Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


donderdag 12 juni 2014

Grazers op de Loozerheide

Na de bezoekjes aan de Loozerheide de afgelopen weken, heb ik me al een aantal keren afgevraagd wat nou de juiste benaming van dit gebied is. De lokale bevolking sprak vroeger van de "Aw hei". Nu heeft men het over de Loozerheide, Lozerheide, Nyrstar gronden en de Nyrstar heide.
Tijd om op zoek te gaan naar wat meer duidelijkheid.

Ik heb verschillende oude kaarten bekeken, maar het werd er niet duidelijker op. Afgaande op de legendekleuren op een kaart van 1953, zou ik geneigd zijn te zeggen dat het gebied meer aansluit op de Boshoverheide en de Loozerheide eigenlijk toch meer noordelijk tot aan de spoorlijn ligt.

Op deze kaart is ook te zien dat de eind 19e eeuw aangelegde "Havenweg" en de spoorweg het Ringselven doorsnijden. Het gebied ten oosten van de weg is in gebruik genomen als de zogenaamde  "Klaarvijvers" en de rest is drooggelegd. Dit alles vanwege de zinkfabriek die zich hier in 1892 vestigde.

Duidelijk ingetekend op deze kaart zien we ook een bewaard gebleven stukje van de Peel-Raamstelling. Dit was een aangesloten verdedigingslinie van Grave in het noorden tot Budel/ Dorplein in het zuiden, die kort voor het uitbreken van WO II nog snel is aangelegd. Het doel daarvan was een strategische beveiliging aan te leggen, om zo een eventuele doortocht van Duitse troepen door Noord - Brabant naar België en Frankrijk te verhinderen of te belemmeren. Ook werden voor dat doel kazematten langs het kanaal gebouwd. De Loozerheide werd bestemd als eventueel inundatiegebied. Voor dat doel werd van het kanaal tot aan het spoor een dijk aangelegd en als men (zo werd gedacht), dat gebied onder water zou laten lopen met kanaalwater, zou de doortocht van de Duitsers verhinderd dan wel vertraagd worden. De dijk lag grotendeels in de dennenbossen van Ernest Wenmaekers (van Landgoed les Beaux Champs). Toen de oorlog uitbrak in mei 1940 is een groot deel van de omringende bossen door de terugtrekkende troepen in brand gestoken. De schade is naderhand vastgesteld op liefst fl. 30.000,-. Hoewel er in Weert enkele korte gevechten plaats vonden in de ochtend van 11 mei 1940, trokken de Duitsers gewoon om de Loozerheide heen, zodat het effect van deze maatregel nul komma nul was. De restanten van deze dijk liggen er nog steeds. Je vindt die deels langs het pad naar de vogeltelpost. In de afgelopen jaren zijn er in oostelijk Brabant een aantal maatregelen genomen die de Peel - Raamstelling meer zichtbaar maken, maar op de Loozerheide wordt niets ondernomen.

Op deze kaart van 1850 is te zien hoe gigantisch groot de "Looserheide" ooit is geweest. Ruwweg was het het gebied tussen Budelschoot, Lozen, Zuid-Willemsvaart, Boshover- en Weerterheide met grote vennen zoals Ringselven (dat toen nog een echte "ring" was), Weitjespeel, Rentmeesterspeel, Kranenven en de Hoort.

Ongetwijfeld maakte ook het huidige Domeinbos Lozerheide hier oorspronkelijk deel van uit, want de natuur kent nou eenmaal geen grenzen. Halverwege de 19e eeuw is dit aan de rand van Lozen gelegen gebied ontgonnen en in gebruik genomen als vloeiweide, of zoals de Belgen zeggen als "watering". Om de heidevlakte te bevloeien en vruchtbaar te maken, werd water van de nabij gelegen kanalen ingelaten.

Waterstaatskaart van waterschap Valkenswaard-Oost in 1877
Een deel van dit water en van een ander vloeiweidecomplex ten zuiden van Hamont, werd vervolgens via de Hamonterbeek richting Hoort en Ringselven afgevoerd.
Tussen het Ringselven en de Loozerheide ligt een hogere dekzandrug en het peil van de Zuid-Willemsvaart ligt ca. 3 m. boven dat van het Ringselven. Daarom werd er een duiker onder het kanaal aangelegd, zodat het Ringselven in zuidoostelijke richting af kon wateren op moerasgebied de Kruispeel. Om het water beter en sneller te kunnen afvoeren, is daarom tussen 1864 en 1877 vanaf het kanaal, ter hoogte van de Kruispeel, een beek tot aan de Kalverpeel gegraven. Op de Waterstaatkaart van Waterschap Valkenswaard-Oost van 1877 is dat goed te zien. Op bovenstaande militaire kaart van 1850-1864 zie je die beek echter nog niet.

In 1892 heeft de Waalse fabrikantenfamilie Dor midden in deze "Looserheide" ruim 900 ha. grond gekocht om er een Zinkfabriek te vestigen. De fabriek werd ongeveer gebouwd waar toen nog 6 (zand)wegen samenkwamen. In een eerdere blog heb ik beschreven wat de redenen waren om zich net hier te vestigen. Het koel- en afvalwater werd geloosd in de Tungelroyse beek.

Door deze kaarten krijg je een goede indruk hoeveel er is veranderd, maar qua naamgeving ben ik er niet veel wijzer op geworden. Lozerheide (met één o) valt sowieso af, om misverstanden te voorkomen met het Belgische Domeinbos Lozerheide. Omdat het gebied waar we het nu over hebben oorspronkelijk deel uit maakte van een veel grotere Loozerheide en over een aantal jaar ook Nyrstar misschien niet meer de eigenaar is van de zinkfabriek, blijft mijn voorkeur uit natuurhistorische overwegingen toch "Loozerheide". Zo maak je ook onderscheid met de ten oosten van de Defensiedijk droog gelegen Boshoverheide.

Nadat de Loozerheide in 2012 het eigendom is geworden van Stichting Ark, heeft men er runderen van het Maremmana Primitivo ras en Exmoor pony's geplaatst die zorgen voor de begrazing.
De kuddes zijn intussen gegroeid en sinds kort heeft men er een Maronesa stier bij geplaatst.

Maremmana koe met kalf op de Loozerheide in oktober 2013
Maremmana stier met Limia koe op Wisseblök in mei 2014
Bij de meeste runderen verschillen mannetjes en vrouwtjes niet zo heel erg veel, maar bij sommige dieren is het uiterlijk zo anders, dat je zou denken dat mannetjes en vrouwtjes tot verschillende soorten behoren.
Dat is ook het geval met de grijze Maremmana koeien en de zwarte Maremmana stier. Het is opvallend dat bij dit ras de kalfjes met een bruine vacht worden geboren en pas op latere leeftijd hun echte kleur krijgen. Ook bij de andere runderen uit het Taurosproject zie je dat.

De Portugese Maronesa stier moet voor nieuw nageslacht gaan zorgen. Maronesas worden in het Taurosproject gebruikt, omdat het een oud runderras is, dat in meerdere opzichten lijkt op het uitgestorven oerrund. Vooral de naar voren gerichte hoorns zijn interessant en het is een zeer snel en behendig ras, dat doet denken aan het wilde oerrund. De stieren hebben opvallende schouder- en nekspieren, een lichte aalstreep over de rug, meelsnuit en een bruine "bokkenpruik".
De Maronesa is echter ook een niet zo groot ras. Zoals Heckrunderen of kleiner. Het uiterlijk zegt echter niet alles. Qua karakter is het dier namelijk ook goed in te passen in het fokprogramma. Maronesa werden vroeger voornamelijk gebruikt voor werkzaamheden in de velden in bergachtige gebieden, in het bijzonder Sierra de Marão. Hier dankt ie ook zijn naam aan.

Begrazing wordt door Ark gezien als een sleutelproces voor een “zelfredzame” natuur in Kempen-Broek.

Stichting Taurus (officieel de eigenaar van de runderen en paarden), en Ark hebben op de Loozerheide ook voor Exmoorpony’s gekozen, omdat deze paarden ook de jonge boompjes en pijpenstrootje eten. Deze Exmoorpony’s zouden zodoende een ideale aanvulling op het graasgedrag van de Maremmana runderen zijn, want een groot deel van het gebied is begroeid met dit pijpenstrootje. Met de komst van deze kleine kudde Exmoorpony’s zullen, zo is de veronderstelling van Ark, weer open plekken ontstaan, die kansen bieden aan de heide en andere verdwenen of zeldzame planten.

Ik vraag me echter af waarom in dit gebied geen schapen zijn ingezet (zoals oorspronkelijk ook gebeurd is) en wat de meerwaarde van met name de taurosrunderen in dit gebied is. Zeker nu het ruigere en nattere gedeelte langs de kanaalzone tot aan de Defensiedijk afgesloten is door prikkeldraad en niet voor deze dieren toegankelijk is. Voor begrazing van dit soort gebieden zijn ze net bedoeld.
Tegenover runderen bieden schapen, samen met paarden/pony’s, het voordeel dat ze de grassen en kruidlagen zeer kort houden. Waar runderen halmen afbreken met hun tong, bijten de twee andere de plant echt af. Daardoor krijg je plaatselijk echt kortgeschoren stukken die vooral kleine kruidachtige plantjes plaats en zonlicht geven om erdoorheen te komen.

Ook het argument dat schapen niet geschikt zouden zijn voor met name de ruige vegetatie, geldt zeker niet voor elk schaap. Ik denk bijvoorbeeld aan het zeer oude Schotse hoogbenige Soay schaap of het oude Schotse "Hebridean" schapenras.
Op dit moment zijn de graslanden sowieso een lekkerder alternatief voor de runderen en paarden dan het karige voedsel. Het is wel goed dat men een aantal bomen na de rigoureuze kap heeft laten staan, als beschutting tegen de zomerse zon.

donderdag 5 juni 2014

Libellen

Hoewel ik in mijn blogs eigenlijk meer waarde hecht aan het "praatje dan het plaatje", vond ik het steeds meer een gemis, dat ik met name geen close-ups kon maken van planten en dieren tijdens mijn struintochten in de Weerter natuur. Met mijn oude Canon Powershot was het resultaat teleurstellend.

Ik heb overwogen om een spiegelreflexcamera aan te schaffen, maar zag daar toch uiteindelijk van af.
Ik ben op zoek gegaan naar een klein "binnenzakformaat" cameraatje, waarmee ik ook een mooie macro of close-up kan maken en heb mijn keus laten vallen op een Sony Cybershot DSC-H70. Afmeting: 11x06 cm.....
De eerste resultaten vind ik hoopgevend. Het zijn foto's die ik de afgelopen weken heb gemaakt.

Ik ging, samen met een paar mensen van de Ecologische Werkgroep Weert-Zuid, libellen inventariseren bij het havengebied naast de Loozerheide, maar het fotograferen van deze superbeweeglijke beestjes was geen gemakkelijke klus. Vooral de soorten als de keizerlibel, vertoonden "adhd-gedrag"; geen moment rust en ze bleven maar vliegen. Van lieverlee heb ik me deze keer maar beperkt tot de de tragere waterjuffers, lantaarntjes en korenbouten zoals deze VIERVLEK. De Viervlek is een libel die gelukkig wel af en toe uitrust....
Als je het beestje goed bekijkt weet je ook meteen waarom hij Viervlek heet. Dit is het mannetje. Die heeft namelijk achterlijfaanhangselen die uiteenwijken, terwijl ze bij het vrouwtje uitlopen in een spitse punt.

Ik heb al snel gemerkt, dat het moment van de dag en temperatuur belangrijk is bij het fotograferen van libellen. Zolang ze nog niet goed opgewarmd zijn, blijven ze beter en langer zitten.
Ze reageren ook meteen op schaduw, dus het is goed er op te letten van welke kant je ze benadert.
Nu nog proberen te ontdekken welke soorten er allemaal zijn. En dat zijn er een heleboel....
Met behulp van de sites van de Vlinderstichting en het Libellennet kom je al een heel eind op weg.

Dit is het vrouwtje van de BRUINRODE HEIDELIBEL. Als de vleugels zo "plastic"achtig zijn dan is de libel net "uitgeslopen" en moeten de vleugels nog uitharden. Vandaar dat hij zo mooi bleef zitten.

lege omhulsels na een uitsluiping
Een libellenlarve blijft meestal een tot twee jaar onder water en ondergaat een aantal vervellingen. De laatste is de vervelling van larve naar libel. Dat noemt men uitsluipen.

De larve kruipt uit het water en zoekt een verscholen plekje tussen de waterplanten om de laatste vervelling te ondergaan. Na enige tijd barst de larvenhuid letterlijk open en na wat duw- en trekwerk sluipt en kruipt de nieuwe libel heel langzaam uit de larvenhuid. Er zit wel een paar uur tussen het uit het water kruipen van de larve en het wegvliegen van de volwaardige libel. Haar "jasje", het lege omhulsel, blijft als bewijs achter op de plant.

Op het internet vond ik een prachtige complete macro serie van zo’n uitsluiping.
Of kijk anders eens bij de Post die ik er over gemaakt heb.

De VUURJUFFER is een algemeen voorkomende soort die zich ook gemakkelijk laat fotograferen, omdat ze vaker stilzit. Juffers hebben een lang, dun achterlijf. In tegenstelling tot de echte libellen hebben de vleugels van juffers alle vier dezelfde vorm. Ze worden in rust meestal langs of boven het achterlijf samengeklapt.

De Vuurjuffer is met een lengte van bijna 4 cm best een grote juffer. Het is een weinig eisende soort wat het biotoop betreft; ze is tevreden met stilstaand of licht stromend water, zoals beken en poelen. Door haar rode kleur is er slechts verwarring mogelijk met één andere soort, de Koraaljuffer. Deze heeft echter rode poten. Je kunt zien dat dit het mannetje is, omdat de laatste segmenten donkere banden hebben en bij de vrouwtjes zijn alle segmenten zwart getekend.
De GEWONE OEVERLIBEL is een echte libel uit de familie van de korenbouten.
De lengte is 30 tot 35 millimeter, de spanwijdte is 70 tot 80 mm. Dit is een jonger vrouwtje dat nu nog geel van kleur is, maar later bruin wordt. Op de bovenkant van het achterlijf lopen twee dikke zwarte lengte- strepen. Mannetjes zijn blauw gekleurd met een zwarte achterlijfspunt en bruine beharing op het borststuk. Vanaf hun zitplaatsen maken ze vluchten laag over het water, waarbij ze andere mannetjes verjagen en vrouwtjes proberen te versieren voor de paring. In Nederland is de soort algemeen en je treft hem dan ook aan in veel verschillende leefgebieden met stilstaande of zwak stromende wateren.

  Ook de LANTAARNTJES zijn redelijk goed te fotograferen; ze nemen regelmatig rustpauzes en ze zijn niet zo supersnel dan de andere soorten. Het lijkt meer op zweven. Een nadeel is dat ze zo smal en niet erg groot zijn (ca. 30 tot 35 mm), wat met deze camera helaas ten koste gaat van de kwaliteit van de foto.

De Lantaarntjes horen bij de orde der juffers. Ze worden zo genoemd vanwege het achtste segment (het lantaarntje), dat altijd hemelsblauw is. Bij het vrouwtje zie je variatie in de kleur. De kleur van het borststuk kan groen, blauw, paars, oranje of bruin zijn. Ook bij hen is het lantaarntje blauw. De soort komt algemeen voor en heeft van alle Nederlandse soorten de minst uitgesproken habitatvoorkeur. Je vindt ze meestal langs voedselrijk, helder water met gevarieerde oevervegetatie, soms in grote aantallen.
Dit is nagenoeg zeker een VENWITSNUITLIBEL, die ik zag bij een bezoek aan het Weerterbos.
Een soort die op de Rode Lijst staat als kwetsbaar. Dus bijzonder.
Deze libelle hoort ook bij de korenbouten. De soort is tenger gebouwd met een dun achterlijf met lichtere vlekken (geel, rood of bruinrood, afhankelijk van geslacht en leeftijd). Het achterlijf van het mannetje is zwart met een rij kleine rode of donker bruinrode vlekjes. Soms zijn die zo klein en donker, dat het vanaf een afstandje moeilijk zichtbaar is. Bij het vrouwtje is het achterlijf zwart met gele vlekjes. Jonge mannetjes hebben ook nog gele achterlijfsvlekken en zien eruit als vrouwtjes. De achterlijfsaanhangselen zijn zwart.

dinsdag 3 juni 2014

Nyrstargrond op de schop

De afgelopen weken ben ik een aantal keren met de Ecologische Werkgroep Weert Zuid op de Nyrstar heide geweest voor een inventarisatie van de daar aanwezige flora. Het idee is om de hele kanaalstrook (tussen de Defensiedijk en de Havenweg) te inventariseren. Het waren, mede door de onuitputtelijk lijkende kennis van Frans Smit, interessante bezoekjes. De verslagen van deze bezoekjes vind je op hun site.

In dit pijpenstrootjesveld zie je uittredend kwelwater
Een van de kwaliteiten van dit gebied is de overgang tussen kalkrijk water vanuit het kanaal dat overal ach- ter de dijk "kwelt", naar zuur (regen)water uit de omlig- gende heidegebieden. Door dit water vast te houden, door demping van afwateringssloten en opwerpen van dammetjes, krijg je schitterende overgangen met bijzondere biotopen, met elk zijn eigen typische bewoners en flora.

Ik ben nog enkele keren op eigen gelegenheid terug- gegaan, om de mogelijkheden van mijn nieuw aangeschafte Sony Cybershot uit te proberen.

Het gebied vanaf de Kempenweg in oktober 2013. Let hierbij op de bomen op de achtergrond.
Het gebied dat Nyrstar en enkele agrariërs op de Loozerheide in bezit hadden, is in september 2012 aan Ark en Natuurmonumenten overgedragen. In een blog van februari 2013 heb ik al aandacht besteed aan de bedoeling van dit nieuw te ontwikkelen natuurgebied; men wil de heide terug, het waterpeil herstellen en een waterbuffer creëren. Zodoende vernat het gebied, krijgt bomengroei minder kans en kan de natuur zich weer ontwikkelen tot een prachtig nat en robuust natuurgebied.

Dit Natura 2000 gebied is van belang in de Ecologische Hoofdstructuur; het creëren van een aaneen-  gesloten netwerk van natuurgebieden. Door op deze link te klikken kun je dat alles nog eens terug lezen.
In deze blog wil ik wat foto's laten zien van onlangs gedane werkzaamheden.

Situatie in februari 2014: een elzenbos met afwateringssloten
 Populierenaanplant en afwateringssloten zorgen voor verdroging
Oorspronkelijk was de Loozerheide een nat gebied met vochtige heide en vennen. Nu is het gebied, groten- deels door de sterke afwatering, veel te droog. Om de natte natuur terug te laten keren en het landschap opener te maken, zijn er al tal van werkzaamheden uitgevoerd, maar moet er nog e.e.a. veranderen.

Het gebied zoals het er na de bomenkap, eind mei 2014, vanaf de Kempenweg uit ziet.
Door de kap van de populieren en elzen is weer sprake van een weids en open landschap
Nadat eind vorig jaar de laatste landbouwgrond over is gegaan in handen van Ark en Natuurmonumenten, hoeft er niet meer te worden ontwaterd, heeft men de afgelopen maanden de populierenaanplant en elzenbos gekapt en is het vennetje hersteld. Hierdoor is het uitzicht bijzonder weids geworden en krijgen we weer het open landschap zoals het oorspronkelijk ook moet zijn geweest. Omdat de populieren flink wat water aan de bodem onttrokken, is er al snel na de kap en het dempen van afwateringssloten,  een hogere grondwaterstand merkbaar.

Koninginnenpage bezoekt een damastbloem op de Loozerheide
Populierenkap is van belang voor de grondwaterbeheersing
De onderstammen en dood hout zijn van belang in de natuur
Opvallend is dat men ook enkele bomen heeft gespaard. Deze zijn bedoeld als nestgelegenheid, de dode bomen  voor o.a. spechten en kevers, en de onderstammen die men heeft laten staan, zijn bedoeld om onder andere hoornaarvlinders te trekken. Bijzonder is te zien dat hier nu weer de damastbloem verschijnt. Deze plant is hier in vroeger jaren gezaaid door bijenhouders, die hier hun korven hadden staan. Deze bloem trekt ook andere insecten aan.
De volgende taak is het afgraven van de bovenste laag voedselrijke landbouwgrond op de voormalige akkers, zodat we hier weer de natte laagtes, die er vroeger ook waren, zien verschijnen. En om het water niet te laten wegstromen moet men de diepe sloten, met name de kanaalsloot langs de Kempenweg, dempen. Op enkele plekken zie je dat er ook  kleine drempels in sloten zijn gelegd. Hier is nu al te zien dat het waterpeil stijgt.

De Boshoverheidelossing zorgt voor een sterke ontwatering van het gebied
De populierenaanplant langs de Kempenweg is onlangs ook gekapt
Het gebied met pijpenstrootje wordt door het vasthouden van het water snel vernat

zaterdag 17 mei 2014

Leuken en de Leukerbeek

In deze post wil ik wat dieper in gaan op de geschiedenis van Leuken en de betekenis van de Leukerbeek.
Leuken is niet echt gezegend met veel natuur. Dat is ongetwijfeld ooit anders geweest en ook af te leiden aan de naam; Leuken werd vroeger namelijk op oudere kaarten geschreven als (het) "Looyken".
Ook komen we namen tegen als "Locken" of “Loken”. Naar deze vormen van de naam te oordelen, moet het vroeger bosgebied (lo) zijn geweest. Ook het feit dat er in de Truyenhoek en Hads boerderijen lagen die nog uit de Laat-Middeleeuwen stamden en ‘boshoeven’ werden genoemd, duidt op bosgebied.

De buytennij Leuken, als Looyken vermeld, op een oude Ferrariskaart van 1777
Velen zullen de naam Leuken direct verbinden met de huidige parochie Leuken, maar zo is het niet altijd geweest. Leuken omvatte globaal genomen het gebied langs de huidige Overweertstraat en Leukerstraat met directe omgeving, de Roermondseweg met de Moesdijk tot aan de Trumpert en Roeventerpeel. Ook het Minderbroedersklooster, de Doolhof (waar een aantal "zwarte nonnen" of Zwarte Zusters van de H. Augustinus zaten, wier voornaamste bezigheid ziekenzorg, in het bijzonder van pestlijders, was) en het huidige Groenewoud, dat op de “Heuvaeker Akker” of het Leukerveld lag, werden bij Leuken gerekend.

Het gebied, inclusief Roeventerpeel, was grotendeels eigendom van de Prinsen van Chimay, de erfgenamen van de van Hornes. De laatste in de rij was prins Philippe-Gabriel. De Chimays bezaten in Weert een aanzienlijke hoeveelheid niet in cultuur gebrachte grond, waaronder moerassen, bos, turf- en heidevelden
De Franse Revolutie (Weert was toen deel van het departement van de Nedermaas) luidde het einde van de feodaliteit in; de heerlijke rechten, de tienden en de cijnzen werden afgeschaft. De bezittingen, die de prins resteerden, waren zijn onroerende goederen bestaande uit vijf molens, het kasteel, de Haeghe, de Leuker Wijers, bossen in het Weerter BosBakewell en de Roeventerpeel. Philippe-Gabriel vermaakte in 1804 deze goederen in Weert en ook die in Nederweert en Wessem bij testament aan zijn neven uit het huwelijk van zijn zus Marie-Anne-Gabrielle d'Alsace d'Hénin-Lietard. Zij was getrouwd met met Victor Maurice de Riquet, graaf de Caraman. De Caramans verkochten in 1841 al hun bezittingen (ruim 117 hectare) in de voormalige heerlijkheden voor de prijs van f 44.650,-. De gemeenten werden voornamelijk de nieuwe eigenaren.

Kadasterkaart van 1811-1832  met daarop de versnippering in kleine akkers en weilanden.
Het gebied rondom de stad Weert bestond tot in de 19e eeuw uit uitgestrekte aaneengesloten bouwland- complexen en woeste gronden. In de loop der eeuwen waren in dat landbouwgebied groepjes boerderijen ontstaan, die aaneengroeiden tot gehuchten of de zgn. "buytenijen" van de vrijheerlijkheid Weert.

Wanneer Leuken ontstaan is en de eerste bewoners zich er vestigden, heb ik niet te achterhalen, maar het behoorde ook van oudsher tot deze “buytenijen". Op oude kaarten zie je op Leuken hier en daar wat bebouwing, die zich vooral op de Truyenhoek, Hads en Klein Leuken aan de rand van de "Bemden" of "Bettemmer/Betmer Akker"  had ontwikkeld. Bemden of Beemden is het toponiem voor nat (weide/ hooi)land en Betmer komt van het Germaanse moor of mar, wat moerassig gebied, nat gebied, water betekent.
(Vergelijkbaar met bijvoorbeeld Bettmar/Bettmer bij het Duitse Hildesheim en Aalsmeer/Alsmer/Alsmar).
Ook "Kaaskamp" was een van oudsher nat en laaggelegen gebied, dat in gebruik was als grasland.
Kamp (het Latijnse woord campus) in de betekenis van: door grachten, sloten of heggen ingesloten percelen.

Rietpeel, die duidelijk lager ligt vanwege het weggraven van leem voor de huizenbouw.
Met weinig kosten werd m.b.v. afvoersloten het gebied drooggelegd en in weiland of hooiland veranderd. Bij een Inventariserend veldonderzoek in 2006 in Vrouwenhof (Leuken-Oost), vond men laat- en post- middeleeuwse perceelsgreppels en grote kuilen die mogelijk duiden op vroegere leem- en/of veenwinning.

Pake Pieëlke in 1959
Zo is o.a. de "Begeenepeel" ontstaan. In oude geschriften wordt vermeld dat deze "begiêne" de “Witte nonnen” of Witte vrouwen" (de Birgittinessen in de Maasstraat) zijn. In de volksmond is deze plas, later bekend geworden als het "Pake Pieëlke". Genoemd naar Korsten (de latere Weerter bakkers- familie) die daar vlakbij woonde en de bijnaam Paakske had. Toch jammer dat deze plas in midden jaren 60 van de vorige eeuw gedempt is.
In een vorige post over Leuken heb ik ook al vermeld dat de Rietpeel leem bevatte, die men gebruikte om zogenaamde zonnebekkers (stenen) te maken voor huizenbouw.

In de grotere met water gevulde turf- en/of leemputten, waarvan enkele tot vijvers waren ingezakt, kon men ook vis uitzetten. In de periode dat Weert deel uitmaakte van de Oostenrijkse Nederlanden (tot aan de Franse Tijd) was er in de heerlijkheid Weert bijvoorbeeld sprake van de 7 bunder (ha.) grote “Leuker Weijers” of Vijverbeemden met visvijvers . Deze lagen ruwweg tussen   Kraanweg  en de “weg van de Biest naar Leuken” (Leukerstraat). Ook de Begeenepeel en de ernaast gelegen "Aen het Weijer" werden voor dat doel gebruikt. Op de Ferrariskaart van 1777 zien we vlak bij het Schoorwater (Roeventerpeel) ook een visvijver met de naam "Op de Visheuvel". De Visheuvel lag aan het ca. 200 meter lange Poeldoorpad. Hier woonde in de jaren '50 Bongers en Drees Coolen, oftewel "Drees van Poel Door".

**Vis was in de middeleeuwen en lang daarna een belangrijke en goedkope voedselbron (denk aan de talrijke vasten- en onthoudingsdagen, waarop vlees verboden was). Vaak was dat karper. In kloosters kende men nog veel meer vasten- en onthoudingsdagen en was vis een belangrijk vervangingsmiddel van vlees. Deze werd gekweekt in wijers (de aangelegde vijvers), die hier in Weert e.o. door de heer van Chimay beschikbaar werden gesteld.

Het omheinde "Het Wilding" met toegangspoort
Het Wilding vanaf Hoefbemdenweg met links Vrouwenhof
.
.
"Het Wilding" ligt er verwaarloosd bij, maar is een oase van rust voor kleine dieren en vogels
De huidige woonwijk Vrouwenhof was voorheen een cultuurlandschap, dat rond 1900 grootschalig is ontgonnen en waarbij de van oorsprong woeste gronden zijn ontwaterd en verkaveld.
De Wildingsteeg met  "Het Wilding" (*wildinc,wildingue = "wilde plaats"), nu een recreatieperceeltje aan de rand van Vrouwenhof, is nog een herinnering aan de tijd dat hier sprake was van een woest gebied. Ook bevinden zich op dat perceel nog enkele kleine leemkuilen.

In het periodiek “ de Nieuwe Koerier” van 1938 wordt Leuken nog omschreven als " het stille gehucht met het wijdse landschap" en in 1948 was dat nog niet veel anders getuige de luchtfoto.

Leuken was nog steeds een voornamelijk agrarisch gehucht. In 1836 had het slechts 504 inwoners en is pas na de oorlog gaan groeien.
Qua oppervlakte is het kleiner geworden door onder andere de afscheiding van het gedeelte van de Biest en de afscheiding van Groenewoud.


Waterlopen zoals de Leukerbeek, Klein Leukerbeek, zijtak Leukerbeek en lossingen zoals Rietpeellossing hebben een grote rol gespeeld in het waterbeheer en waren zowel waterbergend als waterafvoerend.
Met name de Leukerbeek, komend vanaf de Doolhof was het gehele jaar watervoerend, met voeding van water uit de Bocholterbeek en later de Zuid-Willemsvaart, om zo onder andere de visweijers, de poelen en de gracht bij hoeve de "Lieve Vrouwenhoef" van voldoende water te voorzien. In de laag gelegen gebieden werd het water via de Leukerbeek afgevoerd naar de Roeventerpeel.

Klein Leukerbeek met op de achtergrond het Wilding en de huidige Vrouwenhof (li.)
Leukerbeek vanaf woonwijk Vrouwenhof met links Het Wilding

Afvoer van het water richting Leukerbeek bij de huidige woonwijk Vrouwenhof 

Achter- en zijkant van boerderij Vrouwenhof  (foto van 1938)
De wijk Vrouwenhof is genoemd naar de voormalige O.L. Vrouwenhof, een carrévormige hoeve met een oprijlaan met aan weerszijden Italiaanse populieren, die was omgeven door een brede gracht. Het landgoed had een oppervlakte van ruim 22 hectare en lag in de toenmalige “Bemden” (later Kaaskamp).
 
Op 20 december 1659 werd de familie Costerius de Boschofen tegen betaling van 900 pattacons (ofwel ruim 3600 gulden) door vrouwe Magdalena van Egmont, de erfgename van de graaf van Horne en prinses van Chimay, beleend met de Hoeve Vrouwenhof. Bij de hoeve hoorde bovendien het nabij de Moosdijk gelegen "Vrouwenbosken" met een grootte van enkele hectaren. Onbekend waar dat ligt/lag.
Nadat Johan Costerius (1609- ca. 1677) in 1637 door Magdalena  benoemd was tot rentmeester van het land van Weert, Nederweert en Wessem, volgde in 1654 zijn benoeming tot schout (scholtis) en werd hij 5 jaar later eigenaar van Vrouwenhof.  Hij was getrouwd met de Bossche Maria van Ham. Het echtpaar kreeg 4 kinderen. De katholieke Costerius was in 1637 met zijn gezin uit Den Bosch naar het Spaans- katholieke Weert gevlucht, nadat die stad was ingenomen door de protestantse Frederik Hendrik. In Den Bosch bekleedden de leden van de familie ook al hoge bestuurlijke functies. Zijn vader was bijvoorbeeld meester in de rechten en advocaat in die stad.

Als schout kreeg Johan (Jan) Costerius het voor het zeggen in Weert en omgeving. Hij was niet alleen de vertegenwoordiger van de Chimays , maar ook openbaar aanklager, officier van justitie en uitvoerder van vonnissen. Verder benoemde hij de burgemeesters en schepenen en zorgde hij als rentmeester voor de inning van gelden en goederen voor zijn heer. De familie Costerius had behalve de Vrouwenhof nog grote stukken grond van Leuken in bezit, waaronder de Roeventerpeel. Verder hadden ze nog onder andere Scholtissenhof bij de latere IJzeren man, landgoed de Krang in Swartbroek,  meerdere visvijvers en vele hectaren grond in met name Altweert (het latere Altweerterheide, Keent en Moesel) in bezit.

Landgoed Vrouwenhof fungeerde in de roerige 17e en de 18e eeuw als schans als roversbendes en plunderende soldaten de omgeving onveilig maakten. De meeste schansen in Weert dateren uit de jaren dertig van de zeventiende eeuw. Wat betreft de schans bij hoeve Vrouwenhof is bekend dat bijvoorbeeld op 7 juli 1634 de lokale bevolking werd aangezegd  "om den hof te Luyken  op te graven ende te beschansen". Ze moesten een gracht graven en met behulp van "musaerden, tilen en rits" ( houten vlechtwerken en zoden) een "fortificatie" maken. Water voor de gracht werd via de Leukerbeek aangevoerd.
Vooral in de zomer was daar aanvoer van water via de Bocholterbeek/Leukerbeek een welkome aanvulling om het waterniveau in de gracht op peil te houden. Dat gold ook voor de verderop hoger gelegen akkerlanden in tijden van droogte. In latere jaren had de gracht geen functie meer en stond vak (meestal) droog. 
De door Beenders verbouwde boerderij met rechts een aanbouw (jaartal onbekend)
De pachtboerderij is in 1893 door de nazaten van Costerius verkocht. In 1916 kwam de familie Beenders er te wonen. De boerderij is uiteindelijk in 2006 ten behoeve van de nieuwe woonwijk gesloopt. De wijk kreeg uiteraard de naam "Vrouwenhof". 
Tegenwoordig zijn de beken in het gebied van minder belang. Vanwege cultuurhistorische gronden (behoud van de natuurlijke waterloop en de gracht) heeft men bij de aanleg van de nieuwe woonwijk  de gracht en waterpartijen terug laten komen.

Leukerbeek en Klein Leukerbeek (re.) komen samen
Het benodigde water wordt daarvoor nu weer aangevoerd vanaf het kanaal, via de Doolhof en de Noordervijver. Een dam  houdt het water in de Vrouwenhof op het gewenste peil en het teveel aan water wordt via de Leukerbeek afgevoerd. Verder stromend door de Beemden naar de Roeventerpeel is de Leukerbeek dus vooral waterafvoerend. Dit geldt ook voor de andere genoemde beken en lossingen die bij de Hakke samenkomen met de Leukerbeek.


Ook via de Klein Leukerbeek in de Truyenhoek, met de inlaat bij de vroeger bekende boerderij van de familie Verwijlen  bij "Paol 60" (vlakbij de huidige milieustraat), wordt nu nog bij tijd en wijle voedselrijk kanaalwater ingelaten.

Buurtschap Truyenhoek, tussen de vroegere buurtschappen Leuken en Roeven, was vroeger een groepje boerderijen op de grens van Weert en Nederweert. De boerderijen aan de westkant van de Truyenhoekweg hoorden bij Weert, die aan de andere kant bij Nederweert.  In de jaren '60  tot '65 zijn ze afgebroken vanwege de rioolwaterzuiverinstallatie. De gemeentegrens tussen Weert en Nederweert is later aangepast bij de aanleg van de A2.

Na de aanleg van de Zuid-Willemsvaart (1825/1826)  zijn er grote betonnen palen langs geplaatst. Daarin werd het kilometergetal gebeiteld. Dichtbij de plaats van de oude gemeentegrens van Weert en Nederweert stond de paal met kilometerstand 60.  De 60 betekent dat het vanaf Maastricht (het begin van de Zuid-Willemsvaart) tot daar 60 km. is. Dat is precies op de helft van het 120 km lange kanaal dat van Maastricht naar Den Bosch loopt. In de volksmond is deze plek bekend als "Paol 60". Deze naam is tussen de beide wereldoorlogen bekend (en berucht) geworden vanwege de boter- en suikersmokkel tussen Nederland en België. Ter hoogte van die paal, met aan de overkant o.a. landgoed Caelen, 't Heufke, de Kloës en café Overmans (de “Halve Maan”) hadden de smokkelaars namelijk een geheim oversteekpunt.

Zijtak Leukerbeek bij Achterstestraat is van geen  betekenis meer
Leukerbeek stromend naar Roeventerpeel

Een dam houdt de afvoer via de oude Leukerbeek tegen
De nieuw aangelegde Leukerbeek is om het gebied geleid
Bij de Hakkeweg komen de verschillende beken bij elkaar en voeren het water af richting Roeventerpeel. Om te voorkomen dat het verrijkt kanaal- en landbouwwater in de Roeventerpeel komt, is de oude beek met een dam afgesloten en stroomt het water, samen met de omgeleide Einderbeek, aan de buitenkant van het gebied richting Roermondseweg. Vandaar gaat het via de Kootspeel en Roukespeel richting A2 en mondt daar uit in de Tungelroyse beek.

Afgelopen jaar (2013) is door eigenaar Natuurmonumenten en het Waterschap een nieuwe slingerende beek over een lengte van ca. 1750 m aan de noordrand van de Roukespeel gelegd. Het inrichtingsproject was er op gericht om de verdrogingsproblematiek een halt toe te roepen, de natuurwaarden in en langs de beek te verhogen door een gezond, schoon en ecologisch goed functionerend beeksysteem te creëren en het eigen (kwel)water en regenwater langer in het gebied vast te houden.
Over deze herinrichting en omleiding van de Leukerbeek bij de Roukespeel heb ik al eerder iets verteld.

Blogarchief