Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


zondag 26 oktober 2014

Herfst 2014.......Paddenstoelentijd deel 1: Van alles wat

Vorig jaar rond deze tijd plaatste ik ook al een blog met paddenstoelen. Het is tenslotte herfst....
Hoewel je het hele jaar door paddenstoelen kunt vinden, is de herfst natuurlijk bij uitstek de periode om paddenstoelen te zien. Dit jaar waren ze al héél vroeg. Begin augustus zag je ze al meer dan normaal verschijnen, met als gevolg dat het nu op dit moment voor mijn gevoel allemaal wat minder is. Dat geldt, zo valt me op, zeker voor de vliegenzwam. Terwijl je er vorig jaar bijna over struikelde, is dat dit jaar heel wat minder, maar de tijd komt waarschijnlijk nog. Het heeft natuurlijk vooral met de vochtigheid te maken.

Desondanks heb ik er tijdens mijn uitjes genoeg gefotografeerd, om er een paar blogs aan te kunnen wijden. Vandaag paddenstoelentijd deel 1 en over een paar dagen volgt paddenstoelentijd deel 2.

Er zijn heel wat verschillende koraalzwammen. De koraalzwam is een schimmel die behoort tot de steeltjeszwammen. Het vruchtlichaam is meervoudig vertakt en doet denken aan koraal.
Ik vermoed dat dit de rechte koraalzwam is, maar weet het niet zeker. Hij wordt nogal eens verwisseld met de zeldzamere naaldboskoraalzwam, maar die tref je vooral aan op voedselarme grond in naaldbossen in het strooisel. Deze rechte koraalzwam is vrij algemeen en ik vond hem halverwege augustus, op een hoger gelegen, voedselrijke plekje, onder een aantal eikenbomen bij de Waerbrookskoel in Ell..

De waslakzwam is gemakkelijk te herkennen. Hij groeit op stammen en stronken van oude loofbomen (beuk, eik) en lijkt wat op de harslakzwam, die ook o.a. een duidelijke wittige groeirand heeft, maar bij de waslakzwam kun je de gladde, glanzende, licht-tot donkerrode bovenkant niet indrukken. Daaronder zit een gele harslaag, die ontvlamt als je er een aansteker of een lucifer bij zou houden. Beter is het om hem een beetje nat te maken en op te wrijven. Hij gaat op die plek dan nog meer glanzen.

  
Deze jonge reuzenzwam is hier een prachtig exemplaar, maar zal straks minder mooi bruin verkleuren.
Zoals de naam al aangeeft, kan deze zwam heel groot worden. Als hij volledig is uitgegroeid, staan de ronde platte hoeden mooi in het rond en kunnen samen wel een meter in doorsnede bereiken. De paddenstoel heeft een sterke voorkeur voor beukenbomen en daar vond ik hem dan ook, maar dan wel op een omgehakte boom. Niet alleen op de stronk, maar ook op de aangetaste wortels, want daar breidt het zogenaamde mycelium zich namelijk vooral uit. De zwam kan zowel verschijnen op een levende boom (is dan parasiet), als op dood organisch materiaal en wordt dan saprofyt genoemd.

Hoewel de zwavelzwam voor met name ernstig verzwakte bomen de doodsteek betekent, is het een prachtige zwam om te zien. Deze vond ik wel heel bijzonder, want in tegenstelling tot de meestal geel/oranje kleur van de zwam, was deze wit/rossig. Zo heb ik ze nog niet eerder gezien. Vooral in het beginstadium van hun ontwikkeling hebben de hoeden echter allerlei gradaties van witte, gele en oranje kleuren met overgangen daartussen. In een later stadium verdwijnen de felle kleuren. Oude exemplaren worden uiteindelijk zelfs wit en zijn dan brokkelig als geitenkaas. Het formaat van deze zwam is af te lezen aan de eikenblaadjes.

 
De grote stinkzwam is toch een wel heel bijzondere paddenstoel. Het is niet zo vreemd dat de Latijnse naam "Phallus impudicus" is, want dat betekent "schaamteloze penis". Aan de top van de hoed zit zelfs, als een soort plasgaatje, een kleine opening. Het schijnt dat in de preutse Victoriaanse tijd, de dames deze paddenstoel uit hun tuinen lieten verwijderen…
Ook de Nederlandse naam is voor de hand liggend, want hij stinkt. Iedereen heeft in het bos wel eens een weeïge sterke geur geroken. Als je je neus dan naloopt, kom je meestal bij hem uit.
De hoed is in het begin bedekt met een kleverige donkergroene laag. Deze laag wordt opgelikt door vliegen en kevers, die op de aasgeur afkomen. Zo zorgen ze voor de verspreiding van de sporen. Wanneer de laag opgegeten is, zie je de witte tot lichtgele hoed met zijn typisch honingraatpatroon. Na enige tijd hangen de eerst zo trotse stoere binken er maar slapjes bij, alsof ze zich schamen voor hun uitbundig gedrag……

Het gewoon elfenbankje is een eenjarige, zeer algemene paddenstoel, die het hele jaar door op stronken en takken van vooral loofbomen te zien is. Het is dus een winterharde soort. Het gewoon elfenbankje groeit dakpansgewijs in groepjes en heeft een waaier- tot rozetvormige vorm met een witte rand. Het is mij niet duidelijk wat dat witte goedje is. Ik denk aan sporenpoeder, maar ik weet het niet zeker. Géén sneeuw in elk geval. Het bijzondere van deze paddenstoel (vind ik), is dat die wit, beige, okergeel, groen, oranje, (rood)bruin, blauw, grijs en zelfs zwart van kleur kan zijn. Het is maar wat je gewoon noemt.

De boom met de mooiste gekleurde bladeren in de herfst, is ongetwijfeld de Amerikaanse eik. Schitterend, maar ook een boom die zich eigenlijk niet thuis voelt in ons klimaat. Dat is ook wel merkbaar, want hij wordt niet echt oud, omdat hij zo gevoelig is voor ziektes en schimmels.
De eikhaas draagt zijn naam, want dat is een zwam die je vooral aan de voet van levende eiken en op stobben aan treft. Bundels van de eikhaas kunnen wel een diameter van een halve meter bereiken.
De naam haas heeft overigens niets met onze snelle viervoeter te maken, maar is afgeleid van het middel- nederduits woord 'haso' of 'haza', dat "grijs" of "grauw" betekent.

Hoewel het lijkt of de vliegenzwam zich wat later laat zien dan vorig jaar, zal deze rode paddenstoel met zijn witte stippen waarschijnlijk toch weer het meest gefotografeerde herfstobject worden.
Ik heb er vorig jaar al een paar geplaatst, maar wil nu ook niet achterblijven.

De Vliegenzwam (Amanita muscaria) behoort tot de amanieten. Amanieten zijn giftige paddenstoelen, waaronder enkele zeer giftigen zoals de Groene- en Kleverige knolamaniet. Ook de vliegenzwam is giftig.
Je zult bij gebruik ervan niet dood gaan , maar zult er wel behoorlijk ziek van worden. Het Latijnse Muscaria is de naam van het gif, dat vooral in het rode vlies van de hoed zit. Het is afgeleid van het Latijnse woord voor vlieg: musca. In de tijd dat er nog geen vliegenstrips en chemische bestrijdingsmiddelen waren, werd dat rode velletje ( en niét de gele velumresten zoals je vaak kunt lezen), vermengd met wat melk en eventueel nog wat suiker, vaak gebruikt om vliegen te verdelgen. Als die daarvan snoepten, werden ze namelijk door het gif gedood.

Als je bovenstaande foto ziet, denk je misschien niet meteen aan een vliegenzwam, want hier ontbreken de zo bekende witte stippen......Toch is het 'm.

Die witte stippen zijn overblijfselen van het vlies, dat de paddenstoel eerst omhulde. Op de bovenste 6 foto's zie je de verschillende groeistadia. Door het groeien van de paddenstoel breekt het vlies en dat blijft dan in kleine stukjes op de hoed achter. Aangezien deze restantjes los liggen, kunnen ze bij een flinke regenbui gemakkelijk van de hoed afspoelen. Hierdoor kom je dus ook vliegenzwammen tegen zonder witte stippen.
Weer een raadsel opgelost......

  
Uiteindelijk blijft van al dat moois in de natuur weinig meer over. Ook voor de eens zo mooie Vliegenzwam, maar ook dat hoort er bij.............

Mocht ik je interesse voor paddenstoelen hebben gewekt, dan heb ik nog een tweede deel voor je.

zondag 19 oktober 2014

Schapen begrazen Smeetshof

Door een bericht op de site van de Ecologische Werkgroep Weert-Zuid, werd ik geattendeerd op een mededeling van Natuurpunt Bocholt en de Belgische krant "Het belang van Limburg" :

 700 schapen te voet naar natuurgebied Smeetshof.
Bocholt - "Herder Johan leidt op zaterdag 18 oktober samen met zijn zoon een kudde schapen vanuit Wijshagen naar het Smeetshof. Dat onder begeleiding van schapencolly´s en enkele vrijwilligers. De route loopt meestal over rustige veldwegen en kruist, onder politietoezicht, de Meeuwerweg, Peerderbaan en Bocholterweg richting de brug van Beek. In de late namiddag arriveert de kudde aan de Napoleonsdijk".

Aldus "het Belang van Limburg".
Voor mij aanleiding om naar de aankomst op 18 oktober te gaan, want 700 schapen over de weg en de aankomst, dat is toch zeker de moeite van het bekijken waard. En zeker op zo'n prachtige dag.


De kudde bevindt zich het grootste deel van het jaar op het militair domein in Houthalen-Helchteren (de Sonnisheide ) voor de instandhouding van de heideterreinen. Om het evenwicht tussen de verschillende (soms zeldzame)planten- en dierensoorten op dit uitgestrekte domein te bewaren, wil en kan men in de winter de hei echter niet laten begrazen. Men laat de hei als het ware "tot rust" komen.

Vandaar dat er naar een nieuw natuurgebied is gezocht voor de begrazing. De keuze is dus gevallen op de Smeetshof. Hiervoor moesten de dieren echter een afstand van ruim 30 km moeten afleggen. Het transport met wagens zou twee dagen kosten, vandaar de keuze om via binnenwegen met de schapen naar het gebied in Bocholt te lópen. De kudde is donderdag al vertrokken en legde elke dag ongeveer 10 km. af.

Ze verblijven bijna een maand op de Smeetshof om het gras en boomopslag vakkundig te kortwieken, dus je hebt nog even de tijd voor een bezoekje.

De schapen zijn Lovenaars; een ras verkregen uit een kruisingsprogramma, dat in 1979 op de proefhoeve van K.U. Leuven werd opgestart. Het is een kruising tussen het Belgisch Melkschaap en het Suffolk-schaap.
Zo kreeg de Lovenaar het beste van de twee: een sterk lijf met stevig pootwerk om moeilijk terrein aan te kunnen, maar ook een hoge vruchtbaarheid, de zelfredzaamheid bij het lammeren, uitstekend vlees en een goede melkproductie.

Oorspronkelijk was het schaap bedoeld als deel van een mogelijk antwoord op de boterberg en melkplas in de jaren 80; de runderstapel moest afnemen en de Lovenaar zou het vleestekort kunnen compenseren. Toen dat probleem opgelost was door het nieuwe landbouwbeleid en een veranderende markt, was het schaap in feite overbodig, maar heeft Johan Schouteden het fokprogramma overgenomen, omdat de Lovenaar een ideaal schaap was voor zijn doeleinden (het fokken van slachtlammeren met een uitzonderlijke vleeskwaliteit).

Schapen worden meestal niet bij de grote grazers gerekend. Ten onrechte naar mijn mening, want ze weten wel raad met een gebied; deze 700 schapen begrazen namelijk gemiddeld per dag 1 ha. Ze eten eerst het jonge malse gras en de planten die ze lekker vinden. Ze grazen het gras heel kort, zodat door de verschraling een dichter, steviger en bloemrijker grasland ontstaat, dat weer een geschikt biotoop vormt voor bijvoorbeeld leeuwerik, kwartel, patrijs en kievit.
Pas daarna beginnen ze aan de wat minder smakelijke planten, de jong uitgeschoten boompjes en struiken, waardoor ze de altijd dreigende verbossing een halt toeroepen.

Dit is niet wat men met de kleine groep taurossen, in het Nederlands deel van Kempen~Broek, zou klaar spelen. Hun manier van grazen is namelijk heel anders en kan in kwetsbare gebieden zelfs schadelijk zijn. Het zal toch ook niet de bedoeling zijn, dat de taurossen (zoals nu trouwens wel gebeurt), alleen maar grazen op de "gewone" weilanden (dat kunnen "gewone" koeien namelijk ook), maar dat ze ingezet worden in de ruigere gebieden, die voor andere grazers moeilijk toegankelijk zijn.

Door alleen de begrazing met galloways en door machinaal maaien, kan men momenteel Smeetshof niet op orde krijgen. Vandaar dat de keuze gevallen is op deze 700 schapen. Zo snijdt het mes aan 2 kanten: Natuurpunt Bocholt hoopt nog meer diversiteit te creëren en de herder is met zijn kudde weer een tijd "onder de pannen". In de toekomst zal uit kostenoverweging helaas weer machinaal gemaaid moeten worden, hoewel dat niet zo milieu- en natuurvriendelijk is. Helaas.


Wat machinaal maaien teweeg brengt, is bijvoorbeeld nu goed te zien op de Kettingdijk. Omdat men te lang gewacht heeft met ingrijpen, is het grasland en het broekbos, door toedoen van de bever, via de afwateringsslootjes en -sloten "overstroomd" door het vervuilde en voedselrijke water van de Lossing en is men aan de slag moeten gaan met zwaar materieel, omdat men er op een andere manier niet kon op komen.


Ik vrees dat door deze activiteiten dat gedeelte van de Kettingdijk een terugslag heeft gekregen van ettelijke jaren. Ik ben benieuwd hoe het er volgend voorjaar bij zal liggen en of we nog de rijke flora zullen aantreffen, die we er eerder zagen.

Slachtoffertjes door de inzet van zwaar materieel
Het is niet alleen een mogelijke ramp voor de flora, maar door deze activiteiten krijgen kleine bodemdieren zoals de talloze insecten,amfibieën en knaagdiertjes ook niet voldoende de tijd om te ontsnappen. Bij begrazing door bijvoorbeeld schapen, zouden ze daar wel ruimschoots de tijd voor hebben. Het lijkt me wel duidelijk dat voorlopig op de Kettingdijk van een biologisch evenwicht geen sprake (meer) is.

Ik vraag me af waarom Ark/Natuurmonumenten trouwens niet heeft gekozen voor de begrazing van dat grasland met schapen. Het beperkt aantal taurossen kan niet wat 700 schapen in enkele dagen voor elkaar krijgen. Een gemiste kans in mijn ogen.

donderdag 9 oktober 2014

Spinnen

Er zijn zo'n kleine duizend soorten in West-Europa, waarvan een groot deel ook in Nederland voorkomt.
Behalve dat we niets van ze te vrezen hebben, speelt de spin een grote rol van betekenis in de voedselcyclus. Niet alleen omdat ze allerlei vliegende en kruipende insecten vangt, maar ook omdat ze zelf prooi is voor andere dieren. In de natuur geldt: "eten en gegeten worden" en dat geldt dus ook voor onze spinnen.
Het is jammer dat deze groep dieren zelden aandacht krijgt. Jammer, want "Onbekend maakt onbemind".

kraamwebspin
wespspin
krabspin
labyrinthspin
Denk maar eens aan de negatieve reacties in je eigen omgeving bij het zien van een spin.
Dat is vooral opvallend bij veel vrouwen!! En dat terwijl het beestje "geen vlieg kwaad doet".... Hoewel!!!
Over bovenstaande spinnen heb ik in eerdere blogs al iets verteld. Wil je dat nog eens teruglezen, dan kun je dat vinden bij: Van alles wat en Van alles wat 2

Vele, maar zeker niet alle spinnen, maken bij hun jacht gebruik van een web. Er zijn ook spinnen die hun prooi vangen zonder web, zoals de loopspin, de krabspin en de kameleonspin, maar in deze blog wil ik het alleen hebben over spinnen die een web maken.

Bij fijne regen, of als er dauw ligt in de herfst, wordt goed zichtbaar hoeveel webben er overal zijn.
Hoewel de herfst de periode bij uitstek is voor spinnen, zijn ze natuurlijk het hele jaar aanwezig, maar vallen ze meestal niet op. Ze zijn vaak zeer goed gecamoufleerd en worden nauwelijks opgemerkt.

Er zijn slechts een paar soorten die algemeen bekend zijn bij de meeste mensen: de kruisspin, de trilspin en de gewone huisspin. Deze drie soorten komt men relatief gezien ook het vaakst tegen.
De grootste groep, bijna de helft van al onze spinnen, hoort echter bij de hangmatspinnen. Omdat die meestal nog geen cm. groot worden en goed gebruik weten te maken van onopvallende schut- kleuren, blijven ze voor het gros van de mensen echter onbekend.
Ze jagen niet, maar maken een hangmatachtig web in struik- gewas en het hoge gras, waar ze ondersteboven onder hangen (of in een aan het web verbonden holletje), wachtend tot een prooidier in het kleverige web belandt.

De vroege ochtenden in de herfst leveren fraaie beelden op. Zeker als het zonnetje tevoorschijn komt. Het lijkt zo alsof deze kruisspin geen gewoon web maakt, maar een kralenketting met kleine pareltjes. Er is zo te zien nog wel wat werk te doen, want het web ziet er ietwat beschadigd uit. Meestal wordt elke dag een nieuw web gebouwd; het oude web wordt daarbij vaak eerst grotendeels opgegeten.

Als ik de glinstering van het web in de zon niet had gezien, had ik deze viervlekwielwebspin zeker niet gevonden. Ze spint een groot rond web, dat wel een halve meter groot kan zijn. Het is geen zeldzame soort, maar probeer haar maar eens te vinden, als ze bijna opgaat in haar omgeving, zoals bij deze ridderzuring.

De viervlekwielwebspin is onze meest variabele spinnensoort als het op de kleur aankomt. Je kunt zowel witte, gele, groene, oranje als bordeauxrode exemplaren aantreffen. Toch is deze spin makkelijk te herkennen; er bevinden zich namelijk altijd vier grote witte vlekken op de rug en de poten zijn gestreept.
Een hoogzwanger vrouwtje kan tot wel 18mm groot worden en het is daardoor onze grootste wielwebspin. Een soort die net zoals de kruisspin een 'gewoon' spinnenweb maakt in de vorm van een spakenwiel.

Een spin is een dankbaar onderwerp om te fotograferen; ze blijven lekker stil zitten. Je moet er alleen soms voor door de knieën. Met een heldere lucht en een zonnetje is te zien, dat deze kruisspin eigenlijk min of meer doorzichtig is. Je ziet op de foto ook hoe behaard ze is. Van de meer dan 700 soorten spinnen die in ons land voorkomen, is het wel de meest bekende en voorkomende soort. Ze is vrijwel meteen herkenbaar door de witte kruisvormige tekening, waaraan ze haar naam te danken heeft. De kruisspin kan erg verschillen in kleur en tekening; ze kan bleekgeel, oranjerood tot bruin gekleurd zijn. Hierdoor zijn ze beter gecamoufleerd in een omgeving waarin de bladeren en andere plantendelen vaak bruin verkleuren.

Het is boeiend te zien hoe een wielwebspin, zoals de kruisspin en viervlekwielwebspin, haar web maakt. Je moet er wel even de tijd voor nemen. De spinmethode is steeds hetzelfde: een paar 'hulplijnen' en vervolgens wordt het kleverige wiel gemaakt door van heel kort bij elkaar in het centrum, naar vrij wijd uit elkaar staande cirkels te spinnen.

De spin op deze foto is een viervlekwielwebspin. Deze soort heeft een 'zomerkleur' en een 'herfstkleur'. Normaal heeft ze een groenbruine kleur, maar ze verkleurt in de herfst naar roodbruin. Hoewel de spinnen het web bij voorkeur 's nachts of in de vroege ochtend maken, kun je ze ook vaak overdag betrappen bij het maken van het web. Omdat de webben door prooidieren (en mensen) worden beschadigd en de kleefkracht van de vangspiraal binnen enkele dagen sterk af neemt, moeten ze geregeld worden vernieuwd. Meestal wordt daarom elke dag een nieuw web gebouwd; het oude web wordt daarbij eerst grotendeels opgegeten.

Deze spin is ook een web aan het maken en je kunt goed zien hoe het spindraad uit de spintepels in het achterlijf van de spin komt. Dat spinsel wordt geproduceerd door verschillende klieren en elke klier produceert een bepaald type spinsel. Wat wij niet kunnen zien, is dat er verschillende draden zijn; de meeste draden zijn voorzien van kleefstof, maar er zijn ook loopdraden. Dit zijn draden zonder kleefstof; de spin gebruikt deze draden om zich te verplaatsen zonder in zijn eigen web verstrikt te raken.
Spinrag van sommige soorten is sterker dan staaldraden van gelijke dikte.

Tot slot nog een paar foto's waar verder geen uitleg bij nodig is.

dinsdag 30 september 2014

Van alles wat 3

Vandaag weer wat foto's en een praatje over beestjes waar we meestal geen aandacht aan schenken, maar die de moeite van het bekijken meer dan waard zijn. Op de close-ups die ik ervan gemaakt heb, is goed te zien hoe boeiend onze kleine dierenwereld kan zijn.

Ze zijn er nog, de libellen. Dit is een GEWONE OEVERLIBEL. Een mannetje. Mannetjes zijn namelijk blauw gekleurd met een zwarte achterlijfspunt. Vrouwtjes zijn bruin met zwart met lichtere zijkanten. Door deze kleuren lijken ze sterk op de platbuik, maar die laatste soort is duidelijk breder.

Veldsprinkhanen zijn herkenbaar aan de korte antennen en het ontbreken van een legboor. De meest algemene veldsprinkhaan is de BRUINE SPRINKHAAN. Deze soort stelt weinig eisen aan de leefomgeving en je komt hem dan ook overal wel tegen. Vanwege zijn "zang" wordt ie ook wel tandradje genoemd. De kleur van deze sprinkhaan is uiteraard bruin, maar er is soms ook wat groen of rood zichtbaar.
Probeer er eens een te vinden en geniet dan gewoon eens van dit kleine magische springwondertje.

De KLEINE VUURVLINDER is een kleine oranje-bruine standvlinder, die verspreid over het hele land voorkomt. Meestal niet in grote getale, dus het blijft een verrassing om er een te vinden. Hij mag dan wel rood zijn, maar hij is familie van de blauwtjes! Vooral wanneer de zon erop schijnt, lijken de voorvleugels intens te schitteren en is hij gemakkelijk te zien.
Je vindt hem bij schrale graslanden, open terreinen, heidevelden, duinen en braakliggende gronden.
De waardplanten voor de rups zijn vooral zuringsoorten zoals schapenzuring en veldzuring.

Nu de dagen korten en de nachten kouder worden, maken de vlinders dankbaar gebruik van elk zonnestraaltje dat ze kunnen vangen. Dat geldt ook voor deze ATALANTA. Toen ik om 10 uur deze foto nam, was hij blijkbaar nog niet voldoende opgewarmd en kon ik hem van dichtbij op de "korrel" nemen.
Met de vleugels wijd gespreid, kon ik hem van alle kanten rustig bekijken. Normaal zijn deze vlinders erg snel en is het moeilijk er een foto van te maken.

De VEELVRAAT (ook wel heidespinner genoemd), is een grote diklijvige nachtvlinder ,waarvan het mannetje ook overdag vliegt. De vrouwtjes vliegen alleen ´s nachts. De onopvallende vlinder komt in Nederland wijdverbreid voor in bossen, heidevelden, zandgronden en duinen. Vlak voor het einde van de zomer, in augustus, komen de gelegde eitjes uit en zijn de meeste vlinders weer gestorven.
Ik vond de roodbruin behaarde, met zwarte ringelbanden herkenbare rups op een heideveldje. Ze doet een beetje denken aan de grote beerrups en de haren kunnen ook jeuk veroorzaken.

De DAMBORDVLIEG is een vleesvlieg, waar we vies van zijn en eigenlijk is dat wel terecht. In tegenstelling tot de meeste vliegen is deze soort eierlevendbarend; er worden wel eitjes geproduceerd, maar die komen ín het vrouwtje al uit. Dit heeft als voordeel dat de larven meteen kunnen beginnen met eten. De larven worden namelijk afgezet op aas of vers vlees van open wonden, waarin ze zich verder ontwikkelen.
Ondanks dat we het een vies beestje vinden, speelt ze een grote rol in de voedselketen, want ze is voedsel voor veel insecteneters. De kleur van deze vlieg is grijszwart en ze heeft een patroon van afwisselende lichte en donkere vlekken, waaraan ze de naam dambordvlieg te danken heeft.


Op vuilniswagens in mijn woonplaats staat: "afval bestaat niet". Ik betwijfel of dat wel helemaal waar is, maar voor de natuur geldt dat gezegde in elk geval wel. Het klinkt cru, maar in de natuur geldt: "dood doet leven". Alle dode materialen, planten en dieren worden namelijk door bacteriën, schimmels en grote of kleine aaseters "gerecycled". Vooral in die laatste groep zijn er heel veel, die van dode dieren afhankelijk zijn.
Dat geldt ook o.a. voor deze GROENE VLEESVLIEG. Of beter gezegd, voor haar nakomelingen. Ze legt namelijk haar eitjes in kadavers (op deze foto is dat een haas), zodat de larven, meteen als ze ter wereld komen, aan een gedekte tafel komen te zitten. En zeg nou zelf: ondanks dat we het een vies beestje vinden, is het toch (zeker met felle zonnestralen er bij) een prachtig insect met die metallic lijkende groene kleuren.

Je ziet ze weer, langpootmuggen. Dit is een KOOL-LANGPOOTMUG. Het zijn onbeholpen slungels, met een veel te groot lijf en te kleine vleugels, die je moeiteloos uit de lucht kunt plukken. Ze worden ook wel vliegende hooiwagen, of glazenwasser genoemd (omdat ze `s avonds op het licht af komen en luidruchtig rond de lamp fladderen). Het zijn de primitiefste tweevleugeligen en ze behoren tot de orde van de vliegen en muggen. Waarschijnlijk hebben ze ooit 4 vleugels gehad, maar het achterste paar is in de loop der evolutie omgevormd tot een soort knotsvormige haltertjes, die ze gebruiken als stabilisator. Op deze foto zijn die goed te zien.
Hoewel het lijkt of ze een angel hebben, steken ze niet. Die achterlijfspunt is namelijk een legboor. Daarmee legt het vrouwtje de eitjes in de grond. Hieraan kun je dus ook zien dat dit het vrouwtje is, want het mannetje heeft die niet nodig. De volwassen langpootmuggen leven maar enkele dagen om te paren en zijn onschuldige dieren, maar de emelten (de larven) kunnen flink schade aanrichten aan o.a. gazons.
Er zijn veel soorten kortschildkevers. In "Allemaal beestjes 16" kun je er wat meer over lezen.Ze zijn vaak niet zo gemakkelijk op hun juiste naam te brengen, maar dat geldt niet voor deze ongeveer 3 cm grote STINKENDE KORTSCHILDKEVER. Het is ook de meest bekende. Sommige mensen kennen hem misschien als het “vuilnisbakmonster”. Dit is namelijk zijn bijnaam, omdat hij graag en vaak onder de vuilnisbak zit. Deze felle jager komt graag in de tuin, omdat er zoveel schuilplekjes zijn onder stenen of bladeren of bij de mestvaalt.


Hij is er niet van gediend als je hem stoort en neemt net zoals de andere kortschildkevers meteen een dreighouding aan; hij spert zijn kaken open, steekt de grote tasters recht vooruit en zijn staart wordt net zoals een schorpioen omhoog en naar voren gekromd. Op die achterlijfspunt zitten klieren, die een stinkende vloeistof kunnen spuiten. Ik kan me goed voorstellen dat hij afschrikt. Het is echter niet de staart waar je voor moet oppassen, maar zijn stevige kaken. Hiermee kan hij je pijnlijk bijten en hij laat niet graag los.
Ik heb die dreighouding proberen te fotograferen door hem eventjes aan te tikken met een takje en je ziet het resultaat. Je bent wel gewaarschuwd, want het is dus geen beestje om zonder handschoenen aan te pakken.

Ik bezoek regelmatig met de Ecologische Werkgroep Weert Zuid een natuurgebied in mijn omgeving voor een inventarisatie van planten. Bij het zoeken naar bijzondere (en gewone) plantjes, zie ik regelmatig andere dingen die interessant zijn om te fotograferen. Zo vond ik ook deze bijzondere rups. Aan de witte "ogen" op zijn lijf, de 2 paar buikpoten en 1 paar naschuivers is te zien dat deze bij de familie der uiltjes (nachtvlinders) hoort. Het is de rups van het SCHAAPJE. Een heel toepasselijke leuke naam voor deze rups. Je vindt de soort vooral in broekbossen, heide en moerassen. De onopvallende vlinder zul je niet gauw zien, of je moet 's nachts op pad gaan. Ze komen dan af op het licht.

De zweefvliegen lijken allemaal wel wat op elkaar. Pas als je ze op je gemak kunt bekijken nadat je er een close-up van hebt gemaakt, kom je er achter hoeveel verschillende soorten er zijn. Deze zweefvlieg, die je vaak bij kleine poeltjes of vennetjes ziet, is de HOOGVEENZWEEFVLIEG.
Deze zweefvlieg wordt ongeveer 13 tot 15 millimeter lang en is daarmee groter dan de meeste soorten.
De larven die in zuurstofarm water leven, hebben een unieke manier van ademen; een soort uitschuifbare buis die tot het wateroppervlak reikt. Zo haalt de larve adem, zonder in gevaar te komen. Men noemt ze heel toepasselijk rattenstaartlarven.

Als je in de natuur je momenten van rust neemt en je ogen dan goed de kost geeft, zie je vaak leuke dingen. Zo kwam ik oog in oog te staan met dit kleine ROSSE WOELMUISJE. Oog in oog is wat te veel gezegd, want het beestje was nog zo jong, dat het zijn oogjes amper open kon houden. Het was zich nog van geen gevaar bewust, zodat ik het van alle kanten kon bekijken. Vooral de pootjes vielen me op.
Dit muisje dankt zijn naam aan de rosse gloed die over zijn vacht ligt. De woelmuis kent vele vijanden, dus het is zaak om voor veel nakomelingen te zorgen. Het voortplantingsseizoen loopt van februari tot oktober. De vrouwtjes krijgen meestal 3 tot 7 jongen en dat vier à vijf keer per jaar. De jongen worden geboren na een draagtijd van 16 tot 18 dagen en de jonge geboren vrouwtjes zijn al geslachtsrijp na 4,5 week. Dus tel uit je winst.....

vrijdag 26 september 2014

Natuurontwikkelingsproject Kettingdijk

In mijn vorige post vertelde ik over het, in de eind jaren 30 van de vorige eeuw tot landbouwgrond en bospercelen omgevormd natuurgebied, de Kettingdijk. Het laagste punt van de Kettingdijk ligt op ± 32 m. NAP. Dat is ± 4 meter lager dan de Laurabossen  (± 36 m. NAP). Het grote niveauverschil is goed te zien op onderstaande hoogtekaart (bron: instituut voor natuur- en bosonderzoek). Wat ooit met veel inspanning ontgonnen werd, wordt nu na ruim 70 jaar weer omgevormd tot één groot moerassig natuurgebied.

Blogarchief