Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


woensdag 23 juli 2014

Reuzenberenklauw; een "bloeiend monster"

In mijn vorige blog over de Reuzenbalsemien heb ik duidelijk proberen te maken dat niet elke exoot een bedreiging voor onze ecosystemen hoeft te zijn. Als dat wel het geval is en dieren, planten en micro-organismen door menselijk handelen in een nieuw gebied terechtkomen (zoals Nederland) en door vestiging en verspreiding schade kunnen veroorzaken, spreekt men van een invasieve exoot. En dat worden er steeds meer. De steeds verder uitdijende database van invasieve plantensoorten kun je vinden op de site van EPPO-Qbank; de European and Mediterranean Plant Protection Organization.

Reuzenberenklauw is een bedreiging voor onze inheemse planten en een gevaar voor de mens.
Omdat ze hier niet thuis horen, erg kiemkrachtig zijn en met hun bladeren al het licht voor onze inheemse plantensoorten wegnemen en wegdrukken, vormen invasieve exoten een (potentiële)bedreiging voor de biodiversiteit en worden ze beschouwd als schadelijk. Dat geldt niet alleen voor de Reuzenbalsemien, maar ook voor  soorten als de Japanse duizendknoop en deze Reuzenberenklauw. Die staat sinds 2017 op de Unielijst van invasieve exoten. Dit betekent onder andere dat EU-lidstaten de plicht hebben om in de natuur aanwezige populaties op te sporen, te verwijderen, of zo te beheren dat verspreiding wordt voorkomen.

Deze plant, die van oorsprong uit de Kaukasus komt, is hier in de 19e eeuw als tuinplant geïntroduceerd.
Door menselijk toedoen, vind je het gewas vooral langs wegen en overige plaatsen die niet begraasd of bewerkt worden. Ook in natuurgebieden kom je hem steeds meer tegen.

De Reuzenberenklauw is herkenbaar aan de rode vlekken op de stengel.
Je moet hem niet verwarren met onze Gewone berenklauw, die hier van nature voor komt; deze heeft geen rode vlekken op de stengel en wordt slechts(!!!) 2 meter hoog. De gevolgen als je er mee in contact bent geweest,zijn ook minder heftig.

bladeren worden tot wel meer dan 3 meter lang
De reuzenberenklauw kan wel 5 meter hoog worden en dankt zijn naam aan de vorm van de bladeren, die wel iets weg hebben van een klauw en meer dan 3 meter lang kunnen worden!!. Deze bladeren met scherpe blad- punten maken de plant gevaarlijk voor de mens. Op de bladeren en stengel staan ook haartjes die de huid sterk irriteren. De plant scheidt daarbij een waterachtig sap af dat onder invloed van licht rode, jeukende vlekken op de huid veroorzaakt, die enkele uren later overgaan in een ontsteking van de huid met zwelling en blaarvorming.
Het effect is vergelijkbaar aan dat van carbolineum met zonlicht en het kan weken duren voordat het genezen is.

Men noemt ze niet voor niks het "bloeiend monster"........ Vermijd dus elk contact.

De plant bloeit in de maanden juni tot eind juli. De tot meer dan 80.000 bloempjes staan bijeen in schermen. Een plant kan daardoor meer dan 20.000 zaden produceren. Door de massa's kiemkrachtige zaden die de planten vormen, heb je al snel een heel bos reuzenberenklauwen, die je met moeite binnen de perken kan houden. Deze zaden kunnen tot 7 jaar lang hun kiemkracht behouden. Het is dan ook aan te raden de uitgebloeide bloemschermen tijdig weg te halen. Nog beter is het natuurlijk dat je ze bij de bestrijding niet in bloei laat komen, zodat zaadvorming voorkomen wordt. Jonge planten laten zich nog goed uitsteken.

Chemische bestrijding is tegenwoordig (gelukkig) verboden en maaien is natuurlijk een optie, maar dit soort bestrijding is niet vol te houden. Er is namelijk zowel bovengrondse als ondergrondse bestrijding nodig. Dit moet vooral gedaan worden bij eenlingen. Een eenling is een plant die nog niet in bloei is gekomen. Er is dus nog geen zaadbank ontstaan en zo voorkom je een haard (meerdere planten bij elkaar).In de vrije natuur handelt men in veel gevallen echter al gauw te laat.

Een prachtige exoot, maar een " bloeiend monster"..........

Onder natuurlijke omstandigheden, met natuurlijke begrazing, blijkt de reuzenberenklauw op den duur echter ook te verdwijnen. De soort verschijnt namelijk al vroeg in het voorjaar als een van de eersten en is dan een aangename voedingsbron voor tal van grazers. De plant is niet giftig en vooral schapen schijnen dol te zijn op de jonge planten. Op www.bandeberenklauw.nl kun je daar een paar leuke filmpjes van zien. Ook herkauwers als rund en hert zijn goed in staat het blad te verteren en eten er graag van. Door deze begrazing wordt hij consequent teruggezet in zijn ontwikkeling, met holle stengels tot gevolg. En juist in die holle stengels blijft regenwater staan, iets waar hij slecht tegen kan. Geef je de plant dus niet de kans uit te groeien tot een volwaardige plant, dan zal hij uiteindelijk vanzelf het loodje leggen.
Maar ook hier geldt: "voorkomen is beter dan genezen"

AANVULLING  januari 2021: Om beheerders bij de bestrijding te ondersteunen, is in oktober 2020 de Leidraad Beheer Reuzenberenklauw gelanceerd. Op de site OnkruidVergaat.nl is deze te downloaden. 

Als je de bloemen van deze schermbloemige van dichtbij bekijkt, zie je echter ook hoe mooi die zijn.
Berenklauw is net als de andere schermbloemigen, aantrekkelijk voor insecten.
Hoewel de bloempjes veel nectar bevatten, zijn het echter geen drachtplanten voor onze honingbijen.
Het zou aan de bedwelmende geur (anijs) en bepaalde eigenschappen van de bloempjes kunnen liggen. Andere insecten, zoals kevers en zweefvliegen ondervinden er niet veel hinder van en voelen zich blijkbaar wél aangetrokken tot deze plant.
 
Dat geldt ook voor de Gevlekte smalbok die je hier ziet. Deze kever, uit de familie boktorren, leeft van mei tot september en eet voornamelijk de bloemdelen. De kever is makkelijk te herkennen aan het langwerpige, naar achteren versmalde achterlijf en een gele kleur met donkerbruine tot zwarte vlekken. De soort imiteert zo wespen om aan belagers te ontkomen. Dit wordt ook wel mimicry genoemd.

dinsdag 22 juli 2014

Reuzenbalsemien; een "wolf in schaapskleren".

Toen een Reisreporter afgelopen week op de Columbusreissite een, voor haar onbekend mooi "bloempje" plaatste en er vele leuke reacties op kreeg, heb ik ietwat kritisch gereageerd. Niet wat de bloem betreft, want eerlijk is eerlijk, het is een prachtige plant. De bloemen zijn vrolijk van kleur en mooi om te zien. Het is ook een imposante plant, want deze eenjarige kan met gemak ruim 2 meter hoog worden.
Het ging er mij echter om te laten zien wat deze plant allemaal teweeg kan brengen.

De reuzenbalsemien is een verwilderde exoot die in Nederland tegenwoordig in veel natuurgebieden te vinden is. Het is familie van het vlijtig Liesje en zijn Latijnse naam is "impatiens glandulifera".
Impatiens betekent 'ongeduldig, geen aanraking duldend, gevoelig' en verwijst naar de rijpe vruchten van de balsemienen: bij aanraking springen deze open en worden de zaden met kracht weggeslingerd. Hij wordt daarom ook wel springbalsemien genoemd.

Je vindt de reuzenbalsemien onder andere langs de Saarsvenweg in Nederweert-Eind
Oorspronkelijk is de plant vanuit N. India/Himalaya via Engeland als tuinplant ingevoerd vanwege de prachtige bloem. Ook de aanplant als bijenplant door imkers heeft later bijgedragen tot de verspreiding.
Door laksheid, gemakzucht en onwetendheid van tuinliefhebbers is de plant door met name het dumpen ervan in de vrije natuur terecht gekomen en kan daar ongestoord zijn gang gaan.

Ook in de Koningssteen in Thorn vind je de soort
Reuzenbalsemien wordt momenteel bij DAISIE bij de 100 ergste Europese invasieve exoten gerekend. DAISIE ((Delivering Alien Invasive Species Inventories for Europe)is een database met informatie over meer dan 12.000 invasieve exoten, waaronder de top 100 van de meest schadelijke. Een groot internationaal team met experts update de database voortdurend.
Invasieve exoot is een biologische term waarmee een soort wordt aangeduid, die al dan niet opzettelijk buiten zijn natuurlijke verspreidingsgebied is terecht gekomen. Het betreft dieren, planten en micro-organismen die door menselijk handelen in een nieuw gebied terechtkomen en die door vestiging en verspreiding schade veroorzaken en een bedreiging vormen voor de biodiversiteit.
Dan kun je bijvoorbeeld ook denken aan de Amerikaanse vogelkers, de Pallas eekhoorn en het veelkleurig lieveheersbeestje.

Daarnaast zijn er invasieve exoten die gezondheids- problemen bij mensen (bijv. de tijgermug),of economische schade (bijv. de muskusrat) kunnen veroorzaken. De Europese Unie geeft jaarlijks minstens 12 miljard euro uit aan maatregelen om de verspreiding van invasieve soorten onder controle te houden en de schade die zij veroorzaken, te herstellen!!!!

Het merendeel van de exoten vormt geen probleem. Ik denk bijvoorbeeld aan de tomaat en de aardappel die vanwege de ontdekkingsreizen ooit in Nederland terecht kwamen. Ook de meeste naaldbomen, (o.a. Douglas en zilverspar), zijn exoten en zijn in de 17e en 18e eeuw probleemloos geïmporteerd voor de houtproductie.
Maar de reuzenbalsemien is dus een heel ander verhaal. Hij verdringt op steeds meer plaatsen onze inheemse soorten en roeit in bepaalde gebieden zelfs kwetsbare soorten uit.
Waar hij verschijnt, verdwijnt zelfs de brandnetel, dus dat zegt al heel wat...

Prachtige bloem, met daarboven zaaddozen.
Hoewel deze eenjarige plant in de tuin nog door schoffelen of uittrekken "binnen de perken blijft", is hij in de vrije natuur een gruwel voor de natuurliefhebber. Begrazing heeft wel enig effect, maar maaien en uittrekken zijn de meest effectieve methoden bij de bestrijding. De zaden blijven immers maar een flink jaar kiemkrachtig. Belangrijk is dan wel het tijdstip van de uitvoering, namelijk wanneer de eerste bloemen in bloei staan. Maar het is eigenlijk onbegonnen werk en hij is daardoor dan ook moeilijk uit te roeien.
Een plaag voor velen, want door deze woekeraar worden ook investeringen in natuurinrichting en soortbescherming vaak teniet gedaan.

De prachtige bloem van deze "wolf in schaapskleren".......
De plant heeft mooie, opvallende 2-5 cm grote bloemen, die van juli tot september bloeien met een lila, roze of lichtgele tot witte kleur. Het is met al zijn schoonheid “een wolf in schaapskleren”.
Nadat de bloem is uitgebloeid ontstaat er een zaadlob die 4 tot 20 zaadjes kan bevatten. Zo maakt één reuzenbalsemien elk jaar ca. 800 zaadjes. En dan beginnen de problemen. Als de zaadlob op springen staat, gaat hij open als hij zachtjes wordt aangeraakt. Een regendruppel is al genoeg om de zaadjes met behulp van een ingenieus schietsysteem tot wel 7 meter “weg te schieten” zodat hij zich steeds verder kan verspreiden en dat maakt hem berucht in de vrije natuur.
Hij heeft (tot nu toe) vrij spel in de natuur en er is niets of niemand die hem afremt.

Een van de voorwaarden om het "gevecht" tegen invasieve soorten te kunnen winnen, is het publiek bewuster maken van deze problematiek. De reuzenbalsemien kan nog steeds overal gekocht worden, maar de verkoop of aanplant wordt ontraden en in België heeft de professionele groensector zelfs een gedragscode ondertekend, waarin de sector zich verbindt de plant niet meer aan te planten of te verkopen.

Een nimf van de groene stinkwants leeft van de plantensappen.

In mijn volgende blog wil ik aandacht besteden aan een andere opvallende en imposante invasieve exoot.
Het betreft de reuzenberenklauw,die ook wel toepasselijk "bloeiend monster" wordt genoemd.

maandag 21 juli 2014

Brede wespenorchis

In mijn vorige blog over het Koorsven, vertelde ik dat de kleine plas aan het oog onttrokken wordt door een hoge en dichte bosschage, waar met name vanwege de ruige ondergrond met braam, hop en brandnetel bijna niet doorheen te komen is.

Het was dan ook opmerkelijk dat ik er verschillende forse in bloei staande breedbladige - of brede wespenorchissen tussen de begroeiing aantrof. De brede wespenorchis vind je op beschaduwde plaatsen in bossen en kreupelhout, met onbewerkte en onbemeste, goed doorluchte, humeuze grond.
Hoewel je het niet zou verwachten, zijn deze voorwaarden blijkbaar toch bij het Koorsven aanwezig.

Als je bedenkt dat er ook nog eens bepaalde bodemschimmels in de grond aanwezig moeten zijn om het zaadje te kunnen laten kiemen en tot wasdom te laten komen(symbiose), is het toch een duizendste tref, dat je deze plant bij het Koorsven aantreft. De zaadjes kun je niet eens zien, want ze zijn als stof zo klein.
De natuur blijft me, wat dat betreft, verrassen.
Eenmaal aanwezig, kan de plant zich vaak uitbundig verder verspreiden door het uitgebreide wortelstelsel.

De brede wespenorchis is met zijn kleine bloemen een weinig opvallende, weinig kleurrijke verschijning.
Als je de moeite neemt ze eens goed te bekijken, zie je echter hoe mooi ze is.

De bloemkleur varieert nogal. Sommigen zijn geheel groen, andere hebben een hoofdkleur rood, wit of geel of hebben een ingewikkelde gemêleerde kleuring met rood, lila, wit, bruin en groen.
Het 'brede' slaat op de bladeren, die een stuk breder zijn dan de andere soorten uit het geslacht.

Foto van 30 mei in de kanaalzone aan de Kempenweg
In het begin van het bloeiseizoen is de bloemstengel aan de top omgebogen en bij optimale omstandigheden kan hij een uiteindelijke hoogte van wel 80 cm bereiken.

Foto van 16 juli in de kanaalzone aan de Loozerweg
Het kan wel een jaar of drie duren voor je kunt zien dat er een orchideeënplant aan het komen is en nog meerdere jaren voor de plant voor het eerst tot bloei komt. De schimmels zijn gevoelig voor verandering en verstoring. Vervuiling, in de grond wroeten en kunstmest kunnen alles dan ook bederven. Het zou toch jammer zijn als dat hier ook zou gebeuren, want hoewel het in Nederland de meest voorkomende soort is, zie je ze hier niet zo vaak. Of misschien beter: ze zijn er wel, maar ze vallen niet zo op.

De brede wespenorchis is aangewezen op bestuiving door (de gewone en Duitse) wespen, wat meteen ook zijn naam verklaart. De nectar schijnt gemakkelijk te fermenteren en daardoor lichtjes alcoholisch te zijn. Het gevolg hiervan is, dat de wespen als het ware gedrogeerd raken en met plezier terugkomen naar de plant.

dinsdag 15 juli 2014

Koorsven

Recreatiegebied de IJzerenman ligt globaal tussen de Zuid-Willemsvaart (noorden), de stadsrand van Weert in het oosten, de Diesterbaan (zuiden) en de Herevennenweg aan de westkant.
Behalve de Grote- en Kleine IJzerenman liggen in het gebied nog enkele vennen, zoals het Geurtsven, Eendenven en Zwanenven. Minder bekend is het Koorsven, dat ten zuiden van de Grote IJzerenman in het gedeelte met landbouwgronden ligt. Om precies te zijn tussen de Koorsvenweg en Natuurcamping Wega.

Huidige waterhuishouding IJzerenmangebied
Tot 1850 was het IJzerenmangebied een stuifzand- gebied met hei, moeras en vennen.
Gaandeweg werden stukken daarna beplant met productiehout (voornamelijk dennen).
De grote plas is ontstaan tussen 1910-1913. Het zand is gebruikt voor het maken van de spoordijk Eindhoven-Weert. Alle ‘beken’ en watergangen door het gebied zijn door de mens gegraven, om in eerste instantie de stad en daarna de vennen, plassen en het achterliggende (landbouw)gebied steeds van voldoende water te voorzien.

Omdat bij lage grondwaterstanden de plassen en vennen deels of soms zelfs helemaal droog vielen, is een waterinlaattraject gemaakt, dat water uit de Zuid-Willemsvaart aan- voerde naar het IJzerenmangebied. Het inlaatwater werd gebruikt om de vennen op peil te houden en beken zoals de Meilossing/Weteringbeek in het achterliggende landbouwgebied van water te voorzien.

Weteringbeek bij het Hertenkamp
De Weteringbeek stroomt vanaf het Geurtsven onderlangs Hertenkamp en IJzeren Man richting Meilossing.
(* mei= mede of made en betekent weiland).  Hier watert de beek af op de Meilossing, die zijn oorsprong vindt aan de Kruisbergerweg.
De Meilossing stroomt via de Molsbeereberg door Altweerterheide en watert af op de Dijkerpeelbeek.

Voeding Weteringbeek richting Geurtsven
Door inlaat van kanaalwater, dat rijk is aan voedingstoffen (o.a. stikstof en fosfor), liet de waterkwaliteit in de vennen en plassen steeds meer te wensen over en om dit te beëindigen, is men ongeveer 10 jaar geleden begonnen met het aanpassen van de waterhuishouding; het Eendenven, het Geurtsven en het Zwanenven zijn “autonoom” gemaakt door de aftakkingen vanuit de Weteringbeek en alle onderlinge verbindingen af te sluiten. Het water in de vennen is dus grondwater en regen- water. Als het waterpeil in de vennen te sterk daalt, kan men per ven water inlaten. Ik vraag me af, of het inlaten van het minder voedselrijke water van de CZW (het Blauwe meertje) misschien een optie is?

Ook het Koorsven is afgesloten van de aanvoer van water door een aftakking van de Weteringbeek.  Koor(t)s is afgeleid van het Germaanse * hrîdan , wat rillen of beven betekent. Dit zou er op kunnen wijzen dat het ven vroeger in een gebied lag met een onstabiele en drassige bodem.

Geleidelijke verlanding van de waterloop tussen de Natuurcamping en het Koorsven
Waterloop met rechts het Koorsven en links de natuurcamping
Door de ingreep heeft de watergang tussen Natuurcamping en Koorsven nu geen doorvoerfunctie meer en is als primaire watergang vervallen. Je ziet dan ook dat de waterloop daar langzaam aan het verlanden is.
Het ven is uitgebaggerd en wordt zo voorzien van gebiedseigen grondwater en regenwater.
Het is nu bedoeld als amfibiepoel.

Koorsven achter het maisveld, gezien vanaf de Voorhoeveweg
Koorsven geheel omgeven door een dichte bosschage en mais
Blijkbaar heeft men de grond waarop het ven zich bevindt om de een of andere reden (nog) niet kunnen aankopen. Deze grond wordt al jaren gebruikt om mais of aardappelen op te planten. Niet erg bevorderlijk voor een goede ontwikkeling van het ven. Zeker als je bedenkt dat voor deze gewassen vaak gespoten wordt.

Er is bijna geen doorkomen aan
Het ven is nagenoeg onbereikbaar vanwege de brede rietkraag
Het perceel met het ven is afgemaakt met prikkeldraad en men heeft er beplanting om aangebracht. Het zijn voornamelijk berken en populieren, maar ook groeit er o.a. grauwe wilg, vuilboom en meidoorn. Terwijl het ven voorheen in een weiland lag en met name gebruikt werd als drinkplaats voor het vee, ligt het nu midden in een maisveld en is helemaal aan het oog onttrokken door de hoge en dichte bosschage. Vanwege de ruige begroeiing met braam, hop en brandnetel is er bijna geen doorkomen aan.
Dit alles is niet erg bevorderlijk voor een goede ontwikkeling van het kleine Koorsven.

Het is des te opmerkelijker, dat ik er toch nog verschillende forse in bloei staande breedbladige - of brede wespenorchissen tussen de begroeiing aantrof. In een volgende blog wil ik hier wat meer over vertellen.

In het “Uitvoeringsplan waterplan IJzeren Man" (2004) wordt vermeld dat de begroeiing in het “ven” in 2003 bestond uit onder andere ridderzuring, cyperzegge, tandzaad, pitrus, perzikkruid, lisdodde, bitterzoet, riet, vergeet-mij-nietje en biezen. Door de laatste ingreep is de oever nu voornamelijk begroeid met riet en zie je hier en daar nog wat cyperzegge, mattenbies, zuring en in het water wat plukjes drijvend fonteinkruid.

Er zitten kikkers in, wat hier en daar merkbaar is aan het geplons, maar het is zeker geen “kikkerparadijsje”. Er is mijns inziens door deze ingreep eerder sprake van een verarming dan verrijking.

Om het ven voor de mens, de flora en fauna aantrekkelijker te maken, moet in de eerste plaats de grond er omheen aangekocht en opnieuw ingericht worden en het nodige gedaan moeten worden aan de onaantrekkelijke beplanting om de plas.

woensdag 9 juli 2014

Weerter Bos, juli 2014

Op de site van waarneming.nl zag ik dat de afgelopen weken zowel de witte- als de zwarte ooievaar zijn gesignaleerd bij het retentiebekken op 't "Krieëtje" (Laarderheide). Ik was al daar een tijd niet meer geweest, dus dit was een mooie gelegenheid om er nog eens naar toe te gaan en er een glimp van proberen op te vangen.

Bij de plas achter de Daatjeshoeve zag ik hem inderdaad. De witte ooievaar dus. Weliswaar op een dusdanige afstand (ruim 100 meter) dat ik er geen fatsoenlijke foto van kon maken, maar toch bijzonder genoeg om te plaatsen, want dit is iets wat je niet dagelijks tegen komt in onze omgeving. Ik heb niet geprobeerd dichterbij te komen, want ik wilde de vogel niet storen. Toch een teken dat het goed gaat met de ontwikkelingen in het Weerter Bos.

Het Rietven, met achter de bomenrij het niet zichtbare nieuw aangelegde retentiebekken
Daarna ben ik gaan kijken bij het Rietven, dat men vorig jaar heeft opgeschoond en waar men ook een groot retentiebekken heeft aangelegd. Door het herstel van de vennen wordt weer gezorgd voor een sponswerking en een bufferende werking; na het vol lopen van het meest hoog gelegen ven stroomt water langzaam naar het volgende. Er ontstaat een heel systeem van doorstroomvennen in het Weerterbos en het water verlaat pas na langere tijd, en geleidelijk, het gebied.

Ik was gewaarschuwd voor de vele muggen, maar daar had ik geen last van. Wel is het oppassen geblazen voor teken, want daar bleek ik er verschillende van te hebben meegenomen, zo bleek bij thuiskomst.

Geen ooievaar te zien, maar ik “struikelde” bij wijze van spreken, over de talloze koevinkjes.
Het is een algemene standvlinder op de zandgronden van Zuid- en Oost-Nederland en in de duinen.
Een vreemde naam eigenlijk voor een vlinder. Het is dan ook niet helemaal duidelijk hoe het koevinkje aan die naam komt, maar het heeft er mogelijk mee te maken dat ze vaak in de overgang van grasland naar bos of een houtwal zitten, de plekken waar de koeien zich 's zomers ook vaak ophouden, omdat daar schaduw is. Het mannetje is bijna zwart, het vrouwtje is lichter van kleur en daardoor kun je de “gouden”oogjes bij haar beter te zien als ze haar vleugels heeft dichtgeklapt.

Door vlinderwacht Harrie Vossen en een groep enthousiaste vrijwilligers is in het Weerterbos door gericht onderzoek en prima kleinschalig beheerwerk, zoals het openhakken van paden, hakhoutbeheer en ontwikkelen van geleidelijke bosranden, het leefgebied van verschillende soorten zoals het bontdikkopje, spiegeldikkopje en de kleine ijsvogelvlinder behouden en verbeterd.

Ik heb helaas geen dikkopjes gezien, maar wel vond ik op een zonnig plekje op een pad de kleine ijsvogelvlinder. De kleine ijsvogelvlinder is een echte bosbewoner. Deze vlindersoort, die op de Rode Lijst Dagvlinders staat, heeft het overal moeilijk door de verdroging en het dichtgroeien van bos. Het reageert dan ook heel goed op meer licht in het bos. De vlinders leven eigenlijk vooral hoog in de bomen, maar komen 's morgens naar beneden om te "drinken" van mest, rottende vruchten of vocht van de grond. Vandaar dat je ze vaak op zonnige en vochtige bospaden aantreft. De rups van de kleine ijsvogelvlinder leeft uitsluitend op kamperfoelie in vochtige halfopen loofbossen en dat is in het Weerter bos in voldoende mate voorhanden.

Op de terugweg natuurlijk ook nog even naar het Koolespieëlke geweest. Wat is dit toch een prachtig vennetje geworden. Ik heb er in een eerdere blog al een en ander over verteld.

Aan de rand van het ven vond ik er rijkelijk groeiende en bloeiende moerashertshooi. Het is een plant van ondiep water en periodiek droogvallende, matig voedselarme grond. Hertshooi betekent " hard hooi" . De plant heeft die naam te danken aan de harde en houtige stengels, die behaard zijn. Zoals je kunt zien wordt de plant slechts enkele decimeters hoog en heeft kleine gele bloemetjes. De soort staat op de Nederlandse Rode lijst van planten als vrij zeldzaam. Ook bij het Koolespieëlke is sprake van een goede natuurontwikkeling.

Vlak bij de Daatjeshoeve zag ik nog meer vlinders, waaronder dit verliefd stel. Deze twee zwaargewichten hadden het zo druk met hun zorg voor het nageslacht, dat ze constant moesten blijven fladderen om hun evenwicht te bewaren en niet van de wilde haverstengel te vallen. Gevolg is dat de vleugels zo wat onscherp zijn geworden op de foto, maar ik vind het zo’n bijzondere pose dat ik die toch plaats.

Het is de diepblauwe phegeavlinder, ook wel melkdrupje genoemd. Een onhandige niet al te snelle fladderaar. Dat heeft ongetwijfeld met zijn robuuste lijf te maken. De spanwijdte van de vlinder is tussen de 35 en 40 millimeter. Het is heel bijzonder dat je deze dagactieve nachtvlinder alleen in de grensstreek van Limburg en Brabant aantreft. Volgens Vlindernet komt ie ook nog voor in de buurt van Bergen op Zoom.
In de rest van Nederland is hij vrij zeldzaam. De reden is mij onbekend. Ik heb deze vlinder in elk geval voorheen nooit eerder gezien, maar sinds een aantal jaren zie je hem hier soms zelfs in grote aantallen.

Aan de bosrand zag ik verder nog de gehakkelde aurelia op een braamstruik. Het is een algemene standvlinder die verspreid over het hele land voorkomt. Hij wordt zo genoemd vanwege de achterrand van zowel de voor- als de achtervleugel die sterk is gekarteld. Met dichtgeklapte vleugels lijkt de vlinder op een dor blaadje, dus wanneer hij zo tussen verdord of afgevallen blad zit, is hij uitstekend gecamoufleerd.
Ook deze vlinder houdt van bosranden en open plekken in het bos. Met de dagpauwoog, atalanta, kleine vos en landkaartje is hij een van de "brandnetelsoorten" onder de dagvlinders, waarvan ook de rupsen vooral op de brandnetel te vinden zijn. De volwassen vlinder voedt zich met nectar van bijvoorbeeld akkerdistel, braam en koninginnenkruid.

zondag 6 juli 2014

Gewoon en toch bijzonder

Vaak zijn we meer geïnteresseerd in grote en vooral opvallende dingen en letten we niet op het kleine en onopvallende in de natuur. Daar zitten echter ook veel schoonheden tussen.

Ik plaats sinds 2008 foto's van onze vakanties in het buitenland op de reissite van Columbus onder mijn naam GeervanneSmeed, maar ik laat ook vaak foto's uit mijn eigen omgeving (Weert natuur dus) zien.
De boodschap die ik meegeef is, dat je niet ver hoeft te gaan om al dat moois in de natuur te ontdekken.
Ik sta er vaak versteld van hoe weinig mensen kijken naar "gewone" dingen in hun eigen omgeving.
Zo plaatste ik onder andere op die site deze bloem, die eigenlijk zo gewoon is, dat we het niet (meer) zien.
Ik was benieuwd wie me kon vertellen welke bloem dit is. Een klein tipje van de sluier wilde ik nog wel oplichten: de plant groeit ook in het wild in de cordilleras van Chili en Bolivia en is familie van de tomaat...
Er reageerden 21 mensen op deze foto en er waren er welgeteld 3 die wisten welke plant dit is!!!

Mocht je het ook niet weten, lees dan maar eens de anekdote waarin staat welke plant het is.

Ook voor dit plantje hoef je niet naar het buitenland. Je zult het plantje, dat nu in bloei staat, misschien herkennen, omdat je het ook tegen komt in de tuincentra, maar deze kleine zonnedauw vind je ook in onze eigen omgeving. De soort staat op de Nederlandse Rode Lijst van planten als algemeen voorkomend, maar is sterk afgenomen en wettelijk beschermd. Het plantje vormt een bladrozet met een doorsnee van ca. 5 cm en met een hoogte van 2 tot 10 cm stappen we er meestal overheen, of (in het ergste geval) op...
Als je de moeite neemt om eens door je knieën te zakken zie je hoe bijzonder dit prachtige plantje is.

De vleesetende kleine zonnedauw lokt, vangt en verteert kleine insecten door een glinsterend, kleverig druppeltje ( de dauw) aan de klierhaartjes, die op het uiteinde van de blaadjes zitten. Als een insect op het blad landt, kleeft het vast en het blaadje rolt zich vervolgens langzaam op om de prooi te verteren.
Op de foto zie je een gevangen knutje, een gaasvliegje en een galwespje. De prooi dient om de plant te voorzien van voedingsstoffen (o.a.stikstof), die niet in de bodem voorkomen waar de planten leven.
De meeste zonnedauw vind je in moerasachtige gebieden en natte, zure heidevelden.

Het onopvallende zandblauwtje is een plantje van de droge, schrale zandgrond, waar je het vaak vindt in de berm tussen het gras of op open plekken. Op te voedselrijke grond zal het wegkwijnen. Hoewel het niet erg op valt is, is het een prachtig plantje, maar dat zie je pas als je de moeite neemt het eens goed te bekijken.
De fijne blauw gesteelde bloempjes vormen een kogelrond bloemhoofdje. De meeldraden en de stamper moet je dan ook bij de witte uiteinden zoeken. (Groningers geven dit plantje niet voor niks de naam "trommelstokken"). Het plantje wordt vooral door de korttongige wilde bijen (o.a. zandbijen) bezocht. Je zou niet verwachten dat het behoort tot de klokjesfamilie, want het lijkt eerder tot de composieten (zoals paardenbloem) te behoren. Het hebben van melksap wordt echter als onderscheidend kenmerk aangegeven.

Moerasrolklaver bloeit met gele of rood aangelopen bloemen en kleurt van juni tot augustus de water- kanten en open plekken op vochtige tot natte grond en bij zandafgravingen. Hij onderscheidt zich hiermee van de gewone en kleinere rolklaver die juist op drogere (zand)grond en in de duinen groeit.
Hij groeit zo uitbundig dat hij soms alle lage en half hoge planten overgroeit. Het is een echt insecten- vriendje en het gonst er dan ook van de vele bezoekende vlinders, wilde bijen, hommels en honingbijen die deze vlinderbloemige graag bezoeken vanwege de nectar en stuifmeel.

In het Weerter Bos zie je op veel lichte en halflichte plaatsen en aan de rand van bosschages de wilde kamperfoelie. Of beter, je ruikt 'm (als je tenminste wat later op de dag gaat). Heerlijk..... Ook insecten, met name hommels en vlinders, merken dat op en komen er op af. Omdat de bloembodem diep ligt kunnen bijen er niet bij. De hommels "breken in" bij hun bezoekjes overdag, maar het zijn vooral de nachtvlinders die er, vanwege hun lange roltong, van kunnen snoepen. De soort heeft roomwitte tot geelachtige bloemen, maar als ze in het volle zonlicht staan, zijn ze vaak aan de buitenkant ook wat rood gekleurd.

Het groot kaasjeskruid of malva komt veel voor in de bermen van wegen. Van oorsprong afkomstig uit zuidelijke streken, ingevoerd voor medische doeleinden of als sierplant en vervolgens verwilderd. Bij kaasjeskruid worden met kaasjes de vruchtjes bedoeld. De zaaddozen met 5 of meer pitten hebben de platronde vorm van onze Goudse kaas. Zo wordt tenminste beweerd. Meestal zie je ze in paars of rozerood met donkerder strepen. Echter zelden in het wit....

Het wit vijfdelig kaasjeskruid - Malva alcea alba, dat ongeveer 60 cm groot kan worden, is in de vrije natuur vrij zeldzaam. Het is waarschijnlijk een mutatie van de paarse, hoewel ook de blaadjes een stuk kleiner zijn. De bloemen zijn als van de dunste fijne witte zijde die je kunt bedenken, of van zacht verfrommeld crêpepapier. De bloem heeft veel weg van de hibiscus, die inderdaad ook tot dezelfde familie (malva) behoort.Groot kaasjeskruid wordt bezocht door grote aantallen bijen en ook vlinders.

Veel gemeentelijke plantsoenendiensten zaaien wegbermen jaarlijks in met bloeiende planten.
Weert, als groenste stad van Nederland en Europa, blijft hierin natuurlijk niet achter en menig wegberm ziet er momenteel dan ook prachtig uit.

Deze foto is gemaakt in de kleurrijke berm aan de Eindhovense Weg. Het zacht roze kaasjeskruid valt daar op, omdat hij met zijn koppie boven het “maaiveld” uit komt. Dat is ook de reden dat hij zich gemakkelijk vermeerdert in de daaropvolgende jaren. De soort die je ziet is een gekweekte variant (een cultivar).
Het groot kaasjeskruid is nectarplant voor bijen en hommels en waardplant voor o.a. de distelvlinder.
In Weert wordt ie ook wel “patersbruuëdje” genoemd, omdat het zaadomhulsel veel lijkt op een bonnet (het typische vierkante hoofddeksel van een priester) en de zaden lijken (met wat fantasie) op een plat broodje....

Ik heb de afgelopen tijd met mijn nieuwe camera al heel wat close-ups van "gewone" planten gemaakt en je zult de volgende blogs er dan ook regelmatig een tegen komen. Deze foto is voor vandaag de laatste .

Ook deze struik loop je zo gemakkelijk voorbij, want het is maar een vlier.... Hij is zóóó gewoon en valt daardoor niet op. Hij heet dan ook officieel de "Gewone Vlier". Toch heeft de vlier (muskuskruidfamilie) een prachtige bloem, maar je moet even de moeite nemen die eens wat dichterbij te bekijken.
Ik herinner me hem vooral uit mijn jeugdjaren, omdat je er (na het merg er voorzichtig uitgepeuterd te hebben), een klakkebuis en een fluitje van kon maken. Was je weer een middag zoet en kon je samen met je vriendjes gaan flierefluiten.....

Blogarchief