Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


donderdag 24 oktober 2013

Herfst 2013…….. Paddenstoelentijd: van alles wat

Sinds 1989 werd in Nederland in oktober niet meer zo'n hoge temperatuur gemeten als afgelopen dinsdag, namelijk 23,1° C. Hoewel we over het weer momenteel dus niets te klagen hebben, gaan de veranderingen, die de herfst in werking heeft gezet, gewoon door. De natuur verandert zichtbaar; bladeren verkleuren, vruchten zoals eikels, nootjes en kastanjes liggen voor het oprapen en natuurlijk zijn er paddenstoelen.

Paddenstoelen en herfst horen bij elkaar. Toch? Die leven namelijk van de afbraak van levend en dood materiaal en in de herfst is er veel afbreekbaar materiaal beschikbaar. Je ziet dan ook veel paddenstoelen in de omgeving van bomen. Maar je ziet ze ook het hele jaar door in het gras en weer andere soorten leven op dood hout. Paddenstoelen hebben dus niet perse de herfst nodig om te groeien en je vindt ze daarom ook in de lente en de zomer. En zelfs in de winter zijn er soorten die het niet opgeven. Kijk maar eens naar de foto’s van de gele trilzwam en judasoor, die ik afgelopen winter heb gemaakt.

Gele trilzwam
Judasoor
Niets nieuws onder de zon dus, ware het niet dat het opvalt, dat er al zovéél paddenstoelen vanaf de lente tot en met de herfst te zien zijn, waaronder opvallend veel grote exemplaren en veel van dezelfde soort. Je moet er natuurlijk alleen even oog voor hebben. Bij het zien van zoveel paddenstoelen vraag ik me af, of ze misschien profiteren van de veranderingen in het klimaat. Ze groeien namelijk extra goed in warme, vochtige omstandigheden en daar hebben we de afgelopen zomers veel mee te maken gehad.

Zwavelzwam
Reuzenzwam
De grote variatie in natuurlandschappen in onze omgeving en het huidige beleid, zorgt ook voor een grote variatie aan paddenstoelen. Terwijl jaren geleden het idee overheerste, dat de bossen er mooi opgeschoond bij moesten liggen, is deze tendens gelukkig aan het veranderen. Een opgeruimd bos “leeft” namelijk niet.
De terugkeer van dood hout in onze natuur levert veel op: er is niet alleen meer beschutting, maar ook spechten, kevers, mossen en nog veel meer dieren en planten profiteren er van, want het maakt deel uit van een voedselketen. Dat geldt ook voor schimmels.

Geschubde inktzwam
Echte tonderzwam

Gewoon elfenschermpje
Omdat er steeds weer nieuwe soorten worden ontdekt, is het ontzettend lastig om precies vast te stellen hoeveel paddestoelen- soorten we in Nederland hebben, maar al- gemeen kun je er van uit gaan dat het er meer dan 5000 zijn. Het is ook afhankelijk van wat men allemaal onder een padden- stoel verstaat en de meeste soorten zijn zo ontzettend klein en onopvallend, dat ze nog niet eens ontdekt zijn. Bijvoorbeeld het sinds kort ontdekte “grootsporig vriendenschijfje” heeft een doorsnee van 0,75 mm! Dan is dit "gewoon elfenschermpje" dus nog een reus.

Hoewel het dus goed lijkt te gaan, staat op dit moment in Nederland toch één derde van de ons bekende soorten op de Rode Lijst van bedreigde soorten! Dus met andere woorden: er zijn nog genoeg bedreigingen (ik denk dan aan o.a. vermesting en verzuring). In vergelijking met bijvoorbeeld de Rode Lijst 2004 gaat het echter weer iets beter. Dat doet verder niets af aan het feit, dat de herfst toch de meest geschikte tijd is voor de paddenstoel. Terwijl de rest van de natuur langzaam in de ruststand wordt gezet, laten de paddenstoelen zich nog even in al hun glorie zien.

Vliegenzwam
Grote parasolzwam
Dit is een selectie van foto’s,  die ik trouwens niet alleen dit jaar heb gemaakt. Er zijn er ook een aantal bij van afgelopen jaar. Hoewel de prachtige veelvoorkomende vliegenzwam niet ontbreekt, wil ik in deze blog vooral wat andere opvallende soorten laten zien. Waaronder vooral grote exemplaren. Niet alleen omdat die zo opvallend zijn, maar ook omdat mijn camera zich niet leent voor close-ups van de kleinere soorten zoals satijnzwam, vlekplaat of breeksteeltje.

Ruige weerschijnzwam
Door op een van de bovenste foto's te klikken, word je door gelinkt naar een eerder geplaatste blog, of naar de reissite van Columbus Reisreporter, waar ik dezelfde foto's, mét toelichting, heb geplaatst. Door op de onderste foto's te klikken worden die enkel vergroot.

Bundelzwam (januari, Budeler Bergen)
Bundelzwam
Eikhaas
Schubbige bundelzwam
Onderkant grote parasolzwam
Onderkant vliegenzwam
Langsteelfranjehoed
Roodbruine schijnridderzwam
Prachtvlamhoed met reuzenzwammen

Tot zover de paddenstoel. Volgend jaar zullen we hier uiteraard ook weer aandacht aan besteden....

woensdag 16 oktober 2013

De Zig

Meteen over de Belgische grens bij Stramproy , ligt het plaatsje Molenbeersel. Deze naam kun je in 3 delen opsplitsen: Molen, omdat de plaats aan de Abeek of Molenbeek ligt, beer, is afgeleid van het Germaanse woord birnu = modder/moerasland en sel, waarmee wordt aangegeven dat het om een bewoonde plaats of nederzetting gaat.

De Abeek bij de Weertersteenweg
Hoewel dit gebied al vanaf de prehistorie is bewoond, zie je de naam Molenbeersel pas voor het eerst verschijnen in 1845, toen de buurtschappen (of gehuchten) Beersel, de Manestraat, Winkel, Kessenicher en Groot-Beersel werden samengevoegd tot één gemeente. Deze gehuchten behoorden vóór 1839 nog bij gemeenten die na de grensbepaling Nederlands werden.  Beersel en Manestraat bijvoorbeeld hoorden voorheen bij Neeritter, Groot-Beersel bij Ittervoort/ Hunsel en Winkel hoorde bij Ittervoort. Het Verdrag van Londen van 1839, ook wel bekend als het Verdrag der XXIV artikelen, betekende de definitieve internationale erkenning van de Belgische onafhankelijkheid. De grens werd opnieuw vastgesteld, wat er op neerkwam dat nagenoeg geheel Limburg (waaronder Weert en Nederweert) Nederlands werd, maar een aantal andere plaatsen en gebieden weer op Belgisch grondgebied kwamen te liggen. Zo werd o.a. het Stramproyerbroek in 1839 ook Belgisch. Hierover zijn lange tijd felle debatten gevoerd.
In 1971 zijn Molenbeersel, Kessenich en Kinrooi, samen met Ophoven herenigd tot de fusiegemeente Kinrooi.

Molenbeersel ligt in het oosten van de Vlakte van Bocholt en is gezegend met veel natuur. De beken lopen hier in oostelijke richting naar de Maas. De belangrijkste voor Molenbeersel zijn de Abeek en de Lossing. Langs deze waterlopen liggen een aantal prachtige natuurgebieden die deel uit maken van Grenspark Kempen-Broek. Dit zijn: Stramprooierbroek, Grootbroek en Hasselterbroek. Aan de rand van de dorps- kern vind je nog De Goort en De Zig.

Om al deze moerassige gebieden droog te leggen en in cultuur te brengen, werd de Abeek gekanaliseerd en is de Lossing of Emissaire gegraven. Dit alles gebeurde van 1865 tot 1875, met niets anders dan mankracht. Door het graven van de Lossing en nieuwe afwaterings- kanalen zakte het waterpeil en kon de ontginning starten.

In de jaren 50 van de vorige eeuw werd bij de Zig het 35 ha. grote vijvercomplex met viskwekerijen tussen Lossing en Abeek drooggelegd en beplant met populieren. De Lossing kruiste de Abeek drie maal:
Begin van de Nieuwe Lossing bij de eikenboom
bij de Luysen, bij de Broekduiker en bij de Zigduiker.

Dit veranderde toen de loop van de Lossing en de Abeek in 1969 bij de Zig werd gewijzigd. De beide waterlopen werden toen namelijk verwisseld, waardoor het water van de Lossing versneld kon worden afgevoerd door de oorspronkelijke bedding van de Abeek als “Nieuwe Lossing”. De Abeek stroomt sindsdien door de gegraven Lossing als “Nieuwe Abeek” naar de Maas in Ophoven. De Zigduiker werd door die ingreep overbodig.

Voor een ecologisch herstel van de Abeek is het naar de huidige inzichten, van essentieel belang het Abeekwater weer door het natuurlijke stroomgebied te laten stromen. Daarvoor hoeft de Zig- duiker niet hersteld te worden, want het kan ook, als de "tweede onderdoorgang" (de Broekduiker) opgeheven wordt.
In de blog: “Abeek of Lossing” heb ik dit al uitgelegd.

Begin van de Nieuwe Abeek, met rechts het "bruggetje" over de overbodige Zigduiker
"bruggetje" over de sinds 1969 overbodig geworden Zigduiker
De Lossing ging hier oorspronkelijk onder de Abeek door.
De naam Zig is afgeleid van zegge, een plant die voorkomt in drassige, voedselarme gebieden.
In "AantekenBoek van Jacobus Houben te Stramproij" wordt vermeld dat men in 1870 begon met de aanleg van de Lossing vanaf de "Zek" van Beersel tot in het Stramproijer broek. Een zek, zigge, zig, zigske, zegge of saar is dus een drassig, voedselarm gebied, dat is ontstaan uit een broek (hier wordt bedoeld het Grootbroek). De Zig in Molenbeersel stond in het begin van de 20e eeuw bekend als een rijk vogelgebied. Dit kwam vooral door de aangelegde visvijvers.

De Zig maakt nu deel uit van het ‘Natura 2000 netwerk’. Dat is een netwerk van beschermde natuurgebieden dat de Europese Unie heeft opgericht om de biodiversiteit (d.w.z. het geheel aan soorten en hun leefgebieden) te beschermen. Het ruim 66 ha grote gebied van de Zig wordt beheerd door Limburgs Landschap vzw. Natuurherstelprojecten in Natura 2000 gebieden krijgen van de EU een financieel duwtje in de rug door het LIFE-fonds. Het Europees subsidieprogramma LIFE+ bestaat al ruim 20 jaar.
uitzicht op de vijvers vanuit de vogelkijkhut
Natuurpunt vzw heeft dankzij dit fonds de mogelijkheid om gronden te verwerven en herstel van natuurgebieden uit te voeren. In november 1993 zijn de eerste gronden aangekocht en sinds 2004 zijn in het 35 ha. grote vijvergebied (ooit aangelegd voor viskweek) vijf van de oorspronkelijke waterpartijen hersteld. Uitgangspunt was het historisch vijvercomplex, zoals wetenschapper en bioloog Edouard van Beneden (°1846, Leuven - † 1910, Luik) het in het begin van de 20ste eeuw had beschreven.
Planten en dieren reageerden razendsnel op dit nieuwe biotoop.

Op de foto's zie je de huidige "Nieuwe Lossing" (foto 1+2) en huidige "Nieuwe Abeek" (foto 3+4).
 
De vijvers van de Zig worden deels gevoed met grondwater en deels met water uit de hoger gelegen Nieuwe Abeek. Met in- en uitlaatconstructies kan men het waterpeil in alle vijvers afzonderlijk beheren en zelfs (indien nodig) leeg laten lopen in de lager gelegen Nieuwe Lossing. Hierdoor kunnen telkens nieuwe biotopen, met elk hun eigen typische planten en vogelsoorten, ontstaan. De terugkeer van een aantal rode lijst-waterplanten noemt men zelfs spectaculair. Onder andere de kikkerbeet, een waterplant die in Vlaanderen als zeer kwetsbaar is opgenomen in de Rode Lijst. Ook voor libellen, zoals de smaragdlibel en de metaalglanslibel, is de Zig een waar paradijs.

Vanuit de nieuwe vogelkijkhut aan de rand van het gebied, zie je een deel van het vijvercomplex, maar verder is dat deel, van- wege de kwetsbaarheid, verboden terrein. De hoge rietkanten maken er een echt stilte- gebied van, maar verhinderen ook dat je veel ziet van het gebied. Een uitkijktoren zou een uitkomst zijn. Op een luchtfoto van Erwin Christis, die ik gevonden heb op de site van het RLKM (Regionaal Landschap Kempen en Maasland), krijg je enig idee hoe dat gedeelte er uit ziet. Rechts onder zie je de vogelkijkhut.

Het vijvercomplex met rietkanten, eilandjes en moeraszones is nu, samen met de omringende laagveen- moerassen, bosjes, weilanden en akkers een aantrekkelijk natuur- en wandelgebied. Via bewegwijzerde paden kun je makkelijk de mooiste plekjes van het gebied ontdekken.

vrijdag 11 oktober 2013

Insectenhotel

Bij het zien van de foto vraag je je misschien af wat dat nou precies is. Als ik je nou vertel dat dit bijzon- dere kunstwerkje in de tuin van het Milieu Educatief Centrum te Weert staat, is het waarschijnlijk meteen wat duidelijker; het heeft met natuur te maken. In dit "gebouw" van 5 verdiepingen kun je dan ook echt van alles verwachten. En niet alleen insecten.

Beestentoren bij het Milieu Educatief Centrum in het IJzerenmangebied
Helemaal onderin deze "beestentoren" zijn buizen aangebracht en donkere plekjes en hoekjes, waar egels, kikkers, padden en andere beestjes onderdak kunnen vinden. De 2 etages erboven, met hout- en mergel- blokken met boorgaatjes, bossen stro en riet dienen als insectenflat. Solitaire wespen en metselbijen leggen er bijvoorbeeld hun eitjes. Helemaal boven is een vogelvoeder- plank met daarboven de vleermuizenzolder. Een prachtig initiatief.

Het is echter vooral de omgeving die een verblijf in deze toren aantrekkelijk moet maken voor de genoemde dieren. En dan zit je in de tuin bij het NMC wel goed, zoals je op de foto kunt zien. Het kleine grut maakt er dan ook goed gebruik van. Een mooi bouwwerk dat zeker, maar als puntje bij paaltje komt, is de vorm van ervan ondergeschikt. De bijen letten alleen op de gaten in de materialen (hout, steen, bamboe en andere holle stengels etc.).  Alle creativiteit daarom heen doet er in feite voor hen niet toe. Een kistje met bamboestokjes kan in de juiste omgeving beter bezocht worden dan het prachtigste bouwwerk waar geen of nauwelijks nectar- en drachtplanten (vaak wordt maar één soort bloem door een bepaalde soort bezocht) in de nabije omgeving voorkomen. Maar het oog wil natuurlijk ook wat.........

insectenmuur in Dorplein
Dit bijzondere bouwwerk, gelegen in een natuurlijke omgeving naast de basisschool en in het centrum van het Brabantse Dorplein is, als je het vergelijkt met de beestentoren, een "5 sterren" insectenhotel. Het is in eerste instantie bedoeld voor insecten, maar ook voor andere kleine inwoners is er wel een plekje te vinden. Door middel van deze, door buurtbeheer “Dorplein Uniek" ontwikkelde - en door vrijwilligers gebouwde 16 meter lange insectenmuur, is een plek gecreëerd, waar insecten veilig kunnen verblijven. Een plek waar nuttige insecten, zoals vlinders, solitaire wespen, - bijen en kevers niet alleen een schuilplaats vinden, maar het is tevens een nest- en rustplaats en in de koude maanden een geschikt winterkwartier.

een aantrekkelijke omgeving is van groot belang om te slagen in de opzet
Het natuurlijke leefgebied van deze, voor mens en milieu, heel nuttige beestjes is de afgelopen decennia aanzienlijk verminderd. Wereldwijd, en dus ook in Nederland, worden niet alleen de honingbij, maar ook steeds meer wilde bijen- en wespensoorten met uitsterven bedreigd! Ruim 56% van de 342 in Nederland voorkomende wilde bijensoorten staat bijvoorbeeld op de Rode Lijst!!! Enkele wilde bijensoorten zijn o.a. metselbijen, de zandbij, koekoeksbij en behangersbij.

Door ziektes, bestrijdingsmiddelen, minder nectar- en drachtplanten en te weinig nestgelegenheid hebben deze dieren het momenteel moeilijk en verdwijnen er steeds meer soorten. Onze tuinen zijn te netjes geworden en er zijn te weinig gangetjes, strootjes, holle stengels en boorgangen. Ook bijvoorbeeld vermolmd hout, een stapeltje stenen waar kieren en spleten in zitten, klinkerpaadjes met brede voegen worden vaak verwijderd, en gaatjes en spleetjes in muren worden helaas vaak dichtgemaakt.

De wilde bijen en wespen zijn enorm belangrijk voor het bestuiven van planten. Voor de bij is de nectar van belang en voor de wesp het stuifmeel. Omdat ze niet leven in kolonies zoals de honingbij, vallen ze meestal niet op. Ze bestuiven niet alleen bloemen, maar solitaire wespen en sluipwespen zorgen ook voor een ecologisch evenwicht door schadelijke insecten te bestrijden en zijn een belangrijke en onmisbare schakel in voedselketens. Ook in onze directe omgeving zijn ze dus van belang!

Uiteraard hoeft niet iedereen meteen een insectenhuisje in de tuin te nemen. Zoals gezegd zijn er in een niet al te opgeruimde tuin vaak genoeg mogelijkheden voor de beestjes. Een paar hout- of gipsblokken met boorgaatjes in verschillende formaten is al een stap in de goede richting.
Omdat de solitaire bij en - wesp geen nest hoeven te verdedigen zoals de honingbij of duitse wesp, steken ze ook niet. Dus daar hoef je ook al niet bang voor te zijn.

Wil je toch een kunstmatige nestgelegenheid aanbrengen, dan is er op het internet voldoende informatie te vinden. Een goede uitgebreide site waar je eigenlijk alles over insectenhotels kunt vinden is http://www.bijenhotels.nl/

En wie helemaal het naadje van de kous wil weten, dus niet alleen het hoe en wat van een bijenhotel, maar ook de wereld van de solitaire bij wil leren kennen, raad ik aan om het boek van dé bijenkenner Pieter van Breugel te lezen. Het boekwerk met als titel "Gasten van bijenhotels" beschrijft niet alleen in detail hoe je een bijenhotel kunt maken en aan welke eisen het moet voldoen, maar ook wélke "gasten" er in komen logeren. Je kunt het boek (inmiddels al de 3e versie) uiteraard kopen, maar de oudste versie is ook gratis als pdf-document te downloaden.
Dat kun je doen door HIER op te klikken.

Bijenhotels kunnen in vrijwel alle situaties worden geplaatst, maar het is NOODZAKELIJK dat er stuifmeel, dracht- en nectarplanten in de nabije omgeving aanwezig zijn (binnen een straal van 50 m.) en liefst van eind maart tot half september. Men moet vooral geschikte soorten planten of uitzaaien.


In grote tuinen, andere grote terreinen, de openbare groene ruimte en vooral in het buitengebied moet de vegetatie ecologisch worden beheerd. Met andere woorden: er moet heel goed gelet worden op de onder- linge relaties tussen planten, dieren of andere organismen en het milieu. De wilde bijen komen namelijk uitsluitend af op bepaalde combinaties van planten.

Heel vaak staat er geen enkele plant in de buurt van het bijenhotel waar een van de hierboven genoemde bijen op af zal komen. Het gevolg is dat ze geen gebruik zullen maken van het bijenhotel. Zakjes zaad voor bijen die overal al dan niet gratis worden aangeboden, trekken wel honingbijen en hommels aan, maar hebben vaak geen enkel effect op de wilde (solitaire) bijen als bepaalde (meestal overblijvende) drachtplanten niet in de buurt voorkomen.  Zo zijn bijvoorbeeld een aster of de chrysant alleen interessant voor de honingbij en geen drachtplant voor wilde bijen.

Neem bijvoorbeeld deze Pluimvoetbij.
Deze algemeen voorkomende solitaire bij van ongeveer 15 mm (wie heeft ze ooit gezien?)  leeft vooral in allerlei droge en warme habitats. Zij nestelt  in zelfgegraven holtes in de bodem. In stedelijke omgeving kun je ze aantreffen tussen de straattegels. Pluimvoetbijen verzamelen hun nectar uitsluitend op (bij voorkeur gele) composieten, vooral die met lintbloemen. Dan moet je denken aan Schermhavikskruid, Echt bitterkruid en Wilde cichorei. Planten die vaak verwijderd worden in de mooi aangelegde tuinen, want we vinden het maar onkruid, terwijl ze van belang zijn voor deze soort.

Planten als Koninginnenkruid, Grote kattenstaart, Blauwe knoop en Vingerhoedskruid die je aantreft in de vrije natuur zijn ook goede drachtplanten voor wilde bijensoorten, terwijl de honingbij er niet bij wordt waargenomen. Zo is bijvoorbeeld de rode Sedum (Hemelsleutel) die je hierboven op de foto ziet, niet alleen aantrekkelijk voor vlinders en honingbijen, maar ook voor met name kleine zandbijtjes (Andrena).
Ook de Rosse metselbij is behoorlijk bloemtrouw en blijft, zo lang er tenminste wat te halen valt, vliegen op één bepaalde soort plant. Als het moet schakelen ze over en bestaat het bijenbroodje uit een mengsel van stuifmeel van verschillende planten. Het is echter vrijwel altijd geel van kleur, variërend van bleek- tot oranjegeel.

Men moet dus doordacht te werk gaan om resultaat te zien. Bezoek eens http://www.drachtplanten.nl/ om te kijken naar de juiste planten.

maandag 30 september 2013

De Groote Peel NU......

In de vorige drie posts heb ik aandacht besteed aan "Nationaal Park de Groote Peel" en je hopelijk duidelijk kunnen maken, waarom dit gebied een "peeljuweel" genoemd mag worden.
Door op een titel te klikken, kun je elke post nog eens lezen:
--- De Groote Peel.
--- Hoe de Groote Peel 'gemaakt' werd.
--- Amsloberg.

“Groote Peel”, © Topografische dienst.

Vandaag gaat mijn post (de laatste) over de Groote Peel heden ten dage. Na het afgraven
veenmos krijgt weer kansen op herstel door stabilisatie van het waterpeil
van de  hoogveenpakketten en de ontgin- ning is de Groote Peel als een eiland in een sterk ontwaterd en ontwaterend landbouw- gebied komen te liggen. In droge tijden zakte de grondwaterstand in de jaren 80 weg tot meer dan 2 m onder het maaiveld.

De aanleg van sloten en vaarten, waardoor steeds meer water weglekte, heeft onder andere geleid tot deze sterke verdroging. Andere oorzaken van de negatieve beïn- vloeding van de waterhuishouding zijn de diepe grondwateronttrekking voor de drinkwatervoorziening en industrie en de beregening door de landbouw in de directe omgeving. Via de vaarten kon ook gebieds- vreemd voedselrijk water binnen dringen, waardoor het veen onder druk kwam te staan en bomen en struiken gingen overheersen. Er is op dit moment in het 1400 ha. grote gebied dan ook nog geen 1 ha "levend" hoogveen meer te vinden!!!!!

de Groote Peel op een historische kaart van 1892
huidige Groote Peel op Google maps

De Groote Peel is dus niet alleen "gemaakt" door natuurlijke -, maar vooral door menselijke factoren. Er is zo variatie ontstaan in het landschap. De rijkdom aan dier- en plantensoorten, de biodiversiteit, is voor een groot deel te danken aan deze variatie, aan deze verscheidenheid. Maar er liggen, zoals altijd, weer "vijanden" op de loer: verdroging, verruiging en vermesting.

Gelukkig heeft men (tijdig) ingezien dat dit unieke natuurlandschap niet verloren mag gaan en heeft het sinds 1993 de status van beschermd  Nationaal Park. Tevens is het aangewezen als Natura 2000 gebied; een netwerk van beschermde natte- en droge natuurgebieden op het grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie. In mijn vorige post heb ik al een en ander hierover verteld. 

In het kader van de voltooiing van de Ecologische HoofdStructuur (EHS) is een beheers- en inrichtingsplan opgesteld: “WATER EN VUUR”. Het cultuurhistorisch waardevolle verveningspatroon, met name de peelbanen en veenputten in het Limburgse deel en de vaarten en plassen in het Brabantse deel van het reservaat moet behouden blijven.

Het Steltloperven is een waar vogelparadijs en trekpleister voor vele vogelsoorten

Het Rijk heeft al een aantal jaren geleden (2006) aan alle Nederlandse Provincies gevraagd een prioriteitenlijst voor de verdrogingsbestrijding op te stellen. Een zogenoemde 'TOP-lijst' . Op die lijst staan natuurgebieden waar de Provincie tussen 2007 en 2015 met voorrang moet gaan inzetten op natuurherstel. Ook de Groote Peel is aangewezen als "TOPgebied".

Foto: "Het hart van de Peel" - Meerbaansblaak in 1978
Ik kan me nog goed herinneren dat tot ver in de jaren '90 van de vorige eeuw de kienhoutstobben, of peelpuisten in het Meerbaansblaak te zien waren vanwege de lage waterstand.
Vóór de veenvorming groeiden op meerdere plaatsen in de Peel bomen. Die werden "opgeslokt" door het veen; ze gingen dood, vielen om en verdwenen in het veenpakket.
De turfstekers kwamen die vaak 1000-den jaren oude, onverteerde boomstronken (die "monsters van de peel") later bij hun toch al zware werk tegen. Ze namen de stam men mee voor brandhout en de stobben lieten ze zitten.

Foto september 2013-  Meerbaansblaak
Bij het Meerbaansblaak (ook wel Hennesblaak genoemd naar de naam van de boerderij van de grondeigenaar), was het gewone turfsteken vanwege die stobben niet mogelijk. Daarom werd het daar uitgebaggerd.  De baggert of bagger- turf  werd met schuitjes naar een nabijgelegen legakker gevaren (nu een weiland) en op het land uitgespreid. Die schuitjes waren platboomde, rechthoekige bakken van zo'n 3 meter lang en 80 centimeter breed, waarin men ruim 1 m3 kon vervoeren. Na indroging werd de baggerlaag aangetrapt met klompen, waaronder plankjes bevestigd waren. Na verdere droging kon de turf gemakkelijk worden uitgesneden, omdat het formaat al in de drogende bagger was uitgelijnd.

Foto maart 2015- Meerbaansblaak bij zonsondergang
Vanwege de ernstige verdroging, is het herstelplan in De Groote Peel daarom niet alleen gericht op behoud van variatie in het landschap met weidse vergezichten (door het open houden van het gebied) en de stilte, maar er worden vooral maatregelen genomen om het water vast te houden (het gebied te "vernatten") en het grondwaterpeil te stabiliseren om zo bijvoorbeeld het veenmos, dat erg gevoelig is voor wisselingen in het waterpeil, te behouden en weer een kans geven uit te breiden. Bij het Meerbaansblaak staan de peelpuisten weer onder water en is het ven weer in oude staat hersteld.

De blonde d 'acquitane houdt het landschap open
begrazing van de heide en pijpenstrootje op de Filosche Peel

Tot slot wil ik jullie nog attenderen op een slideshow, die ik op YouTube heb gezet en die je nu ook via deze post kunt bekijken. De meeste foto's zul je trouwens herkennen van de vorige posts. Wil je de slideshow zien, klik dan op de playknop.

Mocht de beeldkwaliteit van de foto's niet naar wens zijn als je het filmpje schermvullend maakt (rechts onderaan in het hoekje), dan kun je op het zonnetje klikken en de resolutie naar wens aanpassen tot 1080 pixels in HD-kwaliteit.


******** mei 2020.
Wat ook zeker de moeite waard is om eens te bekijken, is het digitaal fotoboek met korte begeleidende tekst van natuurfotograaf Jan van de Kam. Een echte aanrader voor de natuurliefhebber. Op de site kun je ook aangeven of je belangstelling hebt voor de papieren versie. Het is op internet te zien op www.depeelin4seizoenen.nl.

Blogarchief