Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


zaterdag 3 november 2018

Herfst 2018.......Paddenstoelentijd deel 3

Je hoort de meeste natuurliefhebbers klagen dat er dit jaar zo weinig paddenstoelen zijn. En het moet gezegd worden dat de "oogst" inderdaad tegen valt in vergelijking met andere jaren. Dat alles "dankzij" de droogte.
Toch lukt het ons groepje nog steeds om redelijk wat exemplaren te vinden tijdens ons wekelijks bezoek aan een gebied. Minimaal dertig exemplaren vinden we toch wel op een morgen. Dat is het voordeel van een groep; waar de een aan voorbij loopt, ziet de ander het wel.

Elzenbundelzwam
De Elzenbundelzwam (Pholiota alnicola) is een in Nederland vrij algemene paddenstoelensoort. De vruchtlichamen zijn te vinden van augustus tot en met oktober op dood hout van loofbomen, met name els, wilg en berk. Vaak in vochtige bossen. De hoed is groenig geel tot olijfkleurig met aan de rand vaak witte velumresten. Deze worden later bruin. De hoed is gewelfd en heeft een diameter tot 6 centimeter.

   
Het hoedoppervlak is glad en kleverig. De lamellen zijn eerst geelachtig, later roodbruin.
De steel is bovenaan gelig, meer naar onderen voorzien van bruine vezels. De steel heeft soms wel, soms niet een ring. De geur is zoetig, de smaak mild of bitter. De sporen zijn bruin.

Groene anijstrechterzwam
Deze Groene anijstrechterzwam (Clitocybe odora) komt voor op zand- en leemgronden. De doorsnee van de hoed is tot 8 cm, van knopvormig tot afgeplat; onregelmatig vlak en nogal hobbelig.
De kleur en is grijsgroen tot blauwachtig groen . Waarom hij eigenlijk "Groen" wordt genoemd is mij niet duidelijk. Voor mij is hij blauw!!!! Hij wordt lichter van kleur bij het ouder worden en bij droog weer.
De steel is 3-7 cm en licht gestreept. De crèmeachtig tot licht grijsgroene plaatjes staan dicht opeen en iets langs de steel aflopend.
Groene anijstrechterzwam
De gladde steel heeft dezelfde kleur als de hoed, maar dan lichter. Het vlees is bleek en sterk geurend en ruikt en smaakt naar anijs. Hier heeft hij dus zijn naam aan te danken.
Het is een veel voorkomende paddenstoel die in late zomer tot de late herfst groeit tussen de bladeren en strooisel onder loofhout, vooral bij beuken en tamme kastanjes. Je kunt hem echter ook tegen komen onder naaldbomen.

Beukwortelzwam
Al wandelend door Herbertusbossen in Heeze is de kans groot dat je de Beukwortelzwam (Xerula radicata) vindt, hoewel deze bij toeval gevonden werd. Deze zat, zoals je kunt zien, aan de onderkant van een oude vermolmde stam. Het is een soort die je dus aantreft bij beuken en is niet te missen door zijn opvallende slijmerige radiaal gerimpelde hoed. Het is net een kleine doorgezakte parasol. De kleuren, geel- tot grijsbruin en een hoed met de kaarsrechte, stevige, lange steel zijn kenmerkend voor de soort. De hoed van een Beukwortelzwam kan een maximale doorsnede bereiken van zo'n 15 centimeter.

Beukwortelzwam
Deze soort heeft een opvallend lange steel die tot wel 30 centimeter diep kan wortelen. Ze zitten vaak direct op het wortelhout. Ze leven op levend (parasitair) of dood, ondergronds hout (saprotroof) van Beuken, zelden op het hout van andere boomsoorten. Beukwortelzwammen komen zowel op voedselrijke als voedselarme zand-, klei-, en leembodems voor.

Sparrenkegelzwam
Kegelzwammen zijn kleine paddenstoelen (de hoeddiameter is max. 3 cm) die leven van de afbraak van afgevallen kegels van naaldbomen (sparren en dennen). De kegels kunnen aan de oppervlakte liggen of in de grond zijn begraven. Er bestaan meerdere soorten kegelzwammen, maar omdat ik deze paddenstoeltjes aantrof op een sparrenkegel, ga ik er van uit dat dit de Sparrenkegelzwam (Strobilurus esculentus) is.

Het hoedje is aanvankelijk halfbolvormig, later meer afgeplat. Meestal kastanjebruin, grijsbruin of geelbruin van kleur met grijze tinten, maar op donkere groeiplaatsen (zoals hier het geval was) zijn ze tamelijk bleek. De lamellen staan vrij ver uiteen en zijn wit tot bleekgrijs van kleur. De steel van de paddenstoel is hol, bovenaan wit en onderaan meer geelachtig of okerkleurig. Hij is opvallend stevig en elastisch van structuur.

 
Bekerzwammen groeien meestal op de bodem, maar er zijn enkele soorten die je op hout vindt. De Molmbekerzwam (Peziza micropus) is er daar een van. Hij groeit op loofhout (vooral beuk) dat soms zo vermolmd is, dat het bijna uit elkaar valt. Goed dat de beheerders tegenwoordig steeds vaker dood hout laten liggen; zwammen, vogels, slakken en insecten varen er wel bij en wij als natuurliefhebber zijn uiteraard blij met zo’n vondst......

Grote parasolzwam
De Grote parasolzwam (Macrolepiota procera) is er een die je niet snel voorbijloopt. De grote parasolzwam en de vliegenzwam zijn paddenstoelen die bijna iedereen kent: de vliegenzwam vanwege zijn opvallende kleur en de grote parasolzwam vanwege zijn enorme afmetingen. Deze stonden in grote getale bij de parkeerplaats van het NMC.

Grote parasolzwam
Grote parasolzwam
Met een hoogte van 30 centimeter en een hoed die soms ook de 30 centimeter haalt, is het een van onze grootste paddenstoelen. Je herkent hem ook makkelijk aan andere kenmerken zoals de witte loszittende kraag aan de lange donkere steel en de donkerbruine schubben op de lichte hoed. Je treft hem vaak aan in grasland en in bermen, vaak in groepjes.

 
De 65 soorten boleten die in Nederland voorkomen zijn typische herfstzwammen. Je komt ze vooral in bermen en langs bospaden tegen. Deze Rode boleet (Boletus rubellus) is een echte blikvanger. Je kunt hem niet verwarren met de eveneens felrode vliegenzwam, zelfs als de stippen eraf geregend zouden zijn: een boleet heeft namelijk buisjes onder de hoed en een vliegenzwam heeft plaatjes. De Rode boleet hoort bij de Fluweelboleten. Die hebben een droge, viltige (fluwelige) hoed. Ze worden in 2 groepen onderverdeeld:  Fluweelboleet (X. subtomentosus) én Roodstelige fluweelboleet (X. chrysenteron). Fluweelboleten zijn variabel van kleur, wat aanleiding heeft gegeven tot het onderscheid van verschillende soorten en vormen. Dan kun je bijvoorbeeld denken aan soorten als deze Rode boleet.

Rode boleet
Rubellus betekent "roodachtig" en Boletus is een oude naam voor "zwam". Hoewel ik deze de naam Rode boleet heb gegeven, gaat het eigenlijk niet om één soort, maar om meerdere soorten, die echter alleen op grond van microscopische kenmerken kunnen worden onderscheiden. Dat is iets deskundigen. Ik houd het daarom maar bij Rode boleet…….


De bovenzijde van de hoed is aanvankelijk scharlakenrood, later is hij meer bruinrood van kleur, fluwelig en droog. De poriën aan de onderzijde zijn citroengeel en worden bij veroudering groenachtig. Bij beschadiging of druk kleuren ze langzaam blauw.De steel is van boven geel en van onderen rood.

Paarse schijnridderzwam
Er zijn ridderzwammen en schijnridderzwammen. Het zijn plaatjeszwammen. Oorspronkelijk hoorden die bij elkaar in het geslacht Tricholoma. Er is echter later een onderscheid gemaakt tussen Tricholoma (ridderzwammen) die mycorrhiza's vormen en Lepista (schijnridderzwammen) die dat niet doen.
Een mycorrhiza is een samenlevingsvorm van schimmels en planten via de wortels. Het woord mycorrhiza is afgeleid van het Griekse "mukès" dat schimmel betekent en "rhiza" betekent wortel. Ze absorberen voedingsstoffen en water uit de bodem, die ze vervolgens via de wortels afstaan aan de plant. In "ruil" daarvoor krijgen ze suikers terug voor hun eigen voeding.
Schijnridderzwammen daarentegen zijn paddenstoelen die leven van dood hout en ander dood materiaal. Ze groeien op de grond en leven van het strooisel.Er wordt dus niets "geruild"......

Paarse schijnridderzwam
Op de vorige foto zag je een jonge Paarse schijnridderzwam (Lepista nuda). Dit is een oud aangevreten exemplaar. De gladde en gewelfde lila hoed kan zich tot wel 12 centimeter uitspreiden en heeft vaak een oranjebruin centrum. Oudere exemplaren verkleuren zoals je hier ziet beige-achtig. De paarse lamellen staan dicht op elkaar en de lila steel is vrij dik en is bedekt met fijne vlokken of vezels.

Deze soort verspreid een aangename zoet-aromatische geur, die ook in de zoetige smaak terugkomt. Bij jonge exemplaren is niet alleen de buitenkant, maar ook het vlees paars. Later wordt de kleur, zoals je hier aan de hoed kunt zien, bleker.
Je kunt hem in het hele land tegenkomen, vaak in groepjes langs fietspaden en bospaden.

 
Van de schijnridderzwammen zijn in Nederland diverse soorten te vinden. Dit zijn enkele exemplaren met de naam Roodbruine schijnridderzwam (Lepista flaccida). De naam spreekt voor zich.

zaterdag 27 oktober 2018

Herfst 2018.......Paddenstoelentijd deel 2: Myxomyceten.

Als er (zoals dit jaar helaas het geval is) niet zo veel paddenstoelen te vinden zijn, ga je ook op de kleintjes letten. Er is meer te vinden dan je zou verwachten en fascinerend is het hoor, dat kleine wereldje.
Het is ook steeds weer een uitdaging om er met mijn cameraatje een geslaagde foto van te maken.

Dus er wordt hout omgekeerd, onder schors gekeken en af en toe wat bladeren en mos opzij gehaald.
Er gaat als het ware een nieuwe wereld voor je open en je wordt soms beloond met een fantastisch schouwspel. Dat geldt zeker voor de Myxomyceten of slijmzwammen.

In paddenstoelentijd-deel-5/2017 heb ik er ook al eens iets over geschreven.
Aanvulling: Ook in Paddenstoelentijd deel 3,Herfst 2019 en Paddenstoelentijd deel 5. Herfst 2022 vind je er een en ander over.

Groot kalkschuim
Myxomyceten of slijmzwammen zijn weliswaar geen paddenstoelen, maar worden er wel vaak voor aangezien. Het zijn onschadelijke organismen die leven van o.a. bacteriën en schimmels. Niet van hout of levende planten dus zoals bij paddenstoelen wel het geval is.
Ze stammen af van Protozoa (eencellige diertjes). Bij Protozoa ontstaan uit de sporen microscopisch kleine eencellige organismen (amoeben) die groeien. Het lijkt zo alsof ze zich kruipend of zwemmend voortbewegen.

Groot kalkschuim
Boompuist
Als gevolg van deling en versmelting van deze amoeben ontstaat op een gegeven moment een slijmerig goedje, het plasmodium. De meeste plasmodia zijn niet groter dan een paar centimeter, maar sommige soorten kunnen wel tot een vierkante meter uitgroeien en wegen 20 tot 30 gram.

Heksenboter
Slijmzwammen voeden zich in het algemeen met gisten, bacteriën, sporen  en schimmels. Om die te vinden gaat het plasmodium zich “bewegen”. Er zijn schitterende filmpjes op YouTube te vinden, die versneld laten zien hoe het plasmodium zich uitbreidt. Kijk HIER maar eens naar.

Niervormig kalkkopje
Kaneelkleurig netpluimpje  (in totaal 5 mm. hoog)
Roodbruin netpluimpje
Roodbruin netpluimpje + Karmijnrood netwatje

De meeste slijmzwammen houden van vochtige omstandigheden en beschutte plaatsen. Veel soorten vormen vruchtlichamen, die niet hoger zijn dan zo'n drie millimeter. De vruchtlichamen, die zorgen voor de verspreiding van de sporen, zijn er in heel veel verschillende stadia en vormen. Diverse vormen glinsteren door weerschijnkleuren opvallend.

Om een idee te krijgen hoe klein ze kunnen zijn, moet je eens kijken naar de 2 bladluizen rechtsboven op de foto. De bladluis is een plantenetende insect. Hij voedt zich met de cellen van een plant. Hoewel ze meestal groen van kleur zijn, zie je dat ze ook bruin kunnen zijn. Er zijn ook witte, zwarte, gele, rode en zelfs paarse soorten. Ze zijn erg klein, meestal niet groter dan een halve millimeter.

Net als paddenstoelen zijn slijmzwammen in dit stadium vaak kleurrijk. Ze worden dan het meest door mensen opgemerkt, maar zijn vaak nog niet te determineren. Pas in de eindfase worden (bewegingsloze) vruchtlichaampjes gevormd. De kleur van het vruchtlichaam is meestal anders dan die van het eerdere plasmodium, maar valt daardoor niet minder op. Het is dan ook schitterend als je ze, ondanks hun kleine formaat, vindt.
Het aardige van slijmzwammen is dat ze, als zij eenmaal rijp zijn, nog een heel poosje blijven zitten. Schitterend vaak om te zien, maar oh zo moeilijk om ze te determineren en een naam te geven.
In Nederland komen zo'n 300 soorten slijmzwammen voor. Het loepje laat alleen de uiterlijke kenmerken zien en dat is voor het volledig op naam brengen onvoldoende. Voor determinatie is microscopisch onderzoek noodzakelijk. In ons land houdt zich dan ook slechts een handvol liefhebbers bezig met het bestuderen ervan. Lijkt me wel leuk om dat een keer te doen of gade te slaan. Voor mij zit er meestal niks anders op dan ze de naam slijmzwam spec. te geven. Een onbekende soort dus…………

Soms “zweten” zwammen . Vooral houtzwammen en spijkerzwammen hebben er last van, maar ook bij deze schimmels zie je dat. Het verschijnsel wordt guttatie genoemd en ontstaat als de zwam in de groei grote hoeveelheden vocht opzuigt en het overschot aan water kwijt moet. Het resultaat zijn dan druppels vocht aan de rand van de groeiende zwam. Dat zagen we ook op de vorige post bij de Toefige labyrintzwam. Ook die perst zijn “tranen” massaal naar buiten. Ik vertelde, dat hij daar groeide op de wortels van een levende eik. Het is bekend dat eikenhout een rode kleurstof bevat. Die kan de zwam niet gebruiken, dus wordt die “uitgezweet”.

Het is echter voor mij niet helemaal duidelijk of de heldere druppels die je hier ziet nou zulke guttatie- of dauwdruppels zijn. Aangezien het niet had geregend of mistig was, ga ik uit van het eerste. Het schijnt overigens gemakkelijk te zijn om dat na te gaan. De smaak van guttatiedruppels is namelijk vaak prikkelend en een beetje zuur en bitter; een beetje onaangenaam. Houd er rekening mee dat de guttatiedruppels van lagere schimmels antibiotica kunnen bevatten (en dus giftig zijn). 

Ik kwam voor deze soort uit bij de Kristalkopjes, Er zijn verschillende soorten Kristalkopjes en je moet dus eigenlijk de sporen bekijken door een microscoop.  Ik heb niet het materiaal daarvoor en zou ook niet weten hoe dat te doen. Het is specialistenwerk zoals ik zei, dus ik heb de nodige twijfels.
Ik heb de foto’s geplaatst op waarneming.nl  en hoop reacties te krijgen. Mogelijk dat jullie voor mij ook een suggestie hebben.  Ik wacht af..............

***** Het heeft even geduurd, maar eindelijk een reactie op 15 september 2022 op deze schimmelsoort, waarvan ik dacht dat het een Kristalkopje was. Een anonieme persoon zei dat het zijns inziens geen myxomyceet was, maar een Penseelschimmel. Of meer specifiek: een Penicillium vulpinum. Penicillium is een geslacht van zakschimmels. Voor mij totaal onbekend, dus ik heb me er wat in verdiept en op internet gezocht. Afgaande van wat ik erover las, denk ik dat die anonieme persoon gelijk heeft. Dit soort schimmels groeit op dierlijke uitwerpselen. Dat klopt in dit geval, hoewel ik niet weet van welk dier  die afkomstig waren. Afgaande op de haren die je op de foto's ziet, zou het van een roofdier afkomstig moeten zijn.  De Nederlandse naam die ik voor Penicillium vulpinum vond is: Vossenkeutelpenseelschimmel. Ik heb echter begrepen dat dit soort schimmel niet perse op vossenkeutels wordt gevonden, maar ook op andere keutels (zoals honden-, herten- en konijnenkeutels). 

 Zijn/haar suggestie zou dus zo maar kunnen kloppen, maar voor 100% zekerheid is microscopisch onderzoek nodig. Daarom wil ik het hier gewoon houden op: Penicillium spec. of Penseelschimmel. Penseelschimmels behoren tot de lagere soorten schimmel (myxomyceten zijn dat overigens ook), en worden daarom niet betrokken in het verspreidingsonderzoek naar paddenstoelen. 
Ik vond deze Penicillium spec. echter wel op Waarneming.nl. Voor mij reden om die dan ook in deze post te laten staan*****

vrijdag 28 september 2018

Herfst 2018.......Paddenstoelentijd deel 1

Hoewel het tot heden vanwege de droogte geen goed paddenstoelenjaar lijkt te worden, zie je natuurlijk toch interessante exemplaren. Alleen moet je wat beter kijken dan anders. Dat gold overigens niet voor onderstaande zwam, want die was al van ver te zien. Het is de Reuzenzwam (Meripilus giganteus).
Een prachtig exemplaar en al wat ouder. Jonge exemplaren zijn namelijk veel lichter van kleur.
Zoals de naam al aangeeft, kan deze zwam heel groot worden. Als hij volledig is uitgegroeid, kan hij wel een meter in doorsnede bereiken.


Deze algemeen voorkomende paddenstoel heeft een sterke voorkeur voor Amerikaanse eiken en beuken. Hoewel hij hier te zien is op een "begraven" boomstronk, ga ik er (gelet op de omgeving) van uit dat het op een Amerikaanse eik is. De zwam kan zowel verschijnen op dood organisch materiaal (saprofyt) als een verzwakte levende boom (parasiet).

Als de vruchtlichamen van de zwam boven de grond te zien zijn, is het voor de boom al te laat. Onder de grond en in de boom heeft de Reuzenzwam dan namelijk zijn verwoestende werk al verricht. Daar heeft de schimmel de houtvaten als het ware dicht geknepen en daardoor sterft de boom. Binnen een paar jaar is een boom met een Reuzenzwam als gast helemaal afgestorven. Op mijn fotosite FlickR heb ik nog enkele andere foto's van deze kanjer staan.

 
Deze bijzonder uitziende Builenbrand of Maisbrand (Ustilago maydis) ontstaat door schimmelsporen die via wind en opspattend regenwater in de bladtrechter van mais terecht komen. "Een brandschimmel is een zogenaamd plantpathogeen; een ziekteverwekker van biologische oorsprong". Aldus Wikipedia.
Je vindt ze op de plaats waar eigenlijk een maïskolf zou moeten zitten. Het is een zwakteparasiet, dus die tast alleen beschadigde en/of verzwakte planten aan.

Tijdens warme zomers is Builenbrand tamelijk algemeen, maar gewoonlijk is het een vrij zeldzame schimmel. Dit jaar waren de hoge temperaturen en droogte weer ideale omstandigheden voor deze soort, dus je ziet ze best weer veel.Als je tenminste goed oplet..............

Op de plaats waar de schimmel binnendringt reageert de plant met een abnormale weefselvorming, waardoor er builen ontstaan van soms wel 20 cm. doorsnede. De builen zijn omgeven door een zilverkleurig vlies. In de builen ontstaan zwarte sporen die, als ze rijp zijn op de grond vallen en daar tenminste vier jaar kiemkrachtig kunnen blijven.

Builenbrand is met de maïs vanuit Centraal-Amerika de wereld over gereisd. De schade die het schimmel veroorzaakt is in Nederland beperkt, maar een grote aanwezigheid van deze schimmel zoals in dit jaar kan wel ten koste gaan van de opbrengst en kwaliteit. De boeren zijn er dan ook niet blij mee, ook al omdat een chemische bestrijding niet mogelijk blijkt te zijn. Daarom wordt vruchtwisseling of minder vatbare rassen aanbevolen. Het vee ondervindt er overigens geen nadelige gevolgen van.

In Mexico, waar de mais oorspronkelijk vandaan komt (8000 jaar geleden stond maïs al centraal in de Mexicaanse keuken en cultuur), is Builenbrand echter geen plaag, maar wordt er als lekkernij gegeten.
De onrijpe builen worden er al sinds mensenheugenis gegeten en gelden als heel voedzaam. Ze noemen het daar Cuitlacoche.
Sommigen noemen het ook wel de Mexicaanse- of maïstruffel, want veel boeren daar verdienen momen- teel meer aan de paddenstoelen dan aan de maïs zelf.
Een verwante soort (Ustilago esculenta) wordt in China ook al eeuwenlang voor de consumptie gecultiveerd op wilde rijst (Zizania latifolia). Wat de één dus ziet als een vervelende, onsmakelijke plantenziekte, is voor de ander juist een lekkernij.

Hoewel ik deze Toefige labyrintzwam (Abortiporus biennis) nooit eerder gezien heb, is het in Nederland een vrij algemene soort die verspreid over het hele land kan worden waargenomen. Het is een schimmelsoort uit de familie Meruliaceae. Andere soorten die bij deze familie horen, zijn bijvoorbeeld spekzwoerdzwam, donzige korstzwam, paarse korstzwam , grijze buisjeszwam en stekelkorstzwam.

Het vruchtlichaam ziet er uit als een waaier- met een rozetachtige vorm. De toefen zijn gesteeld en de diameter is ongeveer 8 tot 20 cm. De hoed heeft meestal een dunne golvende rand en is 3 tot 9 cm lang.
Als de paddenstoel jong is,  is de hoedkleur lichter (loodwit-achtig), later wordt hij wat donkerder (lichtroze) van kleur.De bovenzijde van de hoed is fluweelachtig en voelt wat viltig aan.

Deze paddenstoel heeft poriën van ongeveer 1 tot 3 per milimeter. Ze zien er vaak niet uit als ronde gaatjes, maar als een onregelmatig netwerk van hoekige of kronkelige gangetjes. Vandaar de naam "labyrintzwam". De labyrintvormige onderkant heeft dezelfde functie als de plaatjes bij een gewone paddestoel, namelijk, het oppervlak waarop de sporen gevormd worden, flink te vergroten.

De paddenstoel veroorzaakt witrot als hij dood hout aantast (saprofyt), maar ook stamrot bij levende bomen zoals populier, iep, eik en beuk.veroorzaken (parasiet). Hij zit dan stevig verankerd in een wortel. Ik kon slechts met moeite een exemplaar los trekken. Hij brak niet af, want het vlees kan zeer taai zijn.

De zwam komt voornamelijk in parken en plantsoenen voor. De soort voedt zich met stoffen van de gastheer. Hierbij kan de paddenstoel veel vocht opnemen, daar staat tegenover dat het vocht moet worden afgevoerd. Dit vindt plaatst door middel van een vorm van "zweten". Dit worden ook wel gutatiedruppels genoemd. De gutatiedruppels smaken behoorlijk zuur en bitter. Je ziet die vooral bij oudere exemplaren.
Sommige insecten die van de tranen snoepen, lijken er dronken van te worden.

Het is een paddenstoel die groeit op "begraven" hout en op wortels van levende bomen, bij houtopslagplaatsen, op gedeeltelijk verkoold hout bij brandplekken, en op houtsnippers in parken en plantsoenen. De steel is meestal verzonken in de bodem en met aarde bedekt. Hij kan net als de Reuzenzwam in groepjes rond een stobbe of stamvoet verschijnen, maar het vruchtlichaam wordt minder groot (maximaal 15 a 20 cm).

De rozetvorm die je op de eerste foto's ziet, komt het meest voor, maar de verschijningsvorm van de paddenstoel is enorm variabel zoals je hier ziet. Deze "onvolledige" vormen (Ceriomyces terrestris )bestaat overwegend uit labyrint poriën en heeft slechts een beginnende hoed of steel. Deze doen me aan kippenboutjes denken, maar let op, de soort is niet eetbaar. Hij is ook erg taai en de geur is onaangenaam; hij verspreidt soms een geur die doet denken aan gas.

Knolvormige of bloemkoolachtige vruchtlichamen, alleenstaand of in een groep, zijn ook mogelijk en kunnen in combinatie met de rozetvorm te voorschijn komen. De bovenzijde heeft een enigszins fluwelig oppervlak. Ook hier zien we goed dat de poriën een onregelmatige vorm hebben.

De soortnaam biennis betekent "tweejarig". De reden voor deze naamgeving ontgaat mij, want de vruchtlichamen zijn in werkelijkheid éénjarig. Abortiporus betekent "met afgebroken (of onderbroken) poriën". Omdat het vlees de neiging heeft om roodachtig te verkleuren wordt de zwam in Engeland "Blushing Rosette" genoemd. Vanwege de rood/ oranje gutatiedruppels wordt hij hier ook wel Bloeddruppelzwam genoemd.

Blogarchief