Hier komen namelijk ruim 3500 soorten kevers voor. Dus ik kan nog even vooruit.
Zomersmaragd
De ZOMERSMARAGD
(Anomala dubiais) of Anomala kever is een keversoort uit de familie bladsprietkevers.
De naam kan voor verwarring zorgen, want bij het nagaan van de wetenschappelijke naam op het internet kom je uit bij de
Kleine Julikever. Over deze kever heb ik al in "allemaal beestjes"van juni 2015 iets verteld.
Om het nog wat verwarrender te maken, is er ook een échte Julikever (Polyphylla fullo). Deze heeft een gemarmerde tekening van zwart/bruin met wit of geel, is zeldzaam, is in tegenstelling tot de Zomersmaragd niet schadelijk en komt alleen in de kustgebieden voor. Om te voorkomen dat deze 2 verwisseld worden, is daarom sinds kort door de commissie van zoölogen die zich bezighoudt met de naamgeving van soorten, de naam Kleine julikever gewijzigd in Zomersmaragd.
Zomersmaragd
Een toepasselijkere naam vanwege de verschillende kleuren die de kever kan hebben; soms geheel groen metallic, maar ook blauw, bruin metallic of groenbruin.
Het is een kever die zich de laatste jaren behoorlijk heeft verspreid in Nederland. Hoewel deze kever vroeger alleen op de open zandgronden in Limburg werd aangetroffen, is deze kever thans bijna landelijk aanwezig.
voorkant
achterkant
Deze kever heeft, zoals ik al zei, verschillende verschijningsvormen. In één van de verschijningsvormen lijkt hij sprekend op de
Rozenkever, maar de dekschilden zijn in tegenstelling tot de Rozenkever onbehaard en de hele kever glanst.
De Zomersmaragd komt voor van mei tot augustus en is vooral actief bij warm weer. Ze vliegen of zwermen op zonnige dagen en warme avonden. Ze bezoeken vaak bloemen en grazen op een breed scala van gebladerte. Paring vindt vanaf eind mei of juni plaats en de vrouwtjes graven zich vervolgens in het zand in om eitjes te leggen.
De larven (engerlingen) ontwikkelen zich tussen de 30 en 60 cm onder de grond en eten de wortels van wilde grassen graangewassen, struiken etc. Ze doorlopen 3 stadia: in de herfst graven ze dieper in de grond, ze overwinteren in het 2e stadium, en hervatten in het 3e stadium de voeding en voltooien vervolgens in de volgende lente hun ontwikkeling tot kever. Ze zijn in gazons al net zo verwoestend als die van de rozenkever, maar de kever is ook schadelijk in boomkwekerijen. Dus voor velen zijn ze ondanks hun mooie uiterlijk niet erg welkom.
larve van de schildpadtor
Vorige week was het op de
site van Nature Today de week van de SCHILDPADTOR
(Cassida). De lengte van een volwassen tor ligt tussen de 7 en 10 mm. Helaas heb ik geen foto van het kevertje zelf, maar wel van de larve van zo'n kever. In Nederland komen zestien soorten schildpadtorren voor. Ze behoren tot de bladhaantjes
(Chrysomelidae), waarvan de
Coloradokever, het
Aspergehaantje,
Populierenhaantje en Elzenhaantje het meest bekend zijn. De meeste bladkevers zijn gespecialiseerde vegetariërs en de schildpadtorren zijn geen uitzondering. De kevers en larven leven allebei op verschillende soorten kruidachtige planten. Er zijn bijvoorbeeld soorten gespecialiseerd op distels, munt of winde. Zowel de larven als de volwassen kevers eten van de bladeren.
Hoewel er de nodige twijfels zijn, vermoed ik dat dit de larve van de Groene Distelschildpadtor (Cassida rubiginosa) is. Het is de algemeenste Nederlandse soort. Ze leeft op distels. De larven hebben doornige uitsteeksels en bouwen ter verdere verdediging een schild van uitwerpselen en vervelde huid, dat ze op hun rug meetorsen. Helaas was dat bij de larve op deze foto niet het geval.
Wolfspin
Al eerder heb ik iets verteld over de
wolfspin. Spinnen waarvan de vrouwtjes hun cocon meeslepen. De soorten die ik toen liet zien hebben een wit cocon, maar hier is het cocon blauw!! Hoewel ik in
"De Levende Natuur 65" van 1962 las, dat de verse cocons van de Tuinwolfspin
(Pardosa amentata) een blauw-groene kleur hebben, omdat de oorspronkelijk witte cocon door de spin bevochtigd wordt, waardoor dat vervolgens verkleurt door oxidatie aan de lucht, ben ik niet overtuigd of het deze spin wel is.
Struikkameleonspin
Deze kleine STRUIKKAMELEONSPIN (ebrechtella tricuspidata) heeft zich goed aangepast aan de omgeving. Het is dan ook een tref als je het spinnetje aantreft. Het is een soort uit de familie krabspinnen (thomisidae). Die naam danken ze aan de grote voorpoten en hun manier van voortbewegen, namelijk zijwaarts, net als een krab. Krabspinnen (en dus ook deze kameleonspin) maken geen web, maar wachten, goed gecamoufleerd, tot een prooi voorbijkomt, om die vervolgens met hun lange eerste en tweede potenpaar te overmeesteren.
Struikkameleonspin die een larve van het Elzenhaantje heeft bemachtigd.
Het vrouwtje van de Struikkameleonspin meet slechts 5 tot 6 mm en het mannetje is met 3 tot 4 mm. nog ietsje kleiner. Het voorste deel is egaal groen en het de rugzijde is bleekgroen met een rode of roodbruine peervormige tekening. Het komt voor in bloemen van planten en struiken in een warme open omgeving. Het is niet heel algemeen voorkomend. Volgens Waarnemingen.be is deze soort zelfs zeldzaam.
Gewone kameleonspin
Deze zag ik in de Waerbrookskoel in Ell. Het is de GEWONE KAMELEONSPIN
(Misumena vatia) waar ik al eerder iets over verteld heb. . Dat kun je
HIER nog eens nalezen.
Voorjaarsfluweel
Dit is de VOORJAARSFLUWEEL (Notidobia ciliaris). Het is een schietmot.Op de Rode lijst van schietmotten staat deze soort als kwetsbaar vermeld. Het is een fraaie, fluweelzwarte schietmot die in het vroege voorjaar te vinden is. De antennen zijn ook zwart en zijn ongeveer even lang als het lichaam. Schietmotten (Trichoptera) zijn een orde van gevleugelde insecten, die behoren tot de zich verpoppende insecten. Ze ontwikkelen zich vrijwel altijd in het water.
De larven worden kokerjuffers genoemd. De kokers worden vervaardigd uit materiaal dat voorhanden is in zijn omgeving, zoals plantenmateriaal, overblijfselen van waterdieren, zandkorrels, kiezelsteentjes en allerlei combinaties daarvan. Dergelijke kokers zijn veel zwaarder en de larven kunnen daarom alleen over de bodem kruipen, waar ze zichtbaar zijn als "kruipende takjes".
De motten hebben een onopvallende kleur en lijken wat betreft lichaamsbouw enigszins op nachtvlinders. De vleugels zijn echter niet geschubd zoals bij vlinders, maar behaard. De meeste soorten bereiken een lichaamslengte van enkele millimeters tot een centimeter. De grootste soorten worden iets meer dan twee centimeter lang. Van de ruim 13.570 bekende soorten schietmotten komen er 1271 in Europa voor, waarvan ongeveer 230 in de Benelux.
Vroege grasmot
De VROEGE GRASMOT (Crambus lathoniellus) is een algemene soort die verspreid over het land kan worden waargenomen. De naam Grasmot verwijst naar de voedselvoorkeur van de soort, in zijn algemeenheid dus bepaalde soorten grassen. De Vroege grasmot vliegt (zoals je wel begrepen hebt) al vroeg in het jaar. De vliegtijd loopt van mei tot en met september. Het leefgebied is grasland waar de rupsen in een spinselbuis aan de voet van gras leven.
Het is één van de soorten die zich veel laat zien in tuinen, parken en plantsoenen. Als je door een wat hoger begroeid grasland loopt, zul je ze ongetwijfeld hier en daar hebben zien opvliegen, om zich vervolgens iets verderop weer te verstoppen. In rust zijn ze dan amper te vinden.
Gepijlde grasmot
Bleke grasmot
Deze vlinders zijn zeer variabel in uiterlijk. De onderfamilie Crambinae, de eigenlijke grasmotten, nemen een smalle, dicht opeen gevouwen houding aan op grasstengels, met de vleugels op de rug, waardoor ze erg onopvallend zijn. De rupsen zijn typisch stengelboorders in de grassenfamilie. Omdat deze familie veel belangrijke voedingsgewassen aantast, worden sommige grasmotten als schadelijk beschouwd.
Buxusmot
Bonte brandnetelmot of -roller
Andere onderfamilies hebben helder gekleurde patronen en rusten in tegenstelling tot de Crambinae met wijd uitgespreide vleugels. Zo zijn onder andere deze
Buxusmot (Cydalima perspectalis) en de Bonte brandnetelmot
(Anania hortulata) ook vlinders uit de familie van de grasmotten.
Waterlelievlinder
Ook de WATERLELIEVLINDER of Waterleliemotje (Elophila nymphaeata) is een vlinder uit de familie van de grasmotten (Crambidae). De soort is in Nederland en België een gewone soort en is schemer- en nachtactief. Met een spanwijdte van 22 tot 30 millimeter is het een vrij kleine vlinder. De vleugels zijn wit met bruine cirkels. Overdag zit hij meestal aan de onderzijde van bladeren, dus ik had bij deze vlinder geluk dat die óp het blad zat.
Zij houden zich op in oevervegetatie met een hoge luchtvochtigheidsgraad, terwijl zonnige, droge plekken met lage luchtvochtigheid gemeden worden. Je vindt ze dan ook voornamelijk bij schaduwrijke vijvers en poelen. De eitjes worden onder water afgezet op bladranden. De verpopping vindt onder water plaats. Als de rupsjes uitkomen, maken ze kokertjes van stukjes blad, die aanvankelijk nog met water gevuld zijn, maar later als ze overgaan op luchtademhaling, lucht bevatten. De rupsjes voeden zich met drijvend fonteinkruid (Potamogeton natans), waterlelie (Nymphaea alba), kleine egelskop (Sparganium emersum) en klein kroos (Lemna minor).
De waterlelievlinder vormt in Nederland en België twee generaties per jaar. De vlinders van de eerste generatie vliegen in juni, de vlinders van de tweede generatie in augustus en september. Vanwege de twee generaties zijn de rupsen vanaf mei en opnieuw vanaf augustus te aan te treffen. Op
https://nl.wikipedia.org/wiki/Waterlelievlinder kun je meer over de boeiende levenswijze van zowel de vlinder als de rups lezen.
Wc-motmug
De zomer brengt allerlei insecten met zich mee en soms kom je er een tegen waar je nog nooit van gehoord hebt, zoals de WC-MOTMUG
(Clogmia albipunctata). Het is een klein, moeilijk te fotograferen, dichtbehaard mugje dat in de volksmond ook wel "motvliegje" en "aalputmotje" genoemd wordt. Volwassen motmuggen worden slechts drie tot vijf millimeter groot en zijn dus moeilijk te fotograferen. Dit grappige diertje werd in 2023 verkozen tot
"Insect van het Jaar". Omdat ze zo klein zijn, zijn het slechte vliegers. Buiten kunnen ze gemakkelijk weggeblazen worden door de wind. Daarom zitten ze liever binnen. Op een witte muur zien ze eruit als een klein hartje.
Motmuggen leven graag op vochtige, schaduwrijke plaatsen, bijvoorbeeld onder vochtig dierlijk of plantaardig afval. Ze zitten daarom vaak in huizen, omdat daar nog wel eens wat organisch afval ligt. Dat kan in een wc zijn, maar ook ergens in een gootsteen of zelfs in een koffiezetapparaat. Kom je ze in huis tegen, dan weet je dat er gepoetst moet worden........................
Grote trilspin met eitjes tussen de kaken
De GROTE TRILSPIN (Pholcus phalangioides) wordt vanwege zijn tot wel vijf centimeter lange poten vaak verward met de hooiwagens. De wetenschappelijke naam phalangioides betekent ook “lijkend op een hooiwagen”. Er zijn echter enkele verschillen zodat je ze kunt benoemen: het lichaam van een trilspin bestaat uit twee gedeelten en die van een hooiwagen zijn versmolten tot één lichaam. En de trilspin maakt een rommelig onregelmatig web, terwijl de hooiwagen geen web maakt.
Als ze worden verstoord bewegen ze snel heen en weer ("trillen") waardoor ze voor verwarring zorgen bij de vijand en het lijkt alsof ze vervagen. Vandaar de naam.
Zij zullen bijna nooit buiten huizen en gebouwen te vinden zijn, omdat het Nederlandse klimaat niet de (sub)tropische omstandigheden kent die voor deze spinnen wenselijk zijn. Het is namelijk een soort (exoot) die hier oorspronkelijk niet voorkwam, maar via schepen, vrachtwagens en allerlei andere voertuigen hier terecht is gekomen.
Ze zijn binnenshuis veelvuldig op de zolder, de kruipruimte of kelder te vinden. Vandaar dat ze ook wel kelderspin worden genoemd.
Gewone huisspin
Ze kunnen vrij grote prooien vangen waaronder zelfs
huisspinnen.
De vrouwtjes van de Grote Trilspin kunnen tot drie jaar oud worden; mannetjes sterven meestal eerder. Evenals de Wolfspin heeft ook het vrouwtje broedzorg. De circa 50 eitjes worden losjes in een soort bolletje bij elkaar gehouden met wat spinsel. Het vrouwtje houdt het pakketje tussen de kaken totdat ze uitkomen. Zo zorgen ze ervoor dat de eitjes veilig zijn voor eventuele vijanden.