Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


zaterdag 3 november 2018

Herfst 2018.......Paddenstoelentijd deel 3: Van alles wat.

Je hoort de meeste natuurliefhebbers klagen dat er dit jaar zo weinig paddenstoelen zijn. En het moet gezegd worden dat de "oogst" inderdaad tegen valt in vergelijking met andere jaren. Dat alles "dankzij" de droogte.
Toch lukt het ons groepje nog steeds om redelijk wat exemplaren te vinden tijdens ons wekelijks bezoek aan een gebied. Minimaal dertig exemplaren vinden we toch wel op een morgen. Dat is het voordeel van een groep; waar de een aan voorbij loopt, ziet de ander het wel.
Elzenbundelzwam
De ELZENBUNDELZWAM (Pholiota alnicola) is een in Nederland vrij algemene paddenstoelensoort. De vruchtlichamen zijn te vinden van augustus tot en met oktober op dood hout van loofbomen, met name els, wilg en berk. Vaak in vochtige bossen. De hoed is groenig geel tot olijfkleurig met aan de rand vaak witte velumresten. Deze worden later bruin. De hoed is gewelfd en heeft een diameter tot 6 centimeter.
   
Het hoedoppervlak is glad en kleverig. De lamellen zijn eerst geelachtig, later roodbruin.
De steel is bovenaan gelig, meer naar onderen voorzien van bruine vezels. De steel heeft soms wel, soms niet een ring. De geur is zoetig, de smaak mild of bitter. De sporen zijn bruin.
Groene anijstrechterzwam
Deze GROENE ANIJSTRECHTERZWAM (Clitocybe odora) komt voor op zand- en leemgronden. De doorsnee van de hoed is tot 8 cm, van knopvormig tot afgeplat; onregelmatig vlak en nogal hobbelig.
De kleur en is grijsgroen tot blauwachtig groen . Waarom hij eigenlijk "Groen" wordt genoemd is mij niet duidelijk. Voor mij is hij blauw!!!! Hij wordt lichter van kleur bij het ouder worden en bij droog weer.
De steel is 3-7 cm en licht gestreept. De crèmeachtig tot licht grijsgroene plaatjes staan dicht opeen en iets langs de steel aflopend.
Groene anijstrechterzwam
De gladde steel heeft dezelfde kleur als de hoed, maar dan lichter. Het vlees is bleek en sterk geurend en ruikt en smaakt naar anijs. Hier heeft hij dus zijn naam aan te danken.
Het is een veel voorkomende paddenstoel die in late zomer tot de late herfst groeit tussen de bladeren en strooisel onder loofhout, vooral bij beuken en tamme kastanjes. Je kunt hem echter ook tegen komen onder naaldbomen.
Beukwortelzwam
Al wandelend door Herbertusbossen in Heeze is de kans groot dat je de BEUKWORTELZWAM (Xerula radicata) vindt, hoewel deze bij toeval gevonden werd. Deze zat, zoals je kunt zien, aan de onderkant van een oude vermolmde stam. Het is een soort die je dus aantreft bij beuken en is niet te missen door zijn opvallende slijmerige radiaal gerimpelde hoed. Het is net een kleine doorgezakte parasol. De kleuren, geel- tot grijsbruin en een hoed met de kaarsrechte, stevige, lange steel zijn kenmerkend voor de soort. De hoed van een Beukwortelzwam kan een maximale doorsnede bereiken van zo'n 15 centimeter.
Beukwortelzwam
Deze soort heeft een opvallend lange steel die tot wel 30 centimeter diep kan wortelen. Ze zitten vaak direct op het wortelhout. Ze leven op levend (parasitair) of dood, ondergronds hout (saprotroof) van Beuken, zelden op het hout van andere boomsoorten. Beukwortelzwammen komen zowel op voedselrijke als voedselarme zand-, klei-, en leembodems voor.
Sparrenkegelzwam
Kegelzwammen zijn kleine paddenstoelen (de hoeddiameter is max. 3 cm) die leven van de afbraak van afgevallen kegels van naaldbomen (sparren en dennen). De kegels kunnen aan de oppervlakte liggen of in de grond zijn begraven. Er bestaan meerdere soorten kegelzwammen, maar omdat ik deze paddenstoeltjes aantrof op een sparrenkegel, ga ik er van uit dat dit de SPARRENKEGELZWAM (Strobilurus esculentus) is.

Het hoedje is aanvankelijk halfbolvormig, later meer afgeplat. Meestal kastanjebruin, grijsbruin of geelbruin van kleur met grijze tinten, maar op donkere groeiplaatsen (zoals hier het geval was) zijn ze tamelijk bleek. De lamellen staan vrij ver uiteen en zijn wit tot bleekgrijs van kleur. De steel van de paddenstoel is hol, bovenaan wit en onderaan meer geelachtig of okerkleurig. Hij is opvallend stevig en elastisch van structuur.
 
Bekerzwammen groeien meestal op de bodem, maar er zijn enkele soorten die je op hout vindt. De MOLMBEKERZWAM (Peziza micropus) is er daar een van. Hij groeit op loofhout (vooral beuk) dat soms zo vermolmd is, dat het bijna uit elkaar valt. Goed dat de beheerders tegenwoordig steeds vaker dood hout laten liggen; zwammen, vogels, slakken en insecten varen er wel bij en wij als natuurliefhebber zijn uiteraard blij met zo’n vondst......
Grote parasolzwam
De GROTE PARASOLZWAM (Macrolepiota procera) is er een die je niet snel voorbijloopt. De grote parasolzwam en de vliegenzwam zijn paddenstoelen die bijna iedereen kent: de vliegenzwam vanwege zijn opvallende kleur en de grote parasolzwam vanwege zijn enorme afmetingen. Deze stonden in grote getale bij de parkeerplaats van het NMC.
Grote parasolzwam
Grote parasolzwam
Met een hoogte van 30 centimeter en een hoed die soms ook de 30 centimeter haalt, is het een van onze grootste paddenstoelen. Je herkent hem ook makkelijk aan andere kenmerken zoals de witte loszittende kraag aan de lange donkere steel en de donkerbruine schubben op de lichte hoed. Je treft hem vaak aan in grasland en in bermen, vaak in groepjes.

 
De 65 soorten boleten die in Nederland voorkomen zijn typische herfstzwammen. Je komt ze vooral in bermen en langs bospaden tegen. Deze RODE BOLEET (Boletus rubellus) is een echte blikvanger. Je kunt hem niet verwarren met de eveneens felrode vliegenzwam, zelfs als de stippen eraf geregend zouden zijn: een boleet heeft namelijk buisjes onder de hoed en een vliegenzwam heeft plaatjes. De Rode boleet hoort bij de Fluweelboleten. Die hebben een droge, viltige (fluwelige) hoed. Ze worden in 2 groepen onderverdeeld:  Fluweelboleet (X. subtomentosus) én Roodstelige fluweelboleet (X. chrysenteron). Fluweelboleten zijn variabel van kleur, wat aanleiding heeft gegeven tot het onderscheid van verschillende soorten en vormen. Dan kun je bijvoorbeeld denken aan soorten als deze Rode boleet.

Rode boleet
Rubellus betekent "roodachtig" en Boletus is een oude naam voor "zwam". Hoewel ik deze de naam Rode boleet heb gegeven, gaat het eigenlijk niet om één soort, maar om meerdere soorten, die echter alleen op grond van microscopische kenmerken kunnen worden onderscheiden. Dat is iets deskundigen. Ik houd het daarom maar bij Rode boleet…….


De bovenzijde van de hoed is aanvankelijk scharlakenrood, later is hij meer bruinrood van kleur, fluwelig en droog. De poriën aan de onderzijde zijn citroengeel en worden bij veroudering groenachtig. Bij beschadiging of druk kleuren ze langzaam blauw.De steel is van boven geel en van onderen rood.

Paarse schijnridderzwam
Er zijn ridderzwammen en schijnridderzwammen. Het zijn plaatjeszwammen. Oorspronkelijk hoorden die bij elkaar in het geslacht Tricholoma. Er is echter later een onderscheid gemaakt tussen Tricholoma (ridderzwammen) die mycorrhiza's vormen en Lepista (schijnridderzwammen) die dat niet doen.
Een mycorrhiza is een samenlevingsvorm van schimmels en planten via de wortels. Het woord mycorrhiza is afgeleid van het Griekse "mukès" dat schimmel betekent en "rhiza" betekent wortel. Ze absorberen voedingsstoffen en water uit de bodem, die ze vervolgens via de wortels afstaan aan de plant. In "ruil" daarvoor krijgen ze suikers terug voor hun eigen voeding.
Schijnridderzwammen daarentegen zijn paddenstoelen die leven van dood hout en ander dood materiaal. Ze groeien op de grond en leven van het strooisel. Er wordt dus niets "geruild"......
Paarse schijnridderzwam
Op de vorige foto zag je een jonge PAARSE SCHIJNRIDDERZWAM (Lepista nuda). Dit is een oud aangevreten exemplaar. De gladde en gewelfde lila hoed kan zich tot wel 12 centimeter uitspreiden en heeft vaak een oranjebruin centrum. Oudere exemplaren verkleuren zoals je hier ziet beige-achtig. De paarse lamellen staan dicht op elkaar en de lila steel is vrij dik en is bedekt met fijne vlokken of vezels.

Deze soort verspreid een aangename zoet-aromatische geur, die ook in de zoetige smaak terugkomt. Bij jonge exemplaren is niet alleen de buitenkant, maar ook het vlees paars. Later wordt de kleur, zoals je hier aan de hoed kunt zien, bleker.
Je kunt hem in het hele land tegenkomen, vaak in groepjes langs fietspaden en bospaden.
 
Van de schijnridderzwammen zijn in Nederland diverse soorten te vinden. Dit zijn enkele exemplaren met de naam Roodbruine schijnridderzwam (Lepista flaccida). De naam spreekt voor zich.

zaterdag 27 oktober 2018

Herfst 2018.......Paddenstoelentijd deel 2: Myxomyceten.

Als er (zoals dit jaar helaas het geval is) niet zo veel paddenstoelen te vinden zijn, ga je ook op de kleintjes letten. Er is meer te vinden dan je zou verwachten en fascinerend is het hoor, dat kleine wereldje.
Het is ook steeds weer een uitdaging om er met mijn cameraatje een geslaagde foto van te maken.

Dus er wordt hout omgekeerd, onder schors gekeken en af en toe wat bladeren en mos opzij gehaald.
Er gaat als het ware een nieuwe wereld voor je open en je wordt soms beloond met een fantastisch schouwspel. Dat geldt zeker voor de Myxomyceten of slijmzwammen.

In paddenstoelentijd-deel-5/2017 heb ik er ook al eens iets over geschreven.
Aanvulling: Ook in Paddenstoelentijd deel 3,Herfst 2019 en Paddenstoelentijd deel 5. Herfst 2022 vind je er een en ander over.
Groot kalkschuim
Myxomyceten of slijmzwammen zijn weliswaar geen paddenstoelen, maar worden er wel vaak voor aangezien. Het zijn onschadelijke organismen die leven van o.a. bacteriën en schimmels. Niet van hout of levende planten dus zoals bij paddenstoelen wel het geval is.
Ze stammen af van Protozoa (eencellige diertjes). Bij Protozoa ontstaan uit de sporen microscopisch kleine eencellige organismen (amoeben) die groeien. Het lijkt zo alsof ze zich kruipend of zwemmend voortbewegen.
Groot kalkschuim
Als gevolg van deling en versmelting van deze amoeben ontstaat op een gegeven moment een slijmerig goedje, het plasmodium. De meeste plasmodia zijn niet groter dan een paar centimeter, maar sommige soorten kunnen wel tot een vierkante meter uitgroeien en wegen 20 tot 30 gram.
Heksenboter
Slijmzwammen voeden zich in het algemeen met gisten, bacteriën, sporen  en schimmels. Om die te vinden gaat het plasmodium zich “bewegen”. Er zijn schitterende filmpjes op YouTube te vinden, die versneld laten zien hoe het plasmodium zich uitbreidt. Kijk HIER maar eens naar.
Niervormig kalkkopje
Kaneelkleurig netpluimpje  (in totaal 5 mm. hoog)
Roodbruin netpluimpje
Roodbruin netpluimpje + Karmijnrood netwatje
De meeste slijmzwammen houden van vochtige omstandigheden en beschutte plaatsen. Veel soorten vormen vruchtlichamen, die niet hoger zijn dan zo'n drie millimeter. De vruchtlichamen, die zorgen voor de verspreiding van de sporen, zijn er in heel veel verschillende stadia en vormen. Diverse vormen glinsteren door weerschijnkleuren opvallend.

Om een idee te krijgen hoe klein ze kunnen zijn, moet je eens kijken naar de 2 bladluizen rechtsboven op de foto. De bladluis is een plantenetende insect. Hij voedt zich met de cellen van een plant. Hoewel ze meestal groen van kleur zijn, zie je dat ze ook bruin kunnen zijn. Er zijn ook witte, zwarte, gele, rode en zelfs paarse soorten. Ze zijn erg klein, meestal niet groter dan een halve millimeter.

vrijdag 28 september 2018

Herfst 2018.......Paddenstoelentijd deel 1

Hoewel het tot heden vanwege de droogte geen goed paddenstoelenjaar lijkt te worden, zie je natuurlijk toch interessante exemplaren. Alleen moet je wat beter kijken dan anders. Dat gold overigens niet voor onderstaande zwam, want die was al van ver te zien. Het is de REUZENZWAM (Meripilus giganteus).
Een prachtig exemplaar en al wat ouder. Jonge exemplaren zijn namelijk veel lichter van kleur.
Zoals de naam al aangeeft, kan deze zwam heel groot worden. Als hij volledig is uitgegroeid, kan hij wel een meter in doorsnede bereiken.
Deze algemeen voorkomende paddenstoel heeft een sterke voorkeur voor Amerikaanse eiken en beuken. Hoewel hij hier te zien is op een "begraven" boomstronk, ga ik er (gelet op de omgeving) van uit dat het op een Amerikaanse eik is. De zwam kan zowel verschijnen op dood organisch materiaal (saprofyt) als een verzwakte levende boom (parasiet).

Als de vruchtlichamen van de zwam boven de grond te zien zijn, is het voor de boom al te laat. Onder de grond en in de boom heeft de Reuzenzwam dan namelijk zijn verwoestende werk al verricht. Daar heeft de schimmel de houtvaten als het ware dicht geknepen en daardoor sterft de boom. Binnen een paar jaar is een boom met een Reuzenzwam als gast helemaal afgestorven. Op mijn fotosite FlickR heb ik nog enkele andere foto's van deze kanjer staan.

 
Deze bijzonder uitziende BUILENBRAND of Maisbrand (Ustilago maydis) ontstaat door schimmelsporen die via wind en opspattend regenwater in de bladtrechter van mais terecht komen. "Een brandschimmel is een zogenaamd plantpathogeen; een ziekteverwekker van biologische oorsprong". (Aldus Wikipedia).
Je vindt ze op de plaats waar eigenlijk een maïskolf zou moeten zitten. Het is een zwakteparasiet, dus die tast alleen beschadigde en/of verzwakte planten aan.

Tijdens warme zomers is Builenbrand tamelijk algemeen, maar gewoonlijk is het een vrij zeldzame schimmel. Dit jaar waren de hoge temperaturen en droogte weer ideale omstandigheden voor deze soort, dus je ziet ze best weer veel. Als je tenminste goed oplet..............

Op de plaats waar de schimmel binnendringt reageert de plant met een abnormale weefselvorming, waardoor er builen ontstaan van soms wel 20 cm. doorsnede. De builen zijn omgeven door een zilverkleurig vlies. In de builen ontstaan zwarte sporen die, als ze rijp zijn op de grond vallen en daar tenminste vier jaar kiemkrachtig kunnen blijven.

Builenbrand is met de maïs vanuit Centraal-Amerika de wereld over gereisd. De schade die het schimmel veroorzaakt is in Nederland beperkt, maar een grote aanwezigheid van deze schimmel zoals in dit jaar kan wel ten koste gaan van de opbrengst en kwaliteit. De boeren zijn er dan ook niet blij mee, ook al omdat een chemische bestrijding niet mogelijk blijkt te zijn. Daarom wordt vruchtwisseling of minder vatbare rassen aanbevolen. Het vee ondervindt er overigens geen nadelige gevolgen van.

In Mexico, waar de mais oorspronkelijk vandaan komt (8000 jaar geleden stond maïs al centraal in de Mexicaanse keuken en cultuur), is Builenbrand echter geen plaag, maar wordt er als een delicatesse gegeten.
De aangetaste onrijpe kolven worden er al sinds mensenheugenis gegeten en gelden als heel voedzaam. De kolven worden 2 tot 3 weken na infectie geoogst en daarna gekookt. In de aangetaste kolven komen onder andere de smaakstoffen sotolon, vanilline en glucose voor. Ze noemen het daar Cuitlacoche.
Sommigen noemen het ook wel de Mexicaanse- of maïstruffel, want veel boeren daar verdienen momen- teel meer aan de paddenstoelen dan aan de maïs zelf.
Een verwante soort (Ustilago esculenta) wordt in China ook al eeuwenlang voor de consumptie gecultiveerd op wilde rijst (Zizania latifolia). Wat de één dus ziet als een vervelende, onsmakelijke plantenziekte, is voor de ander juist een lekkernij.

Hoewel ik deze TOEFIGE LABYRINTZWAM (Abortiporus biennis) nooit eerder gezien heb, is het in Nederland een vrij algemene soort die verspreid over het hele land kan worden waargenomen. Het is een schimmelsoort uit de familie Meruliaceae. Andere soorten die bij deze familie horen, zijn bijvoorbeeld spekzwoerdzwam, donzige korstzwam, paarse korstzwam , grijze buisjeszwam , bleke stekelkorstzwam en gele stekelkorstzwam.

Het vruchtlichaam ziet er uit als een waaier- met een rozetachtige vorm. De toefen zijn gesteeld en de diameter is ongeveer 8 tot 20 cm. De hoed heeft meestal een dunne golvende rand en is 3 tot 9 cm lang.
Als de paddenstoel jong is,  is de hoedkleur lichter (loodwit-achtig), later wordt hij wat donkerder (lichtroze) van kleur.De bovenzijde van de hoed is fluweelachtig en voelt wat viltig aan.

Deze paddenstoel heeft poriën van ongeveer 1 tot 3 per milimeter. Ze zien er vaak niet uit als ronde gaatjes, maar als een onregelmatig netwerk van hoekige of kronkelige gangetjes. Vandaar de naam "labyrintzwam". De labyrintvormige onderkant heeft dezelfde functie als de plaatjes bij een gewone paddestoel, namelijk, het oppervlak waarop de sporen gevormd worden, flink te vergroten.

De paddenstoel veroorzaakt witrot als hij dood hout aantast (saprofyt), maar ook stamrot bij levende bomen zoals populier, iep, eik en beuk. Hij zit dan stevig verankerd in een wortel. Ik kon slechts met moeite een exemplaar los trekken. Hij brak ook niet af, want het vlees kan zeer taai zijn.

De zwam komt voornamelijk in parken en plantsoenen voor. De soort voedt zich met stoffen van de gastheer. Hierbij kan de paddenstoel veel vocht opnemen, daar staat tegenover dat het vocht moet worden afgevoerd. Dit vindt plaatst door middel van een vorm van "zweten". Dit worden ook wel gutatiedruppels genoemd. De gutatiedruppels smaken behoorlijk zuur en bitter. Je ziet die vooral bij oudere exemplaren.
Sommige insecten die van die "tranen" snoepen, lijken er dronken van te worden.

Het is een paddenstoel die groeit op "begraven" hout en op wortels van levende bomen, bij houtopslagplaatsen, op gedeeltelijk verkoold hout bij brandplekken, en op houtsnippers in parken en plantsoenen. De steel is meestal verzonken in de bodem en met aarde bedekt. Hij kan net als de Reuzenzwam in groepjes rond een stobbe of stamvoet verschijnen, maar het vruchtlichaam wordt minder groot (maximaal 15 a 20 cm).

De rozetvorm die je op de eerste foto's ziet, komt het meest voor, maar de verschijningsvorm van de paddenstoel is enorm variabel zoals je hier ziet. Deze "onvolledige" vormen (Ceriomyces terrestris )bestaat overwegend uit labyrint poriën en heeft slechts een beginnende hoed of steel. Deze doen me aan kippenboutjes denken, maar let op, de soort is niet eetbaar. Hij is ook erg taai en de geur is onaangenaam; hij verspreidt soms een geur die doet denken aan gas.

Knolvormige of bloemkoolachtige vruchtlichamen, alleenstaand of in een groep, zijn ook mogelijk en kunnen in combinatie met de rozetvorm te voorschijn komen. De bovenzijde heeft een enigszins fluwelig oppervlak. Ook hier zien we goed dat de poriën een onregelmatige vorm hebben.

De soortnaam biennis betekent "tweejarig". De reden voor deze naamgeving ontgaat mij, want de vruchtlichamen zijn in werkelijkheid éénjarig. Abortiporus betekent "met afgebroken (of onderbroken) poriën". Omdat het vlees de neiging heeft om roodachtig te verkleuren wordt de zwam in Engeland "Blushing Rosette" genoemd. Vanwege de rood/ oranje gutatiedruppels wordt hij hier ook wel Bloeddruppelzwam genoemd.

vrijdag 21 september 2018

Allemaal beestjes #11

Ik heb de (soms vervelende) eigenschap dat ik alleen een foto plaats als ik weet wat het is. Meestal lukt dat gelukkig, hoewel ik altijd moeite heb met bijvoorbeeld blauwe waterjuffers. Daar zijn er veel van en ze lijken allemaal op elkaar.

Blauwe breedscheenjuffer (vrl)
Gelukkig geldt dat niet voor deze. Vanwege de opvallend grote schenen (tibia), met zwarte middenstreep, de afstaande haren en de brede kop, weet ik dat dit een Breedscheenjuffer is. In ons landje is er daar maar één van: de Blauwe breedscheenjuffer. In België is ze algemeen, in Nederland vind je ze op de hoge zandgronden en in Zuid-Limburg. Nou is deze toevallig niet blauw, maar dat komt weer omdat het een vrouwtje is. Mannetjes zijn vaalblauw en de vrouwtjes zijn wit, beige of lichtgroen.

Bruinrode heidelibel (mnl)
De Bruinrode heidelibel is een veel voorkomende libel. Ze is nog wel even te zien. De piek is in augustus, maar je kunt ze nog aantreffen in oktober en november. De soort kan zelfs lichte nachtvorst overleven, maar je zult ze alleen zien als de zon schijnt, want die is nodig om de gewenste temperatuur te bereiken en actief te kunnen zijn.

close-up Bruinrode heidelibel 
Hij lijkt sterk op de Steenrode heidelibel, die ook zeer algemeen is en vaak op dezelfde plaats voorkomt. Ze (de uitgekleurde mannetjes) zijn op het eerste gezicht van Steenrode te onderscheiden door de minder dieper rode kleur op het achterlijf en een minder egaal bruin borststuk. Bij de oudere mannetjes neemt die kleur nog meer af. Het beste onderscheidende kenmerk is echter de “hangsnor”. Dat is het zwarte streepje, dat bij de Bruinrode heidelibel stopt bij de oogranden, of hooguit een kleine beetje naar beneden loopt. Bij de Steenrode heidelibel loopt dat tussen de ogen langs de oogranden naar beneden. Je kunt dat hier op de foto niet zo goed zien. Dit is het beste zichtbaar als de foto schuin van voren is genomen. Een ander verschil is dat de dijen van de voorste poten bij Bruinrode heidelibel zwart-geel-zwart zijn en bij de Steenrode heidelibel zijn die zwart.

Woeste sluipvlieg
Woeste sluipvlieg
Dit is een Woeste sluipvlieg (Tachina fera). De meeste sluipvliegen (Tachinidea) zijn te herkennen aan de niet erg dichte, maar wel lange haarborstels op borststuk en achterlijf en de witte schildjes achteraan het borststuk. De Woeste sluipvlieg is toch wel het behaardst van alle en daar dankt ze dus ook haar naam aan. Het is één van de ruim 300 soorten sluipvliegen in Nederland en België.

Woeste sluipvlieg
De vlieg wordt ongeveer 9 tot 16 millimeter lang en is behalve de weelderige beharing vooral nog te herkennen aan het geeloranje achterlijf met in het midden een brede, zwarte streep. Volwassen sluipvliegen leven van nectar en stuifmeel, maar hun larven parasiteren op rupsen en poppen van insecten zoals vlinders en kevers. De ontwikkeling gaat razend snel: 10 dagen nadat het ei is gelegd, kan er al een nieuwe vlieg verschijnen!

Dambordvlieg
Er zijn 3 soorten vleesvliegen: de Blauwe - en Grauwe vleesvlieg, en de Groene aasvlieg. Dit is de Grauwe vleesvlieg. Vanwege het zwart-wit patroon wordt ze ook Dambordvlieg genoemd. De volwassen vlieg leeft van nectar en bezoekt bloemen, maar zuigt ook aan uitwerpselen. In tegenstelling tot de meeste andere vliegen is deze soort eierlevendbarend; er worden wel eitjes geproduceerd, maar die komen in het vrouwtje al uit. De larven worden afgezet op aas, zodat ze meteen kunnen beginnen met eten en zich verder kunnen ontwikkelen.

Dambordvlieg
De dambordvlieg is dan ook een vlieg waar we vies van zijn en eigenlijk is dat wel terecht. In lang vervlogen tijden, nog voordat maanden naar bijvoorbeeld Romeinse keizers werden genoemd, werd de maand juli wormenmaand genoemd. De wormen waaraan daarbij werd gedacht, waren echter geen wormen, maar de maden van vleesvliegen. Dit geeft aan wat het toen een probleem moet zijn geweest om in deze warme zomermaand vlees te bewaren. Ondanks dat we het een vies beestje vinden, speelt ze een grote rol in de voedselketen, want ze is voedsel voor veel insecteneters.
Zuringuil
De familie van de uilen is ingedeeld in 26 onderfamilies en met meer dan 350 soorten de grootste familie van de nachtvlinders. De meeste hebben grauwe voorvleugels, waardoor ze een goede schutkleur hebben en moeilijk te zien zijn. Ze zijn vooral herkenbaar aan twee “uilvlekken” die op de voorvleugel zitten en ook wel "ringvlek" en "niervlek" worden genoemd.

rups van de Zuringuil
De rupsen van de meeste soorten uilen zijn onbehaard, maar uitzondering hierop zijn de kleurige en harige rupsen van de Acronicta-familie, zoals deze Zuringuil. Het is een veel voorkomende soort, die verspreid over heel Nederland en België voorkomt. De waardplant is uiteraard de zuring, maar je vindt hem ook op weegbree, duinroos, hop, braam en ( zoals hier op de foto) de wilg.

Blauwvleugelsprinkhaan (zie je hem zitten?????)
De Blauwvleugelsprinkhaan is een grijs/ grijsbruine (mannetje), tot rossige (vrouwtje) veldsprinkhaan met donkerdere dwarsbanden over de voorvleugel. Ze hebben verder een opvallend halsschild. Tenminste voor zover je van opvallend kunt spreken, want deze veldsprinkhaan is een meester in de camouflage. Probeer hem maar eens te vinden op deze foto.............. Je ziet hem pas als ie wegvliegt.

wat dichterbij gehaald deze Blauwvleugelsprinkhaan (mnl)
Saai bruin dus, tot hij zijn vleugels spreidt als hij opvliegt en in een flits die mooie blauwe achtervleugels tevoorschijn komen. Of eigenlijk moet ik zeggen: als hij zweeft. Hij springt namelijk. Omdat hij daarbij zijn vleugels uitslaat, kan hij wel tientallen meters zweven. Dan pas zie je dus de opvallend fel blauw gekleurde achtervleugels, waaraan hij zijn naam dankt.

Blauwvleugelsprinkhaan (foto wikipedia)
De felle kleur dient om vijanden als vogels op afstand te houden. Om dat goed te kunnen bekijken moet je hem eigenlijk vangen om vervolgens de vleugeltjes te spreiden, met het risico dat je hem verwond of je vingers dan gelijk onder een bruin goedje komen te zitten dat hij uitscheidt....Deze foto heb ik overgenomen uit Wikipedia.

Blauwvleugelsprinkhaan (vrl)
Dat kun je dus beter achterwege laten. Ook omdat we zuinig moeten zijn op deze sprinkhaan. Het is in Nederland en België namelijk een zeldzame soort. De soort komt in Nederland alleen in stukken met kaal of schaars begroeid zand voor; aan de kust in de duinen en in het binnenland op heidevelden , open droge graslanden en zandverstuivingen. Ik zag meerdere exemplaren op de Boshoverheide. Door een gewijzigd natuurbeleid zien we gelukkig een toename van deze bijzondere soort.

Witte halvemaanzweefvlieg
Er zijn twee vrij algemene soorten Halvemaanzweefvliegen; de Witte halvemaanzweefvlieg (Scaeva pyrastri), omdat de vlekken bij deze soort witter zijn, en de Gele halvemaanzweefvlieg (Scaeva selenitica), die meer gele vlekken heeft. Dit verschil in kleur is het belangrijkste verschil tussen de soorten, maar is in het veld niet altijd duidelijk te zien vanwege een lichte overlap. Dit is een Witte Halvemaanzweefvlieg.
Ik vond het opvallend dat deze zweefvlieg haar vleugels op de rug had liggen. Dat zie je eigenlijk bij wespen en bijen, maar het zal waarschijnlijk met het minder goede weer te maken hebben gehad toen ik de foto nam. Vanwege de tekening doet deze zweefvlieg misschien denken aan een wesp, maar het lichaam is veel kleiner en platter. Het duidelijkst waaraan je kunt zien dat het een vlieg is, zijn de grote ogen en de korte voelsprietjes.

Deze zweefvlieg wordt 11 tot 13 millimeter lang en dankt de naam aan de kenmerkende, halve maanvormige vlekken op het achterlijf, in twee rijen van drie aan weerszijden van het achterlijf. Opvallend is dat deze vlieg ook zo dicht behaard is. Vooral bij de ogen valt dat op. Het voedsel van deze vlieg bestaat uit nectar en stuifmeel, dus deze soort speelt een rol in de bestuiving. De larve is ook nuttig vanwege het voedsel; deze eet namelijk enorme hoeveelheden bladluizen.

Rups van de Witte tijger
Tot slot wil ik nog een opvallend harige rups met kleine zwarte kop laten zien. Het is de rups van de Witte tijger. Dat is een wit met zwart gespikkelde nachtvlinder. Deze vlinder kreeg ooit de naam Tienuursvlinder, omdat hij pas na 10 uur 's avonds wordt gezien. Dat is dus ook de reden dat ik die, hoewel het een zeer algemene soort schijnt te zijn, nog nooit gezien en gefotografeerd heb!
Rups van de witte tijger
Anders is dat voor de rups, die dus wel overdag actief is. Ze is tot 40 mm lang, heeft een donker bruinachtig grijs lijf, dat bekleed is met zwarte haarborstels op een soort zwarte wratjes. Kenmerkend is de rode of oranje lengtestreep die over het midden van de rug loopt en het glimmend zwarte kopje. De wetenschappelijke naam van de vlinder is "Spilosoma lubricipeda". Spilosoma betekent stippen op het lijf en verwijst dus naar de vlinder. Lubricipeda betekent snelvoetig, rap. Deze naam slaat op de snelle manier van voortbewegen van de rups. Die kan inderdaad in korte tijd een flinke afstand afleggen en aangezien ze het ook nog vertikte om even te stoppen, viel het niet mee er een geslaagde foto van te maken.

Blogarchief