Dat het gras weer begint te groeien is voor ons misschien niet zo bijzonder, maar voor de taurossen in Kempen~Broek is het ongetwijfeld een moment waar ze naar uitkijken.Voor zover je daar van kunt spreken.
In mijn blog "grazers in winters Kempen~Broek" van 19 januari, vertelde ik dat de taurossen, die zich goed voorbereidden op de winter door hun isolerende wintervacht en een flinke onderhuidse vetvoorraad , die tot dan toe nog niet echt aangesproken hadden. Toen ik 2 weken geleden weer een rondje maakte langs een paar percelen waar de runderen lopen, zag ik dat de dieren in een duidelijk minder goede conditie verkeerden dan 2 maanden daarvoor. Daar is wel een logische verklaring voor.
Op het Morrelke /Siëndonk worden de dieren ondanks een zachte winter bijgevoerd. Gelukkig maar.... |
Ook bij deze SayagueseXTudanca (?) koe is het interen op de vetvoorraad goed te zien. |
Links een SayagueseXTudanca(?) koe. Wie de vader van het mooie kalf is, is mij niet duidelijk. |
Een bijzonder gekleurd kalfje. Zou dit een nakomeling zijn van de Maremmana stier? |
Ook op 't Luuëke moet enige tijd bijgevoerd worden. |
Het jonge stiertje links heeft Maronesa kenmerken. Rechts een SayagueseXTudenca (?) koe. |
Bij de taurossen op de "Weerter Kempen" is bijvoeren vooralsnog niet nodig. |
In de jonge stieren op deze foto zijn zo te zien gekruiste hooglanders te herkennen met kenmerken van de Italiaanse Maremmana (van Wisseblök?) en het Spaanse Pajuna rund. Of zijn dit Heck-runderen?
Begrazing (net) onder de draagkracht van een gebied werkt zelfs positief uit voor de biodiversiteit. Bij de taurossen die bij de "Weerter Kempen" aan het kanaal lopen, was er een maand geleden (nog) zeker geen sprake van te weinig voedsel. De dieren zagen er duidelijk zichtbaar (nog) goed uit.
Mogelijk is dat omdat er op het grote perceel ook een gemengd bos is met veel onderbegroeiing. Hier zijn dus meer mogelijkheden om aan voedsel te komen als er in de weilanden te weinig gras voorhanden is. Ik denk dan bijvoorbeeld aan twijgen, knoppen en bast.
Voedselaanbod (variatie), facilitatie (oppervlakte), concurrentie van andere dieren (kleine grazers zoals herten en konijnen kunnen het gras korter afeten, waardoor er minder voor de grotere soorten over is) en predatie (wolven?) bepalen samen hoeveel grazers in een gebied kunnen leven en vooral ook in welke samenstelling. Hoe cru het misschien klinkt, predatie kan zeker helpen om dit doel te bereiken; zwakke, zieke en onhandige dieren komen dan als eerste aan de beurt. Maar als er geen grote roofdieren zijn, of als het gebied relatief klein is en er te weinig variatie in de begroeiing is, dan is beheer nodig. Als dieren uit het gebied weg moeten worden gehaald, moet de achterblijvende groep zo min mogelijk worden ontwricht en komen zwakke, zieke en onhandige dieren ook als eerste aan de beurt. Uiteraard moet ook gelet worden op het op peil houden van de genetische variatie en spreiding in de leeftijdsopbouw.
Op de Breeding-back blog van DFoidl staat een interessante aanvulling van deze blog. Daniel Foidl is een Oostenrijks zoölogie/biologie student met veel kennis van zaken over het terugfokken van het oerrund.
De blog is in het Engels, maar als je 'm toch wil lezen, klik dan even op deze link.