar in de natuur geldt: "dood doet leven". Alle dode materialen, planten en dieren worden namelijk door bacteriën, schimmels en grote of kleine aaseters "gerecycled". Vooral in die laatste groep zijn er heel veel, die van dode dieren afhankelijk zijn.
Dat geldt ook o.a. voor deze GROENE VLEESVLIEG. Of beter gezegd, voor haar nakomelingen. Ze legt namelijk haar eitjes in kadavers (op deze foto is dat een haas), zodat de larven, meteen als ze ter wereld komen, aan een gedekte tafel komen te zitten. En zeg nou zelf: ondanks dat we het een vies beestje vinden, is het toch (zeker met felle zonnestralen er bij) een prachtig insect met die metallic lijkende groene kleuren.

Je ziet ze weer, langpootmuggen. Dit is een KOOL-LANGPOOTMUG. Het zijn onbeholpen slungels, met een veel te groot lijf en te kleine vleugels, die je moeiteloos uit de lucht kunt plukken. Ze worden ook wel vliegende hooiwagen, of glazenwasser genoemd (omdat ze `s avonds op het licht af komen en luidruchtig rond de lamp fladderen). Het zijn de primitiefste tweevleugeligen en ze behoren tot de orde van de vliegen en muggen. Waarschijnlijk hebben ze ooit 4 vleugels gehad, maar het achterste paar is in de loop der evolutie omgevormd tot een soort knotsvormige haltertjes, die ze gebruiken als stabilisator. Op deze foto zijn die goed te zien.
Hoewel het lijkt of ze een angel hebben, steken ze niet. Die achterlijfspunt is namelijk een legboor. Daarmee legt het vrouwtje de eitjes in de grond. Hieraan kun je dus ook zien dat dit het vrouwtje is, want het mannetje heeft die niet nodig. De volwassen langpootmuggen leven maar enkele dagen om te paren en zijn onschuldige dieren, maar de emelten (de larven) kunnen flink schade aanrichten aan o.a. gazons.
Er zijn veel soorten kortschildkevers. In "Allemaal beestjes 16" kun je er wat meer over lezen.Ze zijn vaak niet zo gemakkelijk op hun juiste naam te brengen, maar dat geldt niet voor deze ongeveer 3 cm grote STINKENDE KORTSCHILDKEVER. Het is ook de meest bekende. Sommige mensen kennen hem misschien als het “vuilnisbakmonster”. Dit is namelijk zijn bijnaam, omdat hij graag en vaak onder de vuilnisbak zit. Deze felle jager komt graag in de tuin, omdat er zoveel schuilplekjes zijn onder stenen of bladeren of bij de mestvaalt.


Hij is er niet van gediend als je hem stoort en neemt net zoals de andere kortschildkevers meteen een dreighouding aan; hij spert zijn kaken open, steekt de grote tasters recht vooruit en zijn staart wordt net zoals een schorpioen omhoog en naar voren gekromd. Op die achterlijfspunt zitten klieren, die een stinkende vloeistof kunnen spuiten. Ik kan me goed voorstellen dat hij afschrikt. Het is echter niet de staart waar je voor moet oppassen, maar zijn stevige kaken. Hiermee kan hij je pijnlijk bijten en hij laat niet graag los.
Ik heb die dreighouding proberen te fotograferen door hem eventjes aan te tikken met een takje en je ziet het resultaat. Je bent wel gewaarschuwd, want het is dus geen beestje om zonder handschoenen aan te pakken.

Ik bezoek regelmatig met de Ecologische Werkgroep Weert Zuid een natuurgebied in mijn omgeving voor een inventarisatie van planten. Bij het zoeken naar bijzondere (en gewone) plantjes, zie ik regelmatig andere dingen die interessant zijn om te fotograferen. Zo vond ik ook deze bijzondere rups. Aan de witte "ogen" op zijn lijf, de 2 paar buikpoten en 1 paar naschuivers is te zien dat deze bij de familie der uiltjes (nachtvlinders) hoort. Het is de rups van het SCHAAPJE. Een heel toepasselijke leuke naam voor deze rups. Je vindt de soort vooral in broekbossen, heide en moerassen. De onopvallende vlinder zul je niet gauw zien, of je moet 's nachts op pad gaan. Ze komen dan af op het licht.

De zweefvliegen lijken allemaal wel wat op elkaar. Pas als je ze op je gemak kunt bekijken nadat je er een close-up van hebt gemaakt, kom je er achter hoeveel verschillende soorten er zijn. Deze zweefvlieg, die je vaak bij kleine poeltjes of vennetjes ziet, is de HOOGVEENZWEEFVLIEG.
Deze zweefvlieg wordt ongeveer 13 tot 15 millimeter lang en is daarmee groter dan de meeste soorten.
De larven die in zuurstofarm water leven, hebben een unieke manier van ademen; een soort uitschuifbare buis die tot het wateroppervlak reikt. Zo haalt de larve adem, zonder in gevaar te komen. Men noemt ze heel toepasselijk rattenstaartlarven.

Als je in de natuur je momenten van rust neemt en je ogen dan goed de kost geeft, zie je vaak leuke dingen. Zo kwam ik oog in oog te staan met dit kleine ROSSE WOELMUISJE. Oog in oog is wat te veel gezegd, want het beestje was nog zo jong, dat het zijn oogjes amper open kon houden. Het was zich nog van geen gevaar bewust, zodat ik het van alle kanten kon bekijken. Vooral de pootjes vielen me op.
Dit muisje dankt zijn naam aan de rosse gloed die over zijn vacht ligt. De woelmuis kent vele vijanden, dus het is zaak om voor veel nakomelingen te zorgen. Het voortplantingsseizoen loopt van februari tot oktober. De vrouwtjes krijgen meestal 3 tot 7 jongen en dat vier à vijf keer per jaar. De jongen worden geboren na een draagtijd van 16 tot 18 dagen en de jonge geboren vrouwtjes zijn al geslachtsrijp na 4,5 week. Dus tel uit je winst.....

Blogarchief