Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


donderdag 24 juni 2021

Bermbeheer

Natuurbeheer is méér dan beheer van (geïsoleerde) natuurreservaten. We staan er niet bij stil, maar wegbermen vormen een groot oppervlak in Nederland: 1,24%  (52.000 ha.) van het totale Nederlandse landoppervlak wordt ingenomen door wegbermen. Dit betekent dat één derde van de "vrije natuur" berm is. Deze wegbermen nemen een belangrijke plaats in; ze vormen vaak de laatste wijkplaats voor bepaalde dieren en planten.

Lange tijd betekende "bermbeheer", beheren als een gazon door het steeds maar weer te maaien, of te klepelen: alles wat hoog opgroeide werd (wordt???) met klepelmaaiers ahw. kapotgeslagen en verhakseld. Het vermorzelde materiaal liet (laat???) men liggen.Dit leidt niet tot verschraling van de grond, maar tot vermesting waardoor planten zoals grassen, woekeraars als brandnetel en kleefkruid alle kansen krijgen en de lagere kruidige planten het onderspit delven.Dit soort "beheer" gaat niet alleen ten koste van onze flora, maar is helaas ook inclusief het dieren- en insectenleven.
In verstedelijkte gebieden en op plaatsen waar akkerland intensief bewerkt wordt, is vrije ruimte weliswaar beperkt, maar bij een goed beheer, kun je de kilometerslange wegbermen wel tot  "de groene bloedvaten van ons land" maken; goed bermbeheer zorgt namelijk ook voor een verbinding tussen natuurgebieden.

berm langs de A2 tussen Nederweert en Kelpen

Al in de jaren 70 en 80 ontstonden nieuwe inzichten in bermbeheer. Hoogleraar vegetatiekunde Piet Zonderwijk gaf in zijn boek "de Bonte berm" (1979) de aanzet tot een nieuwe vorm van bermbeheer: "Maai wegbermen slechts één of twee keer per jaar en voer vooral het maaisel af. Door het verwijderen van dit maaisel (organisch voedsel), wordt de bodem armer, zodat woekeraars als bijvoorbeeld brandnetel en braam en de snel groeiende grassen, minder kans maken en er ruimte kan ontstaan voor een andere en vooral gevarieerdere en bontere begroeiing.".

 Men wilde dus dat de natuur zoveel mogelijk kans zou krijgen zich te ontwikkelen. In 1984 ging het zgn. "Bermbesluit" van kracht. Bij goed ecologisch bermbeheer wordt o.a. het aantal maaibeurten beperkt: de eerste maaibeurt na 15 juni, de tweede na 15 september. Het maaisel dient binnen 10 dagen afgevoerd te zijn. Door het snel afvoeren, wordt de bodem schraler en zal de soortenrijkdom toenemen. Bij het maaien mogen de wortels niet beschadigen en er mogen geen herbiciden worden gebruikt. 

Naarmate een wegberm soorten- en bloemrijker wordt, neemt ook de betekenis voor de fauna toe. Bloeiende planten trekken namelijk insecten aan, zoals vlinders en hommels. In soortenrijk grasland komen ook allerlei andere dieren voor zoals spinnen, sprinkhanen, graafwespen, mieren enz. Een rijk insectenleven trekt dan weer andere dieren aan zoals vogels en amfibieën. De wegberm is zo ook van belang voor evenwicht in het ecosysteem. Helaas is er een verschil tussen "weet hebben van" en het goed uitvoeren!!!!! Hoewel het m.i. de goede kant op gaat, zie ik nog te vaak dat er van goed bermbeheer nog steeds geen sprake is. In de nieuwsbrief van Naturetoday staat over maaibeheer een interessant artikel dat je zeker eens moet lezen.Als je HIER op klikt kom je daar op terecht. Kortgezegd komt het op het volgende neer: "Langs onze infrastructuur is begrazing meestal niet mogelijk. Maaibeheer vervangt hier dus eigenlijk de begrazing. Met maaien zelf als maatregel is niks mis. Er spelen echter twee factoren die cruciaal zijn: de timing van het maaien en de schaal waarop gemaaid wordt. Voor instandhouding van de flora is meestal een tikkeltje ander beheer nodig dan voor fauna. De oplossing zit in verweving: gefaseerd maaibeheer. Bij iedere maaibeurt blijft dus een gedeelte ongemaaid. Dat deel kan dan het volgend jaar natuurlijk wel weer worden mee gemaaid. Dan blijft een ander stuk staan. De uitdaging waar we voor staan is dus dat we met meer aandacht voor de insectenfauna beheren en dat verweven met beheer voor planten. ".

Dat ook spoorbermen rijk zijn aan flora en fauna, is een gegeven dat bij biologen natuurlijk al langer bekend is, maar gelukkig worden ook steeds meer beleidsmakers van rijk en provincies zich bewust van die enorme rijkdom langs het spoor! Het is goed dat intussen iedereen weet welke rijkdom er langs het spoor groeit, maar nog beter is het dat men weet, hoe we die moeten behouden! De Schaapsdijk op Boshoven is daar een mooi voorbeeld van. Meer hierover weten? Daar kun je HIER meer over lezen.......  

Schaapsdijk

dinsdag 8 juni 2021

Gewone dotterbloem

De Gewone dotterbloem (Cáltha palústris) is ook bekend als "Moerasgoudsbloem" en "Koningskop" (Engels: Kingscup). De naam Goudsbloem vind ik persoonlijk nogal verwarrend, aangezien er ook een echte Goudsbloem is, maar dat terzijde. Het is een kleine tot middelgrote overblijvende kruidachtige plant van de Ranonkel- of boterbloemenfamilie. Net zoals de boterbloem, zijn de bladeren en knoppen van de dotterbloem giftig. Je vindt ze in zonnige tot halfbeschaduwde moerassen, vennen , langs beekjes, sloten en in broekbossen. In een natte omgeving dus. Het is geen probleem als ze met de voeten in het water staan. Je treft ze daarom dan ook aan in het rivierengebied en in de laagveengebieden. In de rest van Nederland schijnt de Gewone dotterbloem zeldzaam tot zeer zeldzaam te zijn.  De foto’s die je in deze post ziet heb ik genomen in de Roukespeel in Swartbroek, in het Wijffelterbroek in Altweerterheide en in het Weerterbos.Aan het hele uiterlijk, of habitus, van de plant zie je al meteen dat ze wel op boterbloemen lijkt maar er toch ook wel weer behoorlijk van afwijkt.

De bloem ontleent zijn naam aan het Duitse "Dotter" en het verwante oude Middelnederlandse "doder" (dodre). Dit betekent "dooier", daarmee verwijzend naar zijn gele kleur. De naam "Goudsbloem" daarentegen verwijst niet zozeer naar de kleur van de bloem, maar naar het gebruik ervan in de middeleeuwse kerken met Pasen als eerbetoon aan de Maagd Maria,zoals in "Maria-goud". De Engelsen noemen haar "Marsh marigold bloom".
Zoals gebruikelijk bij de boterbloemfamilie staan er meestal veel meeldraden rondom de vruchtbeginsels. De soort bloeit tussen april en augustus. Afhankelijk van het weer en de standplaats, kun je ze echter ook al aantreffen medio maart. Omdat de bloemen zowel nectar als grote hoeveelheden stuifmeel produceren,is het een dankbare plant voor vroege insectenbezoekers. Ze worden meestal bestoven door zweefvliegen.
De bladeren zijn over het algemeen hart- of niervormig. Er zijn vier tot negen (meestal vijf) bloembladachtige, felgekleurde- dooiergele- en eivormige kelkbladeren. Na de bloei vallen de typische, een beetje peulvormige kokervruchten op. Ze hebben wel iets weg van een soort kroontje op een stengel. Zou dat de verklaring zijn voor de naam "koningskop"???? De rijpe zaden blijven drijven, waardoor de plant zich gemakkelijk langs de oevers van beken en sloten verspreidt.
Speenkruid

De dotterbloem wordt nogal eens verwisseld met een andere ranonkelachtige, namelijk het Speenkruid. In de post van april 2013 over het Speenkruid, heb ik hier ook al op gewezen. De Dotterbloem tref je, zoals ik al zei,  meestal aan in een natte omgeving, terwijl dat bij het speenkruid meestal niet het geval is. De meest opvallende verschillen zijn echter het aantal bloemblaadjes en de vorm ervan. Het speenkruid heeft meer bloemblaadjes en ze zijn puntiger van vorm dan die bij de Gewone dotterbloem. Ze zijn ook kleiner. Ook de bloeitijd is anders; speenkruid laat zich als eerste zien. Meestal al in begin maart, maar in zachte winters kun je ze zelfs al in februari aantreffen.

Blogarchief