Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


zondag 29 oktober 2023

Herfst 2023.......Paddenstoelentijd deel 4: Van alles wat

Ik wil deze post beginnen met een bijzondere soort die precies 10 jaar geleden de "Paddenstoel van het jaar" was; de Hanenkam of Catharel. Het is een van de slechts 7 soorten uit de familie Cantharellaceae. De soort wordt ook “Dooierzwam” of op z'n Frans “Girolle” genoemd. Het is een eetbare paddenstoel met een licht peperachtige smaak. Door deze pepersmaak, zijn lange houdbaarheid en goede herkenbaarheid is het (helaas) een geliefde paddenstoel voor wildplukkers, ondanks dat hij ook als gekweekte soort in de winkel gekocht kan worden. En daar is het zonder ongedierte..........
Hanenkam (helaas aangevreten, dus minder mooi)
De HANENKAM (Cantharellus cibarius) komt tegenwoordig veel minder voor dan in het verleden. Dat is niet alleen vanwege het overmatig plukken ervan, maar waarschijnlijk ook door verzuring, stikstof en vermesting. Hij staat dan ook op de Rode Lijst in de categorie “kwetsbaar” en staat symbool voor de grote achteruitgang van veel soorten paddenstoelen vanaf de vijftiger jaren van de vorige eeuw. 
 Hoewel hij op zure zandgrond in naald- en loofbossen (vooral bij eik, maar ook bij den, beuk en berk) van juni tot oktober nog vrij algemeen schijnt voor te komen, heb ik er al de nodige jaartjes tevergeefs naar uit gekeken. Eindelijk heb ik er  een paar weken geleden voor het eerst een paar gevonden. 
 De 3-10 cm brede hoed van de hanenkam is in de jeugd bolvormig, maar wordt later (ondiep) trechtervormig met een wat ingerolde rand. 
De kleur van de hoed varieert van wittig tot dooiergeel, felgeel en een enkele keer zelfs oranje. De dooiergele lijsten (de adervormige plooitjes) aan de onderkant van de hoed zijn onregelmatig gevorkt en lopen ver op de steel af. De 3-8 cm lange steel heeft de kleur van de hoed en wordt naar beneden smaller. Het witte vlees heeft de geur van abrikozen. 
Valse hanenkam
 Verwisseling kan plaatsvinden met de VALSE HANENKAM (Hygrophoropsis aurantiaca), die onsmakelijk is, maar niet giftig. Deze paddenstoelen zijn oranjegeel en soms zelf diep-oranje, maar zij kunnen ook bleker zijn, wat verklaart dat zij door leken verwisseld worden met de echte Hanenkam.
Hét verschil zit ‘m echter in lamellen in plaats van de smalle lijsten aan de onderkant.
Je kunt HIER meer lezen over deze Valse hanenkam.
Bruine bundelridderzwam
De BRUINE BUNDELRIDDERZWAM (Lyophyllum decastes)  is een paddenstoelsoort die leeft van de afbraak van dood plantaardig materiaal en in dichte en vaak omvangrijke bundels bij elkaar groeit op het zand. De paddenstoel verschijnt dikwijls op grazige plaatsen aan bosranden, op open plekken, in wegbermen, parken en tuinen. Hij gedijt goed op bodems die door menselijk ingrijpen zijn verstoord. De hoed is licht of donker bruingrijs van kleur en kan een diameter van 5 tot 12 cm bereiken. 
Bij jonge exemplaren is de rand omgekruld.

 De plaatjes aan de onderkant zijn wit of cremekleurig en staan dicht opeen. Ze zijn uitgebocht aangehecht aan de steel. Bij veroudering nemen ze een grijze of vleeskleurige tint aan. De steel is taai, witachtig en aan de basis meer bruinig getint, daar is hij vaak smaller dan hogerop. 
De wetenschappelijke soortnaam decastes betekent "in tientallen".  De genusnaam lyophyllum is van twee Griekse woorden afgeleid: het voorvoegsel lyo-, dat "los" of "vrij", en het woord phyllon dat "blad" betekent. Vermoedelijk heeft dit betrekking op het feit dat de paddenstoelen niet op hout groeien, maar "los" op de grond, tussen afgevallen bladeren of gras. 

Bruine bundelridderzwammen worden beschouwd als eetbare en smakelijke paddenstoelen. Echter alleen de hoeden kunnen worden gebruikt (dus niet de stelen). De paddenstoel wordt voor dit doel ook gekweekt op compost, o.a. in Mexico en Japan. 
Bleke borstelkurkzwam
De BLEKE BORSTELKURKZWAM (Trametes trogii) is een schimmel behorend tot de familie Polyporaceae. Polyporaceae is een grote familie van schimmels behorend tot de orde van Polyporales. Het is een omvangrijke familie met in totaal 1750 soorten en 141 geslachten. Daar horen bijvoorbeeld elfenbankjes, echte tonderzwam, roodporiehoutzwam en dennenvoetzwam bij, De meeste soorten parasiteren op dood hout. De Bleke borstelkurkzwam leeft saprotroof op dode stammen en dikke takken van loofbomen met relatief zacht hout zoals populier en wilg. 
Hij lijkt wel wat op het Ruig elfenbankje, maar de vruchtlichamen zijn zoals je ziet aanmerkelijk forser, tot 12 cm breed en 1-3 cm dik. Deze bleke borstelkurkzwam kun je met name aantreffen op zachte houtsoorten, meestal populier en wilg. Er zijn echter ook waarnemingen bekend bij andere soorten loofbomen (esdoorn, berk, beuk, eik en iep). 
Ze staan vaak dakpansgewijs boven elkaar. Het hoedoppervlak is droog, borstelharig, licht bruin en niet gezoneerd. Jonge vruchtlichamen zijn behaard. Bij oudere worden klonten gevormd, waardoor het vruchtlichaam een ruw uiterlijk krijgt. De hebben een lengte van 1 cm. De bleek beige poriën zijn iets hoekig tot doolhofachtig en hebben een diameter van 1 mm (15 a 20 per cm). Het vruchtvlees is ongeveer 1 cm dik, ook bleek beige en stevig kurkachtig, maar meer vezelig meteen onder het hoedoppervlak. 
Aan de onderkant zie je buisjes met  grove, onregelmatige poriën, crèmekleurig tot bruinachtig. In Nederland komt hij algemeen voor. Hij staat niet op de rode lijst en wordt niet bedreigd. De soort lijkt sterk op de zeldzamere bruine borstelkurkzwam. Maar daarvan is het vlees bruin en bij de bleke is dat bleek. Met een KOH-reactie kleurt het bij de bruine borstelkurkzwam tijdelijk zwart en bij de bleke vindt er geen verkleuring plaats.
kussenvormige houtzwam
De latijnse naam voor deze KUSSENVORMIGE HOUTZWAM is "Skeletocutis amorpha" en is als volgt uit te leggen: Skeletocutis = skeletachtige huid, Amorpha =vormloos. Dat skeletachtige kan ik niet ontdekken, maar vormloos is duidelijk als je de vele vormen bekijkt. Er is geen steel aanwezig. 
 In Nederland komt de kussenvormige houtzwam algemeen voor. Hij staat niet op de rode lijst en is niet bedreigd. Deze paddenstoel is giftig. De grijswitte, golvende consolevormige hoed heeft soms een wat rimpelig oppervlak. De hoedhuid reageert intens violet op KOH = Kaliumhydroxide. dat is een chemische stof die gebruikt wordt in producten, zoals schoonmaakmiddelen, cosmetica.  
De vruchtlichamen kunnen gemakkelijk worden losgemaakt van het substraat als geheel, maar zijn van zichzelf taai kraakbeenachtig gelatineus. De Kussenvormige houtzwam behoort in de Houtzwammentabel tot de buisjeszwammen zonder korst, waarbij de buisjes niet gelaagd zijn. In die groep zit bijvoorbeeld ook de Zwavelzwam * en de Vermiljoenhoutzwam *. De kleine ronde, witte poriën, verkleuren later wat oranjeroze achtig. Ook bij druk of beschadiging kleuren de poriën oranje. (Op de foto goed te zien). 
*Wil je meer over de Zwavelzwam en/of Vermiljoenhoutzwam weten, klik dan even op de namen.
kogelwerper of sterrenbol
Een heel bijzondere soort die we vorig jaar al vonden in de Tungeler Wallen, maar die ik nog niet geplaatst had, is deze KOGELWERPER (Sphaerobolus stellatus) of Sterrenbol. Dit paddenstoeltje, met slechts een doorsnede van 1 tot 3 mm, komt in Nederland (nog) algemeen voor, maar staat op de rode lijst in de categorie "gevoelig". Vanwege het formaat is het een tref als je het vindt. Dat is dan altijd op vochtig vermolmd loof- en naaldhout, soms ook op plantenresten of mest. 
Het heeft zonlicht en vocht nodig om te groeien. De vruchtlichamen ontwikkelen zich echter niet meer wanneer temperaturen hoger worden dan 25 graden. Je vindt hem dan ook vooral bij koel voorjaars- en najaarsweer in een temperatuurbereik tussen 10 en 20 graden Celsius. 

Ze komen vaak in grote groepen voor, maar omdat de vruchtlichamen zo klein zijn, vallen ze nauwelijks op. Het is een schimmel dat behoort tot de orde Buikzwammen (Gasteromycetes). Tot deze orde behoren ook bijvoorbeeld de aardsterren en  nestzwammetjes.
 Het jonge wit viltig tot okergelig vruchtlichaam  is gesloten nog kogelvormig. De kogelwerper hoopt vloeistof op in zijn rijpende vruchtlichamen. Het vocht wordt in het vruchtlichaam verder opgehoopt zodat het open barst. Het splijt sterrvormig open in 5 tot 9 goud- of oranjegele slippen waardoor een bruinzwart bolletje (met daarin de sporen), zichtbaar wordt.  
Enkele uren na dit proces worden de rijpe sporen de lucht in geschoten en dat in de richting van het sterkste licht. De sporen hebben een kleverige laag waardoor ze zich vasthechten aan alles waarop ze landen. De kogelwerper kan het kogeltje afschieten tot een hoogte van vier meter en een afstand overbruggen van vijf meter. Nadat het bolletje is weggeschoten, blijft er een glazig wit, bol, omgeklapt vlies achter.
troskalknetje
Op 14 oktober, twee posts geleden , heb ik een aantal myxomyceetjes geplaatst, maar daar zat dit TROSKALKNETJE (Badhamia utricularis) niet bij. Het komt wereldwijd voor en is ook een algemene soort in Nederland, maar pas afgelopen week zag ik het bij toeval voor het eerst. Hoewel het misschien niet zo lijkt is het namelijk erg klein. De vruchtlichamen bereiken een diameter van slechts 0,4 tot 1,5 millimeter en een lengte van één tot twee millimeter.

Met gevaar voor eigen leven trotseerde ik de vele glad geworden, dode en met mos begroeide stammen, maar uiteindelijk lukte het om er een redelijke foto van te maken...... 
Uiteraard wil ik jullie dit mooie slijmzwammetje in deze post laten zien. Het is een slijmzwam uit de familie van Physaraceae. Daar hoort bijvoorbeeld ook het veel gelijkend Glanzend druivenpitje bij.
Het leeft saprotroof en koloniseert de schors of het dode hout van loof- en naaldbomen. Het dooiergele plasmodium kruipt langdurig en ver over het substraat. De vruchtlichamen vormen talrijke druifvormige trosjes die dicht opeengepakte groepen vormen. De vorm van de vruchtlichamen is bolvormig (meestal ovaal), maar kan ook ei- of peervormig zijn. De kleur van deze slijmzwammen is in jonge stadium geel tot geel/oranje en in latere stadium worden ze blauwgrijs. Een enkele keer zijn ze diep donkerblauw getint. Dat heeft te maken met een calciumgebrek. Soms heeft hun oppervlak ook een metaalachtig uiterlijk. Op de site van het Nederlands soortenregister kun je zien hoe gevarieerd van kleur en vorm dit Troskalknetje kan zijn.  Ze bevinden zich (zoals je hier kunt zien) op dunne, draadachtige tot lintachtige stengels, waaraan ze meestal hangen.

zaterdag 21 oktober 2023

Herfst 2023.......Paddenstoelentijd deel 3: Van alles wat

Zoals ik in de vorige post al aangaf, zijn er de afgelopen weken gelukkig meer paddenstoelen  aangetroffen. Opvallend vind ik, dat er nog zo weinig Vliegenzwammen te zien zijn. Ook Judasoren en enkele andere soorten heb ik nog niet gezien. Misschien dat ik nog wat meer geduld moet hebben. 

Toch heb ik ook nu weer voldoende soorten gevonden, waar ik nog niet eerder over geschreven heb. 
Ik heb jullie de vorige keer wat "ieniemienies"  (myxomyceten) laten zien en daar wil ik in deze post ook mee beginnen, om vervolgens over te stappen naar de wat "normalere" formaten. 

Eierzakje
Het EIERZAKJE (Nidularia deformis) is een lichtbeige buikzwammetje met een doorsnede van 3 tot 10 mm.  Op de Nederlandse Rode lijst staat het vermeld in de categorie bedreigd. Het groeit in groepen, maar omdat de vruchtlichaampjes zo klein zijn en ze een vrij onopvallende kleur hebben, vallen ze nauwelijks op. 
Ze komen vooral voor in bossen en struwelen op zandige bodems. Daar vind je ze op vochtige, op de grond liggende verrotte stammen, twijgen en takjes van loof- en naaldbomen en heel soms op brandplekken. 

Hier stonden er een paar op een verrotte natte boomstam. Het vruchtlichaam is bol- tot zakvormig. Het scheurt bij rijpheid aan de bovenzijde onregelmatig open waardoor de lensvormige, (geel) bruine eitjes bloot komen te liggen. Die "eitjes" noemt men peridiolen. Hier is het ook opengebroken, maar dat is niet vanzelf gebeurd, maar door mij gedaan. De "eitjes" die je ziet, zijn dan ook nog niet rijp en daarom nog wit. 
Ze zijn ook nog (hoe is het mogelijk!!) met een witachtig "navelstrengetje" bevestigd aan het bekertje.
Dat is hier niet zichtbaar.
Helaas vond ik nergens opengesprongen Eierzakjes met rijpe sporenkapsels. Daarom heb ik hier, ter illustratie, een foto geplaatst die ik vond op de site van NDFF Verspreidingsatlas (van de NMV). 
Dat doe ik normaal niet, maar mag wel eens voor een keer, zodat je tenminste begrijpt wat ik bedoel. 
Plooiplaatzwammetje
Dit PLOOIPLAATZWAMMETJE (Delicatula integrella) vond ik op de Lozerheide (Be.). Ongetwijfeld zou dit kleine paddenstoeltje vaker op de site Waarneming.nl  of in dit geval Waarnemingen.be  voorkomen, als het niet zo gemakkelijk over het hoofd werd gezien vanwege zijn kleine formaat.  In de Gerhardt staat dit fraaie zwammetje zelfs niet vermeld (!!!)  en ook als je op internet gaat zoeken, vind je er weinig over. Met de wetenschappelijke naam Delicatula integrella lukte dat wat beter. 
Delicatula (de geslachtsnaam), geeft de delicate structuur weer van dit kleine paddenstoeltje. 
Je vindt deze kwetsbare kleine paddenstoeltjes vooral op wortels, twijgen en overblijfselen van rottend elzenhout (begraven of half begraven), aan de oevers van  schaduwrijke beken en zeer vochtige en bemoste bossen. Deze paddenstoelen kunnen ook groeien op de stengels van rottende planten in moerassig gebied. Dit kenmerkende kleine  paddenstoeltje heeft wel wat weg van een kleine Mycena- paddenstoel (zoals de Smeerwortelmycena), maar heeft zeer ver uit elkaar geplaatste lamellen, die niet tot aan de rand van de hoed reiken. Het is nagenoeg geheel doorschijnend. Het paddenstoeltje is zuiver wit als het jong is, maar wordt wat geelachtig als het oud is. 
 Het zeer fragiele hoedje is slechts 0,3 tot 1 cm in doorsnede; aanvankelijk eivormig, later klokvormig met een plat centraal gebied; glad maar met fijne sluierfragmenten als ze jong zijn; doorschijnend en gestreept met een deukje in het midden . De lamellen zijn zuiver wit; aderachtig, licht aflopend, zeer ver uit elkaar geplaatst, onregelmatig golvend, vaak gevorkt en met kleine tussenlamellen; meestal eindigend voordat de rand van de top wordt bereikt. 
De Duitsers noemen het vanwege de opvallende lamellen: "Weißer Adernabeling" (witte navelstreng).
Ook het steeltje is wit en eindigt in een bolvormige basis. Het is lichtjes behaard tot glad, doorschijnend tot ondoorzichtig en slechts 0,5 tot 2,5 cm lang en 0,5 tot 1,5 mm in doorsnee. Het heeft geen ring. 
Takruitertje
Dit kleine zwammetje, het TAKRUITERTJE (Marasmiellus ramealis) komt voor op takjes, twijgen en naalden, soms op bladeren of houtige kruiden, in loof- en naaldbossen. In Nederland komt het zeer algemeen voor. Het is niet bedreigd en staat dus niet op de rode lijst. Het is een saprofiet. Een saprofyt is een schimmel die zijn celmateriaal opbouwt door het opnemen van organische stoffen uit dode andere organismen. Ze staan mee in voor de afbraak van dood hout, afgevallen bladeren en dode planten.
Het is een plaatjeszwam met een gewelfde rozig-wittige hoed met een diameter tot 12 mm, vaak met een donkerder centrum. De witroze tot gelige steel wordt maximaal 2 cm lang. 
De lamellen staan wijd uiteen. Ze zijn witachtig crème van kleur als ze jong zijn en worden later een vuile roze tint. Wanneer het lange tijd droog is, kunnen deze paddenstoelen zichzelf laten inkrimpen. Als het later weer gunstiger weer is, herstellen ze volledig. 
Scherpe collybia
De SCHERPE COLLYBIA (Gymnopus peronatus) of Scherpe taailing is een paddenstoel uit de familie Marasmiaceae. Er zijn meerdere soorten zoals Dwergcollybia, de Gewone Botercollybia, Spoelvoetcollyia, maar ook soorten als Roestvlekkenzwam en Eikenbladzwammetje horen bij die familie. De Scherpe collybia komt algemeen voor op het strooisel (bladeren en takken ) in loof- en naaldbossen. Het heeft een peperige smaak, waaraan de soort zijn naam dankt. Deze paddenstoel riekt naar azijn. 
De hoed heeft een doorsnede van 3 tot 6 cm. De vorm is breed klokvormig tot vlak. Hij is hygrofaan. Hygrofaan verwijst naar de kleurverandering van paddenstoelweefsel als het water verliest of absorbeert. Soms verschijnt er een centrale bult (umbo). De hoed is taai en leerachtig, okerkleurig tot roodachtig bruin. 
Het oppervlak van de hoed krijgt tinten variërend van oker tot roodbruin of geel, naar het midden van de hoed wordt de kleur donkerder tot een navenant donker bruin. Hun textuur is glad, fijnkorrelig, droog en heeft een zekere glans. De rand van de hoed is glad, maar naarmate hij ouder wordt, wordt hij vaak golvend en de textuur wordt dan geribbeld of zelfs grof getand.
De steel is 7 tot 9 cm hoog en 0,3 tot 0,8 cm dik. De kleur is lichtgeel tot bruinachtig. Het oppervlak is gedeeltelijk grofkorrelig, verder glad. Aan de onderkant van de steel zitten grove witte- tot geelachtige, viltige haartjes. De basis van de steel vertoont nauwelijks verdikking. Er is geen ring of ringresidu. De lamellen zijn taai en leerachtig. Ze staan ver uit elkaar en hebben dezelfde kleur als de hoed. Ze zijn gescheiden van de top van de steel.
Goudgele bundelzwam
De GOUDGELE BUNDELZWAM (Pholiota flammans) is een plaatjeszwam uit het geslacht Pholiota. De soort is vrij algemeen op stronken of stammen van dood naaldhout in naald- of gemengde bossen op zandgrond. Hoewel ik ze nog niet vaak gezien heb, schijnt de zwam in Nederland algemeen voor te komen. Hij is niet bedreigd en staat niet op de rode lijst. Ze wordt gevonden van juni t/m oktober. 
De hoed van de paddenstoel is droog en 2 tot 5 cm breed. De steel is anderhalf maal zo lang als de hoed en tot 10 mm dik. Van jonge exemplaren is de hoed halfbolvormig, bij rijping verandert dat in vlak gewelfd en iets gegolfd. 
De naar oranje neigende hoed en ook de steel (zie vorige foto) zijn bedekt met opvallende afstaande geelgekleurde vezelige schubben. De plaatjes zijn eerst geel en later roestbruin, dat is ook de kleur van de sporenafdruk. De steel is wat verdikt aan de basis, verkleurt bij verouderen naar geel en verliest de schubben.  
Je vindt deze mooie paddenstoel in bossen op droge tot matig vochtige zandgrond. Hoewel je het hier niet kunt zien, staat dit jonge groepje op dood hout van een naaldboom. Hout dus dat hier onder de grond ligt; zogenaamd  “verborgen”  hout. In dit geval van een den. 

De soort wordt nogal eens verward met de Schubbige bundelzwam en de Goudvliesbundelzwam (slijmige hoed). Die hebben echter allebei schubben, die donkerder zijn dan de hoed en ze smaken niet bitter.
Sparrenveertje
Tot slot: het SPARRENVEERTJE (Pterula multifida). Dit is een paddenstoel die jaren geleden zeldzaam was, maar nu matig algemeen voorkomt op droog zand. Op de Rode lijst staat het vermeld als TNB (= Thans Niet Bedreigd).  Je vindt 'm in de periode augustus - november. Het Sparrenveertje groeit alleen of in groepjes. Soms op de humus van loofbomen (wilg en populier), maar meestal op het strooisel van naaldbomen. Vandaar ook de naam Spárrenveertje. Vergissing met een koraalzwam is begrijpelijk, want het lijkt er wel wat op, maar de vertakkingen zijn dunner en lopen uit in spitse meestal gevorkte topjes. De bruinige takjes hebben allemaal een spitse, witte top.  Ze zijn ook veel forser dan koraalzwammen. 
Oppervlak is glad en kaal, wat wasachtig, later bruinig verkleurend. Sporen zijn wit. Vlees rubberachtig.  Ruikt onaangenaam chemisch of fenolachtig (vroeger ook wel carbol genoemd).

zaterdag 14 oktober 2023

Herfst 2023.......Paddenstoelentijd deel 2: Myxomyceten

De afgelopen weken ben ik weer met de paddenstoelenwerkgroep op pad gegaan. Op dit moment zie je  gelukkig weer veel soorten.  Ik heb er dan ook het nodige over te vertellen. 

Deze post wil ik het echter alleen over slijmzwammen, oftewel myxomyceten hebben. Over myxomyceten heb ik al eerder  geschreven. Dat kun je onder andere HIER en HIER nog eens nalezen als  je wil. 
Wel even op het pijltje linksboven in het scherm klikken om naar deze post terug te keren.

Probleem bij myxomyceten is dat ze niet alleen moeilijk te fotograferen zijn vanwege hun formaat, maar de meeste zijn ook moeilijk op naam te brengen. Dat geldt niet voor onderstaande  grotere soorten als Heksenboter, Boompuist, Kalkschuim, Boomwrat (Bloedweizwam of Blote billenzwam) en Rossig buiskussen. 

Over deze soorten heb ik eerder al iets geschreven. Door op de foto te klikken kun je dat nog eens doorlezen.  Wel even door scrollen in de post. 
Als je daarna op het pijltje links bovenaan  in het scherm klikt, kom je weer terug op deze post.
Heksenboter
Boompuist
Groot kalkschuim
Boomwrat, Blote billenzwam of Bloedweizwam
Rossig buiskussen

Deze zijn nog goed herkenbaar, maar omdat de vruchtlichamen van de veel kleinere myxo's zoals kalkkopjes, kristalkopjes, kalknetjes, netpluimpjes, schijnpluimpjes en draadwatjes  vaak en snel van vorm en kleur veranderen bij rijping en er een dag later weer heel anders uit zien, wordt het moeilijk. Het detecteren van de soort en op naam brengen is meestal alleen mogelijk met behulp van een microscoop.  Een specialistisch werkje dat mijn pet te boven gaat en dat ik graag aan anderen over laat.
En om het helemaal moeilijk te maken, worden er nog elk jaar nieuwe soorten gevonden en op naam gebracht.  Zo zijn er momenteel bijvoorbeeld al 26 verschillende soorten draadwatjes, die zo op het oog minimaal van elkaar verschillen. Op dit moment gaat het in totaal al om ca.300 soorten in ons land. 
Dus zeg 't maar.................................

Onderstaand zie je slijmzwammetjes die we de afgelopen weken hebben gevonden en wel op soortnaam hebben  kunnen brengen. Door er op te klikken kun je nu de foto's vergroot bekijken.

 
Asgrauw netwatje
Kalkkopje (waarschijnlijk het Strokalkkopje)
Zilveren schijnpluimpje
 
Kalkkopje onbekend
  
Netpluimpje onbekend
 
 Gezellig draadwatje
 
Netsporig pluimkussentje (zeer zeldzaam)
Draadwatje. (waarschijnlijk het Fopdraadwatje)
 
Netpluimpje (het Roodbruin- of Gebundeld netpluimpje)
 
Zilveren netpluimpje  in meerdere stadia
 
Fopdraadwatje (li.) en een onbekend Kalkkopje (re.)
 
Lang netwatje

De volgende 2 foto's lijken ook op slijmzwammen, maar zijn het niet. Ze behoren tot de trilzwammen en verwanten zoals bijvoorbeeld het Judasoor.  Ze zijn vooral te vinden in de late herfst of aan het begin van de winter. Het zijn Beukenkorrelkopjes.  Ze zijn pas sinds de eeuwwisseling in Nederland bekend en zijn nog zeldzaam. Het aantal meldingen is derhalve nog zeer beperkt, maar lijken op te rukken. Daarom is het leuk om die ook te laten zien. 

Je vindt ze vooral op beuken (maar ook op andere loofbomen) op oude landgoederen en in oude bossen waar de bomen aan het aftakelen zijn. Ze groeien tussen scheurtjes in de bast of op het kale hout van net afgestorven, maar nog staande bomen, of op takken van nog weinig verteerd hout.  
Zoals je ziet groeien ze in grote groepen en zijn gesteeld. Aan de top van elk steeltje staat een bolletje. De kleur van de steel is bruin. Het bolletje (peridium) is aanvankelijk wit grijzig, later bruin en tenslotte wordt het zwart. Het oppervlak is korrelig. 
 
Beukenkorrelkopjes


 ********************Voor andere suggesties houd ik me aanbevolen********************

Blogarchief