Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


donderdag 23 juni 2016

Kootspeel

Bij het zien en horen van de naam Kootspeel, zal menig oudere bedenkelijk zijn neus optrekken. De Kootspeel wordt namelijk geassocieerd met “Kotspieël” en “Stroontpieël”. Deze volksnamen spreken voor zich.

Helaas werden natuurgebieden, vennen en poelen door de lokale overheden lang als onrendabel beschouwd en opgeofferd ter wille van economische belangen. Zo ook in Weert. Aan de rand van de stad gelegen (ten zuid-westen  van de spoorwegovergang op de Roermondseweg), was de Kootspeel een ideale plek om te gebruiken als rioolstortplaats.


Toen in 1930 de grachten werden gedempt en in de binnenstad een rioolstelsel werd aangelegd in 1931/1932, was zorg voor het milieu nog niet vanzelfsprekend.
De hoofdleiding van het riool liep namelijk via de Maaspoort en de Roermondse weg tot nabij de Trumpert en boog vandaar af naar de Kootspeel. Hier kon het vuil bezinken in een bezinkput van ca. 10 bij 5 m en indrogen in slib- en droogvelden. Het ongezuiverde rioolwater werd via een verstelbare overstort geloosd op het ven en de Leukerbeek, die uitmondt in de Tungelroyse beek. Het dikke slib kwam terecht in ommuurde en gedraineerde slibvelden, waar het kon indrogen.

Resten van de bezinkput
In 1939 werd de nieuw aangelegde riolering in de wijk Keent en de Kazernelaan, met de snel groeiende tricotagefabriek (sinds 1929 in Weert gevestigd) en de van Hornekazerne, ook hierop aangesloten.
Zo kwam onder andere het afval-verfwater van de Tricotage (de Bera) in de Kootspeel terecht.
Ook konden particulieren die niet op de riolering waren aangesloten hun “beer” (menselijk afval) bij het “strontfabriekje” kwijt.

de resten van de bezinkbassins, zgn. slibvelden, zijn nog steeds zichtbaar

Al snel kwamen er door een sterke toename van de bevolking en industrieën meer aansluitingen (o.a. op Fatima) met als gevolg steeds meer huishoudelijk - en vooral industrieel afval op het al overbelaste riool en ven.. De (chemische) afvalstoffen van die fabrieken zorgden met het huishoudwater en de fecaliën voor een zeer vettig en stinkend slib in de bezinkbassins. Uit ambtelijke stukken uit die tijd, blijkt dat ook het drainagesysteem niet werkte zoals men verwacht had.

Vooral in de na-oorlogse jaren ging men dan toch eindelijk van hogerhand de noodzaak van een zuiveringsinstallatie inzien.
In een schrijven van de Dienst Publieke Werken in maart 1944 aan vervuilende industrieën als Gemeentelijke slachthuis, Limco (slachterij), Wertha brouwerij, Frencken Dextrinefabriek en de Stoomzuivelfabriek, werd al gesproken over plannen voor een zuiveringsinstallatie. De ambtelijke molens werkten echter ook toen al langzaam, want het heeft nog tot 1965 geduurd vooraleer de knoop werd doorgehakt...................

De zuiveringsinstallatie kwam te liggen aan de Truyenhoekweg (huidig industrieterrein Leuken Noord - Graafschap Hornelaan). Kosten Fl 200.000,- Daarmee was het probleem echter nog niet opgelost, want ik las in een artikel in "Kanton van Weert" uit 1969, dat het overtollig rioolslib van de zuiveringsinstallatie nog gewoon naar de Kootspeel werd afgevoerd. De protesten tegen de stankoverlast namen dan ook toe.

Dit zorgde voor een onhoudbare situatie voor de omgeving. Vooral in zomerse dagen was de stank soms niet om te harden. Het afgevoerde rioolwater was van een dusdanige kwaliteit dat vissen niet meer in de Leukerbeek en de Tungelroyse beek konden leven en er ook geen plantengroei meer in voorkwam. Vanwege deze zeer sterke vervuiling van de beken, moest een jaarlijks een fiks bedrag afgedragen worden aan het Waterschap.

Jacques de Haan schreef er in 1970 in het Natuurhistorisch Maandblad het volgende over:
“Jarenlang heeft de gemeente Weert, wier eigendom het ven is, daarin haar riolering geloosd. Wel was er een bezinkingsinstallatie gebouwd, die al spoedig een veel te geringe capaciteit bleek te hebben en buiten- dien stortte, vooral bij zware buien, het niet te verwerken overtollige rioolwater zich, via een overloop, rechtstreeks in het ven. Een door het ven lopende waterlossing (*de Leukerbeek) nam dit vuile water in haar stroom mee en voerde het, stinkend als een open riool, na samenvloeiing met de Tungelroyse beek, mijlenver door het Midden Limburgse land, over Leveroy, Heythuysen, Haelen en Neer richting Maas”.

autowrak uit een lang vervlogen tijd aan de rand van de stortplaats
En alsof dat nog niet genoeg was, werd in 1957 de stortplaats in de Roeventerpeel gesloten en verplaatst naar de Kootspeel. Om ongewenst storten van vuil elders tegen te gaan, werden kleine stortplaatsen aangelegd in de buitenijen. Ook kwam aan de noordkant van de Hazeweg in Altweerterheide (tegenover de latere Regionale Stortplaats) eind jaren '50 een stortplaats te liggen, die echter al gauw te klein bleek. Daarom kwam in de beginjaren '60 aan de zuidzijde de grote "Stortplaats Delbroek". Eerst voor Gemeentelijk vuil, later ook Regionaal.

    
In oktober 1965 stond in het Land van Weert een advertentie, waarin de gemeente aankondigde dat men zich kon inschrijven om op de Kootspeel en Delbroekweg afvalstoffen te verzamelen. Dat werd toegekend aan de familie Pruijmboom. Op de foto zie je vader Pruijmboom in de keet op de Kootspeel en de zoon bij stortplaats Delbroek. Jammer dat ik geen foto heb kunnen bemachtigen van de Kootspeel zelf.

De Kootspeel was in de loop der jaren herschapen in één enorme massa vuil, waarop geleidelijk een bos van heesters en riet tot ontwikkeling kwam; dit alles werd weer aan het oog onttrokken door een gordel van opgroeiende bomen, zoals eiken, berken en wilgen. Dat dit vuil voor de nodige stankoverlast zorgde, zal wel duidelijk zijn en bezorgde het ven de naam “Stroontpieël”.


Hoewel de oude bezinkingsinstallatie later helemaal buiten werking werd gesteld en de Kootspeel alleen nog maar als noodopslag gebruikt zou worden als de zuiveringsinstallatie het teveel aan regenwater niet kon verwerken, werd (soms zelfs in overvloedige mate) nog steeds rioolwater, industrieel- en huisvuil rechtstreeks in de Kootspeel gestort. Ik las in het "Land van Weert" van maart 1972 een artikel waarin de toen actieve "Vrienden der Natuur" er op aandringt om toch gauw iets te gaan doen aan de vervuiling van de Kootspeel . In dat zelfde artikel wordt ook de de Grondmij genoemd, die pleit voor een aparte status voor Moeselpeel, Krang, Laagbroek, Roekes en de Kootspeel.

Er gebeurde echter (uit financiële overwegingen) niets, want in juli 1974 stond in Limburgs Dagblad: "Open riool bedreigt natuurgebied Kootspeel". Hoewel er in 1968 al gesproken werd over een noodzakelijke uitbreiding van de zuiveringsinstallatie, heeft het toch nog tot 1978 geduurd, voordat die er kwam en er eindelijk een eind kwam aan de (overwegend illegale) stortingen. Het leed was echter al geschied en een schitterend natuurgebied was in 40 jaar tijd de vernieling in geholpen. Nu, ruim 40 jaar na sluiting, kun je het vuil nog steeds aantreffen. Ik vond er behalve autowrakken ook puin, huisvuil en andere plastic rommel. Zoals die plastic zak van "Maison Tonny", die daar al vóór 1973 terecht moet zijn gekomen, want toen kreeg Weert namelijk een 5-cijferig telefoonnummer en op de zak zie ik nog 4 cijfers staan.....

Door alleen maar "zand erover" en een boomplantdag in 1973, dacht men er van af te zijn, maar tot op heden zie je nog overal de gevolgen van dit "beleid". Er zijn plekken waar zelfs de brandnetels en bramen niet willen groeien. Dat zegt al voldoende......

Tot zover iets over de geschiedenis van de Kootspeel. In de volgende post wil ik wat meer vertellen over de huidige situatie.

dinsdag 14 juni 2016

Uitsluipen van een libel

Al langer liep ik met de gedachte rond om een post te plaatsen over het uitsluipen van een libel.
Een libellenlarve blijft lange tijd onzichtbaar onder water en ondergaat daar een aantal vervellingen. Na elke vervelling (afhankelijk van de soort 9 tot 17 keer) gaat de larve een beetje meer op de volwassen libel lijken, inclusief vleugeltjes. Daarom noemt men de laatste vervelling van larve naar libel ook niet verpoppen zoals bij een vlinder, maar uitsluipen. Ik noem het een klein wonder..........

De grootste kans om zo'n uitsluiping te zien gebeuren, is ’s morgens vroeg met mooi weer. Dit tijdstip is namelijk voor de aankomende libel het veiligst en de kans om een prooi te worden, is dan het kleinst.
Tijdens een bezoekje aan een door Natuurmonumenten aangelegde poel aan de Grote Steeg zag ik meerdere uitsluipsubstraten of exuvia ( de lege afgeworpen huidjes) van de larve van de de grote keizerlibel, zodat ik wist dat daar een goede kans was het uitsluipen met eigen ogen te zien. Met enkele bezoekjes lukte dat uiteindelijk ook.

Na ongeveer 1 à 2 jaar kruipt de larve uit het water en zoekt een goed verscholen plekje tussen de waterplanten om de laatste vervelling te ondergaan. Na enige tijd barst de larvenhuid achter de kop letterlijk open en na wat duw- en trekwerk sluipt en kruipt de nieuwe libel heel langzaam uit de larvenhuid. Er zit 1 à 2 paar uur tussen het uit het water kruipen van de larve en het wegvliegen als libel.

De libel die hier net ter wereld is gekomen is een viervlek. Dat is pas te zien als de vleugels goed ontwikkeld en uitgehard zijn. De witte sliertjes die je op de foto's ziet, zijn een soort bloedvaatjes waarmee de libel verbonden was met de huid. Het is bijna niet voor te stellen dat ie eerst in dat omhulsel heeft gezeten.

Hij houdt zich nog ruim een half uur vast aan aan het huidje en pompt zichzelf en de kleine en opgefrommelde vleugeltjes op door middel van lichaamsvloeistof. Op dit moment is ie nog hulpeloos en op zijn kwetsbaarst.

Je ziet het lijfje en vleugels gewoon groter en steviger worden. De vleugels krijgen steeds meer kleur en hoewel er al mee wordt bewogen, zijn ze nog steeds ingeklapt.


En dan plots klappen de vleugels helemaal open. Deze zijn echter nog niet voldoende gedroogd en uitgehard.

Na nog wat voorzichtig gefladderd te hebben, laat deze viervlek het omhulsel los en vliegt, alsof het de gewoonste zaak is, de wijde wereld in om te doen wat ie moet doen, namelijk zich verspreiden naar andere gebieden en zorgen voor nageslacht. Wat is de natuur toch mooi en wat zit het goed in elkaar.


Het hele uitsluipproces duurt zo'n 1 tot 2 uur. Best wel lang als je geen telelens en statief hebt, maar na zo'n moment kan mijn dag niet meer stuk..............

Het "jasje", het exuvium genoemd, blijft als bewijs achter op de plant. Ongelooflijk eigenlijk dat uit zo'n lelijk, vies, eng en aliën-achtig beest zo'n prachtige viervlek libel kan komen.

woensdag 18 mei 2016

Graaf van Hornepad, 5e druk.

In een blog van april 2014 heb ik jullie al eens geattendeerd op de mooie wandelroute "Graaf van Hornepad". Dat was naar aanleiding van de uitgave van de 4e druk. Door allerlei aanpassingen in de natuurgebieden was het toen namelijk noodzakelijk een nieuwe herziene uitgave te maken.

Altweerterheide is omgeven door schitterende natuur
Al in 1999 en 2010 onderging het door Piet Hermans ontworpen Graaf van Hornepad, dat dateert uit 1993, een groot aantal wijzigingen vanwege aanpassingen in het landschap en het wegennet. En ook nu weer in 2016 was het blijkbaar nodig om vanwege de laatste ontwikkelingen in de ons omringende natuurgebieden de kwaliteit van het Graaf van Hornepad aan te passen en te verbeteren.

natuurherstel aan de Kettingdijk in Altweerterheide

In de diverse lokale media en op de site van weertdegekste, stond hierover onder andere het volgende vermeld:
“Zaterdag 23 april vond bij Fiets- en Wandelcafé Peerkesbos de feestelijke heropening plaats van het Graaf van Hornepad. Het Graaf van Hornepad is de langste aangesloten wandelroute rondom Weert. Het pad loopt ook een stukje door de gemeente Nederweert. Tijdens de bijeenkomst werd ook het eerste exemplaar van de vernieuwde wandelgids uitgereikt”.

Al eerder, op 1 april, zag ik op facebookpagina “Graaf van Hornepad” een bericht staan, waarin melding werd gemaakt van mijn blog:
"Op zoek naar foto's voor de nieuwe wandelgids kwamen we in contact met Gerard Stals. Hij beheert een prachtige website met heel veel foto's en informatie van de gebieden die wandelaars van het Graaf van Hornepad passeren. Bezoek zijn site weertnatuur.blogspot.nl eens.
Overigens was Gerard bereid enkele foto's beschikbaar te stellen, waarvoor onze hartelijke dank."


Het Rietven in het Weerterbos
De vernieuwde route wordt beschreven in de herziene 5e druk van de Wandelgids Graaf van Hornepad.   De samenstellers hebben, na contact met mij opgenomen te hebben, inderdaad verschillende foto’s uit mijn blog in de nieuwe wandelgids geplaatst. In al mijn bescheidenheid moet ik erkennen, dat ik daar toch best trots over ben. Als dank heb ik de schitterend verzorgde wandelgids cadeau gekregen. De foto’s die je op deze blog ziet, zie je ook in hun gids terug.

Retentiebekken 't "Krieëtje" achter de Daatjeshoeve in het Weerterbos
Het Graaf van Hornepad begint en eindigt bij het station in Weert en loopt met een grote boog rondom Weert door de mooie natuurgebieden in de kerkdorpen. Twee delen van de route gaan door België. Ook gaat het pad door de Weerterbossen, die in de gemeente Nederweert liggen. De samenstellers, Marcel Tinnemans, Otto Ahlers, Theo Beelen en Ad van Asten hebben het geheel opgesplitst in 16 etappes die variëren van 3,5 tot 9 km. Maar liefst negen grotere stukken van de route zijn gewijzigd. Bovendien kwam Peerkesbos als erg fraaie extra pleisterplaats voor de wandelaars beschikbaar. Ook aan de inwendige mens is gedacht, want bij de kaartbeschrijvingen staat regelmatig vermeld of en waar er horeca aanwezig is.

Rietven met het daarachter gelegen retentiebekken in het Weerterbos
Uiteraard is het niet de bedoeling om deze 92 km lange wandeling in één keer te lopen, hoewel het in principe natuurlijk kan (en ook gebeurd is). Waar en hoelang gewandeld wordt is uiteraard persoonlijk en is afhankelijk van je ervaring en je conditie. De verschillende etappes kunnen gemakkelijk gecombineerd worden. De beschrijving van de routes, voorzien van een kaartje vind je terug in de prachtig verzorgde en handzame wandelgids. Deze is verkrijgbaar voor €9,25 bij de Bruna in Weert en het Tourist Information Center "Land van Antje" aan de Stationsstraat, maar is ook te bestellen op de site van Olat.


Dit jaar is er op 20 augustus een wandeldag. Deelnemers kunnen kiezen uit 28 km, 63 km of 92 km.
Meer informatie zul je te zijner tijd kunnen vinden op facebook.com/graafvanhornepad.

donderdag 28 april 2016

Lentekriebels#3

Wie nu de natuur in gaat, ziet overal het frisse groen en dieren (groot en klein) die bezig zijn met de zorg voor het nageslacht. Zo viel me een aantal Blauwe Oliekevers bij de Luysen op. Hoewel de soort vroeger niet zeldzaam was, is het nu een bedreigde soort. Ze zijn actief vanaf april.

Je treft ze onder andere aan langs de Lek, in de Biesbosch, in de nabijheid van Roermond en ik zag ze ook bij de Koningssteen in Thorn. Een blauwe oliekever is gemakkelijk te herkennen aan het glanzende, bolle, plompe en relatief enorme achterlijf en de opvallend korte dekschilden.

Kop, halsschild en achterlijf zijn duidelijk van elkaar gescheiden. Voor een kever is ie best groot, maar op de foto lijkt ie groter dan in werkelijkheid. Het vrouwtje wordt ongeveer 3,5 centimeter lang, het mannetje blijft met ongeveer 1 cm, veel kleiner.

De kever op de foto is een mannetje. Het vrouwtje heeft namelijk draadvormige, nagenoeg rechte antennen, terwijl het mannetje een merkwaardige knik in de voelsprieten heeft. De verschillen tussen de twee kun je op de volgende foto nog beter zien. Ze zijn van april tot juni te vinden op zandige hellingen, in de duinen en op dijken van klei. De kever is vegetarisch en eet bladeren, stuifmeel en nectar.

Het vrouwtje legt na paring enige duizenden eitjes in kuiltjes in de grond. De zeer kleine larven klimmen instinctief op bloemen (m.n.hondsdraf) en liften vanaf daar met bijen naar hun nest. Niet alle bijensoorten zijn daarvoor geschikt. Alleen bij de solitaire bijen (sachembijen) die hondsdraf als waardplant hebben, kunnen ze zich ontwikkelen. Met hun haak-achtige voorpoten klampen ze zich vast aan de haren van de bij. Eenmaal in het nest eet een larve de bijenlarve op en doodt eventueel meegekomen soortgenoten. Kort daarna vervelt hij in een pootloos made-achtig dier dat zich te goed doet aan de voorraad nectar en stuifmeel.

linksom of rechtsom: het gaat alleen maar achteruit!!!!!!!!!!!!
Als de larve groot genoeg is, vindt verpopping plaats en enige tijd later verschijnt de kever. Het is dan trouwens al eind zomer en de kever verlaat het nest pas de volgende lente. Omdat het met de solitaire bijen minder goed gaat, heeft de blauwe oliekever daar ook last van en hij is dan ook sterk in aantal afgenomen.

Menigeen haalt zijn neus op voor de Scathophaga stercoraria, beter bekend als de Gele Strontvlieg. Hoewel je die meestal in de buurt van koeienflaters vindt, leeft ze niet van mest, maar van nectar. De mestvlaaien worden enkel gebruikt om eitjes in af te zetten. Ook de larve leeft niet van de mest, maar van andere insectenlarven (vooral vleesvliegen), die wél van de mest snoepen.

De paring van de strontvlieg vindt altijd plaats in de buurt van een mestvlaai. Wat je bij de hoop ziet, zijn meestal mannetjes, die geduldig wachten op de komst van een vrouwtje, in de wetenschap dat een vrouwtje met nog onbevruchte eieren, altijd naar een verse koeienflater zal vliegen als de tijd daar is. Bij aankomst ontstaat er even een hevige wedijver tussen de eerst zo rustige mannetjes.

De vorige foto is die van een mannetje. Dit is het vrouwtje, omdat die er groenig uitziet. Meteen na de bevruchting worden de eitjes in de mest gelegd. Het vrouwtje legt ongeveer 150 eitjes per keer. Op de foto zie je die overal om haar heen liggen. Opvallend aan die eitjes zijn de witte zijvleugeltjes. Hiermee wordt voorkomen dat ze meteen in de verse koeienvlaai verdwijnen. Na 1-3 dagen komen de larven uit, die zich al na enkele dagen verpoppen. Hieruit komen na weer enkele dagen de volwassen vliegen.

We zijn de meeste insecten, en zeker deze strontvlieg, liever kwijt dan rijk, maar ze zijn een onmisbare schakel in de voedselketen. Insecten zijn de voedselbron voor vele andere diergroepen, die zonder de insecten geen vorm van bestaan hebben. De vraag is dan ook groot, maar de vliegen bedienen ze op hun wenken; al bij 15 graden planten ze zich namelijk voort en dat is een groot deel van het jaar.

vrijdag 22 april 2016

Lentekriebels#2

In mijn vorige blog schreef ik al dat zonlicht blijkbaar een erg grote impact heeft op ons mensen en in de natuur. Wij worden alerter en actiever en de dieren zijn druk bezig met te zorgen voor nageslacht. Overal zie je de voorjaarsbloeiers verschijnen en bomen en struiken staan in bloei.

schietwilg, Noorse esdoorn, populier staan nu volop in bloei
In deze tijd van het jaar staan veel gewassen in bloei en ze produceren daarbij een gigantische hoeveelheid stuifmeel. Voor mensen met hooikoorts zou regen nu een welkome afwisseling zijn. Voor even dan......
Door de regen verdwijnen de stuifmeelkorrels, pollen, of stuifmeelpollen uit de lucht, zodat mensen met een allergie weer even opgelucht kunnen adem halen.

bloesem van de haagbeuk
Windbloeiers beschikken over veel meer stuifmeel dan insectenbloeiers. Dat is nodig, omdat bij bestuiving door de wind veel stuifmeel aanwezig moet zijn om de kans op bevruchting te vergroten. De meeste loofbomensoorten en grassen zijn windbloeiers. De meeste wilgensoorten, els en hazelaar zijn al aan de beurt geweest, op dit moment staan o.a. de sleedoorn en (haag)beuk in bloei en o.a. de berk, populier, esdoorn en meidoorn zullen snel volgen. Hooikoortspatiënten ervaren deze periode als een ware plaag.
Lente"kriebels" kun je bij hen dan ook heel letterlijk nemen.....

de schietwilg is later in bloei dan de andere wilgensoorten
De schietwilg is een zeer snel groeiende boom. Hij bloeit in april en mei. De schutblaadjes zijn geelgroen en niet gevlekt. De bloeiwijzen zijn katjes, die tegelijk met de bladeren verschijnen. De schietwilg is tweehuizig: de katjes bestaan of alleen uit mannelijke bloemen of alleen uit vrouwelijke. De stijlen en stempels van de vrouwelijke bloemen zijn kort en de helmknoppen van de mannelijke katjes zijn geel. De schietwilg is een van de wilgensoorten die veel voorkomen in natte natuurgebieden. Hij kan zelfs goed in stromend water staan, maar heeft een hekel aan stilstaand water. Ook komt hij, met name als knotwilg, voor langs sloten en wegen.

De rechtopstaande bloemtuilen van de Noorse esdoorn verschijnen tegelijkertijd met of net na de bladeren. De bloemen zijn vrij klein, onopvallend en groengeel van kleur. De Noorse Esdoorn met frisgroene uitlopende blaadjes, kleurt in de herfst mooi goudgeel. Bij de Gewone Esdoorn is de bloeiwijze meer trosvormig, als een wijnrank, en heeft rood uitlopende jonge bladeren, die in de herfst donker verkleuren. De bloemen van de esdoorn bevatten veel nectar en stuifmeel en worden dan ook druk bezocht door bijen en andere insecten.

dinsdag 5 april 2016

Lentekriebels

Voorjaar maakt blij en de lentekriebels gieren bij mens en dier door het lijf. Blijkbaar heeft zonlicht een erg grote impact op ons mensen en in de natuur. Wij worden alerter en actiever en de dieren zijn druk bezig met te zorgen voor nageslacht.

Meerbaansblaak
De Groote Peel verveelt nooit en het is altijd weer een genoegen om er naar toe te gaan en nieuwe dingen te ontdekken. Er was voor mij zoveel te zien, dat ik niet verder gekomen ben dan een wandeling om het Meerbaansblaak. Dat is de grote plas die vlak bij het Bezoekerscentrum "Mijl op Zeven" ligt. Tegenwoordig wordt dat trouwens "Buitencentrum De Pelen" genoemd.

Al kan het terrein erg drassig zijn, de vele paden (o.a. de voormalige peelbanen waarover de turf werd afgevoerd) en de knuppelbruggetjes maken het gebied goed toegankelijk. Zelfs voor rolstoelers is het pad rondom het Meerbaansblaak toegankelijk. Een groot deel van de Peel is trouwens van 15 maart tot en met 15 juli niet toegankelijk vanwege het broedseizoen, maar er zijn nog genoeg mooie plekjes voor de bezoekers.

Ook dit winterkoninkje had momenteel duidelijk last van de lentekriebels. Hij was druk bezig met de bouw van een nestje onder de veel bezochte vlonder bij het Meerbaansblaak. Echt schuw was hij dus niet.
Met amper 10 cm is het winterkoninkje het een na kleinste vogeltje in ons land. Omdat hij zo klein en licht is, wordt hij in de volksmond ook wel 'klein Jantje' genoemd. Het is een vrij algemene vogelsoort in ons land, maar omdat hij zo klein is en zich voornamelijk op houdt in het lage struikgewas, krijg je hem zelden goed te zien.
De beestjes zijn super beweeglijk en blijven zelden lang stil zitten, zodat ik er normaal gesproken met mijn cameraatje geen foto van kan maken. Geduld is echter een schone zaak. Het viel mij na namelijk na enige tijd op dat ie steeds vanaf een zelfde takje richting nest vloog. Dat maakte het voor mij wat gemakkelijker om er een foto van te maken.

Hoewel de paartijd van de heikikker nagenoeg voorbij is, was hier en daar nog het karakteristieke “woep-woep”geluid te horen. Een teken dat ze nog actief waren. Afgaande op dat geluid heb ik nog een enkel exemplaar weten te vinden.
Het unieke aan deze kikker is dat tijdens de paartijd het mannetje blauw wordt. De felheid van de kleur kan nogal variëren, want dat is afhankelijk van de temperatuur. Hoe blauwer de kikker wordt, hoe aantrekkelijker het vrouwtje hem vindt. Deze baltskleur is echter maar korte tijd te bewonderen. Na een tijdje verdwijnt de blauwe tint weer en nemen de mannen hun vertrouwde, bruine kleur weer aan.
In Nederland wordt de heikikker beschouwd als een kwetsbare soort en staat hij op de rode lijst. Hij komt voor in vochtige heidegebieden, waar veenvorming plaatsvindt en in hoog- en laagveengebieden.

Het zonnetje liet zich steeds nadrukkelijker zien en midden op een pad trof ik deze gewone of bruine padden aan. Het veel kleinere mannetje hield het vrouwtje stevig vast in de paargreep (amplexus). Beiden reageerden niet op mij en het leek wel of ze in een soort trance verkeerden. Wel prettig als je ze eens goed wil bekijken.

Het gehele lichaam is bedekt met wratachtige structuren; de slijmklieren. Deze "wratten" zijn vooral op de flanken erg talrijk, die op de rug zijn het grootst en het duidelijkst te zien. Bij sommige exemplaren zijn de wratten rood van kleur zodat ze duidelijk afsteken. Ik vond de huid opvallend glanzend. De structuur van de huid is normaal zeer ruw en droog, maar in de paartijd schijnt die gladder te worden.

Padden leven op het land en zijn alleen in het water te vinden als de eitjes gelegd worden. Als een vrouwtje op weg is naar het water, bespringt een mannetje haar en omklemt haar stevig. Om zijn greep op het vrouwtje vol te houden, beschikt het mannetje over enkele speciale aanpassingen. Zo zijn zijn voorpoten stevig gespierd en heeft hij aan de duimen van zijn voorpoten speciale wrattige kussentjes, waarmee ze meer grip hebben op de gladde huid van het vrouwtje. Die omklemming kan soms wel enkele dagen duren. Het is vrijwel onmogelijk hem van het vrouwtje te scheiden zonder één van beiden te schaden.

Als het vrouwtje na een wandeling het water bereikt en eitjes afzet, bevrucht het mannetje deze met zijn sperma. Zolang hij zich aan het vrouwtje vasthoudt, is het vrijwel onmogelijk voor een ander mannetje om de eitjes te bevruchten. Als het mannetje na enige tijd weer los laat, is het meteen over en uit met de liefde en gaat ieder zijns weegs.

De gewone pad wordt in uiteenlopende habitats gevonden en is zelfs aangepast op drogere plaatsen. Omdat ze een grotendeels verborgen levenswijze leven, kom je ze overdag niet veel tegen. Alleen in de paartijd komen ze te voorschijn, omdat ze water nodig hebben voor de voortplanting. De dril moet namelijk in het water worden gelegd, omdat de eieren op het land snel zouden uitdrogen. Meestal is het het waterpartijtje waar ze zelf ter wereld kwamen en daar moeten soms grote afstanden voor af worden gelegd.
Het vrouwtje wordt groter dan het mannetje (13 à 14 cm), maar is daardoor ook plomper en langzamer. Zeker als ze op weg is naar het water en een mannetje op haar rug moet meezeulen. Padden springen trouwens niet zoals een kikker, maar lopen.

Ik wilde haar wel eens zien lopen, maar moest meerdere zetjes geven, voordat ze besloot op "pad" te gaan.
Na een metertje hield ze het weer voor gezien, maar dat was voor mij voldoende. Daarna heb ik ze maar met rust gelaten.

Blogarchief