Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


zaterdag 9 maart 2019

Korstmossen #2

Korstmossen zijn een combinatie van schimmels en algen en zijn meer verwant aan paddenstoelen dan aan “gewone” mossen. Met het blote oog zijn de twee componenten niet apart herkenbaar. De algencellen leven vlak onder de opperhuid en veroorzaken de groenige kleur. Ze zorgen voor de fotosynthese, de aanmaak van suiker, waardoor de schimmel aan voedingsstoffen komt en de schimmels zorgen voor stevigheid en beschermen tegen uitdroging. Ze kunnen dus niet zonder elkaar. Ooit (1948) is er een vergeefse poging gedaan de naam in "morsen" te veranderen, om zo duidelijk te maken dat ze niets met mossen te maken hebben en ook lang niet allemaal korstvormig zijn. Er zijn namelijk ook soorten die blad-, struik- en haarvormig zijn. De deskundigen spreken dan ook liever van lichenen.

Korstmossen zijn erg gevoelig voor luchtverontreiniging. De aan- of afwezigheid van korstmossen wordt daarom wel gebruikt als een indicator voor luchtverontreiniging. Op de Nederlandse Rode Lijst Korstmossen van 2015 zijn 311 soorten vermeld. Dit is 46% van de 683 soorten die we in Nederland hebben!!!
Dat geeft toch aan dat het niet erg goed is gesteld met ons milieu.

In mei 2015 plaatste ik al eens een post over korstmossen. Deze kun je HIER nog eens nalezen.
In deze post wil ik je laten kennis maken met epifyten; soorten, die je aantreft op boomschors.

Melig takmos
Korstmossen hebben twee strategieën voor de voortplanting ontwikkeld: de eerste is geslachtelijke voortplanting met behulp van schimmelsporen en de andere manier van verspreiden is vegetatief. Dat is vergelijkbaar met het stekken van een plant. De meeste korstmossen produceren korrels (sorediën) of gemakkelijk afbrekende staafjes (isidiën). Hierin zijn zowel de schimmel als de alg aanwezig. Deze stukjes verspreiden zich door de wind of dieren en als ze op een geschikte plek terechtkomen, groeien ze daar uit tot een nieuwe plant.

Gewoon purperschaaltje
In de zomerse overvloed aan flora vallen mossen en korstmossen niet zo op, maar dat is anders in de “kale” wintermaanden en het vroege koude voorjaar. Korstmossen zijn bestand tegen extreme temperaturen en groeien ook ‘s winters gewoon door. Ze vormen dan ook een belangrijk onderdeel van de flora van het Antarctisch gebied. Er is dus nu nog volop gelegenheid om buiten te genieten van deze anders zo onopvallende soorten. Neem dan wel een loep mee, want dan zie je pas hoe mooi ze vaak zijn.

Gewoon schildmos
Omdat ze zo langzaam groeien (0,01 tot 2 cm per jaar) en om niet te hoeven concurreren om ruimte en zonlicht, vind je ze vooral daar waar ze niet door zaadplanten kunnen worden verdrongen. Bijna altijd zijn dat op droge plekken en op kale oppervlakten zoals stenen, dakpannen, klinkers, boomschors en heide.

Het is inmiddels voor iedereen wel duidelijk wat de nadelige effecten van te veel stikstof- en zwaveldioxide voor ons mensen zijn. Maar ook de natuur ondervindt veel schade door te veel stikstof (eutrofiëring). Korstmossen hebben vooral last van ammoniak, een gasvormige stikstofverbinding die vrijkomt uit mest, maar ook van fijnstof door met name autoverkeer en de industrie. Omdat korstmossen geen wortels hebben, nemen ze voedingsstoffen met het gehele oppervlak op. Ze leven dus letterlijk van de lucht. Daarom bepalen zwevend stof en vervuiling sterk of een soort ergens kan groeien. Of niet !!!!

Groot schildmos
In de jaren 70 en 80 was de zwaveluitstoot door aardolie en steenkool van met name fabrieken dusdanig hoog dat er grote gebieden in Nederland waren, waar helemaal geen korstmossen meer werden aangetroffen. We hebben het over de zogenaamde "zure regen" en men noemde die gebieden epifytenwoestijnen. Epifyten zijn korstmossen die je op bomen aantreft.

IJslands mos in de Tungelroyse wallen
Een ander voorbeeld van zo’n bedreigde soort in die tijd was/is het zeer zeldzame IJslands mos. Het wordt nog maar op 6 plaatsen in Nederland waargenomen. Dit korstmos kwam vroeger veel voor in bijvoorbeeld de Tungelroyse wallen, maar het wordt nu nog maar op slechts enkele plekjes aangetroffen. Dit is overigens geen epyfyt. Over het IJslands mos heb ik ook iets in de post van mei 2015 geschreven. Dat kun je HIER dus lezen.

Gewoon schorsmos
Aan korstmossen is dus te merken dat maatregelen nodig zijn om de hoeveelheid stikstof uit de landbouw af te laten nemen. Ze hebben nu vooral te lijden onder de uitstoot van ammoniak in de intensieve veehouderij (varkenshouderij, pluimveehouderij en de melkveehouderij). Het gasvormige ammoniak komt vrij uit dierlijke mest en lost goed op in water. Vooral hier in het noordwestelijk deel van Limburg,is dat een probleem. De veehouderij is dan wel van groot economisch belang, maar heeft ook zijn keerzijde voor zowel mens als natuur.

Eikenmos
Momenteel blijft het aantal bedreigde soorten korstmossen dan wel stabiel, maar de vervuiling met stikstof is nog dusdanig, dat het hard nodig blijft om de uitstoot van stikstof-verbindingen verder terug te dringen. Enkele soorten die gevoelig zijn voor ammoniak en daardoor dreigen te verdwijnen, zijn bijvoorbeeld Bleek baardmos, Gewoon schorsmos, Eikenmos en Kopjesbekermos. Een overzicht van verdwenen-, ernstig bedreigde-, bedreigde-  en kwetsbare soorten vind je HIER. Het is schrikken als je die lijst ziet....................

Kapjesvingermos
Heksenvingermos en Groot dooiermos
De slogan “hoe meer soorten korstmossen, hoe minder luchtvervuiling” gaat helaas niet op, want er zijn ook soorten die net goed gedijen dankzij de intensieve landbouw. Echte amoniakminnaars (er zijn er 22 in Nederland) zijn bijvoorbeeld het Kapjesvingermos of Grof kroesmos en Heksenvingermos.

Poedergeelkorst
Groot dooiermos
Het zijn echter vooral de gele korstmossen, die dankzij de mestlucht oprukken. De bekendste is het Groot dooiermos. Gele korstmossen duiden op vervuilde gebieden. Dus: groeien er veel gele korstmossen, dan geeft dat aan dat er vervuilingsbronnen in de buurt zijn.

Korstmossen zijn dus een goede graadmeter voor stikstof afkomstig uit landbouw, autoverkeer en industrie. Dit is te merken aan een áfname van bepaalde soorten, of juist een tóename van andere soorten.

Muurschotelkorst
Hoewel we ons zorgen moeten maken over het signaal dat korstmossen afgeven, kunnen we gelukkig overal nog volop van prachtige soorten genieten. Gewoon op de stoep, in het park of langs de weg. En op bomen in je directe omgeving.

Hier volgen een aantal voorbeelden, die ik de afgelopen jaren gevonden heb. Ze zijn voor een leek vaak lastig te determineren. Mocht iemand een foute determinatie ontdekken, dan hoor ik dat graag.
Gebogen schildmos
Gestippeld schildmos
Gewone poederkorst
Grauw rijpmos
Verstopt schildmos
Lichtvlekje
Groot takmos
Vals dooiermos
Gelobt stippelschildmos
Gelobde poederkorst

zondag 13 januari 2019

Plantennamen in het Weerter dialect

In maart 2014 plaatste ik een post getiteld "Mösse in Wieërt" . Die ging over vogelnamen, die in het Weerter dialect gebruikt worden(werden?). Ik vertelde daarin, dat het jammer is dat veel van deze woorden dreigen te verdwijnen en ben op zoek gegaan naar woorden, die wij in het dialect voor vogels gebruiken/gebruikten.
Je kunt het HIER nog eens nalezen.
Dat geldt ook voor plantennamen die dreigen te verdwijnen. Ik was dan ook al langer van plan om dat ook voor planten te doen, maar het is er maar niet van gekomen. Nu, januari 2019, komt dan eindelijk het vervolg op de "mösse". Deze keer gaat het dus over planten- , groente- en fruitnamen in het Weerter dialect, of op z'n wieërts gezagdj: "Plêntjes , greuntjes en oeëft". Ook nu weer hoop ik daarmee bezoekers van mijn blog en vooral de "vernederlandste" Weertenaren te interesseren voor ons dialect. Lees ze eens om te ontdekken welke je nog kent en welke niet of nog beter, gebruik ze. Dus geen Afrikaantjes meer in het vervolg, maar Stînkerkes......

Ook deze keer is het een post zonder eigen foto's ter ondersteuning, maar met afbeeldingen die ik van internet heb "geplukt". Veel werk, maar leuk om te doen en ik vond het ook nodig, want dan weet je tenminste over welke plant we het hebben. Nu maar hopen dat er niemand komt met me te attenderen op schending van het copyright.....

Ik heb uiteraard gebruik gemaakt van datgene wat ik zelf nog weet, maar grote inspiratiebron was ook deze keer weer "Zoeë kalle vae", de Woeërdeliêst Wieërtlandse dialecte van Jan Feijen e.a. (Veldeke - Wieërt). Vooral wat betreft de juiste spelling is het toch fijn dat er iets is om op terug te vallen.
Ik besef dat ik uiteraard op geen stukken na volledig ben. Zo heb ik o.a. "gewone", herkenbare namen zoals koôrebloom, klaproeës, fioeël, annemoeën, graas en boterbloom weggelaten. Ongetwijfeld staan er woorden bij die je niet (meer) herkent, omdat ze door "vernederlandsing" niet meer of steeds minder worden gebruikt. Ik hoop dat je ze gaat gebruiken als ze ooit ter sprake komen.
Mocht je andere opvallende, niet meer gebruikte Weerter namen kennen, laat het weten en ik zet ze er bij.

Plêntjes, greuntjes en oeëft in Wieërt


** Opmerking: Een kroêdwés (of kroetwés) is ook een (gedroogde) kruidenbos van vier wilde kruiden, twee graansoorten of grassen en een tak. Samen zijn dat 7 verschillende soorten. Zeven is een heilig getal. De kroêdwés  werd vroeger in huis opgehangen en zou beschermen tegen donder, bliksem en allerhande onheil. De kroêdwés werd op 15 augustus, de feestdag van Maria ten Hemelopneming, verzameld en gezegend.

Ik kreeg deze aanvullingen van Theo Kirkels, waarvoor mijn dank:
---------------------------------------------------------------------------------------

Groot Warkruid, oftewel "Duûvelsnejgare"
Het Groot Warkruid, oftewel "Duûvelsnejgare", is een parasitaire, eenjarige rasechte woekerplant die behoort tot de windefamilie (bógkeswindj en pispötje of hégkebloom). Groot warkruid dringt met een soort zuigorgaantjes de waardplant binnen. Hiermee onttrekt de plant aan de waardplant de benodigde voedingsstoffen en water. Deze plant heeft dan ook geen bladeren en wortels nodig. Alleen vlak na de kieming beschikt het over een klein worteltje om wat vocht op te kunnen nemen. De plant parasiteert vooral op de grote brandnetel, hop, hennep en walstro.
---------------------------------------------------------------------------------------
Herfsttijloos, oftewel "Naakse begien"  (o.a. op de Loozerheide in België).
Nog een leuke toevoeging is deze "Naakse begien". Bedoeld is het Herfsttijloos. Een als een krokus uitziende plant, die echter bloeit in de herfst en waarvan de bladeren en vruchten pas in het voorjaar tevoorschijn komen. Ze komt dus zonder "bedekking" en "paarsblauw van de kou" te voorschijn en heeft daarom namen gekregen als Naakte juffer, Kale madamme, Naaktbloeier, Naakt mannetje, Nakend wiefke. Of op z'n Wieërts: "Naakse begien".
---------------------------------------------------------------------------------------

Benieuwd naar meer woorden in "plat wieërts"? 
Ongeveer een  jaar of 6 jaar geleden ben ik begonnen met woorden en gezegden in het weerter dialect  op www.mijnwoordenboek.nl  toe te voegen genaamd: "Weerts dialect" .
Inmiddels is het aantal woorden al uitgegroeid tot bijna 1000 en er staan ruim 700 gezegden in. 
Je kunt het overzicht woorden en gezegden in het Weerts dialect bekijken op:
Als je je aanmeldt, kun je er zelf iets aan toevoegen. Het is niét de bedoeling om "gewone" woorden zoals "ich" , "good", "kaod", "twieë"  e.d. toe te voegen, maar woorden of gezegdes die verdwenen zijn, die dreigen te verdwijnen of die "vernederlandst"  zijn. Ik denk dan bijvoorbeeld aan woorden en gezegdes die je ouders en grootouders nog gebruikten, maar niet meer door ons. Ik denk bijvoorbeeld aan " 't kleutertj"....(als er geen schuim meer op het waswater zit). Ongetwijfeld dat je ook zulke woorden kent.
Je kunt me ook mailen op geervannesmeed@gmail.com of  een reactie onder deze post plaatsen. Als ik vind dat ze er voor in aanmerking komen, zal ik ze zeker op die site plaatsen.



maandag 10 december 2018

Herfst 2018.......Paddenstoelentijd deel 5

Net voor de feestdagen aanbreken, heb ik nog een keer de gelegenheid wat foto's van paddenstoelen te plaatsen, die ik de afgelopen maanden gevonden heb. Hoewel er in de winter nog steeds paddenstoelen te zien zijn,wordt dit dus naar alle waarschijnlijkheid de laatste post over paddenstoelentijd 2018.

Zadelzwam
De Zadelzwam (Polyporus squamosus) is een soort die ik al in april aantrof. Heel apart, want wie verwacht dat nou? Het bijzondere van deze soort is echter, dat die in twee seizoenen een groeipiek heeft: in mei en dan nog eens in september.

Zadelzwam
Het is een paddenstoel die consoles maakt op stronken, stobben, stammen en stamwonden van levende en dode loofbomen. (Met een voorkeur voor dood hout van de Es). De korte dikke steel staat zijdelings, waardoor de paddenstoel met wat fantasie lijkt op een dameszadel, of met het zadel van een oude tractor. Die laatste niet alleen vanwege de vorm maar ook qua omvang, want de hoed kan wel een doorsnede van 60 cm hebben. De Engelsen noemen hem Dryad’s Saddle (Dryade is een bosnimf) of Pheasant’s back (de rug van een fazant vanwege de bruine schubben van de hoed). De soort is op allerlei vochtige, voedselrijke grondsoorten te vinden.

Zadelzwam
Zolang hij nog niet verhout is, is deze paddenstoel eetbaar, maar ik zou zeggen: “mooi laten staan”……

Teervlekkenzwam
De Teervlekkenzwam (Ischnoderma benzoinum) zie je niet zo vaak, maar op het voedsel- arme stuifzand van de Tungelerwallen zijn veel stobben van afgezaagde dennenbomen te vinden en daar kom je ze regelmatig tegen. Hij groeit uitsluitend op naaldhout.

Hij kan ongeveer even groot worden als de platte tonderzwam, waar hij ook wel wat van weg heeft. Ook deze houtzwam is vlak waaiervormig. Een belangrijk verschil is echter dat de teervlekkenzwam eenjarig is, terwijl de tonderzwam er elk jaar een laag poriën bij krijgt en langs de rand uitgroeit.

Teervlekkenzwam (jong exemplaar)
De Teervlekkenzwam is ruig en kort behaard, radiaal gegroefd, bruin van kleur met meestal één, soms twee doorlopende witte banden langs de hoedrand. Een jong exemplaar is lichter van kleur en lijkt dan aan de bovenkant nog van suède te zijn zo zacht.

Teervlekkenzwam ( 2 weken later)
Teervlekkenzwam (oud exemplaar)
Na verloop van tijd verkleurt hij naar donker (tabaks)bruin en komen er na korte tijd zwarte vlekken op. Alsof iemand teer gemorst heeft. Daar heeft ie dan ook zijn naam aan te danken.

Teervlekkenzwam verkleurt bij beschadiging
De poriën onder de hoed zijn eerst nog roomkleurig, maar worden later okerbruin. Ze vlekken bruin als je ze aanraakt. Dat is op deze foto ook te zien.

Teervlekkenzwam met guttatiedruppels
Ik vind het een fotogenieke paddenstoel. Vooral vanwege de guttatiedruppels, die als honing aan de rand van de hoed hangen. De druppels zijn van het water waarmee voedingstoffen vanuit de boom naar de groeiende zwam worden vervoerd. Omdat het water de bruinige kleurstof van het hars van de boom bevat, zijn de druppels harskleurig. Mooi om te zien.

De laatste jaren is er een sterke toename van de Valse teervlekkenzwam. Ik ben die helaas nog niet tegengekomen. De overeenkomst met de Teervlekkenzwam is te zien, maar het grootste verschil is toch wel, dat de Valse niet op naaldhout gevonden wordt, maar op loofhout (m.n. beuk.)

Paardenhaartaailing
Dit zwammetje wordt vanwege het ca. 6 cm lange draaddunne zwarte of bruine steeltje de Paardenhaartaailing (Gymnopus androsaceus)genoemd. Het steeltje heeft slechts een doorsnede van 1 mm. Het is dan ook moeilijk te fotograferen (tenminste met mijn apparatuur).

De kleur van het hoedje en steeltje zijn variabel, maar is meestal vleeskleurig tot lichtbruin. Het steeltje is meestal donker De hoed (doorsnee max. 1 cm) is gewelfd en heeft een ingedeukt roodbruin centrum. Zoals de naam al aangeeft is de steel taai en buigzaam.

Paardenhaartaailing tussen dennennaalden
Het is een veel voorkomende soort, maar door de afmetingen wordt hij meestal niet opgemerkt. In de strooisellaag is hij amper zichtbaar. Als de hoedjes door droogte ook nog eens sterk ineen schrompelen zijn bijna helemaal niet meer te vinden.

 
Op het ca. 6 cm dunne steeltje staat in dit geval een kleine wit gekleurde gewelfde hoed van maximaal 1 cm. Deze soort wordt Witte paardenhaartaailing (Gymnopus quercophilus) genoemd. Het is goed te zien, dat hij vooral op de nerven en het steeltje staat. Natuurlijk vanwege de voedselaanvoer. Door de afmeting van het eikenblad, is te zien hoe klein deze soort is.......


Asgrauwe koraalzwam
Het vruchtlichaam van de Asgrauwe koraalzwam (Clavulina cinerea) bestaat uit een korte stam, die na een paar centimeter meervoudig vertakt waardoor het vruchtlichaam een koraal-achtige vorm heeft. Dit vruchtlichaam wordt tussen de drie en tien centimeter hoog en de dikte van de vertakkingen ligt tussen de vier en acht millimeter.

Asgrauwe koraalzwam
Het vlees is wit, heeft een muffe geur en een taaie textuur. De kleur van de vertakkingen varieert van okerkleurig met een lila gloed tot grijslila of violetgrijs. Qua vorm zijn de vertakkingen rond of afgevlakt en de uiteinden zijn getand. Deze uiteinden zijn tussen de een en twee millimeter breed.

Gewone oesterzwam
Gewone oesterzwam
Al eerder heb ik uitgebreid stil gestaan bij de Gewone oesterzwam (Pleurotus ostreatus).
Dat kun je HIER nog eens nalezen.

Het is een algemene soort die je kunt aantreffen op dode stammen van loofbomen, of op wondplekken van levende bomen (voornamelijk beuk, populier en wilg). De kleur varieert van beige-grijs, staalgrijs tot blauwgrijs of bruingrijs, naarmate ze ouder worden verbleken de kleuren. De lamellen zijn wit(tig) en lopen af op de steel zonder duidelijke begrenzing. De steel heeft dezelfde kleur als de lamellen en is zeer kort en relatief dik. Je kunt ze vinden van oktober tot eind januari. Een taaie rakker dus, die vorst kan verdragen.

Bleke oesterzwam
De Bleke oesterzwam (Pleurotus pulmonarius) had ik nog nooit eerder gezien. Ik vond enkele kleine exemplaren op een dode tak bij de Houtsberg in Nederweert-Eind. Deze soort is nauw verwant aan de Gewone Oesterzwam, maar wijkt af zowel in kleur als in voorkomen. Hij is ook zeldzamer dan de Gewone. De kleur van de bleke oesterzwam is licht beige en kan bij ouderdom verbleken tot beige-wit. Het is een warmteminnende soort en daardoor kun je ze vinden van mei tot eind september.

Bleke oesterzwam
De overige kenmerken komen overeen met de Gewone oesterzwam, alhoewel de stelen vaak wel iets langer worden. Oesterzwammen zijn eetbaar en erg geliefd, maar hoeven gelukkig niet in de vrije natuur geplukt te worden, want ze worden gekweekt. Deze Bleke oesterzwam is de meest gekweekte oesterzwamsoort en zul je dus ook het vaakst in de supermarkt aantreffen.

Winterhoutzwam
Plaatjeszwammen zoals russula’s, mycena’s of vliegenzwammen, zijn maar zelden te zien in de winter, doordat ze wegens hun hoge watergehalte sneller het risico lopen om te bevriezen. Er zijn uitzonderingen, zoals de Gewone oesterzwam, het Gewoon fluweelpootje, het Gewoon donsvoetje en deze Winterhoutzwam.

Winterhoutzwam
De Winterhoutzwam (Polyporus brumalis)is een paddenstoel die van november tot april kan worden aangetroffen op dode takken en stronken van loofbomen als berk, els, eik en beuk. De scherp gerande en wat ingekerfde hoed van deze eenjarige vlak trechtervormige gesteelde gaatjeszwam is oker- tot donkerbruin. Omdat de bovenkant fijn viltig, oker- tot donkerbruin is, lopen we er gauw aan voorbij zonder hem te zien.

Het is de onderkant van houtzwammen die altijd mooi zijn om te laten zien. De Winterhoutzwam is daarop geen uitzondering. De opvallend grote poriën zijn met het blote oog goed te zien en lopen iets af langs de viltige of iets geschubde centraal staande steel die okerbruin gekleurd is.

Zomerhoutzwam
De Winterhoutzwam lijkt op de Voorjaars- en Zomerhoutzwam. Vergis je echter niet aan de namen, want deze houtzwammen nemen het niet al te nauw met de seizoensaanduidingen. Er is dus flink wat overlapping. Deze beide soorten onderscheiden zich vooral van de Winterhoutzwam door de veel fijnere poriën.

De hoed van de Zomerhoutzwam is soms concentrisch gezoneerd, fluwelig tot fijnschubbig en olijf- of grijsbruin tot geelbruin van kleur. De rand van de hoed is scherp en sterk gewimperd. De buisjes en de poriën zijn wit. De steel is 2-3 cm x 1-3 mm, viltig, mat, bruin tot geelbruin en geelbruin gespikkeld- gezoneerd.
De Zomerhoutzwam komt voor op op de grond liggende takken van de els. Ze verschijnt uiteraard vooral in de zomer, maar zoals ik al zei is er flink wat overlap.Deze vond ik eind november op Smeetshof (B).

De Vermiljoenhoutzwam (Pycnoporus cinnabarinus) valt direct op door de knaloranjerode kleur. Vooral de onderkant is opvallend fel van kleur. Zo'n uitbundige kleur is in de natuur zeldzaam, daarom vind ik dat deze paddenstoel op mijn blog niet mag ontbreken! Cinnabarinus betekent "vermiljoenrood" en Pycnoporus "dicht met poriën bezet". Het is een saprofyt die op dood hout verschijnt (vooral stammen en takken van berk, beuk, lijsterbes en eik.).

De zwam is 1-jarig, de vorm is console- tot waaiervormig. De bovenzijde van de hoed is concentrisch golvend en ziet er een beetje wrattig uit, het oppervlak is glad tot iets viltig. Dit is overigens een ouder exemplaar met vraatsporen. De eveneens knaloranjerode buisjes zijn 4-6 mm lang. Er zijn 2-3 poriën per mm, deze zijn rond of hoekig tot langgerekt en ook weer knaloranjerood gekleurd.

De soort is buitengewoon licht- en warmteminnend; hij groeit daarom niet in een dicht bos, maar geeft de voorkeur aan open plekken, kapvlakten, bosranden, houtsingels, parken en tuinen.

In de eerste helft van de negentiende eeuw was de zwam algemeen, om daarna tot in de tweede helft van de twintigste eeuw zeer sterk in aantal af te nemen. Sinds de jaren 80 van de vorige eeuw zie je de aantallen waarnemingen weer toenemen en in 1995 werd hij al weer "vrij algemeen" genoemd. Momenteel staat hij te boek als een algemene soort. Naar de oorzaak kan ik gissen, maar het niet opruimen van gevallen hout speelt wellicht een belangrijke rol, naast het warmer worden van het klimaat.

Okerkleurige vezeltruffel
Bij het grote publiek behoren truffels tot de meest aansprekende groep van paddenstoelen die er zijn. Dit heeft vooral te maken met de culinaire toepassingen van enkele (peperdure) truffelsoorten uit mediterrane streken. Dat er ook truffelsoorten in Nederland voorkomen zal velen niet bekend zijn. De bekendste truffel is wel deze Okerkleurige vezeltruffel (Rhizopogon luteolus).

Ze worden vaak  aangezien voor aardappelbovisten (Scleroderma spec). Hoewel ze inderdaad wel iets van een aardappel weg hebben, is deze truffel voorzover bekend echter nauwelijks te eten. Wel eetbaar, maar niet smakelijk. De geur is ook onaangenaam knoflookachtig.
Ze onderscheiden zich duidelijk van andere stuifzwammen door een netwerk van fijne vezeltjes waarmee ze zijn bedekt. Dat zijn restanten van de ondergrondse zwamvlok, waar ze deel van uitmaakten. In Nederland leven alle vezeltruffels in symbiose met naaldbomen op zandgrond. Deze vond ik in de Tungelerwallen.

Okerkleurige vezeltruffel
Deze soort is niet zeldzaam in Nederland en kan vrijwel overal op de hogere zandgronden onder dennen worden gevonden. Ze ontwikkelen zich ondiep in het zand of in de strooisel- of humuslaag bovenop het zandoppervlak. Bij een zeer dunne strooisellaag komen ze geheel of gedeeltelijk bovengronds te liggen. Soms verwaait of verteert de strooisellaag waarin ze zich hebben ontwikkeld, waarna ze op de grond voor het oprapen komen te liggen.
De vruchtlichamen worden gegeten door wilde zwijnen, herten, muizen en tientallen insectensoorten die hiermee bijdragen aan de verspreiding.

Dit is de laatste post over paddenstoelen die ik dit jaar beschreven heb. Ik hoop dat je ze met plezier gelezen hebt. Alle foto's die ik dit jaar genomen heb, kun je terug vinden op Flickr.
Wie die wil zien, moet HIER klikken.


Blogarchief