Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


donderdag 2 november 2017

Herfst 2017.......Paddenstoelentijd deel 5

De afgelopen 2 maanden ben ik meerdere keren op pad geweest met de Paddenstoelengroep. Een leuke gezellige groep om met mee te gaan en ik steek er het nodige van op. Uiteraard ga ik ook alleen op pad. Mijn verzameling is dan ook flink uitgedijd de laatste tijd.
Gevolg van deze activiteiten is wel, dat ik even verstek heb laten gaan op mijn blog, maar hier volgt dan deel 5 met (al zeg ik het zelf) bijzondere soorten.

Prachtvlamhoed
Deze prachtige zwam vond ik in een droge sloot aan de Voorhoeveweg (IJzerenmangebied). Dat maakte het gemakkelijk om hem uitgebreid van alle kanten te bekijken. De “vlammend” oranjegele PRACHTVLAMHOED (Gymnopilus junonius) groeit meestal in bundels tot 10 exemplaren en meer. De soortnaam "junonius" is een verwijzing naar Juno, de schone godin die de echtgenote was van de oppergod Jupiter.
De zwam heeft normaal gesproken een doorsnede van 6-12 cm, maar deze twee waren zo groot, dat er waarschijnlijk geen plaats meer was voor de andere exemplaren die onder hun hoeden zaten!!!!
De goudgeel tot oranje- of roestkleurig gele hoed is gewelfd en vlezig. De vezelige strepen of schubben zijn hier goed te zien.
Prachtvlamhoed
Je vindt hem op boomvoeten of stronken van loofbomen (vooral eiken en beuken).
In werkelijkheid groeit het mycelium of zwamvlok echter op de wortels of houtrestanten  in de bodem.
De steel is 7-15 cm hoog en 1,2 tot 3 cm dik, smaller taps aflopend naar de voet. Evenals de hoed is de steel onder de ring vezelig, erboven is die lichter en meer glad. Hier heeft de manchet losgelaten. De lamellen zijn bij jonge exemplaren nog geel, maar worden later roestkleurig. 
Grote parasolzwam
Ook deze GROTE PARASOLZWAM (Macrolepiota procera) valt natuurlijk al van ver op.
Het is een veelvoorkomende soort, die eigenlijk weinig uitleg behoeft.  Dit exemplaar, dat ik op de Smeetshof (Bocholt) vond, was wel heel groot. 
Roodbruin netpluimpje
Je valt soms van de ene in de andere verbazing. Zo groot als de Prachtvlamhoed en de Grote parasolzwam zijn, zo klein zijn deze DKP-tjes ( in het Weerter dialect: "die klein pöngelkes").
Ik zag ze bij toeval in de tuin van het NMC op een kletsnatte boomstronk, maar wist niet wat het was.
Te klein om er iets van te maken. "Even een foto maken om thuis eens te kijken wat dat is", zo was mijn gedachte.....

Het was nog een hele uitdaging om met mijn cameraatje een geslaagde foto te maken. Na tig pogingen, was ik redelijk tevreden. Pas toen ik die thuis op de pc. uitvergroot kon bekijken, zag ik dat dit ongeveer 7 mm. grote "dingetje" een zwammetje was. Een juweeltje ook, maar welk? 
Kaneelkleurig  netpluimpje
Omdat ik er een paar dagen later wat gerichter naar op zoek ging, vond ik iets buiten de tuin van het NMC weer zo'n groepje, maar dan "verser". In tegenstelling tot die van de keer daar voor, stonden deze op een kurkdroge omgevallen dennenboom. De omstandigheden om een foto te maken waren blijkbaar nu beter, want ik vind de laatste 2 foto's beter geslaagd.

Na enig zoekwerk op het internet ben ik er achter gekomen dat dit het KANEELKLEURIG NETPLUIMPJE  (Stemonitis axifera) is. Het bestaat uit een klein bundeltje van roodbruine rechtopstaande cilindrische sporendoosjes, elk staand op een haarfijn zwart steeltje. Vrij algemeen op o.a. kletsnatte naaldhoutstronken, maar er is toch wel enig geluk bij nodig om deze zwammetjes van 7-12 mm. te vinden. 
Kaneelkleurig  netpluimpje
Eigenlijk is dit Netpluimpje geen zwam. Het is een Myxomyceet. Ze worden echter ook wel slijmzwam genoemd. Een slijmzwam bestaat uit microscopisch kleine eencellige organismen die samensmelten en uitgroeien tot een kolonie (plasmodium). Het plasmodium voedt zich al "kruipend" met bacteriën, gisten, sporen en schimmels. Uiteindelijk vormen ze een vruchtlichaam, waarbij sporen worden gevormd die zich daarna door de lucht verspreiden om zich elders te vestigen waarna de cyclus wordt herhaald. Vergelijk het met hoe dat bij een bewegende amoebe gaat. Kleine organismen dus en de namen die ze dragen eindigen dan ook meestal op -je-, -tje of -pje, zoals Netwatje, Draadwatje, Netplaatje, Kroeskopje,Kalkschaaltje.
En Netpluimpje natuurlijk.

De metamorfose bij het Netpluimpje gaat vrij snel en alleen met enig geluk kunnen de tussenliggende stadia worden waargenomen. De vruchtlichamen ontwikkelen zich namelijk binnen 24 uur volledig en laten dan ook de sporen los!!!!

Op YouTube staan schitterende filmpjes die dit proces versneld weergeven.
Kijk HIER eens naar  (even op klikken.) 
Onrijpe sporangia van het Roodbruin netpluimpje
Op de site van Loegiesen kwam ik er bij toeval achter dat dit een foto is van de onrijpe sporangia.
Ik heb de foto al enige tijd geleden gemaakt en ze altijd aangezien voor slakkeneitjes, maar omdat ze zo klein waren en allemaal dezelfde vorm hadden, had ik mijn twijfels. Slakkeneitjes zijn allemaal verschillend van vorm. Nu blijken het dus de vruchtlichaampjes van het Netpluimpje te zijn. 
Onrijpe sporangia van het Roodbruin netpluimpje
Zolang ze nog melkwit zijn, vormen ze wel soms voedsel voor bepaalde naakslakkensoorten (geslacht Phylomycus) die echter alleen op de onrijpe witte vorm af komen. 
Groot kalkschuim
Voorheen werden slijmzwammen nog tot het rijk schimmels gerekend. Later werden ze vaak in de groep Amoebozoa geplaatst, maar tegenwoordig beschouwt men ze als een apart rijk, naast onder andere planten, dieren en schimmels; myxomyceten dus.
Vorming en verspreiding  van de sporen bij Groot kalkschuim.
GROOT KALKSCHUIM heeft wel wat weg van Heksenboter. In  Herfst 2015.......Paddenstoelentijd deel 1 vind je daar meer over. Daar kun je ook lezen hoe het nou zit met die amoebes.
De Boompuist is géén myxomyceet
Ook hier zou je verwachten dat je te maken hebt met een myxomyceet. Het is echter een buisjeszwam, iets dat je alleen aan de zeldzaam voorkomende geslachtelijke vorm kunt zien.  Het is de  BOOMPUIST (Postia ptychogaster ). Zijn Latijnse naam zelf heeft al heel wat veranderingen ondergaan, zo stond hij ook bekend als Leptophorus-, Oligoporus- en Polyporus ptychogaster, maar sinds 1996 heet hij officieel Postia ptychogaster. 
Er zijn 2 stadia: de anamorfe=ongeslachtelijke of imperfecte vorm en de teleomorfe=geslachtelijke of perfecte vorm. De teleomorfe vorm is veel zeldzamer en werd vroeger zelfs tot een andere soort gerekend. Bij deze vorm moet je aan de onderkant kunnen zien dat het een buisjeszwam is.  

Ik laat hieronder verschillende stadia van de anamorfe vorm zien: van jong naar oud. De foto's zijn van verschillende exemplaren, dus niet van een en dezelfde.
Eerst is de boompuist zacht en wit, als hij openbarst gaat ie zich verspreiden. Daarna krijgt het een aluminiumkleurig vel en verandert de inhoud in roodbruine sporen. De rijpe sporen komen vrij als de huid openbarst en kiemen bij een bepaalde vochtigheids- en zuurgraad en omgevingstemperatuur. 
Laatste stadium Boompuist

Judasoor
Het JUDASOOR (Hirneola auricula-judae) komt best veel voor, maar valt vanwege de kleur en de grootte niet zo op. Hij varieert nogal in grootte, namelijk van zo'n 2 tot maximaal 10 cm. Hoewel hij op de foto's groot lijkt, is dat niet het geval. Deze is zo'n 3 à 4 cm. in doorsnee. Dus je kijkt er gauw over heen. Het vreemde aan deze Judasoor is, dat ik hem niet, zoals normaal schijnt te zijn, aantrof op een vlier, maar op een (als ik het goed heb) stam van een den in de tuin van het NMC te Weert.

Over de Judasoor heb ik in 2015 en 2016 al het een en ander verteld. Eigenlijk hoef ik er nu dus niets meer aan toe te voegen. Je kunt het nog eens nalezen in deze post en in Herfst 2015.......Paddenstoelentijd deel 1. Daar kun je ook o.a. lezen hoe hij aan die naam komt.
Judasoor
Ik vind het zo'n bijzondere soort, dat ik deze 2 toch even wil laten zien. Het is een en de zelfde zwam, maar van beide kanten gefotografeerd. Vooral deze waar het licht zo door schijnt, is toch prachtig om te zien. 
Zwarte kluifzwam
Nooit eerder had ik een kluifzwam gezien, maar dit jaar heb ik ze tijdens mijn bezoekjes aan meerdere natuurgebieden allebei gevonden. Over de Witte kluifzwam heb ik al geschreven in Herfst 2017.........deel 2.

Ook deze ZWARTE KLUIFZWAM (Helvella lacunosa) is een redelijk algemene paddenstoel, die je kunt vinden op open plekken in loof- en naaldbossen, houtopslagplaatsen en in wegbermen. Bij voorkeur op een zanderige, arme bodem tussen het gras. 
De soorten van het geslacht Helvella, waar ook o.a. de Witte kluifzwam en de Nonnekap bij horen, leven van de afbraak van dood plantaardig materiaal. De Nederlandse naam heeft vooral betrekking op de steel, die met wat fantasie, wel iets weg heeft van een hondenkluif. 
Zwarte kluifzwam
De hoed ziet er meestal uit als een "slordig opgevouwen doek", maar kan ook zadelvormig zijn, met scherpe kanten. Het oppervlak is glad en grijs tot zwartgrijs, roetgrijs of bruinzwart van kleur. Nooit echt diepzwart in elk geval. Hoewel hij misschien wat lijkt op de Nonnekapkluifzwam aantreft, is er een duidelijk verschil. Die heeft namelijk een witte steel. De Duitsers noemen hem daarom dan ook "Weißstielige Morchel". 
Zwarte kluifzwam
De holle steel heeft scherpe ribben en langgerekte ovale groeven. De soortnaam ” lacunosa” betekent "met gaten". Die steel is lichtgrijs tot grijsbruin, dus lichter van tint dan de hoed. De paddenstoel kan een hoogte van 12 cm bereiken, maar blijft meestal kleiner. Deze is ca. 7 cm. 

vrijdag 20 oktober 2017

Herfst 2017.......Paddenstoelentijd deel 4

Onlangs, tijdens een wandeling met de paddenstoelenwerkgroep, moest ik bij een voor mij onbekende soort, denken aan een van de bekendste citaten van de oude Griekse filosoof Socrates:
“ Ik weet slechts één ding: dat ik niets weet......."
Uiteraard weten we wél veel, maar hiermee wilde hij zeggen, dat hoe meer iemand zich in een onderwerp verdiept en er over weet , des te meer gaat inzien, dat er nog veel is dat hij niet weet......
En dat is wat ik regelmatig ervaar tijdens zo’n speurtocht. Een voordeel van “ weten dat ik (nog) niet weet” is, dat het me uitdaagt te blijven speuren, onderzoeken en vooral luisteren naar wat anderen er over zeggen.
 
Hoewel deze HEKSENBOLEET (Boletus erythropus) er nu misschien niet al te smakelijk meer uitziet, is hij na gekookt te zijn eetbaar. Zoals je kunt zien is hij ook aangevreten. Waarschijnlijk door slakken of een muisje. Schijnt mild van smaak te zijn. Aangezien hij lijkt op andere, oneetbare boleten, zoals de zeer giftige Satansboleet, kan hij het beste worden vermeden door beginnende paddenstoelenzoekers.Deze zwam is aangetast door een parasitaire soort: de Goudgele zwameter.Dus sowieso afblijven....

Heksenboleet
Het is een fraaie buisjeszwam die op zure grond in bossen bij loofbomen (vooral eik, beuk en linde), maar soms ook bij naaldbomen voor komt. De hoed heeft een diameter van 5 tot wel 15 cm. Hij is aan de bovenzijde bruin of donkerbruin van kleur, met soms wat roodachtige tinten.

Heksenboleet
De buisjes zijn klein en citroengeel tot groenig van kleur. De poriën zijn rood tot roestbruin. Bij druk of beschadiging verkleuren de buisjes blauw. De steel is opvallend dik en ziet er vooral bij jonge exemplaren "buikig" uit. De achtergrondkleur van de steel is geel, maar er liggen rode schubjes op.

Tot mijn niet geringe verbazing las ik in Soortenbank.nl dat deze 2 zwammetjes met hun koraalachtig uiterlijk, geen koraalzwammen zijn!  Links zien we het bekende  KLEVERIG KORAALZWAMMETJE (Calocera viscosa) en rechts het GEEL HOORNTJE (Calocera cornea). Het zijn schimmels uit de familie Dacrymycetales, de Druppelzwammen. Dit zijn gelei- achtige soorten waar bijvoorbeeld ook de Oranje - en Gesteelde druppelzwam onder vallen. De vertakkingen voelen rubberachtig aan en zijn makkelijk te buigen zonder dat ze afbreken. Dit in tegenstelling tot de Koraalzwammen, waarbij de vertakkingen bij de meeste soorten erg broos zijn. De soort leeft als saprofyt op sterk vermolmde stronken en stammen van naaldbomen. Het schimmelweefsel groeit in het hout.

De echte koraalzwammen horen bij de Clavariaceae, de botanische naam, voor een familie van paddenstoelen, die bestaat uit 17 geslachten. Allen met hun eigen specifieke kenmerken.

Hieronder laat ik enkele koraalzwammen zien, die ik de afgelopen maand zag.

Rechte koraalzwam
Witte koraalzwam
Rimpelige koraalzwam
Slappe koraalzwam
Ivoorkoraaltje


De DENNENVOETZWAM (Phaeolus schweinitzii) is een schimmel die parasiteert op stobben en levende naaldbomen, met een voorkeur voor Douglasspar maar ook bij de larix, spar en den kun je hem aantreffen.

Dennenvoetzwam
Tijdens de groei verandert hij compleet van vorm en van kleur. De hoed die nagenoeg vlak wordt, kan uiteindelijk een doorsnee bereiken van wel 30 centimeter. Op deze foto zie je een nog redelijke jonge soort. Die heeft dan namelijk nog een trechtervorm en is van boven nog viltig tot wollig behaard en geel van kleur.

Dennenvoetzwam, oud exemplaar
Binnen enkele weken, als de paddenstoel volgroeid is, wordt de kleur donkerder, tot zwart, aanvankelijk nog met zwavelkleurige rand. Uiteindelijk wordt het vruchtlichaam hard en geheel zwart.

Parelamaniet
De PARELAMANIET (Amanita rubescens) is te zien vanaf juni tot in de herfst. De soort is algemeen in loof- en naaldbos, boomrijke lanen, parken, en tuinen. Het uiterlijk van het vruchtlichaam wordt naarmate hij ouder wordt variabel van kleur. De bovenzijde van de hoed kan zowel vleeskleurig, als geelbruin, grijsgeel, of grijs-wit zijn.

Parelamaniet
De parelamaniet kan zeer gemakkelijk verwisseld worden met de giftige panteramaniet. Bij beschadiging verkleurt het weefsel van de parelamaniet rozerood tot roodachtig, terwijl dat van de panteramaniet niet verkleurt. Ook bij ouder worden verkleurt de parelamaniet naar deze kleur. In Engeland wordt hij daarom ook the Blusher (de "blozer")genoemd.

Parelamaniet
Niet alleen bij veroudering, maar ook bij druk of beschadiging krijgen zowel de hoed als de steel roodachtige of roodbruine vlekken. Ook de witte plaatjes aan de onderkant kunnen in de loop van de tijd zulke vlekken krijgen. De steel van de volgroeide paddenstoel heeft een dunne, hangende, fijn gestreepte ring of manchet, en loopt aan de onderzijde geleidelijk uit in een verdikte knol.

Grote stinkzwam
Iedereen heeft in het bos wel eens een weeïge sterke geur geroken. Dan zul je al snel ontdekken dat er vlakbij een GROTE STINKZWAM (Phallus impudicus) staat. De zwam op deze foto is nog niet zo lang geleden uit z'n "duivelsei" gekropen. De Latijnse naam "Phallus impudicus" is veelzeggend. Het betekent "schaamteloze penis". Aan de top van de hoed zie je dat er zelfs, als een soort plasgaatje, een kleine opening is.

De gleba is het bovenste deel van de stinkzwam waarop bij jonge exemplaren de dikke groene slijmerige sporenmassa te vinden is, die de zo kenmerkende aasgeur verspreidt.  Aas- en mestvliegen en mestkevers, die door de voor hen "overheerlijke" stank worden aangetrokken,  snoepen van de dikke gelei en verspreiden zo de sporen !

 
Deze zwam begint te groeien vanuit een bol (het duivelsei of heksenei). Vroeger konden ze dat niet verklaren, zo’n gek bolletje dat ineens naar boven komt. Dat moest wel van de duivel zijn, vandaar de naam. De ronde tot ovale bal van ongeveer 3 tot 7 cm, is omgeven door een vrij taai vlies, het zogenaamde exoperidium. De sponzige holle steel met daarboven de gleba ontwikkelt zich snel en werkt zich door het taaie exoperidium omhoog. Dat gebeurt met behulp van een vlakke top die men disk noemt. Deze disk heeft een scherp randje, dat min of meer als een soort ei-tand werkt. In slechts amper een uur tijd, kan uit een volgroeid duivelsei al een complete stinkzwam tevoorschijn komen.
 
Als je de bol doormidden snijdt ziet het er uit als een hardgekookt ei. Het vruchtlichaam ontwikkelt zich binnen dat omhulsel en breekt er met een soort eitand doorheen. Op de volgende foto kun je het velletje en het beschermende geleilaagje van het duivelsei nog zien.

Grote inktzwam


Wanneer de geleilaag door de vliegen is opgesnoept, wordt het witte tot licht- gele honingraatpatroon van de hoed zichtbaar. Het schijnt dat in de preutse Victoriaanse tijd, de dames deze paddenstoel uit hun tuin lieten verwijderen…

Grote inktzwam
Als je na een tijdje terug zou gaan, zou je zien dat de eerst zo trotse stoere bink er maar slapjes bij hangt. Alsof hij zich schaamt voor zijn uitbundig gedrag…….

Pagemantel
De PAGEMANTEL (Cortinarius semisanguineus) kun je met wat geluk aantreffen in naaldbossen op voedsel- en humusarm zand. Deze vond ik in het natte mos op een open plek in een sparrenbosje. De Pagemantel is ten gevolge van vermesting, strooiselophoping en verzuring sterk achteruit gegaan en is momenteel al vrij zeldzaam. Hij staat dan ook op de Rode lijst als kwetsbaar.

Pagemantel
De hoed is aanvankelijk gewelfd en later uitgespreid met een bultje (umbo). Hij heeft een doorsnede van 6-8 cm en is mat en oker- tot olijfgeelbruin van kleur.

Pagemantel
Het is eigenlijk een saaie paddenstoel, tot je de onderkant bekijkt. Aan het wattig-vlokkig, spinragachtig (cortina) of leerachtig vlies, dat in gesloten toestand (links) de hoedrand met de steel verbindt, is te zien dat het een gordijnzwam is. Na het opengaan van de hoed (rechts) zie je dat de lamellen opvallend vermiljoen tot bloedrood van kleur zijn.

Vroeger werd deze paddenstoel vanwege die prachtige kleur door wolspinners gebruikt om hun wol te verven. Ook de Dennenvoetzwam werd daar voor gebruikt. In Scandinavië schijnt de Pagemantel nog steeds voor dat doel gebruikt te worden, maar gelukkig is het gilde van wolspinners in ons land sinds de jaren '70  zo goed als verdwenen en zal het verven van eigen gesponnen wol niet nog een extra bedreiging zijn voor deze soort, die het toch al moeilijk heeft.

Blogarchief