Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


Posts tonen met het label waaierkorstzwam. Alle posts tonen
Posts tonen met het label waaierkorstzwam. Alle posts tonen

zondag 20 december 2020

Herfst 2020.......Paddenstoelentijd deel 8: Van alles wat

 Nu de winter haar eerste speldenprikken heeft uitgedeeld, is dat voor mij het signaal om het paddenstoelenseizoen af te sluiten.  Hoewel ik nog wat "voorraad" heb, is dit dus mijn laatste post over paddenstoelen in het bewogen jaar 2020. 

Dat wil niet zeggen dat er geen paddenstoelen meer te vinden zouden zijn. Lees daarover maar eens mijn post "Paddenstoelen in de winter".  Veel soorten (met name plaatjeszwammen) geven het nu inderdaad op, maar er zijn nog genoeg "taaie rakkers" die niet terugschrikken voor een beetje vorst. Vaak zijn dat houtzwammen en korstzwammen, zoals onderstaande Waaierkorstzwam, Eikenbloedzwam en Gele korstzwam. Dus voor wie wil, er is in de winter nog genoeg interessants te vinden.

Waaierkorstzwam
De WAAIERKORSTZWAM (Stereum subtomentosum) maakt deel uit van ruim 100 soorten van het geslacht Stereum. Daar horen o.a.  ook de Gele korstzwam en Eikenbloedzwam bij. Soorten die, zoals ik al zei, tegen een stootje kunnen. Het latijnse Stereum betekent "taai" (het  is moeilijk om een stukje van de hoed af te scheuren) en Subtomentosum is afgeleid van het Latijnse woord tomentosa dat "zacht behaard" betekent. Dit vanwege het fluwelige, viltige hoedoppervlak. Het vruchtlichaam heeft dunne ver uitstaande, waaiervormige en golvende schijnhoedjes, Ø 3-7 cm. De bovenzijde van die schijnhoedjes is concentrisch gezoneerd, bruin- of oranje-rood tot okergeel, vaak groen door algen  en met altijd een wittige groeirand.
 
Onderkant van de Waaierkorstzwam
 Een ander typerend kenmerk is dat de onderzijde glad is. Dus zonder buisjes, plooien of stekels. De kleur is geel tot grijsgeel of okerachtig. 
In Engeland wordt de zwam "Yellowing Curtain Crust" genoemd vanwege het feit dat de hoed geel verkleurt als hij wordt ingekrast. Je vindt ze op dode stammen van loofbomen (vooral elzen en wilgen). Het meest in bossen op voedselrijke, vochtige bodem (denk aan bijvoorbeeld een Elzenbroekbos).
 
Eikenbloedzwam
De zeer algemeen voorkomende EIKENBLOEDZWAM (Stereum gausapatum) is een korstvormig leerachtig vruchtlichaam met golvende, viltige, oranje- tot roestbruine, soms wat donkerpaarsachtige “hoed”, met witte rand. De onderkant is glad, heeft ook geen plaatjes of poriën en is okerkleurig tot bleekbruin. Bij beschadiging of vochtig weer wordt ie roodkleurend. Deze korstzwam groeit dakpansgewijs boven elkaar op dood hout van eiken. Deze zeer algemeen voorkomende soort kun je het hele jaar door vinden. 
 
Gele korstzwam
 De GELE KORSTZWAM (Stereum hirsutum) is een soort die ook het hele jaar te vinden is. Zoek bij loofhout wat vaak gestapeld ligt in de bossen. De leerachtige soms grote plakkaten, zijn okergeel gekleurd. Korstzwammen vind je op allerlei dood hout en dode bladeren, maar soms ook op levend hout. Ze worden ook wel schorszwammen genoemd. De korstzwam lijkt als het ware vastgeplakt op het hout. Veel korstzwammen krullen om en vormen dan waaiers, dakjes of hoedjes. Met mooie kleuren als paars, geel, felblauw, roze, oranje of wit zijn ze veel te vinden tussen kreupelhout en op omgewaaide, langzaam vergane bomen.
 
Kleverig koraalzwammetje
  Ook het KLEVERIG KORAALZWAMMETJE (Calocera viscosa) kun je  vaak vroeg in de winter nog aantreffen. Het is geen bijzondere vondst, want ze komen best veel voor, maar het is toch steeds weer leuk om te zien. Het is een zeer algemene soort, dus succes is gegarandeerd als je op zoek gaat in een naaldbos (in een loofbos zul je vergeefs zoeken). Het zwammetje leeft als saprofyt op sterk vermolmde stronken en stammen van naaldbomen. Het vruchtlichaam is 4-8 cm hoog en is vrij variabel qua vorm, hij kan bestaan uit rechte "takjes", maar komt ook regelmatig voor met vrij veel vertakkingen. De kleur is opvallend oranjegeel. Het brengt kleur in de duistere naaldbossen en is vooral tussen het mos een lust voor het oog. 
 
Plooivlieswaaiertje
Je zou het niet verwachten, maar het PLOOIVLIESWAAIERTJE (Plicaturopsis crispa) kwam tot voor enkele decennia nog niet voor op het laagland van Noordwest-Europa. De eerste waarneming in Nederland stamt pas uit 1989 en sindsdien is het aan een snelle opmars bezig. Ook in kille gebieden als Scandinavië, Canada, Japan en China en zelfs op de toendra's van Alaska schijnt het voor te komen.
 
 Iedereen die wel eens in een bos wandelt, komt het plooivlieswaaiertje dan ook vroeg of laat tegen. Ook in een zachte winter is dat nog het geval. Het  is gemakkelijk te herkennen. In grote groepen groeien ze het liefst op de berk, maar ook op beuk, hazelaar, eik en els. De paddenstoel kenmerkt zich door waaiervormige, golvende hoedjes met een doorsnede van 1-2 centimeter. De bovenkant is viltig en wit tot oker- en roodbruin gekleurd. De onderkant kent geen lamellen, maar plooien. Die zijn vuilwit tot grijs-oker gekleurd
 
Gewoon elfenbankje. Links zie je de witte onderkant
ELFENBANKJES (geslacht Tramets) zijn zwammen die volgens mij de meeste verschijningsvormen hebben. Dat geldt zowel voor uiterlijk als kleur. Ik heb al veel elfenbankjes gezien en die waren wat betreft kleur steeds weer anders. Van bijna zwart en blauwachtig naar heel veel tinten bruin,oranje en geel. Het Gewoon elfenbankje heet ook niet voor niets Trametes versicolor. "Versicolor" betekent namelijk: met variabele kleuren. De buitenrand is echter altijd wit. Daarnaast zijn de hoedjes soms halfrond en soms waaiervormig. Op SoortenBank,nl vind je 7 soortnamen die voldoen aan de zoekopdracht "elfenbankje". Het is een eenjarige soort, dat wil zeggen dat het vruchtlichaam maar één seizoen te vinden is. Ze worden dus ieder jaar opnieuw "gevormd". 
 
Gewoon elfenbankje
 Je zou door die verschijningsvormen de weg kwijtraken, maar ze zijn ondanks dat toch goed van andere soorten te onderscheiden. Hoewel..........schijn bedriegt soms. Voor hetzelfde geld heb je te maken met bijvoorbeeld een Waaierkorstzwam, een Witte bultzwam of een Geelbruine plaatjeshoutzwam. Die vind je net als Elfenbankjes ook op de dode stobben van loofhout, maar de onderkant van Elfenbankjes is altijd wit en ze hebben kleine poriën. Het is daarom nodig om te kijken naar de onderkant, of die echt ook wel wit is en poriën bevat...... 
 
Gewoon elfenbankje
 Het meest bekende elfenbankje is het GEWOON ELFENBANKJE (Trametes versicolor). Meestal in grote groepen in rijen of dakpansgewijs groeiend. De bovenzijde is concentrisch gezoneerd, golvend en fluwelig. De zones hebben verschillende kleuren (van zwart via allerlei tinten bruin tot oker of oranjegeel, terwijl olijfgroene, roodachtige en blauwe tinten ook kunnen voorkomen. Soms zijn het net  rozetjes, die mij altijd aan bloemen doen denken. 
 
Fopelfenbankje (links) en Gewoon elfenbankje (rechts)
 Het Gewoon elfenbankje wordt nogal eens verwisseld met het FOPELFENBANKJE (Lenzites betulinus). Dat zie je hier links op de foto. Vaak zie je ze samen. Het koloniseert stompen namelijk pas nadat die door andere elfenbankjes zijn "voorverteerd"; deze paddenstoel parasiteert dus op het mycelium van zijn voorgangers. Uiterlijk is er in eerste instantie weinig tot geen verschil. 
 
Dat zie je pas als je de onderkant bekijkt. Waar Gewone elfenbankjes aan de onderzijde fijne poriën hebben, heeft het Fopelfenbankje langgerekte lamelvormige gleuven met dwarswandjes. Die "plaatjes" aan de onderkant zijn aanvankelijk lichtgeel, maar verkleuren later tot bruingrijs of okergee.
 
Gewone zwavelkop
 Zwavelkopjes zijn in milde zomers al in juni te vinden en ik ben ze in december ook nog tegengekomen. In ieder geval tot de eerste nachtvorst. Ze zitten vol water en hebben aan vorst dus een grote hekel. Ze danken hun naam aan de zwavelgele kleur van de hoed en de steel. Ze groeien meestal in bundels bijeen op (verborgen) dood hout.
Gewone zwavelkop
Dennenzwavelkop

De 3 bekendste zijn de Gewone zwavelkop (Psilocybe fascicularis), die zowel op naaldhout als op loofhout groeit, de Dennenzwavelkop die uitsluitend op dood naaldhout voorkomt en de Rode zwavelkop (Psilocybe sublateritia). De laatste vind je weer alleen op loofhout.

Ze zijn moeilijk te onderscheiden, maar behalve de vindplaats, kun je het beste letten op de plaatjes. Die zijn bij de Gewone zwavelkop eerst geelgroen en later donker olijfbruin, die van de Dennenzwavelkop zijn eerst lichtgrijs en dan grijsbruin, dus zónder de groentint zoals die bij de gewone zwavelkop.  

Rode zwavelkop
De lamellen van de RODE ZWAVELKOP zijn aanvankelijk bleek grijsgroen, maar worden later olijfbruin, zoals je dat ook bij de Gewone zwavelkoppen ziet.De Rode zwavelkop komt algemeen voor op zandgronden en groeit enkel op dood loofhout. Vooral op eiken. De hoed is in het midden steenrood en naar de rand toe lichter. Aan die rand zitten meestal talrijke groengele vezelige velumresten. Vooral bij jonge exemplaren. De steel heeft soms een vezelige ringzone en is aan de top geel van kleur en is naar de basis toe roder. Net als de Gewone zwavelkop is deze soort giftig. Dit in tegenstelling tot de Dennenzwavelkop, die weer wel eetbaar is.

Ik eindig deze laatste post over paddenstoelen met de PIJPKNOTSZWAM (Macrotyphula fistulosa). Ook deze onopvallende houtzwam kun je tot laat in het jaar aantreffen. De soort is volgens Wikipedia te vinden in de maanden september - oktober, maar ik vond vorige week, na enkele nachten lichte vorst, nog meerdere exemplaren op de Houtsberg. Lichte vorst is dus geen probleem. 
 
Hoewel dit zwammetje zeer algemeen voor komt, wordt het vanwege de afmeting vaak niet opgemerkt. Het is smal en ietwat knotsvormig. De naam "fistulosa" betekent buisvormig. Het wordt 3-20 cm hoog en is slechts enkele mm breed, okergeel van kleur, daarna geelbruin tot zeemleerkleurig. Jong heeft het nog een spitse top, maar die wordt later stomp.Het zwammetje is glad, of is soms ook wel fijn overlangs gerimpeld. 

Pijpknotszwam
Je vindt ze alleenstaand of in een klein groepje op liggende of begraven takken en takjes van loofbomen, vooral berken en elzen. Het lijkt er op dat vocht bepalend is voor de vormen die je kunt vinden. Als het erg nat is, en er dus een hoge luchtvochtigheidsgraad is, vind je bijna geen gedrongen vormen. Als het echter langere tijd droog blijft, ontstaan vaker gedrongen vormen. De zwammetjes op deze foto zijn amper 2 cm.

maandag 28 november 2016

Herfst 2016....... Paddenstoelentijd deel 6

De meeste mensen hebben geen idee van de rijkdom van onze natuur. Als het gaat over paddenstoelen, kom je niet alleen de naam “schimmelrijk” tegen, maar ook “schimmenrijk” of “schimmig rijk”. Dat zegt genoeg...
Hoewel het aantal paddenstoelen boven de 5000 ligt (aldus NMV-Verspreidingsatlas), wordt het aantal meestal veel en veel lager ingeschat. Laat iemand voor de aardigheid maar eens 10 soorten opnoemen…..

Dit is vooral te wijten aan het feit dat paddenstoelen vaak niet opvallen, in tegenstelling tot bijvoorbeeld vogels (ongeveer 200) en zoogdieren (een 50 tal). Daarvan wordt het aantal altijd hoger ingeschat dan het in werkelijkheid is. Stuk voor stuk zijn paddenstoelen echter wonderwerkjes. Vaak nog geen centimeter groot.
Dwergcollybia
Neem nou deze Dwergcollybia's (Collybia amanitae). Je vindt ze in allerlei typen bos met voedselarm zand op oude, gedroogde en zwart geworden resten van plaatjeszwammen zoals melkzwammen en russula’s. Mooie zwammetjes met een gewelfd tot vlak, wit en zijdeachtig aanvoelend hoedje. De diameter is maar 0,5 tot 1,5 cm. Het witte steeltje wordt 2 cm lang. Het is een plaatjeszwam. Aan de dennennaalden is te zien hoe klein ze zijn. Logisch eigenlijk dat de meeste mensen daar overheen kijken, hoewel het een veel voorkomende soort is.
Draadknotszwam
Een ander voorbeeld is de Draadknotszwam (Macrotyphula juncea). Die komt best veel voor, maar wordt gemakkelijk over het hoofd gezien, omdat ze slechts ca.6 cm lang en 2 mm dik wordt. De draadvormige vruchtlichamen buigen als naalden in een boog omhoog, waardoor ze op dennenspelden of hooi lijken.
De kleur varieert van geelwit tot okerkleurig. Jonge exemplaren hebben een puntige top, die bij ouder worden stomp wordt. Het vlees is taai, stevig en niet breekbaar. De draadknotszwam komt vrij algemeen voor op rottend bladstrooisel van berken, elzen, beuken en eiken. Meestal worden grote groepen gevormd op voedselrijke, vochtige bodems. Deze soort kan slechts een beperkt aantal weken op het einde van het jaar (oktober-december) teruggevonden worden, met het hoogtepunt in november.
Pijpknotszwam
De Pijpknotszwam (Macrotyphula fistulosa) is een schimmel die leeft op dode stammen, takken en twijgen van loofbomen, zoals els en berk. De naam "fistulosa" betekent buisvormige. De pijpknotszwam is dus een lang, kaarsrecht omhoog gericht "buisje" dat wel 25 cm hoog kan worden. Nagenoeg rolrond, maar meestal niet dikker dan 5 mm. Egaal okerbruin van kleur, als van een zeem. Alleen vlak bij de grond wat meer donkerbruin en daar ook een klein beetje viltig behaard. Eigenlijk wel logisch dat mensen daar overheen kijken. De soort is echter veelvuldig te vinden in de maanden september - oktober en komt voor in heel Europa en N. Amerika.
Wit oorzwammetje
Het Wit oorzwammetje (Crepidotus variabilis) is een heel gewone soort, die op allerlei soorten dood hout kan worden aangetroffen. Meestal zijn dat dunne takken, maar je vindt ze ook op verhoute stengels van planten als de brandnetel. Het hoedje is klein, bij volgroeide exemplaren is het niet groter dan 3 centimeter. Het heeft een karakteristieke vorm; als een geopende waaier. De hoedrand is bochtig en onregelmatig gegolfd.
Het is vooral de onderkant die het zwammetje mooi maakt. De plaatjes aan de onderzijde zijn aanvankelijk witachtig, maar worden al snel okerkleurig of bruinroze. Ze zijn dun en lopen straalsgewijs uit van het punt waar de hoed vast zit aan de tak. Meestal is er geen of nauwelijks een steel aanwezig.
Klein oorzwammetje
Het Wit oorzwammetje heeft zo'n 10 neefjes in Nederland. De meeste moeten onder de microscoop om de soort te herkennen, maar ik ga er van uit dat dit het Klein oorzwammetje (Crepidotus epybrius) is.
Je vindt dit ca. 5 mm. grote zwammetje met name op grassen, bladeren en kleine takjes in loofbossen.
Klein oorzwammetje
Het zwammetje is schelp- tot niervormig en wittig tot crèmekleurig met een beetje zijdeachtige uitstraling aan de bovenkant. Op de foto lijkt het net alsof hij bedekt is met watten. De lamellen aan de onderkant vanuit het centrum zijn wit van kleur.
Echte tonderzwam op een eik.
Hoe onopvallend veel soorten dan ook moge zijn, bij deze Echte tonderzwam (Fomes fomentarius) is dat allesbehalve het geval. Bij de meeste mensen zal deze soort dan ook bekend zijn. Tot beginjaren 1970 werd de Echte Tonderzwam door het systematisch opruimen van dood hout echter nog maar sporadisch gevonden.
Door nieuwe inzichten omtrent natuurbeheer, neemt de soort gelukkig weer toe. Tenminste op de zandgronden en de duingebieden. Op de NMV Verspreidings- atlas is te zien dat ze in bijvoorbeeld Groningen, Friesland, Zeeland en de kop van N. Holland (kleigebieden) veel minder tot niet voor komen. Vreemd eigenlijk.....
Echte vuurzwam????? op een berk.
De Tonderzwam is  een paddenstoel die je aantreft op zieke, verzwakte en dode loofbomen. Vooral op beuken en berken, maar ook op eiken en populieren. Als hij zich eenmaal op zo' n boom heeft gevestigd, gaat die boom onherroepelijk dood. Zo'n tonderzwam kan overigens meer dan 15 jaar oud worden. De kleuren kunnen sterk uiteenlopen, van zilvergrijs, rood- of donker- bruin tot bijna zwart. Helemaal zwart en zo spiraalvormig en langwerpig had ik ze tot nu toe nog nooit gezien. Ik vermoed dan ook dat dit de Echte vuurzwam is. De zwam is erg hard, blijft meerdere jaren achtereen op een boom zichtbaar en vormt dan telkens een nieuwe verdieping omlaag aan de onderkant van deze buisjeszwam.
Gewoon fluweelpootje
Het Gewoon fluweelpootje (Flammulina velutipes) groeit bijna altijd in groepen van meerdere paddenstoelen. Je vindt deze soort op levende en dode loofbomen. Ook zijn oude stompen van loofbomen een geliefde plaats. De groeitijd is van de herfst tot het voorjaar.
Gewoon fluweelpootje
De hoed (2 tot 8 cm) is honinggeel en in het midden roestbruin. Hij is aanvankelijk gewelfd en wordt daarna vlakker.
Gewoon fluweelpootje
De lamellen zijn geelachtig en verhecht met de steel. Ze staan breed uiteen. De steel is aan de top gelig en heeft verder een bruinzwarte kleur. Hij heeft een versmalde basis en een gestreept uiterlijk.

gekweekte fluweelpootjes
Het is een eetbare soort die ook gekweekt wordt.
Er is echter een groot verschil tussen de wilde versie en de gecultiveerde versie. De gekweekte fluweelpootjes ("Enoki" genoemd) zijn namelijk wit van kleur. Dit is omdat ze niet worden blootgesteld aan licht.
Ze worden in bundeltjes gekweekt en verkocht. Meestal zit er onderaan het trosje nog een stukje van de voedingsbodem.

Waaierkorstzwam
De Waaierkorstzwam (Stereum subtomentosum) is een paddenstoel van vochtige, dichte bossen die groeit op dode stammen van loofbomen. Stereum= taai (het is moeilijk om een stukje van de hoed af te scheuren) en Subtomentosum = zacht behaard (vanwege het fluwelige hoedoppervlak).
Hij heeft een dunne waaiervormige okergele tot grijzig bruine bovenzijde met een lichte groeirand. In Engeland wordt hij "Yellowing Curtain Crust" genoemd vanwege het feit dat de hoed geel verkleurt wanneer hij aan de bovenzijde wordt ingekrast.
Waaierkorstzwam
Hij lijkt veel op de Gele korstzwam. Het verschil is dat de Waaierkorstzwam maar op één plek vast zit in plaats van over de volle breedte en het oppervlak is viltig (niet ruwharig zoals de Gele korstzwam) en smal gezoneerd. Aan de onderzijde zul je géén buisjes, plooien of stekels aantreffen, maar een soort weefsellaag, of kiemvlies, dat hymenium wordt genoemd.
Scherpe schelpzwam
De Scherpe schelpzwam (Panellus stipticus) is een paddenstoelsoort, die leeft van de afbraak van dood loofhout. Het is een plaatjeszwam die je dikwijls op omgevallen boomstammen, dode stobben en afgevallen dikke takken ziet. Je vindt ze vooral op eik, maar ook op beuk en els en een enkele keer ook op naaldhout. Je kunt ze het hele jaar en vooral tijdens de winter vinden.
Scherpe schelpzwam
De vruchtlichamen zijn klein (1.5 tot 4 cm diameter) en waaier- of niervormig, meestal dakpansgewijs bijeen.
Scherpe schelpzwam
De bovenkant (1-4 cm breed) is geel-bruin tot licht okerkleurig en vlak en half-cirkelvormig en is met een soort bleker gekleurde schubjes bedekt. Het is alsof er barstjes in zitten. Bij uitdrogen verbleken de paddenstoelen en worden ze hard en broos van structuur, maar bij vochtig weer worden ze weer week. Interessant te lezen dat sommige variëteiten van deze Scherpe schelpzwam die in Z. Europa en de oostelijke Verenigde Staten voorkomen, een soort groenig schijnsel verspreiden, zodat hij ook in het donker zichtbaar is. Dit noemt men bioluminescentie. De functie daarvan heeft men pas sinds kort ontdekt; hiermee worden namelijk insecten aangelokt die de paddenstoel bezoeken, vervolgens overdekt raken met de paddenstoelensporen en zo zorgen voor de verspreiding ervan.
Groene schelpzwam
Bij Scherpe schelpzwammen kan de hoedhuid niet gescheiden worden van het hoedvlees. Dit is wel mogelijk bij deze Groene schelpzwam (Panellus serotinus), die er nauw mee verwant is. De Groene schelpzwam (Panellus serotinus) is een in Nederland algemene paddenstoelensoort, die van september tot en met december te vinden zijn op dode stammen en stronken van loofbomen. Meestal in groepjes, maar soms ook alleenstaand. Bij jonge exemplaren is de schelp- tot spatelvormige hoed donkergroen (bruingroen), mat en vettig aanvoelend met een diameter tot ongeveer 10 centimeter. Bij het ouder worden verkleurt de hoedhuid meer naar groengrijs en tot slot naar okergeel, de hoedhuid droogt op en wordt vlakker.
Groene schelpzwam
De lichtgeel tot okerkleurige steel is ca. 1-2 cm lang en bevindt zich aan de zijkant. De aflopende lamellen staan dicht opeen en zijn bleekgeel van kleur. Later verbleken ze.
Gewone oesterzwam
Oudere exemplaren van de Groene schelpzwam worden nogal eens verward met deze Gewone Oesterzwam (Pleurotus ostreatus) en hoewel de soort ook eetbaar is, is hij lang zo smakelijk niet als de Gewone Oesterzwam. Over de Oesterzwam wil ik in de volgende blog wat meer vertellen.

De paddenstoelen die je op deze blog ziet, zijn m.u.v. de Dwergcollybia, aangetroffen bij de Houtsberg (gemeente Nederweert). Met de paddenstoelengroep hebben we daar bijna 60 soorten geïnventariseerd, waarvan je er een groot aantal kunt bekijken, door op deze LINK te klikken.

Blogarchief