Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


maandag 9 oktober 2017

Herfst 2017....... Paddenstoelentijd deel 3, Aardsterren

Ik zeg wel eens: "we kijken wel, maar zien niks"...... Dat geldt zeker voor (de kleine) paddenstoelen.
Ik krijg wel eens te horen: "dat je die gevonden hebt", maar het heeft er veel mee te maken hóe je kijkt!
Als je doelgericht kijkt, zie je veel meer en daar hoef je nog niet eens per se de paden voor te verlaten.

In deze post wil ik jullie weer een bijzondere soort laten zien, waar we vaak aan voorbij lopen, omdat ze zo onopvallend zijn (vooral als de exemplaren al wat ouder zijn) en ze meest in de verborgenste schuilhoeken van bossen te vinden zijn.

Grote aardster
Nee, dit is geen piepschuimcreatie, maar een Aardster..... Ik werd er door mijn zwager, die ze in een sparrenbosje zag, op geattendeerd. Nooit eerder zag ik deze paddenstoel. Dat het een paddenstoel is, dringt in eerste instantie zelfs niet meteen tot me door; het is vooral de mysterieuze vorm die indruk op me maakt.
Jac. P. Thijsse, een bekende Nederlands onderwijzer, leraar en natuurbeschermer, schreef in het Verkade- album “Winter” (1909) niet voor niks: “ze lijken niet op paddenstoelen, maar veeleer op de voortbrengselen van een kunstnijveraar”.

De Aardster is een buikzwam. Buikzwammen hebben een ronde tot eivormige zak en soms een steel. Andere bekende buikzwammen zijn stuifzwammen en bovisten. In tegenstelling tot veel andere zwammen en paddenstoelen vormen buikzwammen hun sporen binnenin die "buik" ('t bolletje). Als de zwam rijp is, scheurt dat bolletje open en worden de sporen bij aanraking naar buiten geblazen.

In Nederland zijn er een twintigtal soorten van het geslacht Geastrum. De meesten zijn (zeer) zeldzaam. Het heeft te maken met de veranderende omstandigheden in hun biotoop. Aardsterren zijn niet giftig, maar eetbaar zijn ze ook niet. Ze blijven trouwens lang staan.
Grote aardster
Ook deze Grote aardster (Geastrum pectinatum) is een zeldzame, middelgrote, tot 11 cm grote aardster, die op de Rode lijst van bedreigde paddenstoelen staat. Het is een echte bos-aardster, met een voorkeur voor sparren op vochtige zand-, klei- en leembodems met een dikke strooisellaag. Niet in het volle licht, maar in een schaduwrijke omgeving. Ze zijn eerst crème en verkleuren later bruin, waardoor ze niet zo opvallen.
In eerste instantie zit de zwam nog verzonken in de grond, maar al na korte tijd krullen de 5 tot 10 slippen naar binnen en drukken zich zo van de ondergrond los. Op die manier komt het bolletje, waar de sporen in zitten, ook op een dusdanige hoogte, dat het zijn sporen kan verspreiden.
De Grote Aardster is herkenbaar aan de geplooid-gevoord mondzone (zie foto's helemaal beneden), de trechtervormige uitzakking van het bolletje en de lange steel, die wel 1 cm lang kan worden. De onderzijde heeft vastgegroeide aarde.
Als een duveltje uit een doosje duwt ze met haar slippen het hoofdje omhoog. Daarna zakt de slippenkrans naar de grond en blijft achter als een soort nestje.
oude Gekraagde aardster
Het is of de duvel er inderdaad mee speelt, want afgelopen week zag ik nog twee andere soorten; de Gekraagde - en de Gewimperde aardster. Gevonden tijdens een wandeling in natuurgebied Zwart water, een oude Maasarm  in Venlo noord.
oude en jongere Gekraagde aardster
Dit is de Gekraagde aardster (Geastrum triplex). Je ziet hier zowel een jonger als een ouder exemplaar. Terwijl het oude exemplaar bruin van kleur is, is het jongere nog witachtig. De Gekraagde Aardster komt algemeen en soms zelfs talrijk in het kustgebied voor, maar wordt ook op zand- en leembodems gevonden. Op de zware kleigronden, in moeras-,veengebieden en broekbossen ontbreekt de soort vrijwel overal. De enorm toename van deze soort op de arme zandgronden is mogelijk te danken aan de stikstofoverlast, want vanouds is bekend dat de Gekraagde aardster graag groeit op voedselrijke plaatsen, bijvoorbeeld op de (kalk)rijke zand-en leemgronden onder bosjes en struweel waar strooisel zich ophoopt en zowel jonge als oude bossen. Je ziet ze vaak in een heksenkring.
ouder exemplaar van de Gekraagde aardster
Deze soort is goed herkenbaar aan de opstaande "kraag" rond de perkamentachtig aanvoelende bol. Dit bolletje, waarin dus de sporen zitten, heeft een doorsnee van ca. 3,5 cm. Het heeft in tegenstelling tot bijvoorbeeld de Grote aardster geen steeltje.
De kraag ontstaat doordat een deel van de buitenwand losscheurt als de slippen van de slippenkrans naar binnen omkrullen bij het ouder worden. Door dat omkrullen steekt de aardster iets boven de vegetatie uit. Dit is van belang voor de verspreiding van de sporen. De slippenkrans ziet er bij de oudere exemplaren vlezig uit en is vaak gebarsten. Dat is vooral op de volgende foto goed te zien.
Gekraagde aardsterren vormen vaak een heksenkring
Als er geen kraag is, kan het toch een Gekraagde aardster zijn, maar is die (nog) niet gevormd.
Om die reden wordt hij vaak verwisseld met de Gewimperde aardster.
Het is lastig om dat achteraf, aan de hand van foto's, te herkennen. Dit moet je dus eigenlijk in het veld doen, of in geval van twijfel, ook een foto van de onderkant van de slippenkrans maken.
De Gekraagde heeft als kenmerk dat er aan de onderzijde van de slippenkrans géén vastgegroeide aarde zit (ligt dus los op de bodem) én de mondzone is geplooid-gevoord. (Zie helemaal onderaan voor dit kenmerk). Bij de gewimperde is dat niet zo. Ook de heksenkring, die de Gekraagde vaak vormt, is iets om op te letten.
Gewimperde aardster
De Gewimperde Aardster (Geastrum fimbriatum) is de afgelopen halve eeuw door onbekende oorzaak achteruitgegaan en staat nu dan ook op de Rode lijst van bedreigde paddenstoelen in Nederland.
Na de Gekraagde Aardster (Geastrum triplex) is het wel onze algemeenste aardster.
Gewimperde aardster
Deze Aardster is te herkennen aan de aanwezigheid van minstens zes slippen, het ontbreken van een steeltje tussen bolletje en slippenkrans en een gewimperde mondzone. Gewimperd wil niet zeggen met wimpers, maar een gladde, niet geplooid-gevoorde mondzone. (Zie foto's onderaan).
Gewimperde aardster
De slippen zijn meestal sterk naar onderen omgekruld, zelden vlak in elk geval. De kleur is eerst wit, daarna cremé en tenslotte bruin. Het gladde bolletje, met daarin de sporen, is eerst ook vrijwel wit en verkleurd later naar bruingrijs tot grijsbruin. Verwarring met een jonge Gekraagde aardster is groot. Die lijkt er veel op en heeft in het begin ook nog geen kraag gevormd.
Gewimperde aardster
De onderzijde van de Gewimperde heeft een ietwat watachtige (zie ook vorige foto's), bruin/gele zwamvloklaag. Dat is op deze foto enigszins te zien. Aan de onderkant zit in tegenstelling tot de Gekraagde aardster vastgegroeide aarde.

Sommige Aardsterren herken je dus snel, maar bij anderen is dat vaak moeilijker omdat ze zo op elkaar lijken. Er is ook veel variatie binnen de soorten zelf en er zijn groeistadia waarin ze veel op elkaar lijken. Toch zijn er enkele onderscheidende kenmerken. Dat zijn met name de mondzone, de slipkromming en de plooi onder het bolletje.
Gewimperde aardster met een duidelijk gewimperde mondzone
Het voert wat te ver om de  onderscheidende kenmerken allemaal te beschrijven, maar als je je daarin wil verdiepen moet je eens kijken op de site van werthof.home. Op die site vind je een determinatietabel en onderstaande foto's.

zondag 24 september 2017

Herfst 2017.......Paddenstoelentijd deel 2, de Witte kluifzwam

Het hele jaar, ook in de winter, zijn er paddenstoelen, maar voor de paddenstoelenliefhebber is de herfst toch hét seizoen waarin je op ontdekking kunt gaan. In de vorige post schreef ik al dat er in de afgelopen maand nog niet echt veel te ontdekken was, maar in korte tijd is dat veranderd en nu zien we ze overal verschijnen.

In de vorige post heb ik deze foto van de Witte kluifzwam al geplaatst. Zonder verdere toelichting.
Ik beloofde dat ik de volgende post wat meer over deze bijzondere en soms bizarre "schimmelsculpturen" zou vertellen en zou laten zien. Bij deze dus........
Paddenstoelen zijn er in alle formaten, kleuren en vormen, maar de meest bizarre is toch wel een Kluifzwam.
In dit geval dus de Witte kluifzwam (Helvella crispa). Crispa betekent "krullend", “rimpelig” of “geplooid”. De dikke, holle en gegroefde steel gaat over in gebogen en omgeslagen lobben, die een vage en grillige "hoed" vormen.
Ik las eens een verhaal over een hond die in zo’n Witte kluifzwam beet. Zou hij hem echt aangezien hebben voor een bot? Ik betwijfel het, maar de geplooide en gegroefde steel heeft zeker enige gelijkenis met een afgekloven bot.
Het is een zogenaamde zakjeszwam of bekerzwam. Deze zwam heeft dus geen plaatjes of buisjes, maar heeft bovenop een lichtbruin- gelig kiemvlies met zakvormige cellen, waaruit de sporen kunnen wolken. Bij rijpheid worden die met kracht uit de cel weggeschoten. Het schijnt dat je dat zelfs kunt horen, maar dan moet het toch wel héél stil zijn.
Je vindt hem meest in houtsingels, onder heggen en langs bermen tussen bladeren en met een lichte onderbegroeiing. Als het maar een vochtige en lommerrijke omgeving is, waar licht de grond nog bereikt.
Men vermoed dat Kluifzwammen behalve afvalopruimers waarschijnlijk ook schimmels zijn die samenleven met bepaalde bomen (symbiose). De Witte kluifzwam wordt in elk geval vooral in de nabijheid van eiken aangetroffen.

Vroeger was deze paddenstoel bekend als een eetbare paddenstoel, maar uit onderzoek is gebleken dat hij spijsverteringsproblemen kan veroorzaken en bovendien kankerverwekkend is. "Gelukkig maar" !!!!!
Niet alleen omdat men dat ontdekt heeft, maar ook omdat men nu die prachtige exemplaren tenminste laat staan, zodat wij er ook van kunnen genieten.

* In 2017 vond ik op de voormalige crossbaan bij de Smeetshof ook de Zwarte kluifzwam. Een prachtige soort. Als je HIER OP klikt kun je die ook eens bekijken.


vrijdag 22 september 2017

Herfst 2017.......Paddenstoelentijd deel 1

Op de site van "Nature today" schreef Martijn Oud, van de Nederlandse Mycologische Vereniging een paar dagen geleden: "Grillig weer van grote invloed op het verschijnen van paddenstoelen".
"Dit jaar was het tot en met augustus redelijk gunstig weer voor paddenstoelen. De afgelopen twee weken bepaalden wolkbreuken het weertype. Veel paddenstoelen hebben vocht nodig voor hun ontwikkeling, maar een teveel aan vocht is ook niet goed. Nu het wat droger wordt, krijgen paddenstoelen weer een kans."
Als je het hele artikel wil lezen, klik dan HIER.

Afgelopen weken ben ik al enkele keren op pad gegaan en ik denk dat Martijn Oud gelijk heeft.
In de Tungelroyse wallen was het 3 weken geleden nog lang geen hosanna. Weinig paddenstoelen te zien in het stuifzandgebied. In de  "wel" duurt het echter altijd wat langer voor de paddenstoelen zich er goed laten zien. In het Munnichsbos in Pey-Echt viel het 2 weken geleden in de regen echter ook nog tegen.
Afgelopen woensdag was het dan eindelijk niet alleen een heerlijk temperatuurtje, maar konden we in het Leudal met de Paddenstoelenwerkgroep maar liefst 67 soorten inventariseren.!!!!!!!!!!!!!!!!

In deze 1e "Paddenstoelentijd" van 2017 laat ik een aantal exemplaren zien, die ik tijdens die bezoekjes zag.
Witte kluifzwam
De meest bijzondere voor mij is deze WITTE KLUIFZWAM (Helvella crispa)), waarvan ik meerdere exemplaren vond aan de rand van de Tungelroyse wallen. Gewoon langs de weg, een meter of 10 verder dan de plek waar ze vorig jaar stonden. Hoewel paddenstoelen er in alle formaten, kleuren en vormen zijn, vind ik de Witte kluifzwam toch wel de meest bizarre. In de volgende post wil ik er wat over vertellen en verschillende van deze "schimmelsculpturen" laten zien.

Geschubde inktzwam
Hij stond er maar zielig bij, deze GESCHUBDE INKTZWAM (Coprinus comatus). Langs een omgewoeld bospad aan de rand van de Tungelroyse wallen stond ie in de nattigheid te verpieteren. Aan de vorm van de hoed, verkleuring en de zwarte rand is te zien dat hij al danig aan het "aftakelen" is.
Samen met de grote kale inktzwam is hij de meest bekende en talrijkste van de 100 inktzwammen in ons land. In de "jeugd" is de 5-15 cm hoge hoed ei- tot klokvormig, wit met een lichtbruin, glad centrum en bedekt met licht omgekrulde schubben.

De hoed scheurt later vanaf de rand in en vervloeit tot zwart. Ook de lamellen zijn wit in de jeugd, maar verkleuren later vanaf de rand via roze naar zwart.Als langs de randen scheurtjes ontstaan, komen er grote zwarte kleverige druppels uit.
Als de aftakeling begint, ziet ie er maar vies uit. Deze fase is echter van het grootste belang voor de instandhouding van de soort, want elke (inkt)druppel bevat namelijk sporen. De zwarte druppels zijn kleverig en trekken vliegen aan, die dan voor de verspreiding van de sporen gaan zorgen.
De naam inktzwam komt nog uit de tijd dat er met een ganzenveer geschreven werd en het zwarte goedje, na een bepaalde behandeling met bijvoorbeeld kruidnagels, als inkt gebruikt werd.

Parelamaniet
De PARELAMANIET is een zeer algemene Amaniet die in allerlei soorten bossen en op allerlei soorten bodems gevonden kan worden. De hoed van de Parelamaniet is grijsbruin tot donkerbruin gekleurd en bevat lichtgrijze tot bruinrode "wratjes". De steel is wit tot roodbruin gekleurd en is vaak kaal, maar kan ook met fijne schubben bezet zijn. Verder bevat de steel een vliezige witte ring welke verticaal gestreept is.
Parelamaniet
De Parelamaniet (Amanita rubescens) kan gemakkelijk verward worden met 2 andere soorten namelijk de Grauwe Amaniet (Amanita excelsa) en de Panteramaniet (Amanita pantherina).Het belangrijkste verschil is dat de Parelamaniet roze tot rood verkleurt als deze beschadigd wordt. Het kan enkele uren duren voordat die verkleuring ook daadwerkelijk zichtbaar wordt. Het is soms al duidelijk te zien bij vraatplekken van maden of slakken. Een ander verschil is, dat de Parelamaniet geen spierwitte vlokken op de hoed heeft zitten.

Parelamaniet
Soms is er ook al een duidelijke roze tot rode waas zichtbaar over de hoed of steel, zonder dat er een beschadiging aanwezig is. De plakjes op de hoed kunnen er door regen vanaf spoelen, waardoor hij soms lastiger te herkennen is. Dat is volgens mij ook het geval bij deze paddenstoel.

Echte tolzwam
De ECHTE TOLZWAM (Coltricia perennis) is een vaak geziene paddenstoel in naald- en loofbos (bij voorkeur dennen) en op heidevelden op droge, voedselarme zandgrond. De tot 8 centimeter grote hoed is kaneelachtig of roestbruin gekleurd en heeft concentrische ringen. Het centrum is meestal verdiept en het oppervlak ziet er fluwelig uit. Aan de onderzijde bevinden zich opvallend korte buisjes, lichtgrijs tot bruin van kleur. De kaneelkleurige steel is vrij kort en fluwelig. Vaak zijn stelen ook met elkaar vergroeid. De sporen zijn bruin.

oude Grofplaatrussula
Russula is een geslacht van paddenstoelen met meer dan 750 soorten. De soorten komen algemeen voor en zijn meestal felgekleurd, met een doorgaans witte stevige steel. Verder zijn ze herkenbaar aan een broos vruchtlichaam, Ze verbrokkelen gemakkelijk (ook de lamellen), de steel is gemakkelijk breekbaar en ze hebben geen melksap. Door deze kenmerken zijn het best herkenbare soorten.
Soorten uit het verwante geslacht melkzwam (Lactarius) hebben dezelfde kenmerken, maar die scheiden een melkachtig latex af bij kneuzing van de plaatjes. Het is dus tamelijk gemakkelijk een paddenstoel uit dit geslacht herkennen, maar veel moeilijker wordt het om de juiste soort te bepalen.

Plaatjes van de Grofplaatrussula
Dat geldt niet voor deze algemeen in Nederland voorkomende GROFPLAATRUSSULA (Russula nigricans). Het is een forse paddenstoelensoort en de hoed kan wel tot 20 cm. in doorsnede worden. De zwam is niet kieskeurig, maar je ziet ze toch vooral bij eiken en beuken. Het Latijnse “nigricans” betekent "zwart wordend". De Nederlandse naam "grofplaat" verwijst naar de zeer grove lamelstructuur, een duidelijk kenmerk voor deze soort. De hoed en lamellen zijn in het begin nog vuilwit, maar worden al snel grijsbruin en later zwart. Dat is op de foto goed te zien. De stevige, vrij dikke steel blijft lang wit, maar wordt op den duur ook bruin of zwart.

Poederzwamgast
Op de vorige foto heb je misschien gezien dat op deze Grofplaatrussula een paar "gasten" op de hoed zitten (linksboven). Om precies te zijn de POEDERZWAMGAST (Nyctalis asterophora). Ik heb van de kleintjes een foto gemaakt, die helaas niet echt scherp is. Dat geldt ook voor de close-up van de grotere exemplaren, maar dat zag ik pas bij thuiskomst. Dus ik moet het er mee doen.

Poederzwamgast
Het is een klein parasitair zwammetje, dat leeft ten koste van de nog levende Grofplaatrussula. Je ziet ze dus op Russula's, maar ook op melkzwammen tref je ze aan. De Poederzwamgast groeit als kleine vruchtlichamen op de hoed van de gastheer. Het is dan wel een plaatjeszwam, maar echte lamellen vormt deze zwam geen of nauwelijks. De hoed is één tot twee centimeter in doorsnee, is halfbolvormig tot kussenvormig. Het witte poeder dat bij de jonge zwam op de hoed zit, zijn sporen (ongeslachtelijke chlamydosporen). Bij het ouder worden kleuren die bruin en verstuiven dan.

Gewoon varkensoor
GEWOON VARKENSOOR (Otidea onoticais), ook wel varkensoortje genoemd is een zakjeszwam, die voorkomt in loofbossen en gemengde bossen. De vruchtlichamen verschijnen meestal in groepjes, maar kunnen ook alleen staan. De soort is in Nederland matig algemeen en staat op de Rode Lijst als "kwetsbaar".
Jonge vruchtlichamen beginnen schotelvormig, maar de ene kant ontwikkelt zich sneller dan de andere, waardoor het langwerpig wordt, splijt, en naar binnen krult. Zo'n opgericht staand Gewoon varkensoor is tot 10 centimeter hoog, heeft dus inderdaad de vorm van een varkensoor en is vaal oranjegeel tot roze van kleur. De latijnse naam Otidea betekent "als een oor" en onoticais betekent "ezelachtig". In Duitsland heet de paddenstoel dan ook "Eselsohr".

Het Gewoon varkensoor lijkt sterk op het Zeemkleurig hazenoor. Dus verwisseling ligt op de loer. Ik heb dan ook mijn twijfels of dit een "varkensoor" is, maar de leden van de Paddenstoelenwerkgroep waren eensgezind.

Oorlepelzwammetje
De OORLEPELZWAM (Auriscalpium vulgare) is een leuk paddenstoeltje. Het groeit alleen op niet- of ondiep begraven dennenappels en sparrenkegels. Het wijkt af van wat we normaal bij een paddenstoel zien, namelijk het steeltje zit niet in het midden, maar is zijdelings aan de hoed gehecht, waardoor het die typische vorm heeft van een lepel. Het oor tot niervormige hoedje is 0,5 - 2 cm breed, dun maar stevig en viltig behaard. De 3 tot 7 cm lange steel is roodbruin tot donkerbruin en ook viltig behaard.
Aan de onderkant van de hoed tref je geen plaatjes of buisjes aan, maar dicht opeen geplaatste stekels. Op deze stekeltjes worden de sporen gevormd. Bij het ouder worden verkleuren zowel hoed, steel en stekels donkerder.Van bovenaf worden de donker gekleurde hoedjes dan ook gemakkelijk over het hoofd gezien.

Roodbruine slanke amaniet
De ROODBRUINE SLANKE AMANIET (Amanita fulva) is zeer algemene paddenstoelensoort. Hij wordt vooral onder eiken, beuken en berken op zure grond gevonden, maar af en toe ook onder naaldbomen. Deze soort is niet giftig en na goed verhitten ook eetbaar, maar niet echt aan te bevelen. Er zijn meer niet-giftige amanieten. Ze onderscheiden zich dan wel van de giftige knolamanieten door het ontbreken van de ring en de geribde hoedrand, maar wees voorzichtig.

 
Als het vruchtlichaam boven de grond komt, scheurt het velum al vrij snel open. Het velum is het vlies, dat de hoed en de steel tot aan de basis oorspronkelijk omkapselt en zich dan ontwikkelt tot een witte, duidelijk zichtbare beurs aan de steelvoet. Daarom heeft deze zwam in tegenstelling tot andere amanieten ook geen manchet en geen velumresten (de stippen) op de hoed.

Roodbruine slanke amaniet
De hoed is aanvankelijk ei-vormig tot halfbolvormig. In dit stadium vind ik hem op zijn mooist.
Later spreidt hij zich uit tot een diameter van 10 tot 15 cm.

Roodbruine slanke amaniet
Zo wordt het een min of meer vlakke (of schotelvormig verdiepte) schijf met een umbo (knobbel) in het midden. Het oppervlak is glad en licht oranje- tot roodbruin gekleurd, in het midden ook iets donkerder.
Later wordt ie aan de rand lichter van kleur. Die rand is duidelijk kamvormig geribd.
De holle, gladde en licht gekleurde steel is relatief lang in vergelijking met de diameter van de hoed. Vandaar de naam "slanke amaniet". De witte lamellen zijn vrij van de steel.

maandag 4 september 2017

Allemaal beestjes #9

Een nieuw rondje "allemaal beestjes". De negende al weer. Ook nu weer, net zoals de vorige post, van alles wat.

Bruine veldsprinkhaan

Sprinkhanen worden in 2 groepen verdeeld: veldsprinkhanen en sabelsprinkhanen. Veldsprinkhanen zijn de lawaaierige, vegetarische springwondertjes met tamelijke korte en dikke antennes.Sabelsprinkhanen, die zowel planten als insecten eten, hebben lange en heel dunne antennes.
Veel soorten veldsprinkhanen lijken op elkaar, vooral omdat een soort zo veel verschillende kleuren kan hebben, en zijn dan ook moeilijk uit elkaar te houden. De echte kenners herkennen ze ook niet aan het uiterlijk, maar aan het geluid. Zo hebben ze vaak ook hun naam gekregen. Ik denk bijvoorbeeld aan het Zoemertje,de Snortikker, de Krasser, de Ratelaar en het Locomotiefje.

vrijdag 25 augustus 2017

Allemaal beestjes #8

Het is al weer een tijd geleden dat ik een post plaatste met beestjes, plantjes of  ontwikkelingen in de Weerter natuurgebieden. Te druk geweest met het uitpluizen van de ontginningen, die eind 19e begin 20 eeuw in mijn geboorteplaats Altweerterheide plaatsvonden.

Hoog tijd dus om te laten zien wat ik de afgelopen maanden zoal voor klein grut voor mijn lens heb gehad.

Maartse vlieg
Het is al even geleden dat ik deze foto maakte van de Maartse vlieg, namelijk in april.
Niet in maart dus..... De naam Maartse vlieg is namelijk misleidend. In dubbel opzicht zelfs.
1.) De naam Maartse heeft niets met de maand maart te maken, want dit ongeveer 1 cm groot insect verschijnt pas eind april. De Maartse vlieg is genoemd naar de evangelist Marcus. Ze wordt ook Sint Marcus-vlieg genoemd. Op 25 april is het de naamdag van de evangelist Marcus en rond deze datum zijn ze dan ook te zien.
2.) Hoewel ze vanwege de sterke beharing en de grote ogen (alleen de mannetjes dan) "vliegachtig" aandoen, het is en blijft een mug. De kenners kunnen je waarschijnlijk wel uitleggen waarom dit een mug is, maar ik heb het nergens kunnen lezen. Het is overigens een mug die niet steekt.

Ik zag ze afgelopen week met hun hangende poten boven het gras en langs de bosrand vliegen en “helikopteren”, of trof ze aan in een copulatie, die wel enkele uren schijnt te duren. Dat lijkt ook het enige te zijn waarvoor ze op de wereld zijn gekomen.
Enkele dagen na de mannetjes komen ook de vrouwtjes uit, deze cirkelen rond de mannetjes, worden bevrucht, leggen hun eitjes in de grond en meteen daarna sterven beiden.
Opmerkelijk is dat deze muggen niet erg schuw lijken, want zelfs bij aanraking blijven ze gewoon zitten. Een dankbaar foto-object dus.

Bosrandroofvlieg vrl.
De 12-17 mm grote Bosrandroofvlieg is een algemene soort op zandgronden en in de duinen. De vlieg op deze foto is een vrouwtje. Dat is te zien aan de laatste twee zwart glimmende “gelakte” lichaamsegmenten en de derde, de genitaliën.
Je ziet ze in bossen en aan bosranden, maar ook in tuinen. Deze roofvlieg heeft (zoals alle vliegen) één paar vleugels. Net onder het borststuk, zie je aan elke zijde een klein geelachtig bolletje op een steeltje. Dat zijn de twee niet ontwikkelde tweede vleugels. Zoals de naam aangeeft zijn het echte jagers. De prooien bestaan uit andere vliegen, wespjes, vlinders, kevers, sprinkhanen en zelfs libellen. Ze schuwen prooien groter dan zijzelf dus niet en ook kannibalisme komt voor.

De jacht wordt gewoonlijk altijd ingezet vanaf een uitkijkpost. Hoewel ze zelfs mensen soms als uitkijkpost kiezen, doen ze ons geheel geen kwaad. De prooi wordt vrijwel altijd na een korte achtervolging in de vlucht gegrepen. Hierbij komen de stekelige poten uitstekend van pas. Het slachtoffer wordt vrijwel onmiddellijk gedood door met de steeksnuit geïnjecteerde verlammende en verterende enzymen.


Halvemaanzweefvlieg
Ik vond het opvallend dat deze zweefvlieg haar vleugels op de rug had liggen. Dat zie je eigenlijk bij wespen en bijen, maar het zal waarschijnlijk met het minder goede weer te maken hebben gehad. Vanwege de tekening doet deze zweefvlieg misschien denken aan een wesp, maar het lichaam is veel kleiner en platter. Het duidelijkst waaraan je kunt zien dat het een vlieg is, zijn de grote ogen en de korte voelsprietjes.

Het is een Halvemaanzweefvlieg.  Deze zweefvlieg wordt 11 tot 13 millimeter lang en dankt de naam aan de kenmerkende, halve maanvormige vlekken op het achterlijf, in twee rijen van drie aan weerszijden van het achterlijf. Opvallend is dat deze vlieg ook zo dicht behaard is. Vooral bij de ogen valt dat op.
Het voedsel bestaat uit nectar en stuifmeel, dus deze soort speelt een rol in de bestuiving. De larve is ook nuttig vanwege het voedsel; deze eet namelijk enorme hoeveelheden bladluizen.

Duitse Schorpioenvlieg mnl.
Dit is een Schorpioenvlieg. Het is een aparte insectenorde . Eigenlijk zijn het geen vliegen, want ze hebben 2 paar vleugels. Bij de echte vliegen is het laatste vleugelpaar gereduceerd tot een knopvormig haltertje.  In Nederland komen 5 soorten voor. De zeldzaamste, de Bergschorpioenvlieg, komt alleen op enkele plekken in Z. Limburg voor. Ze worden zo genoemd omdat het verdikte uiteinde met kleine tangetjes, dat mannetjes aan het achterlijf hebben, omhoog gekruld wordt gedragen en daarom enigszins doet denken aan de staart van een schorpioen. Jammer dat je dat op de foto niet kunt zien. Eigenlijk had ik liever een zijaanzicht gehad, maar ze poseren nou eenmaal niet echt voor je…

Gewone Schorpioenvlieg vrl.
Het achterlijf van de vrouwtjes loopt in een punt uit, zodat ze gemakkelijk te onderscheiden zijn.
Er is geen gevaar te duchten voor dit insect, want de tangetjes bij de mannetjes zijn geen angel, maar worden gebruikt om het wijfje vast te houden tijdens de paring. Ook hun puntige bek lijkt gemaakt om mee te steken, maar ook die is ongevaarlijk. Schorpioenvliegen zijn roofinsecten; dode en verzwakte insecten worden leeggezogen met hun zuigsnuit. Naast dode insecten en ander aas, worden ze ook aangetrokken door plantenresten en honingdauw (de zoete uitscheiding van bladluizen).
kenmerken van de getoonde soorten

Berkenkielwants
De Berkenkielwants is een wants uit de familie kielwantsen. Met kiel bedoelt men een soort naar voren gericht wigvormig pennetje (doorn) aan de onderkant van hun lichaam. Het beestje is niet schadelijk.
Zoals de naam al aangeeft, zul je hem vooral aantreffen bij berkensoorten, maar ook bij bijvoorbeeld de els vind je hem. Hij wordt vaak verward met de grotere meidoornkielwants (ca. 2 cm). Belangrijkste kenmerken zijn verder de spitsere snuit, de lichtgroene poten en de kleur van zijn ogen. Die kleur is zwart en bij de meidoornkielwants is die rood van kleur.

Net als veel andere wantsensoorten hebben wantsen uit de familie kielwantsen ook stinkklieren.
Ze kunnen een onaangename geur verspreiden als je ze “verveelt”, door een oranje vloeistof af te scheiden uit speciale openingen in het borststuk. Ook als je een wants doodslaat, komt er een onaangename geur vrij.
Advies: niet doodslaan dus………….

Onechte Paardenbloedzuiger
Als kind overkwam het me regelmatig dat zich tijdens pootjebaden of "zwemmen" in een slootje een bloedzuiger op mijn voet of been had vastgezogen. Als zo'n beestje dan niet snel genoeg verwijderd werd, kon dat soms vervelend zijn, want dan bleef het best lang nabloeden als je ze verwijderde, maar verder bleef dat zonder gevolgen. Meestal lieten ze gemakkelijk los, maar als ze zich al goed hadden vastgezogen was het wat moeilijker. We gebruikten dan een stevig blaadje van een boom of struik, dat je langzaam tussen je huid en het beestje schoof en dan liet ie wel los.
Ik had ze al lang niet meer gezien, tot ik ze onlangs zag in een nog niet zo lang geleden hersteld vennetje.
Het is bekend dat in dit ven tot eind 19e eeuw nog medicinale bloedzuigers werden gevonden die voor aderlatingen werden gebruikt. In een krantenartikel van 1895, las ik dat  je bij “Bloedzuiger- exploitatie Weert”  voor 3 cent in een kuil met bloedzuigers kon gaan staan of zitten en je zoveel kon laten bijten als je maar wou. Als je ze maar niet mee nam, want dat kostte je 10 cent extra.

Ik kon niet beoordelen welke soort dit was. Ik neem aan dat het de algemene en ongevaarlijke “Onechte paardenbloedzuiger” is. Deze voedt zich dus niet met bloed, maar met slakken of rottend vlees. Het weerkaatsend zonlicht op het water maakte het er ook niet gemakkelijker op om een geslaagde foto te maken.

Groot Dikkopje
Het Groot Dikkopje heeft toch iets aandoenlijks, met zijn (letterlijk) dikke kopje. Hier zit hij te snoepen van een gevlekte orchis. De lange tong is goed te zien.

Groot Dikkopje

Ondanks zijn naam is het een kleine vlinder. De vleugel varieert in lengte slechts tussen de 12 en 15 millimeter en is aan de bovenkant oranje/bruin en aan de onderkant geel/bruin met lichte vlekken. Bij verse exemplaren zijn die vlekken niet altijd zichtbaar. De sprietknopjes van het Groot Dikkopje hebben een haakje, waardoor ze duidelijk afwijken van de andere twee soortgenoten. Het is een vlinder die vrij algemeen is bij graslanden en bosranden, want de rupsen leven van allerlei, ook heel gewone, grassoorten. De vliegtijd is in juni en juli.

Pyjamawants
De Pyjamawants, werd pas voor het eerst in Vlaanderen gesignaleerd in 1975, maar wordt tegenwoordig steeds vaker gezien. Vooral zonnige plekjes hebben de voorkeur. De Pyjamaschildwants wordt ook Gevangeniswants genoemd. Die naam heeft ze te danken aan de knalrode basiskleur met brede zwarte lengtestrepen over de gehele bovenzijde van het lichaam.

Pyjamawants
De pootjes en antennes zijn zwart, de buik is rood met vele kleine zwarte vlekjes. Het lichaam is erg rond en de lengte is ongeveer 10 mm. De soort heeft een voorkeur voor droge, zanderige plaatsen, zoals droge wegbermen en spoorwegbermen. Ze leven van schermbloemigen als Gewone Berenklauw, Fluitenkruid, Zevenblad en Wilde peen. Daar zuigen ze sappen uit de plant of de zaden.

Pyjamawants en Bessenschildwants
De Pyjamawants, die uiteraard ook in Nederland voorkomt, kreeg gezelschap van een andere wantsensoort; de Bessen(schild)wants.
Dit is een van de meest algemene grote (10 tot 14 mm.) wantsen die in geheel Nederland en België voor komt, maar zeldzaam is in kleigebieden. Je vindt hem in allerlei kruidenrijke biotopen, vooral in bloemrijke graslanden. De meeste waarnemingen komen uit de periode april tot november.

Bessenschildwants
Hoewel er enige variatie is, zijn het halsschild en het middelste deel van de voorvleugel (corium) wijnrood en het schildje (het driehoekje) is groenig tot bruin met een lichte punt. De “randjes” (connexivum) steken wat uit en zijn zwart-wit gebandeerd. Dat zie je ook bij de voelsprieten. Het is één van de weinige schildwantsen met zulke witte ringels aan de antennes.
Hoewel het op deze foto niet te zien is, is het halsschild ietsjes behaard. Het is de enige schildwants die dat heeft.

Gewone doodgraver met parasitaire mijten
De vrij grote (10-35 mm) Gewone Doodgraver is een aaskever, een rover dus. Hoewel ze algemeen voorkomen, zul je ze niet vaak te zien krijgen, dus dit was wel een treffer. Hij eet als volwassen dier vooral vliegenmaden op een dood dier. Het kadaver zelf wordt ook wel als voedsel gebruikt, maar is vooral voor hun nageslacht bedoeld.

Het bijzondere op deze foto vind ik echter de ca. 1-2 mm. grote stipjes die je op zijn kop ziet zitten. Dat zijn parasitaire mijten, met de naam Poecilochirus Carabi. Er is geen Nederlandse naam voor deze soort.
Ze leven van vliegeneitjes en larven.
Om te overleven zijn ze helemaal afhankelijk van deze doodgraver (dat heet symbiose). Het probleem voor deze mijten is om bij een kadaver te komen, waar hun voedsel te vinden is. Ze kunnen zich namelijk amper verplaatsen. Daar hebben ze een praktische oplossing voor; gewoon meeliften met een doodgraver als die naar een nieuw kadaver vliegt.

donderdag 29 juni 2017

Ontginning Hollandia

In de laatste posts heb ik geschreven over ontginningen die begin 20e eeuw in Altweerterheide plaatsvonden. In de post over het Wijffelterbroek zei ik al dat de prachtige omgeving die we hier nu hebben, het gevolg is van dit menselijk ingrijpen. Vooral Karelke is van belang geweest voor het ontstaan van het dorp. Uiteraard mogen we de ontginningen van DelbroekWijffelterbroek, de Kruispeel, Kettingdijk en de talloze kleine ontginningen vóór de 20e eeuw zoals langs de Weerterbeek, Dijkerpeel, Mastenbroek, de Zoom en langs de Heltenboschdijk ('t Daal) en Stramproyergrensweg niet vergeten.

In deze post ga ik het hebben over de ontginning van de Kalverpeel en Spekke door de NV. Hollandia uit het Zuid-Hollandse Vlaardingen. Volgens Stan Smeets is de naam Kalverpeel te verklaren als "een gebied zijnde alleen geschikt voor het beweiden door kalveren". Dit is echter wat simpel gedacht en m.i. ook fout. Uitgaande van het Nederlands Etymologisch Woordenboek, is het eerder afgeleid van het Latijnse woord "kaven"; De betekenis daarvan is: kavel, splitsen, door splijten afbrokkelen oftewel het afkalven of afzakken van grond. Spekke, spik of spijk komt van het Germaanse "spakkjôn"; een eenvoudig bruggetje van ruwe stammen en takkenbossen , bedekt met plaggen of zoden.

maandag 1 mei 2017

Dit wil toch niemand.......................

Iedereen was het er al jaren geleden over eens, dat de aan de Belgische grens gelegen Kettingdijk uitermate hoge potenties had voor herstel van de (grond)water gebonden levensgemeenschappen.

Hooigrasland op de Kettingdijk zoals je het graag ziet op 28 april 2013 
Zo las ik al in "Wulpenvlucht" van september 2008 (een 3 maandelijkse nieuwsbrief van Natuurmonumenten en het Belgische natuurpunt) over de Kettingdijk het volgende :

"Door een aangepast beheer zullen natte loofbossen in de toekomst weer het uitzicht bepalen, net zoals in het begin van de twintigste eeuw. De hoge kweldruk in de greppels laat zien dat hier nog steeds veel potentie is om waardevolle natuur te ontwikkelen. In en langs de bosgreppels komen plaatselijk zelfs nog vrij veel gewone dotterbloem, holpijp, koningsvaren, wilde gagel en duizendknoopfonteinkruid voor. In de natte graslanden komen behalve de “gewone” kruidige gewassen bijzondere soorten als moeraskartelblad, moerasviooltje, gevleugeld hertshooi, tormentil en klein glidkruid voor. Maar ook planten zoals de koningsvaren, zeldzame dagvlinders zoals de ijsvogelvlinder, en amfibieën zoals de kamsalamander voelen zich goed thuis in het gebied".

Blogarchief