Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


zondag 8 september 2013

Amsloberg

Hoewel de “Groote Peel” niet direct in de Weerter omgeving ligt, is het gebied, in het kader van de EHS, van groot belang voor met name het Weerter Bos. Het is geoormerkt als Natte Natuurparel. Verbindingen tussen "natuur- eilanden" zijn van groot belang voor het voortbestaan van soorten en het oplossen van de verdrogingsproblematiek. Hierover heb ik al geschreven in mijn blog over de Ecologische Hoofdstructuur.
Er wordt o.a. gewerkt aan verbindingen van de Groote Peel naar de andere grote peelvennen (Deurnese Peel en Mariapeel), naar de kleine Peelrestanten (Groote Moost, Sarsven,de Banen, Schoorkuilen, Roeventerpeel) en via de Kievitsloop (van oudsher gevoed vanuit de Grote Peel), wordt waarschijnlijk verbinding gemaakt met het Weerter Bos. Het plan sluit goed aan bij het plan "herinrichting Stroomgebied Oude Graaf".


De meeste mensen kennen de Groote Peel als natuur- landschap van afwisselend ontoegankelijk veenmoeras, plassen en vaarten. Minder bekend is dat er ook hoge en droge zandruggen aan de rand van het veen liggen, zoals Aan den Berg en Amsloberg (bij de 10e baan). Hier zie je open heideterreinen, hooggelegen stukken stuifzand en vlakten met pijpenstrootje. Waarschijnlijk was dit ook de oudst bewoonde plek in de Peel. Staande op het hoogste punt heb je een prachtig uitzicht over de wijde, eindeloos lijkende "leegte". Er is nauwelijks een plek te vinden die zo’n rust uitstraalt als de Amsloberg.

Amslo is een verbastering van Ansel en lo. De naam Ansel(m) komt van het Oud-Germaans *ans(i)- "Goden" en *χelma- "helm, bescherming" en betekent “onder bescherming van de Goden”. De naam Lo heeft etymologisch meerdere betekenissen. Hier gaat het mijns inziens terug op het Germaanse *lauhaz, waarmee bedoeld wordt "open vlakte die hoger gelegen is dan zijn omgeving" en omgeven is door bossen, heide- velden en zandverstuivingen. Amsloberg was dus een plek waar de mensen zich blijkbaar veilig voelden.
In Ospeldijk ligt een straat, Anselberg, die aan dit verleden herinnert.

100 Jaar geleden was er vanwege begrazing weinig bos bij de Amsloberg. Door verdroging, toenemende voedselrijkdom en het achterwege blijven van begrazing, is dit veranderd en hebben bomen, struiken en grassen steeds meer de overhand gekregen.
Als je de natuur nu dan ook zijn gang zou laten gaan, was het gebied binnen 25 jaar bos…

Begrazing door de Blonde d’Aquitaine, omdat dit rund kan leven van een karig rantsoen.
Begrazing, vroeger door schapen, nu door koeien en IJslandse paarden, moet het wijdse landschap in stand houden. Vee in natuurgebieden is niet nieuw. Vroeger lieten de boeren uit de buurt hun vee grazen op alle plaatsen waar maar wat eetbaars te vinden was. Natuurbeheer was niet het doel van de begrazing. Tegenwoordig wel. Er lopen niet zo veel dieren, waardoor meer en minder sterk begraasde plekken ont- staan en de natuurlijke begroeiing gevarieerd blijft. De effecten op de Amsloberg zijn goed te zien; bos, gras- land, heide en velden vol pijpenstrootje wisselen elkaar af. Deze variatie trekt een diversiteit aan dieren aan




Grotere kaart weergeven

dinsdag 3 september 2013

Alles is maakbaar, ook de Buuëtjes hei. Zolang als het duurt.........

Van half augustus tot midden september is de heide op zijn mooist en kleurt prachtig paars. Dus dit is nu hét moment om een gebied uit te zoeken en er naar toe te gaan. Mijn keuze viel op de "Buuëtjes hei", een klein heidegebied in Stramproy. Eind februari, toen de sneeuw er nog lag, bracht ik er al een bezoekje. In mijn blog vertelde ik, dat een groepje natuurliefhebbers uit Stramproy het laatste en enig overgebleven stukje échte Stramproyer hei in 2000 heeft geadopteerd en er al jaren op een natuurvriendelijke wijze de schouders onder zet om dit tot ontwikkeling te brengen. Een lovenswaardig initiatief.

En het resultaat mag er zijn; ik kan je aanbevelen hier eens naar toe te gaan. Dit is een gebiedje dat we moeten koesteren. Zeker als je bedenkt met welke eenvoudige middelen men dit voor elkaar kreeg.

Het resultaat van kleinschalig beheer door de werkgroep gedurende meer dan 10 jaar.
Ik hoor je al zeggen: "dat is toch niet meer natuurlijk!!" En dat kan ik alleen maar beamen.
Guus Urlings schreef in maart een interessant artikel hierover in de Limburger. Hij zei kort samengevat: "God schiep de wereld, en de Nederlanders schiepen Nederland". Hij refereert aan een artikel in NRC Handelsblad van een wethouder uit Almere, die het als volgt formuleerde : „Alles is maakbaar....”
Dit n.a.v. het "maken" van een eigen stukje duinlandschap in een gemeente die niet eens aan zee ligt, omdat zo’n nep- duinstrook een aantrekkelijke omlijsting vormt in een woonwijk. Er werd voor het "Project Duin" een kwart miljoen kuub zand aangevoerd. De strekking is: Als we zin hebben in duinen bij Almere, dan komen er dus duinen.

Te gek voor woorden eigenlijk, maar als we reeël zijn, zijn nagenoeg alle landschappen in Nederland een product van de tekentafel. Er is in ons land nauwelijks een vierkante meter te vinden, die nog niet op de schop is geweest. Elk landschap hier is mensenwerk en dat is overal merkbaar aan de sporen die hele generaties vóór ons hebben achtergelaten. Veel is helaas (blijvend) vernietigd.
De landschappen in Kempen-Broek zijn óók het gevolg van menselijk ingrijpen. Dit ingrijpen was vroeger (vanwege economische belangen) dus al zo, we zagen het de afgelopen decennia bij natuurbescherming en nu ook bij natuurbeheer en -ontwikkeling. Die doen ook aan het zogenaamde “maakbaarheidsdenken”.

zonder beheer zullen de tere heideplantjes in korte tijd worden overwoekerd
Ook het beheren en behouden van een heideterrein, is in wezen een voortdurende strijd tegen wat de natuur zelf eigenlijk zou willen. Laat je het gebied aan zichzelf over, stop je bijvoorbeeld met plaggen, of laat je niet begrazen, dan wordt het gebied binnen de kortste keren weer overwoekerd door bomen en struiken en maakt de natuur er een bos van. Dat geldt voor elk heidelandschap en dus ook voor de "Buuëtjes hei. Dat is niet wat wij willen, dus we grijpen in…….

Dit "maken van natuur", zien we nu overal in Grenspark Kempen-Broek. Ark en de andere betrokken natuurorganisaties zoals Natuurmonumenten, hebben gekozen voor uitgestrekte, robuuste en spontane natuurgebieden, waar natuurlijke processen hun gang mogen gaan en scheppen de voorwaarden om deze ontwikkeling mogelijk te maken. Ook in dit streven zien we, dat bij het creëren van nieuwe natuur, de mens bepaalt wat mooi of belangrijk is. Of zoals Guus Urlings zegt: "De natuur, de planten en de dieren spelen de glansrollen, maar uiteindelijk bepalen wij wat de moeite waard is om te behouden. Wij schrijven het script en zijn de regisseurs, de makers"...

Natuurontwikkeling kost echter tijd en kun je niet in korte tijd afdwingen. Maar dat is blijkbaar niet de visie van Ark (en Natuurmonumenten?) voor Kempen-Broek. Het is alsof er een (te korte) deadline is, waarop deze ontwikkeling moet zijn afgerond.

Pijpenstrootje, berk, grove den, vogelkers en vuilboom gaan de heide overwoekeren
Zonder beheer gaat ook de braam hier in korte tijd welig tieren.
In een raadscommissievergadering in Weert van 25 april, waar het al dan niet doorgaan van het plaatsen van wildroosters op de agenda stond, kwam dit ook aan de orde. Er werd gezegd dat men (Ark en Natuur- monumenten?) vaak te vlug wil handelen, dat er te vaak gepusht wordt, dat er vaker niet voldoende zorgvuldig wordt overlegd met andere partijen en men soms zelfs al handelt zonder toestemming (o.a. het afsluiten van een openbare weg). Dit alles met de bedoeling de versnipperde gebieden aaneen te sluiten  en het gebied groter en toegankelijker te maken.

De verantwoordelijke wethouder gaf in die vergadering ook aan, af en toe de indruk te hebben dat Ark en Natuurmonumenten alleen bezig zijn met "wildernisnatuur" en recreatieve mogelijkheden voor het gebied ondergeschikt gemaakt worden. Ik vraag me af, of er met zo'n visie voor dat kleine juweeltje, de "Buuëtjes hei" dus, nog wel plaats en aandacht is?

De visie en de aanpak van Ark en Natuurmonumenten is in elk geval niet die van de werkgroep, die jarenlang enthousiast zorgde voor het beheer. Deze heeft namelijk (zo kwam mij ter ore), onlangs helaas besloten er na 13 jaar mee te stoppen.....

Is dit straks verleden tijd??
Ik vraag me af hoe het nu met dit stukje natuur verder moet. Hopelijk wordt het kleinschalige beheer gecontinueerd door anderen, want anders denk ik dat binnen afzienbare tijd ook het laatste stukje hei in Stramproy tot het verleden hoort. Dat zou dood- en doodzonde zijn.....

Aaneengesloten gebieden waarin de natuur (plant en dier) voorrang heeft, zijn van groot belang voor de Ecologische HoofdStructuur waar Kempen-Broek deel van uit maakt en voor de begrazing door de taurossen. Die kunnen zich verspreiden als hun leefgebied (tijdelijk) ongeschikt wordt. Ik vind het fok- en kruisprogramma van de taurossen een initiatief, dat ik vol interesse volg, maar mijns inziens zijn het niet de meest geschikte dieren voor begrazing van een heidelandschap.

Lichtpuntje: In de laatste nieuwsbrief van Ark van dit jaar zegt Harry Suilen, beheerder bij Natuur- monumenten, in een interview waar ook een vraag of er nog verbeterpunten zijn, het volgende: 
"Ja, begrazing met Taurossen valt (nog) niet overal even goed. Mensen zijn er gewoon nog bang voor. Dat moet wennen en duurt even.We moeten oppassen dat het middel van begrazing niet tot doel wordt verhe- ven. Als ARK zou ik hier losser mee omgaan en ook een paar gebieden gaan begrazen met andere dieren." 

“broedhopen” aan de bosrand, als schuilplaats voor vogels,amfibieën en kleine zoogdieren
Ook de jeugd heeft het gebied gevonden, getuige deze hut

zondag 18 augustus 2013

Linjer Brökske

Na de herinrichting en sanering van de Tungelroyse beek (1999 tot 2011), is een bezoekje aan de beek en de omringende natuurgebieden zeker de moeite waard. Prachtig te zien hoe de natuur zich ontwikkelt in en langs de rustig stromende beek, die zich al meanderend een weg baant door het Weerter landschap.

Beek tussen Heltenbosdijk en Maaseikerweg (bij het Savelveld in Stramproy)
Galloways, die voor de begrazing zorgen, zoeken verkoeling in de beek

valeriaan
citroenvlinder
Een ideale omgeving voor een wandelingetje langs het water. Daar zijn de dorpsraden van Tungelroy en Stramproy goed op ingesprongen. In Tungelroy heeft men zijn “Ommetje Romeinse brug”; een wandeling rond het dorp, waarin de beek met de Romeinse brug is opgenomen. En in Stramproy heeft men sinds de officiële opening op 13 mei 2012 zijn “Ommetje Linjer Brökske”.



Omstreeks 1850 lag over de beek al een bruggetje. Het was gebouwd door Perjan Peeters uit Tungelroy, een boer die een stukje grond had aan de Royer kant van de beek en er zo gemakkelijk kon komen. Het bruggetje werd in 1948 verwijderd, omdat het in verval was geraakt en oversteken niet meer verantwoord was.
Het is in 1953 weer herbouwd door Willem Bruynen uit Stramproy. Hij gebruikte dit bruggetje om het vee aan de overzijde van de Tungelroyse Beek sneller te kunnen bereiken en niet via de Heltenbosdijk of Maaseikerweg te hoeven gaan.

Willem was getrouwd met een kleindochter van Perjan, die in Stramproy “Linjer Toke” werd genoemd.(Linjer is afgeleid van Leonard). Daarom werd het bruggetje het "Linjer Brökske" genoemd. Het was een eenvoudig bruggetje, gemaakt van ijzeren tramrails van de in 1934 opgeheven tramlijn Weert-Maaseik en wat planken. Omdat de beek hier wat dieper was (vanwege een bom die daar in de Tweede Wereldoorlog was gevallen), was die plek toentertijd ook populair bij de royer jeugd om te zwemmen.
Het verloor zijn functie echter al weer na de ruilverkaveling in het midden van de zestiger jaren en men heeft het vanwege het rechttrekken van de beek afgebroken.

 
Reeds jaren waren er al plannen om tussen de Heltenbosdijk en de Maaseikerweg over de Tungelroyse beek een wandelbruggetje te maken. Een oversteek, om op die manier de Tungelerwallen beter en sneller toegankelijk te maken voor wandelaars vanuit Stramproy.
Na de herinrichting van de beek greep men zijn kans. Met medewerking van de familie Bruynen en financiële steun van o.a. ARK Natuurontwikkeling, provincie Limburg, IKL-Limburg, Gemeente Weert en Waterschap, heeft de Stramproyer dorpsraad het bruggetje in ere hersteld en opgenomen in de wandelroute "Ommetje Linjer Brökske".


De brug ligt op een wat hoger gedeelte langs de beek. Toen bij de ontginningen van de drassige omgeving (m.n. in het Wijffelterbroek), in de beginjaren van de vorige eeuw, de beek werd uitgediept voor een snellere afvoer van het water, werd het vrij gekomen zand namelijk op een perceel langs de beek gestort.
Het perceel was het eigendom van de familie Canoy uit Baexem die veel grond en boerderijen in Stramproy had. De nakomelingen van Jan Mathijs Canoy en Maria Elisabeth Donders uit Stramproy (mede-eigenaresse van de "Brookmeule") erfden rond 1930 onder andere deze molen.
Grond van rijken werd in de volksmond "Hieëregood” genoemd. Bij de herinrichting en sanering van de beek heeft men deze verhoging zo gelaten en heeft het plekje de naam "Hieëregood” behouden.



Het ommetje ‘Linjer Brökske’ van 6,5 km, start en eindigt op het Kerkplein in Stramproy. De route gaat langs kapellen, wegkruisen en molens via het Savelveld (zavel=sabulum=grof zand) naar de Tungelroyse beek met het Linjer Brökske. Bij het bruggetje, op 't "Hieëregood", is een rust- en picknickplaats onder de bomen.

De wandeling is gecombineerd met het “Ommetje Romeinse Brug” in Tungelroy.

woensdag 31 juli 2013

Valse acacia in het Weerter Bos.

Toen ik begin juli in het Weerter Bos over de Maarheezer- grensweg langs het afgegraven Maarheezerveld fietste, zag ik verschillende knoestige bomen met opvallende en prachtige, tot 20 cm lange, sterk geurende witte bloemtrossen. Het zijn de bloemen van de zogenaamde valse- of schijn acacia. De nectar van deze bloem kan 35 tot 59% suiker bevatten, waardoor de eveneens sterk geurende bloemen veel bijen lokken. In het najaar blijven peulen met zaden aan de boom hangen. De kleine, harde zaden kunnen tot 30 jaar later nog kiemen.

Aan de bloemen van de valse acacia is goed te zien, dat we met een vlinderbloemige te doen hebben. Familie van bijvoorbeeld de erwt. En hoewel de “Robinia pseudoacacia” ook nog scherpe stekels op de takken heeft, is het géén acacia. Vandaar ook de naam pseudo-acacia.

Robinia pseudoacacia verwijst naar “Robin” en naar “acacia”. Jean Robin was een lijfarts van koning Hendrik IV van Frankrijk, die in 1601 deze Noord-Amerikaanse boomsoort in de tuin van het Louvre in Parijs plantte. Acacia komt van het Griekse akis: doorn.

Vanwege de snelle en grillige groei en nood- zakelijk arbeidsintensief snoeiwerk is de robinia niet geschikt voor de kleine tuin. Voor dat doel zijn cultivars ontwikkeld. (cultivated =geteeld variety). De soort heeft een zeer hoge weerstand tegen insectenaantasting en is goed te verwerken.

Reeds vroeg kwam men er achter dat robiniahout vanwege zijn hardheid en sterkte (Robinia is sterker dan eik en is een volwaardig alternatief van tropisch hardhout) als grondstof voor bijvoor- beeld wielspaken, laddersporten, afrasteringspalen, nagels, pinnen en meubels gebruikt kon worden.
Dat is waarschijnlijk ook de reden dat je deze boom nu nog aantreft in het Weerter Bos. Het Weerter Bos werd namelijk in de 19e en 20e eeuw omgevormd van moerasbos tot productiebos.

De valse acacia noemen we een invasieve exoot. Invasieve exoten zijn uitheemse dieren, planten en micro-organismen die door menselijk handelen in een nieuw gebied terechtkomen (zoals Ned.) en die door vestiging en verspreiding schade kunnen veroorzaken. Doordat hij snel groeit (tot 1 m. per jaar), een enorme kiemkracht heeft en er ook massaal nieuwe bomen opschieten vanuit een breed en oppervlakkig wortelstelsel, kan dat schade veroorzaken en door het afzetten van stikstof in de bodem (een eigenschap van alle vlinderbloemigen) is er mogelijk sprake van bodemverrijking en verruiging. Hierdoor kunnen inheemse planten die op de arme bodem groeien, mogelijk in het gedrang komen, waardoor de biodiversiteit vermindert.



 
Uit ecologische overwegingen zou de boom dan ook bestreden moeten worden. Omdat de robinia graag groeit op losse grond, vraag ik me echter ook af, of deze boom ook bestand is tegen de vernatting die er momenteel in het Weerter Bos plaatsvindt. Mogelijk verdwijnt de soort dan vanzelf na verloop van jaren.
Persoonlijk zou ik dat jammer vinden, want hij brengt wel kleur in het bos.

dinsdag 2 juli 2013

Schoorkuilen

In de gemeente Nederweert is al in januari 2007 Stichting het Limburgs Landschap gestart met de eerste werkzaamheden van het venherstel- project “Kwegt” en “ Schoorkuilen”.
De Schoorkuilen maakte vroeger deel uit van de Roeventerpeel. In het gebied werd op kleine schaal turf gestoken, waardoor de vennen, kuilen of “koulen” ontstonden.
Met een “schore” werd in het Middelnederlands een kleine waterovergang bedoeld, gewoonlijk niet meer dan een paar balken of planken breed. Het viel niet mee hier overheen te lopen. Denk maar eens aan het woord “schoorvoetend” dat we nu nog gebruiken in de betekenis van “aarzelend, voorzichtig”. Waarschijnlijk dat bij Schoorkuilen het smalle en enige paadje bedoeld werd, dat op onderstaande kaart van 1892 te zien is; de Schoordijk.
kaart van 1892 met de huidige rood ingekleurde Schoorkuilen
Over de Roeventerpeel heb ik al een en ander geschreven. De aanleg van kanaal Wessem-Nederweert was een ingrijpende verandering van het gebied, dat tot dan toe vrijwel ongeschonden was. Het betekende meteen ook het einde van Schoorkuilen, dat men kon gaan gebruiken als landbouwgrond. Het gebied is nu (anno 2013) nog aangewezen als TOP-gebied en maakt deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).
Dat betekent dat gestreefd wordt om de knelpunten, zoals met name de verdrogingsproblematiek, tussen natuur en landbouw te verbeteren en op te lossen en van de versnipperde natuurgebieden één aaneen- gesloten gebied te maken, waarin de natuur (plant en dier) voorrang heeft en wordt beschermd.
Roeventerpeelven

Vanwege de autoweg en het kanaal is het natuurlijk niet meer mogelijk het oorspronkelijke Roeventerpeel te herstellen. Vandaar de “deelvennen” Roeventerpeel, Schoorkuilen en Kwegt. Deze sluiten aan op Sarsven, Banen, de Zoom en de Moost. In de periode 2007-2009 is al een 40 ha groot gedeelte aan de andere kant van het kanaal door Rijkswaterstaat hersteld, als proefproject en als natuurcompensatie. Dit gebied, waar ik al iets over geschreven heb, wordt de “Kwegt” genoemd en heeft zich in korte tijd prachtig ontwikkeld.
de Kwegt
Aan weerszijden van de Schoordijk is in de afgelopen jaren ongeveer 1 miljoen m3 verwijderd tot op de oorspronkelijke venbodem. Aan de (verlaagde) Schoordijkweg is de oever wat steiler gelaten, terwijl de rest van de oever meer glooiend is gemaakt. De plas is zo gesitueerd dat er voldoende windwerking is, die tot golfslag leidt. Hierdoor zal de plas niet dicht groeien, wat weer ten goede komt aan de functie die het ven kan hebben voor watervogels.
uitzicht vanaf het zanddepot op Schoorkuilen met de Schoordijk in het midden
Het project kon vooral gefinancierd worden door het witte zand te verkopen aan Rijkswaterstaat ter verbre- ding van de A2 bij Eindhoven. Bij het AC restaurant heeft men een op- en afrit aangelegd voor de afvoer van het zand. Niet al het zand was meteen bruikbaar, of was ongeschikt, en heeft men opgeslagen in een groot zanddepot langs het ven. Al snel daarna heeft een kolonie oeverzwaluwen dit zanddepot gevonden en heeft zich hier gevestigd. Het vervoer van het zand heeft in het voorjaar 2011 om die reden zelfs een tijdje stilgelegen. Momenteel is men volop bezig de rest van het zand af te voeren. Het is al ruim een maand een af- en aanrijden van vrachtwagens. Ook nu weer nestelen er oeverzwaluwen, maar daar houdt men geluk- kig tot nu toe goed rekening mee. Men blijft voldoende op afstand, zodat de vogels niet gestoord worden.
 

Er is een berken-zomereikenbosje aan de kant van de Meiberg (de westkant van de plas), zodat de snelweg geïsoleerd ligt van het natuurgebied en de rust in het gebied vergroot wordt. Het is er in elk geval rustig genoeg, want ik heb er sporen van reeën in het zand aangetroffen.

Tevens is de Einderbeek vanwege de sterke afwatering heringericht en zijn de overlopen van het ven naar de beek afgesloten. De beek stroomt van oost naar west en mondt net ten westen van de Schoorkuilen uit in de Leukerbeek, een van de zijbeken van de Tungelroyse beek. Het waterpeil van de beek is lager dan het streefpeil in de vennen, zodat daar geen gebiedsvreemd (voedselrijk) water komt. De waterkwaliteit in de Einderbeek wordt namelijk enerzijds bepaald door het grondwater en anderzijds door het water dat wordt aangevoerd vanuit de Noordervaart. Het grondwater wordt door de omringende landbouwpercelen beïnvloed en bevat daardoor o.a. bestrijdingsmiddelen, nitraat en fosfaat. Het water uit de Noordervaart is hard, zwavelrijk en voedselrijk. Ongeschikt dus voor de vennen.

De verwachtingen voor het gebied zijn hooggespannen, na de ontdekking van nog steeds kiemkrachtige zaden van zeldzame planten in de oorspronkelijke veenbodem en de prachtige resultaten na venherstel in De Banen in de jaren negentig.


blaartrekkende boterbloem
Er is een rijke oevervegetatie. Nu zie je langs de glooiende oever opvallend veel blaartrekkende boterbloemen. Het is een tot 60 cm hoge pionier, die massaal kan groeien en van mei tot oktober bloeit. De plant heeft een kleine onopvallende bloem en de bloemblaadjes vallen snel af. Opvallend zijn de vruchtlichaampjes die er als korfjes uit zien.

Niet dat deze plant zo bijzonder is, want ze komt algemeen voor op vochtige en drassige stikstofrijke bodems, maar ik wil je er op attenderen deze niet aan te raken of te plukken. Hoewel alle boterbloemen giftig zijn (vandaar dat grazende dieren ze niet eten), is de blaartrekkende boterbloem de meest giftige. Wanneer de bladeren gekreukt, beschadigd of verma- len worden, brengen ze op de menselijke huid lelijke zweren en blaren. De plant heet in de volksmond niet voor niks jeukbloem of kankerbloem. Voorzichtigheid is dus op zijn plaats.

rijke oevervegetatie aan de westkant van Schoordijk

Blogarchief