Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


woensdag 27 augustus 2014

Naaktslakken

De bij mensen bekende slakken komen voor in de tuin en zijn landbewonend. Het zijn de enige weekdieren die ook op het land leven. Het lichaam van een slak bestaat grotendeels uit water; de slijmerige huid zorgt ervoor dat ze niet uitdrogen. Ze zijn op verschillende manieren in te delen; er zijn slakken mét een huisje (huisjesslakken) en slakken zónder huisje (naaktslakken). De meeste naaktslakken (Arion hortensis) zie je nooit, want ze leven onder de grond. Er zijn verschillende soorten, zoals weg-, aard-, akker- en kielslakken.

een zwarte Rode wegslak

Naaktslakken hebben nog wel een schelp(je), maar daar is hun huid overheen gegroeid. Slakken worden buikpotigen genoemd, omdat de spieren aan de onderzijde, de ‘buik’, voor de voortbeweging zorgen.

Het “gat” dat je ziet voor het midden  is de ademopening Die wordt Pneumostoma genoemd. Boven op de grote tentakels  zitten de ogen. De steeltjes onder de ogen  zijn de tasters, die geuren analyseren.

Rode wegslak
Bij verstoring trekken ze die tasters in, sluiten de ademopening en zetten een hoge rug op. Altijd leuk om kinderen dit te laten zien.

Ook de voortplanting van naaktslakken is heel bijzonder. Om dat te lezen, moet je deze post eens bezoeken.

Ze komen meestal na zonsondergang tevoorschijn, of na een fikse regenbui. Je ziet ze momenteel dan ook vaak. Meestal is het dan de grote of Rode wegslak en de Zwarte naakslak. De naam Rode wegslak is wel wat misleidend, want de kleur is variabel, van oranje tot knalrood, maar ook bruine, groengrijze en zelfs geheel zwarte exemplaren komen voor. Maar ze hebben wel altijd een rood/oranje rand rond de “voet”.

grote of rode wegslak
"rode" wegslak krimpt bij verstoring (let op de rood/oranje rand)
Veel tuiniers hebben een hekel aan de naaktslak, omdat hij aan blaadjes van planten knabbelt. (Naakt)slakken kunnen inderdaad een ware plaag zijn, maar toch heeft ook de naaktslak nut: hij maakt namelijk deel uit van de voedselketen, is een belangrijke opruimer van plantenresten, aas, paddenstoelen en schimmels en woelt de aarde om.

Rode wegslak
De Taurossen in het Wijffelterbroek stonden zielig wat voor zich uit te staren vanwege de druilerige regen, maar er waren ook dieren die in opperste stemming waren vanwege het weer. Zoals deze gewone wegslak, die heel wat toeren moet hebben verricht om tegen de lange stengel van het kweekgras op te “klimmen”
Uiteindelijk is die door gezwiept, maar deze acrobaat wist zich goed vast te klemmen. Dat gaf mij de gelegenheid om deze slijmbal ook eens ongestoord van de onderkant te kunnen bekijken.

Spaanse wegslak
Ik trof in het vochtige loofbosgebied aan de Kettingdijk, deze wat minder vaak voorkomende Spaanse wegslak aan. Deze is nog niet zo lang geleden vermoedelijk meegekomen met geïmporteerde groente uit het Iberisch schiereiland en heeft zich over heel West- en Noord-Europa verspreid en kruist succesvol met onze soorten. Naar het schijnt zijn deze gekruiste slakken extra schadelijk.De Spaanse wegslak (Arion lusitanicus) heeft ook een zeer variabele kleur maar is meestal bruinachtig, roodachtig of oranjegeelis. Ook lijkt hij vaak (zoals hier) op de Zwarte wegslak. De zijkant van de zool wijkt af van die van de Rode wegslak; die is namelijk vaak oranjebruin met donkere dwarsstreepjes.
Deze soort is eigenlijk alleen van Rode wegslak (Arion rufus) te onderscheiden op grond van anatomische kenmerken. Ik vermoed dat dit een Spaanse wegslak is, maar kan er ook zo maar naast zitten. Zou het niet eens tijd worden om gewoon te spreken van de Wegslakken, zeker omdat er kruisingen tussen de Rode- en Spaanse wegslak zijn?

donderdag 7 augustus 2014

Van alles wat 2

Bij mijn bezoekjes aan de natuurgebieden in de Weerter omgeving, kom ik natuurlijk ook van dat kleine grut tegen, dat de moeite van het bekijken meer dan waard is. Met mijn nieuwe Sony Cybershot kan ik nu ook mooie close-ups maken. Omdat die kleine "schoonheden" niet echt in mijn blogs over die gebieden in te passen zijn, wil ik die in deze aparte blog toch graag laten zien. Met een klein praatje erbij natuurlijk.

Je zou het niet verwachten, maar ook in Nederland komen (voor mensen weliswaar onschuldige) wolfspinnen voor. De circa 15 mm. grote kraamwebspin is hier een voorbeeld van. De spin is de ene keer wat lichter van kleur dan de andere keer, maar het ovale achterlijf en het streepje dat van de kop naar het achterlichaam loopt is er altijd.

Bij spinnen gaat de liefde door de maag van de vrouw! Net als alle wolfspinnen neemt het veel kleinere mannetje dus voor het paringsritueel een 'geschenk' mee voor het vrouwtje. Terwijl zij haar bruidsmaal op smikkelt, probeert hij te paren. Als dat niet lukt, zal het vrouwtje (helaas pindakaas)het mannetje opeten.
Nadat ze daarna een hele tijd met haar eicocon in haar kaken heeft rondgelopen, weeft ze een tentvormig spinsel van zijde tussen het gras als een soort kraamkamer. Hieraan dankt deze spin dus haar naam.
Als de spinnetjes uit de cocon kruipen, blijven ze nog tot hun eerste vervelling in dat beschermende spinsel. Moeder blijft al die tijd in de buurt om een oogje in het zeil te houden. Als je haar een beetje “verveelt”, zal ze dan ook niet weglopen, maar tevoorschijn komen om zo haar kroost te beschermen.

Op een engelwortel trof ik deze prachtige zweefvlieg aan. Het is de ivoorvlieg oftewel "witte reus".
De naam heeft ze uiteraard te danken aan het voorste ivoorwitte achterdeel. Omdat de ogen iets uit elkaar staan, weet je dat het een vrouwtje is. Bij het mannetje zitten die namelijk tegen elkaar.

Bij het woord vliegen wordt vaak minachtend de neus opgehaald. Meestal denken we aan steekvliegen of strontvliegen die zich voortplanten op dood dierlijk materiaal en daarom voor ons niet al te hygiënisch zijn aangelegd. Anders is dat echter bij de vaak fraai gekleurde en getekende zweefvliegen.
Zweefvliegen zijn vliegen, maar "rare" vliegen, die er als een bij of wesp uit zien. Als je goed kijkt zie je echter dat er duidelijke verschillen zijn; ze kunnen o.a. op een bepaalde plaats blijven zweven, hebben veel grotere ogen, de stand van de vleugels is anders en ze hebben kleine antennes. En..... ze steken niet.

De gewone kameleonspin is een goed gecamoufleerde spin. Hier zit ze op de bloem van het duizendblad. Deze spin heeft de eigenschap dat ze, net zoals een kameleon, van kleur kan veranderen. Ze gaat meestal op gele of witte bloemen zitten en kan dan zelf ook een gele of witte kleur aannemen. De kleurverandering van wit naar geel duurt 10 tot 25 dagen en terug van geel naar wit duurt 6 dagen.
Dankzij deze camouflage kan ze haar prooi verrassen. Het zijn "afwachtende jagers", die geen web weven, maar vaak uren- of dagenlang roerloos zitten te wachten tot een prooi dicht genoeg genaderd is, om dan toe te slaan en direct met gif te injecteren. Ze deinzen hierbij niet terug voor wespen, bijen of zelfs hommels.

Deze steenhommel was wel heel eigenwijs. Zij vertikte het om iets stevigers uit te zoeken dan een grasspriet. Gevolg was dat zij steeds weer naar beneden zwiepte en het mij zo niet gemakkelijk maakte om er een geslaagde foto van te maken.
De soort is herkenbaar vanwege de nagenoeg zwarte zijdeachtige beharing en een rood achterlijf. Je kunt zien dat het een vrouwtje is, want de mannetjes van de steenhommel hebben een brede kraag, een lichtgele snuit en een lichtgele band over het borststuk. Aangezien de steenhommel bekend staat als de meest agressieve hommel, moest ik natuurlijk goed blijven opletten dat ze niet geïrriteerd raakte.

Dit mooie beestje is dus geen wesp, maar een spin. Het is de wesp- of tijgerspin. Een mooi staaltje mimicri. Op de foto zie je het vrouwtje, dat groter is dan het mannetje. Zowel de omvang als het opvallende kleurenpatroon schrikt kennelijk zo af, dat vrijwel geen vogel zich aan de wespspin durft te vergrijpen.
Het is een mediterrane spin, die nog niet zo lang voor komt in Nederland. Het eerste exemplaar werd in 1980 aangetroffen in Zuid-Limburg. Vooral de laatste 10 jaar is de soort aan een opmars bezig. Het heeft mogelijk met de opwarming van het klimaat te maken.

Kenmerkend voor deze wielwebspin is ook dat hij een opvallende zigzagband door het midden van het web weeft. Als je wat te dichtbij komt,is de kans groot dat je een spandraad raakt en het web wat wordt bewogen. Mevrouw zoekt dan snel een ander plekje.

Nu de meeste schermbloemigen in bloei staan is het feest voor de zweefvliegen. Het is niet alleen een uitdaging om die beweeglijke beestjes goed op de foto te krijgen, maar ook om er een naam aan te geven. Zo dacht ik in eerste instantie dat dit (vanwege het spitse kontje) een puntbijvlieg was, maar uiteindelijk heb ik toch, (vanwege o.a. de gele basis op de dij van de achterpoot) moeten vaststellen dat dit waarschijnlijk de bosbijvlieg is. Maar ik kan er natuurlijk ook zomaar naast zitten.

In Nederland komt de ongeveer 8-15mm grote labyrintspin of gewone doolhofspin algemeen voor op de zandgronden in het oosten en zuiden en ook in de duinen, maar over de verspreiding is niet veel bekend. Eigenlijk vreemd, maar dit zie je vaker bij algemene soorten, omdat de meeste mensen er geen aandacht aan besteden. De Labyrintspin is een trechterspin, die haar naam ontleent aan de karakteristieke vorm van haar web. 
Je vindt die tussen het gras, laag struikgewas of boomwortels als een horizontaal geweven web, dat op één punt in een omlaag lopende trechter overgaat en als een lange tunnel in de vegetatie (als een soort labyrint) verdwijnt. Het dient als schuilplaats, maar ook als vluchtroute. De spin reageert direct en is zeer snel. Dus als een insect op het web terecht komt, schiet ze vanuit de trechterbuis tevoorschijn, grijpt de prooi en sleept die mee de trechter in. Of als jij het web aanraakt, schiet ze meteen diep de trechter in.

woensdag 6 augustus 2014

Voormalige stortplaats Delbroek.

"Afvalbergen hebben meestal een slecht imago. Hoewel voor voormalige vuilstortlocaties meestal een lage urgentie voor herontwikkeling geldt, kan de herontwikkeling de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving naar een "hoger" niveau tillen en kan de negatieve indruk van de "vuilnisbelt" getransformeerd worden naar een positief beeld". (in: project Wastescape - ontwikkelingskansen voor voormalige vuilstortlocaties.)

Deze herontwikkeling is wat we de afgelopen jaren zien gebeuren bij de voormalige stortplaats aan de Hazenweg. Wie het heuvelachtige, groene landschap tussen Bocholterweg (vlakbij de Belgische grens)en Hazenweg voor het eerst ziet, zal niet direct vermoeden dat hij bergen afval ziet.

Nadat begin jaren 60 de kleinere gemeentelijke stortplaats aan de noordkant van de Hazenweg was volgestort, verrees aan de zuidkant een grotere vuilstort die steeds verder uitdijde en tot ongeveer het jaar 2005 gefunctioneerd heeft als gemeente- lijke en later regionale stortplaats. Hier is in ruim 40 jaar een gigantische hoeveelheid afval terecht gekomen, die vooral in de laatste jaren zorgde voor een grote mate van verontreiniging in de naaste omgeving. Naast deze stortplaats ligt er ook nog steeds een particuliere stortplaats (Kirkels), met voornamelijk bouwafval.

de 25 m. hoge "duinen van Altweerterheide".
De voormalige stortplaats is ongeveer 750 meter lang, 300 meter breed en heeft een hoogte van 25 meter. Het gebied wordt door de mensen wel eens gekscherend  de "duinen van Altweerterheide" genoemd, maar is vooral bekend als Hazenheuvel. Mijn voorkeur gaat uit naar "Delbroek". Dit is de naam van een voormalige ontginning, die in de jaren '30 of '40 van de 19e eeuw is begonnen. Een van de eerste eigenaren was een pastoor. Vandaar ook de namen Heipastoor en Pastoorshuis.
In de taalkundige betekenis is del een "natuurlijke laagte" of "tongvormig nat gebied" en ook broek heeft de betekenis van "laaggelegen gebied dat nat blijft door opwellend grondwater (aldus mr. Stan Smeets in "Altweerterheide 1937-1987".)
Maar ook zeker is dat Delbroek verwijst naar Kürten- Delbrouck, een Duitser die de ontginning van het grote woeste gebied, eind 19e eeuw van zijn schoonvader Franz Joseph Delbrouck overnam en noemde naar zijn vrouw Josephina Delbrouck.  Zowel Kürten als Delbrouck waren Duitsers uit Keulen en Geilenkirchen.
Daarom denk ik dat, afgaande op de oorspronkelijke ligging van het gebied in de betekenis van "tongvormig en laag nat gebied" én de persoon Delbrouck, de enig juiste naam voor de voormalige stortplaats niet Hazenheuvel maar Delbroek moet zijn. De namen "Pastoorshuis" en "Lindenhof" verwijzen eigenlijk naar de boerderij.

Als je geïnteresseerd bent in de geschiedenis van Delbroek, moet je zeker eens mijn post daarover lezen.
Dan moet je HIER op klikken.

Het is een (nog) niet toegankelijk terrein, maar ik ben er de afgelopen weken een paar keer geweest met de Ecologische Werkgroep Weert Zuid voor een inventarisatie van de flora. Het park ligt er keurig bij en voor wie het niet weet, doet niets vermoeden dat het onder de oppervlakte gist en broeit en dat maar enkele meters teelaarde de scheiding vormen tussen rottend loof en ander afval en de stille, bloemrijke omgeving. De ontwikkelingen aldaar zijn gunstig te noemen, want we hebben er ruim 160 verschillende planten kunnen inventariseren. De verslagen van die bezoekjes vind je op de site van de Ecologische Werkgroep Weert-Zuid.

Herontwikkeling gezien vanuit de lucht (foto Attero)
aanbrengen van de afdichtingslagen (foto Attero)
De voormalige stortplaats is eigendom van afvalverwerkingsbedrijf Attero die ook het beheer uitvoert, maar in afspraken staat dat de provincie verantwoordelijk is voor "eeuwig durende nazorg". Vanuit die rol kunnen Gedeputeerde Staten invloed uitoefenen op de nabestemming van de stortplaats. Met de afwerking en landschappelijke inpassing van de "berg" is in 2005 een aanvang gemaakt.
Het terrein is voorzien van een definitieve onder-, tussen- en bovenafdichting en een natuurlijke inrichting.
Door het aanbrengen van waterdichte afdichtingslagen wordt de hoeveelheid (regen)water die de stortplaats binnendringt, teruggedrongen of zelfs voorkomen.

Er lopen afwateringssloten voor het regen- en kwelwater en een gedeelte wordt opgevangen in een poel langs de Hazenweg. 

Het gebied wordt begraasd door schapen.
Na  afdichting en aanplanting is gaandeweg een uniek landschap aan het ontstaan in Altweerterheide, dat in de toekomst opengesteld zal worden als extensief recreatiegebied. Er wordt begraasd door schapen.

Controle van de bodem- water- en luchtkwaliteit blijft voorlopig nog vereist
"Zand erover" is niet voldoende.... Een jarenlange nazorg blijft noodzakelijk, want mogelijke negatieve effecten van de stortplaats op de omgeving (bodem, grondwater en lucht) moeten voorkomen worden.
Denk aan het bemonsteren van de peilbuizen voor de kwaliteit van het grondwater, emissiemetingen van stortgas ter controle van het functioneren van de bovenafdichting en het groenbeheer.
* Emissie is de uitstoot van een stof vanuit een bron, doorgaans naar de lucht, de bodem of het water.

Uitzicht op Vetpeel en Kettingdijk, met rechtsonder het bassin voor de opvang van percolatiewater
Om te voorkomen dat het verontreinigd afvalwater (of percolatiewater), uit het stortlichaam in het grondwater komt, wordt het via een drainagestelsel opgevangen en naar een waterzuiveringsinstallatie in Montfort getransporteerd. Controle van de grondwaterkwaliteit gebeurt aan de hand van monsters die genomen worden via controledrains die onder de stortplaats lopen en een netwerk van peilbuizen.

Het vrijkomende stortgas (een mengsel van methaan en kooldioxide dat vrijkomt uit een vuilnisbelt) wordt voor een deel met een stortgasmotor omgezet in elektriciteit en voor een deel afgefakkeld. In 2010 is de container met een stortgasmotor en een fakkelinstallatie geplaatst.

Twee eeuwenoude Robinia's (valse acacia's) net buiten de afrastering zijn bewaard gebleven.
Vanaf het hoogste punt heb je een schitterend uitzicht op de omgeving. Dit is o.a. wat bedoeld wordt met "door herontwikkeling de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving naar een hoger niveau tillen".
Voor de voormalige stortplaats Delbroek geldt dat dus niet alleen figuurlijk, maar ook letterlijk.

Op een redelijk heldere dag kun je in het noord-westen de Laurabossen en Kruispeel met daarachter o.a. Nyrstar en Trespatorens zien. In het noord-oosten zie je behalve de Martinuskerk ook de kerk van Nederweert en Ospel. In het zuid-oosten de zendmast van Ittervoort, de koeltorens van de Clauscentrale en in het zuiden de drie turbinewindmolens bij het Belgische Opoeteren. In het zuid-westen ligt de Vetpeel, Kettingdijk en de Smeetshof.

woensdag 23 juli 2014

Reuzenberenklauw; een "bloeiend monster"

In mijn vorige blog over de Reuzenbalsemien heb ik duidelijk proberen te maken dat niet elke exoot een bedreiging voor onze ecosystemen hoeft te zijn. Als dat wel het geval is en dieren, planten en micro-organismen door menselijk handelen in een nieuw gebied terechtkomen (zoals Nederland) en door vestiging en verspreiding schade kunnen veroorzaken, spreekt men van een invasieve exoot. En dat worden er steeds meer. De steeds verder uitdijende database van invasieve plantensoorten kun je vinden op de site van EPPO-Qbank; de European and Mediterranean Plant Protection Organization.

Reuzenberenklauw is een bedreiging voor onze inheemse planten en een gevaar voor de mens.
Omdat ze hier niet thuis horen, erg kiemkrachtig zijn en met hun bladeren al het licht voor onze inheemse plantensoorten wegnemen en wegdrukken, vormen invasieve exoten een (potentiële)bedreiging voor de biodiversiteit en worden ze beschouwd als schadelijk. Dat geldt niet alleen voor de Reuzenbalsemien, maar ook voor  soorten als de Japanse duizendknoop en deze Reuzenberenklauw. Die staat sinds 2017 op de Unielijst van invasieve exoten. Dit betekent onder andere dat EU-lidstaten de plicht hebben om in de natuur aanwezige populaties op te sporen, te verwijderen, of zo te beheren dat verspreiding wordt voorkomen.

Deze plant, die van oorsprong uit de Kaukasus komt, is hier in de 19e eeuw als tuinplant geïntroduceerd.
Door menselijk toedoen, vind je het gewas vooral langs wegen en overige plaatsen die niet begraasd of bewerkt worden. Ook in natuurgebieden kom je hem steeds meer tegen.

De Reuzenberenklauw is herkenbaar aan de rode vlekken op de stengel.
Je moet hem niet verwarren met onze Gewone berenklauw, die hier van nature voor komt; deze heeft geen rode vlekken op de stengel en wordt slechts(!!!) 2 meter hoog. De gevolgen als je er mee in contact bent geweest,zijn ook minder heftig.

bladeren worden tot wel meer dan 3 meter lang
De reuzenberenklauw kan wel 5 meter hoog worden en dankt zijn naam aan de vorm van de bladeren, die wel iets weg hebben van een klauw en meer dan 3 meter lang kunnen worden!!. Deze bladeren met scherpe blad- punten maken de plant gevaarlijk voor de mens. Op de bladeren en stengel staan ook haartjes die de huid sterk irriteren. De plant scheidt daarbij een waterachtig sap af dat onder invloed van licht rode, jeukende vlekken op de huid veroorzaakt, die enkele uren later overgaan in een ontsteking van de huid met zwelling en blaarvorming.
Het effect is vergelijkbaar aan dat van carbolineum met zonlicht en het kan weken duren voordat het genezen is.

Men noemt ze niet voor niks het "bloeiend monster"........ Vermijd dus elk contact.

De plant bloeit in de maanden juni tot eind juli. De tot meer dan 80.000 bloempjes staan bijeen in schermen. Een plant kan daardoor meer dan 20.000 zaden produceren. Door de massa's kiemkrachtige zaden die de planten vormen, heb je al snel een heel bos reuzenberenklauwen, die je met moeite binnen de perken kan houden. Deze zaden kunnen tot 7 jaar lang hun kiemkracht behouden. Het is dan ook aan te raden de uitgebloeide bloemschermen tijdig weg te halen. Nog beter is het natuurlijk dat je ze bij de bestrijding niet in bloei laat komen, zodat zaadvorming voorkomen wordt. Jonge planten laten zich nog goed uitsteken.

Chemische bestrijding is tegenwoordig (gelukkig) verboden en maaien is natuurlijk een optie, maar dit soort bestrijding is niet vol te houden. Er is namelijk zowel bovengrondse als ondergrondse bestrijding nodig. Dit moet vooral gedaan worden bij eenlingen. Een eenling is een plant die nog niet in bloei is gekomen. Er is dus nog geen zaadbank ontstaan en zo voorkom je een haard (meerdere planten bij elkaar).In de vrije natuur handelt men in veel gevallen echter al gauw te laat.

Een prachtige exoot, maar een " bloeiend monster"..........

Onder natuurlijke omstandigheden, met natuurlijke begrazing, blijkt de reuzenberenklauw op den duur echter ook te verdwijnen. De soort verschijnt namelijk al vroeg in het voorjaar als een van de eersten en is dan een aangename voedingsbron voor tal van grazers. De plant is niet giftig en vooral schapen schijnen dol te zijn op de jonge planten. Op www.bandeberenklauw.nl kun je daar een paar leuke filmpjes van zien. Ook herkauwers als rund en hert zijn goed in staat het blad te verteren en eten er graag van. Door deze begrazing wordt hij consequent teruggezet in zijn ontwikkeling, met holle stengels tot gevolg. En juist in die holle stengels blijft regenwater staan, iets waar hij slecht tegen kan. Geef je de plant dus niet de kans uit te groeien tot een volwaardige plant, dan zal hij uiteindelijk vanzelf het loodje leggen.
Maar ook hier geldt: "voorkomen is beter dan genezen"

AANVULLING  januari 2021: Om beheerders bij de bestrijding te ondersteunen, is in oktober 2020 de Leidraad Beheer Reuzenberenklauw gelanceerd. Op de site OnkruidVergaat.nl is deze te downloaden. 

Als je de bloemen van deze schermbloemige van dichtbij bekijkt, zie je echter ook hoe mooi die zijn.
Berenklauw is net als de andere schermbloemigen, aantrekkelijk voor insecten.
Hoewel de bloempjes veel nectar bevatten, zijn het echter geen drachtplanten voor onze honingbijen.
Het zou aan de bedwelmende geur (anijs) en bepaalde eigenschappen van de bloempjes kunnen liggen. Andere insecten, zoals kevers en zweefvliegen ondervinden er niet veel hinder van en voelen zich blijkbaar wél aangetrokken tot deze plant.
 
Dat geldt ook voor de Gevlekte smalbok die je hier ziet. Deze kever, uit de familie boktorren, leeft van mei tot september en eet voornamelijk de bloemdelen. De kever is makkelijk te herkennen aan het langwerpige, naar achteren versmalde achterlijf en een gele kleur met donkerbruine tot zwarte vlekken. De soort imiteert zo wespen om aan belagers te ontkomen. Dit wordt ook wel mimicry genoemd.

dinsdag 22 juli 2014

Reuzenbalsemien; een "wolf in schaapskleren".

Toen een Reisreporter afgelopen week op de Columbusreissite een, voor haar onbekend mooi "bloempje" plaatste en er vele leuke reacties op kreeg, heb ik ietwat kritisch gereageerd. Niet wat de bloem betreft, want eerlijk is eerlijk, het is een prachtige plant. De bloemen zijn vrolijk van kleur en mooi om te zien. Het is ook een imposante plant, want deze eenjarige kan met gemak ruim 2 meter hoog worden.
Het ging er mij echter om te laten zien wat deze plant allemaal teweeg kan brengen.

De reuzenbalsemien is een verwilderde exoot die in Nederland tegenwoordig in veel natuurgebieden te vinden is. Het is familie van het vlijtig Liesje en zijn Latijnse naam is "impatiens glandulifera".
Impatiens betekent 'ongeduldig, geen aanraking duldend, gevoelig' en verwijst naar de rijpe vruchten van de balsemienen: bij aanraking springen deze open en worden de zaden met kracht weggeslingerd. Hij wordt daarom ook wel springbalsemien genoemd.

Je vindt de reuzenbalsemien onder andere langs de Saarsvenweg in Nederweert-Eind
Oorspronkelijk is de plant vanuit N. India/Himalaya via Engeland als tuinplant ingevoerd vanwege de prachtige bloem. Ook de aanplant als bijenplant door imkers heeft later bijgedragen tot de verspreiding.
Door laksheid, gemakzucht en onwetendheid van tuinliefhebbers is de plant door met name het dumpen ervan in de vrije natuur terecht gekomen en kan daar ongestoord zijn gang gaan.

Ook in de Koningssteen in Thorn vind je de soort
Reuzenbalsemien wordt momenteel bij DAISIE bij de 100 ergste Europese invasieve exoten gerekend. DAISIE ((Delivering Alien Invasive Species Inventories for Europe)is een database met informatie over meer dan 12.000 invasieve exoten, waaronder de top 100 van de meest schadelijke. Een groot internationaal team met experts update de database voortdurend.
Invasieve exoot is een biologische term waarmee een soort wordt aangeduid, die al dan niet opzettelijk buiten zijn natuurlijke verspreidingsgebied is terecht gekomen. Het betreft dieren, planten en micro-organismen die door menselijk handelen in een nieuw gebied terechtkomen en die door vestiging en verspreiding schade veroorzaken en een bedreiging vormen voor de biodiversiteit.
Dan kun je bijvoorbeeld ook denken aan de Amerikaanse vogelkers, de Pallas eekhoorn en het veelkleurig lieveheersbeestje.

Daarnaast zijn er invasieve exoten die gezondheids- problemen bij mensen (bijv. de tijgermug),of economische schade (bijv. de muskusrat) kunnen veroorzaken. De Europese Unie geeft jaarlijks minstens 12 miljard euro uit aan maatregelen om de verspreiding van invasieve soorten onder controle te houden en de schade die zij veroorzaken, te herstellen!!!!

Het merendeel van de exoten vormt geen probleem. Ik denk bijvoorbeeld aan de tomaat en de aardappel die vanwege de ontdekkingsreizen ooit in Nederland terecht kwamen. Ook de meeste naaldbomen, (o.a. Douglas en zilverspar), zijn exoten en zijn in de 17e en 18e eeuw probleemloos geïmporteerd voor de houtproductie.
Maar de reuzenbalsemien is dus een heel ander verhaal. Hij verdringt op steeds meer plaatsen onze inheemse soorten en roeit in bepaalde gebieden zelfs kwetsbare soorten uit.
Waar hij verschijnt, verdwijnt zelfs de brandnetel, dus dat zegt al heel wat...

Prachtige bloem, met daarboven zaaddozen.
Hoewel deze eenjarige plant in de tuin nog door schoffelen of uittrekken "binnen de perken blijft", is hij in de vrije natuur een gruwel voor de natuurliefhebber. Begrazing heeft wel enig effect, maar maaien en uittrekken zijn de meest effectieve methoden bij de bestrijding. De zaden blijven immers maar een flink jaar kiemkrachtig. Belangrijk is dan wel het tijdstip van de uitvoering, namelijk wanneer de eerste bloemen in bloei staan. Maar het is eigenlijk onbegonnen werk en hij is daardoor dan ook moeilijk uit te roeien.
Een plaag voor velen, want door deze woekeraar worden ook investeringen in natuurinrichting en soortbescherming vaak teniet gedaan.

De prachtige bloem van deze "wolf in schaapskleren".......
De plant heeft mooie, opvallende 2-5 cm grote bloemen, die van juli tot september bloeien met een lila, roze of lichtgele tot witte kleur. Het is met al zijn schoonheid “een wolf in schaapskleren”.
Nadat de bloem is uitgebloeid ontstaat er een zaadlob die 4 tot 20 zaadjes kan bevatten. Zo maakt één reuzenbalsemien elk jaar ca. 800 zaadjes. En dan beginnen de problemen. Als de zaadlob op springen staat, gaat hij open als hij zachtjes wordt aangeraakt. Een regendruppel is al genoeg om de zaadjes met behulp van een ingenieus schietsysteem tot wel 7 meter “weg te schieten” zodat hij zich steeds verder kan verspreiden en dat maakt hem berucht in de vrije natuur.
Hij heeft (tot nu toe) vrij spel in de natuur en er is niets of niemand die hem afremt.

Een van de voorwaarden om het "gevecht" tegen invasieve soorten te kunnen winnen, is het publiek bewuster maken van deze problematiek. De reuzenbalsemien kan nog steeds overal gekocht worden, maar de verkoop of aanplant wordt ontraden en in België heeft de professionele groensector zelfs een gedragscode ondertekend, waarin de sector zich verbindt de plant niet meer aan te planten of te verkopen.

Een nimf van de groene stinkwants leeft van de plantensappen.

In mijn volgende blog wil ik aandacht besteden aan een andere opvallende en imposante invasieve exoot.
Het betreft de reuzenberenklauw,die ook wel toepasselijk "bloeiend monster" wordt genoemd.

Blogarchief