Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


woensdag 29 mei 2024

Huisjesslakken

Het zal je niet ontgaan zijn, dat er momenteel veel slakken te zien zijn, zowel naaktslakken als huisjeslakken. Er is nu volop voedsel, het is nat en de temperatuur is behaaglijk (tenminste voor slakken!!!!). Daar gedijen ze goed bij. Onder deze omstandigheden kunnen ze snel groeien en komen ze graag tevoorschijn. 

Naar slakken kun je lekker op je gemak uren kijken.  Goed om te onthaasten! Slakken zijn namelijk rustige dieren die niet wegrennen of vliegen. Hoogstens kruipen ze weg onder een tak, steen of in de grond, of ze verschansen zich in hun huisje.  En dat alles gebeurt in een slakkentempo..................... 
twee innig met elkaar verstrengelde wegslakken
Over slakkentempo gesproken!  Ook het liefdesspel kan lang duren. Twee parende slakken kunnen urenlang hevig in elkaar opgaan, waarbij ze elkaar wederzijds bevruchten. Slakken zijn namelijk hermafrodiet: mannetje en vrouwtje tegelijk. Soms wordt er zelfs een triootje aangetroffen. 
Ik heb daar in 2017 in “Allemaal beestjes #9” al eens iets over geschreven.
Heesterslak
Al eerder, in augustus 2014, heb ik geschreven over naaktslakken. Dat kun je HIER nog eens lezen, maar in deze post laat ik je kennis maken met enkele in ons land voorkomende huisjesslakken.
Heesterslak 
Slakken of buikpotigen zijn een klasse in de stam van de weekdieren. Bijna alle weekdieren leven in het water, behalve dan de naaktslakken en huisjesslakken. Dat de landslak het overleeft op het land, is eigenlijk heel bijzonder. Het dier heeft namelijk vocht nodig om te overleven. Je ziet ze dan ook vooral in de ochtend met dauw, overdag als het regenachtig is en 's nachts als het afgekoeld en (weer) vochtig is.
Wijngaardslak
Er leven in Nederland tegen de 120 soorten landslakken. Veel soorten zijn klein (vaak kleiner dan een halve cm, soms maar enkele mm), of erg gespecialiseerd met een verborgen levenswijze. Een deel is zeldzaam en leeft maar op enkele plekken. Dan kun je o.a. denken aan onze grootste land- huisjesslak: de WIJNGAARDSLAK (Helix pomatia). Afmeting van het huisje is tot 50 x 50 mm. Ze is bruingeel of grijsachtig, al dan niet met vlekkerige kleurbanden die vaak verweerd en afgesleten zijn. 
Wijngaardslak
De Wijngaardslak leeft vooral in Limburg en in de duinstreek, maar ook op veel oudere landgoederen, in kasteel- en kloostertuinen en andere historische plaatsen leven ze al heel erg lang. Deze soort werd vroeger veel gegeten. Het verhaal gaat dat de Romeinen ze bij zich hadden omdat ze in de vastentijd geen vlees of vis mochten eten. Mede daaraan dankt de soort de Engelse naam “Roman Snail”. Deze soort is in ons land beschermd. (Habitatrichtlijn).
Segrijnslak die op de rug was gelegd en probeerde weer te kantelen
Hoewel ze niet echt op elkaar lijken, wordt de Wijngaardslak toch vaak verward met de veel algemenere SEGRIJNSLAK (Cornu aspersum). Afmeting van het huisje is: tot 35 x 35 mm. Het is een heel algemeen voorkomende slak. Volwassen huisjes zijn meestal vrij donker van kleur met paarszwarte delen en lichtere bruine strepen en banden.
Gelukt
Sommige mensen vinden slakken enge, vieze beesten die ze liever kwijt dan rijk zijn. Ze zijn weinig geliefd, maar dat komt door een paar  “hooligans” die voornamelijk verse tuinplantjes en jonge blaadjes eten. Meestal zijn dat naaktslakken, maar dat geldt ook voor deze Segrijnslak. Ook die eet van onze tuinplanten en groenten. Die wordt om die reden ook wel “de chagrijnslak” genoemd. 
Deze slakkensoort is van nature niet inheems in Nederland, maar komt uit Zuidwest-Europa. Al geruime tijd geleden heeft de slak zich verder over Europa verspreid, meestal meeliftend met planten en groenten die door de mens verhandeld werden.
Segrijnslak
Deze slakken “verpesten” het voor de rest, want de meeste slakkensoorten laten tuinplanten met rust. Die eten alleen oud plantaardig afval zoals rottende planten en afgevallen blad, aas, algen, schimmels en paddenstoelen. Het zijn uitstekende composteerders, die goed in de kringloop passen.  Wat ze eten, poepen ze namelijk weer uit en dat maakt de bodem vruchtbaar. Ook woelen ze de grond los, waardoor het makkelijker is voor planten om voeding uit de bodem op te nemen. Slakken vormen verder op hun beurt voedsel voor zoogdieren, insecten en vogels. Hierdoor zijn ze in ecologisch opzicht heel goed voor de natuur.
 
Het zijn meesters in het verstoppen als de omstandigheden niet zo gunstig zijn. Het grootste deel van de tijd zitten ze onder steen, afgevallen bladeren, polletjes, potten, in kieren, onder stukken hout, richels en dergelijke. Hoe rommeliger een tuin, des te beter ze zich kunnen handhaven. 
Zwartgerande tuinslak
Op die paar soorten na die op een vervelende manier je tuinplanten of groenten opeten, zijn het gewoon leuke dieren, met ogen op steeltjes en met vaak een mooi huisje op hun rug. Neem bijvoorbeeld de GEWONE - of  ZWARTGERANDE TUINSLAK (Cepaea nemoralis). Die is hartstikke mooi met zijn zwarte randje. Afmeting van het huisje: tot 25 mm.
Gele en ongebandeerde Zwartgerande tuinslak. (Links zie je een Groene cicade)
 Deze soort is bekend vanwege de vele kleur- en patroonvariaties: vaak o.a. geel of roze met één tot vijf donkere horizontale strepen of banden. Ook egaal wit, licht- en donkerbruin. De mondrand van het huisje is vrijwel altijd zwartbruin. Deze soort komt algemeen voor in het hele land, zowel in tuinen en plantsoenen als in bossen, duinen en elders. 
Witgerande tuinslak
Ook de WITGERANDE TUINSLAK (Cepaea hortensis) is mooi om te zien. Afmeting van het huisje: tot 22 mm. Ook bij deze slak is het kleurpatroon variabel, ongeveer als bij de Zwartgerande. Ze is iets kleiner, met een lichte, meestal witte mondrand. Komt meer plaatselijk voor, het minst in het noordelijke deel van Nederland.
Jonge Zwartgerande tuinslak met nog niet volledig ontwikkeld huisje
Huisjesslakken worden geboren met een minihuisje op hun rug. Het is opgebouwd uit kalk dat door de slakken zelf wordt aangemaakt. Dat groeit stapje voor stapje met hem mee. Het huisje groeit sneller wanneer de slak veel voedsel kan vinden. Tijdens de winter en tijdens droge perioden staat de groei bijna stil. Daarom zie je op het huisje verschillende groeilijnen, net zoiets als de groeiringen van een boom. De meeste grotere slakken hebben al gauw twee of drie jaar nodig om volwassen te worden, en kunnen dan (als ze tenminste niet ten prooi vallen aan een slakkenvreter), nog zeker een paar jaar als volwassen slak doorleven. 
 
Bij volwassen slakken groeit het huisje niet meer en ze krijgen geen nieuw huisje als dat kapot gaat. Ze kunnen wel een kalkachtige stof aanmaken waarmee ze kleine beschadigingen aan hun slakkenhuisje  kunnen repareren, maar als het huisje helemaal kapot is, zal de slak uitdrogen of worden opgepeuzeld door een vogel of ander dier.
Huisje van de gewone poelslak
Tot slot laat ik jullie nog het huisje van een slak zien die in het water vertoeft: de GEWONE POELSLAK (Lymnaea stagnalis). Ik vond daar meerdere exemplaren van bij een ven aan de IJzeren Man. In België en Nederland is het een veel voorkomende soort van ondiep, stilstaand of langzaam stromend water. Deze slak is met een huisje van 6 cm een van onze grootste inheemse zoetwaterslakken. Het heeft de vorm van een kegel en de kleur is bruinig en doorschijnend. Dit huisje is echter wit, omdat de bewoner al enige tijd geleden is overleden en allerlei chemische afbraakprocessen nu een kans krijgen. Nadat het dier gestorven is, verandert onder invloed van de omgeving de structuur van het Calciumcarbonaat waaruit de schelp is opgebouwd. Uiteindelijk wordt de schelp geheel wit en ondoorzichtig. 

De Gewone poelslak behoort tot de longslakken. Dat wil zeggen dat deze slak een long heeft, waarmee adem wordt gehaald. Dat doet hij via een "gaatje" in z'n lijf, dat is de opening naar de long waar verse lucht in kan stromen. Dit gaatje kan de vorm van een buisje aannemen. Zo heeft de slak een soort snorkel waarbij hij kan ademen zonder boven te hoeven komen. Toch kan hij ook zuurstof opnemen door de huid. Dat doet hij echter alleen als hij bij gevaar langer en dieper het water in moet, of in de winter omdat zijn slootje of ven is dichtgevroren. Maar normaliter wordt aan de wateroppervlakte geademd. Hij leeft vooral van rottend plantenmateriaal, algen en aas, maar ook kleine insectenlarven en zelfs andere waterslakjes. Deze soort wordt vaak gehouden in aquaria, waar ze onder meer algen opeten. Ideale schoonmakers dus. Je kunt die het beste in een dierenwinkel kopen, want soorten in het wild kunnen besmet zijn met een virus e.d.

woensdag 1 mei 2024

2024.......Paddenstoelentijd deel 1: Vossenkeutelpenseelschimmel

Ik deed enige tijd geleden een interessante vondst bij de Banen in Nederweert-Eind: heel kleine blauwe zwammetjes op de uitwerpselen van een onbekend dier. Ik dacht dat ik te maken had met een myxomyceet en  kwam na wat speurwerk  uit bij Kristalkopjes, Er zijn meerdere soorten Kristalkopjes en je moet dus eigenlijk de sporen bekijken door een microscoop.  Ik heb niet het materiaal daarvoor en zou ook niet weten hoe dat te doen. Het is specialistenwerk zoals ik zei, dus ik had de nodige twijfels.

Net als paddenstoelen zijn slijmzwammen vaak kleurrijk. Ze worden dan het meest door mensen opgemerkt, maar zijn vaak nog niet te determineren. Pas in de eindfase worden (bewegingsloze) vruchtlichaampjes gevormd. De kleur van het vruchtlichaam is meestal anders dan die van het eerdere plasmodium, maar valt daardoor niet minder op. Het is dan ook schitterend als je ze, ondanks hun kleine formaat, vindt.

Myxomyceten zijn schitterend om te zien, maar oh zo moeilijk om ze te determineren en een naam te geven. In Nederland komen namelijk zo'n 300 soorten slijmzwammen voor. Het loepje laat alleen de uiterlijke kenmerken zien en dat is voor het volledig op naam brengen onvoldoende. Voor determinatie is meestal microscopisch onderzoek noodzakelijk. Te moeilijk voor mij, dus voor mij zit er meestal niks anders op dan ze de naam slijmzwam spec. te geven. Een onbekende soort dus…………

Ik heb de foto’s geplaatst op het internet  en hoopte op reacties. Het heeft even geduurd, maar ik kreeg onlangs een reactie op deze schimmelsoort, waarvan ik dus dacht dat het een Kristalkopje was. NIET DUS !!!
Ik kreeg namelijk te horen dat het geen myxomyceet was, maar een Penseelschimmel. Of meer specialistisch: een Penicillium. Dat is een zakjeszwam; het geslacht van zakschimmels.  De naam Penseel danken zij aan de vorm van hun sporen. Onder de microscoop lijken die namelijk op een penseelkwastje. 
 Het zijn voedselbedervers die bijvoorbeeld sinaasappels groen doen kleuren en appels bruin laten wegrotten, maar die ook gebruikt worden bij de productie van camembert, brie, roquefort en vele andere kaassoorten. Ook vormen ze antibacteriële stoffen (denk o.a. aan Fleming’s ontdekking van penicilline). 

Voor mij was dat iets totaal onbekends, dus ik heb me er wat in verdiept en op internet gezocht. Afgaande van wat ik erover las, denk ik dat die  suggestie die ik kreeg juist was. De schimmel die ik vond, groeit  zoals ik zei, op dierlijke uitwerpselen. Ik weet niet van welk dier. Afgaande op de haren die je op de foto's ziet, zou het van een roofdier afkomstig moeten zijn.  

De Nederlandse naam die ik uiteindelijk vond, was VOSSENKEUTELPENSEELSCHIMMEL (Penicillium vulpinum). Ik heb begrepen dat deze soort niet perse op vossenkeutels wordt gevonden, maar ook op bijvoorbeeld honden-, herten- en konijnenkeutels. 
Soms “zweten” zwammen . Vooral houtzwammen en spijkerzwammen hebben er last van, maar ook bij deze schimmelsoort zie je dat. Het verschijnsel wordt guttatie genoemd en ontstaat als de zwam in de groei grote hoeveelheden vocht opzuigt en het overschot aan water kwijt moet. Het resultaat zijn dan druppels vocht aan de rand van de groeiende zwam. Dat zagen we ook bij een eerder geplaatste post over de Toefige labyrintzwam. Ook die perst zijn “tranen” massaal naar buiten. Ik vertelde, dat hij daar groeide op de wortels van een levende eik. Het is bekend dat eikenhout een rode kleurstof bevat. Die kan de zwam niet gebruiken, dus wordt die “uitgezweet”.
Het is echter voor mij niet helemaal duidelijk of de heldere druppels die je hier ziet zulke guttatie- of dauwdruppels zijn. Aangezien het niet had geregend of mistig was, ga ik uit van het eerste. Het schijnt overigens gemakkelijk te zijn om dat na te gaan. De smaak van guttatiedruppels is namelijk vaak prikkelend en een beetje zuur en bitter; een beetje onaangenaam. Regen- en dauwdruppels hebben geen smaak. Maar wie wil dat uitproberen? Houd er rekening mee dat de guttatiedruppels van lagere schimmels antibiotica kunnen bevatten (en dus giftig zijn). 
De suggestie die ik kreeg klopt dus naar mijn mening, hoewel voor 100% zekerheid nog microscopisch onderzoek nodig is. Penseelschimmels behoren tot de lagere soorten schimmel (myxomyceten zijn dat overigens ook) en worden daarom niet betrokken in het verspreidingsonderzoek naar paddenstoelen, maar de soort wordt wel o.a. op de site van de NMV in januari 2017 vermeld in "Paddenstoel van de maand" Voor mij reden om deze interessante vondst daarom ook als een paddenstoel te beschouwen.
Ook vond ik deze Penicillium vulpinum op Waarneming.nl, Daar staat hij vermeld als "penicillium spec." 

Blogarchief