Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


Posts tonen met het label vlinders. Alle posts tonen
Posts tonen met het label vlinders. Alle posts tonen

maandag 3 september 2018

Vlinders in 2018. Deel 2

Hoewel de flora en ook de fauna waar ik in mijn blog over vertel allemaal te vinden is in de omgeving van Weert, wil ik bij uitzondering hier een keer van afwijken. Tijdens enkele bezoekjes net over de grens bij Maastricht, heb ik enkele bijzondere vlindertjes aangetroffen, die we in ons land met name in de kalkgraslanden rond de St Pietersberg aantreffen. Het zijn bijzondere soorten en zijn dan ook de moeite waard om er iets over te vertellen. Het zijn het Dambordje, het Boswitje en de Eikenpage.

Boswitje
Het Boswitje (Leptidea sinapis) is een kleine tere dagvlinder met een zeer dun lijfje, uit de familie Pieridae (de witjes). Vooral de vorm van de vleugels die een lengte hebben van plm. 20 mm, valt op; die zijn namelijk erg mooi afgerond. Je ziet ze eind april-begin juni en eind juni-half augustus in twee generaties.
In Nederland komt dit uiterst zeldzame vlindertje pas sinds 1992 voor in enkele groeves in Zuid-Limburg. Vanaf 2002 heeft het de status van standvlinder (10 jaar achtereen waargenomen).

Dit Boswitje trof ik aan bij een groeve in het Belgische Eben Email, dat net over de grens bij Maastricht ligt. Het is een dorpje gelegen aan de Sint Pietersberg. In Vlaanderen wordt de soort momenteel met uitsterven bedreigd en in Wallonië is ze kwetsbaar. Het vlindertje geeft de voorkeur aan warme, open plaatsen in bossen, brede bospaden, zonnige bosranden en struwelen in lage of ruige bloemrijke graslanden en kalkgraslanden en groeven.

Dambordje
Het Dambordje (Melanargia galathea) heeft aan de bovenkant van de vleugels witte en donkere vlakken. Het dankt zijn naam aan deze afwisselende vlakken, die met wat fantasie op een dambord lijken. Jammer dat ik de onderkant niet kon fotograferen, want daaraan kun je zien dat het familie is van de zandoogjes.

Dambordje
Het is een zeer zeldzame vlindersoort, die je alleen met wat geluk in droge- en kalkgraslanden zult aantreffen. Die vind je nog bij de kalksteengroeves in met name de Voerstreek (België)) en Zuid- Limburg. De dichtstbijzijnde stabiele populatie vind je aan de oostkant van het Belgische deel van de Sint-Pietersberg, op minder dan één kilometer van de Nederlandse grens. Deze zag ik op de steile hellingen tussen Lanaye en Eben-Emael in natuurreservaat “Thier de Lanaye”.Het drinkt graag de nectar uit de Scabiosa-soorten zoals beemdkroon en duifkruid en het knoopkruid. Je vindt hem van juni tot en met augustus.

Eikenpage
Deze vrij schaarse en bijzondere Eikenpage (favonius quercus)vond ik in Thier de Lanaye, een klein natuurgebied bij de Sint Pietersberg, net over de grens met België. Ze komen voor op zandgronden, in de duinen en Zuid-Limburg en zitten liefst in de volle zon hoog in de bomen, waardoor je ze niet vaak ziet. 's Morgens komen ze soms naar de grond om te drinken van dauw of water uit vochtige aarde.
 De Eikenpage wordt zo genoemd vanwege zijn waardplant de eik. Favoriet is de zomereik. Je weet wel die eik met blaadjes zonder steeltje......
Van boven zijn ze donker en afhankelijk van het licht kunnen ze een prachtig paars-blauwe glans over de vleugels hebben. De vrouwtjes alleen op de voorvleugel, de mannetjes over beide vleugels. Dit moet dus een vrouwtje zijn.

Eikenpage
Zij was niet erg actief en zag er op het eerste oog maar verfomfaaid uit. Toen ik haar wat beter bekeek, was duidelijk wat er aan de hand was. Zij was nog niet zo lang geleden uit de pop gekomen en was dus nog niet helemaal "vliegklaar".
Meteen nadat een vlinder uit de pop is gekropen, begint hij zijn aderen "op te pompen" met een vloeistof. Afhankelijk van de soort kan dat een kwartier, maar ook een uur duren en daarna kost het nog eens net zoveel tijd om de vleugels te laten drogen.

Eikenpage
Tijdens het pompen kan hij nog niet, of niet goed vliegen en ook tijdens het drogen is hij nog erg kwetsbaar. Deze anders zo actieve vlinder bleef zelfs op mijn vinger zetten. Zodra dat allemaal achter de rug was, kon hij wegfladderen en kon het grote avontuur als vlinder beginnen!

Landkaartje
Het Landkaartje (Araschnia levana) is een algemene vlinder in ons land. Deze zag ik bij mij in de tuin.
De onderkant van de vleugels vertoont een soort landkaartpatroon; een netwerk van lijnen zoals de wegen en de zijwegen op een landkaart. Daar heeft het vlindertje zijn naam aan te danken.

Landkaartje, 1e generatie
Landkaartje, 2e generatie
Van half april tot eind juni kunnen we de eerste Landkaartjes al zien fladderen. Deze zien er echter heel anders uit dan de generatie die we nu zien. De voorjaarsvorm en zomervorm zien er namelijk totaal verschillend uit. Dat valt op aan de bovenkant van de vleugels en maakt het tot een bijzonder vlindertje.
De vlinders die in het voorjaar vliegen zijn oranje van kleur, de zomervlinders (de generatie die nu vliegt) zijn zwart met wit. De laatste jaren heeft het landkaartje, door klimaatverandering, vaak een extra derde generatie die in september vliegt. Deze generatie heeft hetzelfde uiterlijk dan de tweede. Er bestaan uiteraard ook mix-vormen. Dit verschil in kleur tussen de generaties noemen we seizoensdimorfie. Het schijnt te maken te hebben met de hoeveelheid licht en warmte die de pop krijgt.

Landkaartje
De vrouwtjes hebben altijd wat duidelijker oranje lijntjes op de achtervleugel dan de mannetjes. De zomervorm van het Landkaartje wordt wel eens verward met de Kleine IJsvogelvlinder, maar die is groter, mist het kenmerkende landkaart- patroon van het landkaartje, heeft grotere witte vlekken en mist de oranje vlekjes.

Koevinkje
Het Koevinkje is een veel voorkomende standvlinder op de zandgronden van Zuid- en Oost-Nederland en in de duinen. Een vreemde naam eigenlijk voor een vlinder. Het is dan ook niet helemaal duidelijk hoe het Koevinkje aan die naam komt. Het heeft er mogelijk mee te maken dat ze vaak in de overgang van grasland naar bos of een houtwal zitten, de plekken waar de koeien zich 's zomers ook vaak ophouden, omdat daar schaduw is. Ook het Koevibnkje zoekt bij warm weer graag de schaduw op, in tegenstelling tot de meeste dagvlinders die we alleen zien fladderen in de zon.
Het mannetje is bijna zwart, het vrouwtje is lichter van kleur en daardoor kun je de “gouden” oogjes bij haar beter te zien als ze haar vleugels heeft dichtgeklapt. Aan die oogjes kun je zien dat het een vlinder is uit de onderfamilie Satyrinae, de zandoogjes.

Koevinkje
We zien ze van eind juni tot half augustus in één generatie. De vrouwtjes besteden veel tijd aan het zoeken van nectar van onder andere braam, koninginnenkruid en akkerdistel. We zien ze vaak bij ruige graslanden en kruidenvegetaties langs bosranden, bospaden, open plaatsen in het bos, zandpaden, houtwallen en hagen. De mannetjes worden zelden op bloemen gezien, want ze hebben het te druk met “patrouilleren”; ze zijn dan op zoek naar vrouwtjes. Je ziet ze dan met een zigzaggende vlucht over paden of langs bosranden gaan.

Bruine molmboorder
Tot slot nog een onopvallende vlindertje dat de Bruine molmboorder (Harpella forficella) wordt genoemd. Officieel behoort hij bij de kleinere vlinders, hoewel deze langer is dan de daarvoor geldende 1 centimeter, namelijk circa 20 mm.

De Bruine molmboorder is in Nederland en in België een algemene soort op de zandgronden, maar de meeste mensen zullen hem nog nooit gezien hebben. Het is een vlindertje dat overdag niet erg actief is, want het is een nachtvlinder. Familie van de sikkelmotten. Als je goed kijkt, zie je dat de palpen (de snuit) de vorm heeft van ( inderdaad) een sikkel. Daar heeft hij er twee van, aan elke zijde één. In dit geval heeft hij die palpen stijf tegen elkaar aan geknepen.
Ook de antennes van deze vlinder vallen erg op vanwege hun lengte. Bij de Bruine molmboorder worden die meestal langs het lichaam gehouden, maar bij andere sikkelmotten zoals het Trompetmotje en de Schorsvaandeldrager steken ze naar voren.
De rups van de Bruine molmboorder is tweejarig en vreet (boort) zich een weg in sterk vermolmd hout of in boomzwammen, zoals de kogelhoutskoolzwam. Vandaar de naam.

Gamma-uiltje
Ik heb al eerder een foto geplaatst van dit Gamma-uiltje, maar op deze foto vind ik met name de kenmerkende Y of gamma beter zichtbaar. Vandaar.
Hij heeft in het midden van de voorvleugel een duidelijke geelwitte Y-vormige vlek (Y= gamma) waardoor hij altijd goed te herkennen is. De Engelsen noemen hem Silver Y. Omdat die gamma-vormige tekening wat gelijkenis heeft met een pistool, heeft hij ook de bijnaam Pistooltje.

Het is een veel voorkomende, maar onopvallende nachtvlinder. Deze soort kan overal worden aangetroffen; hij wordt ook geregeld in tuinen waargenomen.
In de jaren 50 van de vorige eeuw was het in ons land nog een niet veel voorkomende soort, maar sinds de jaren 80 is hij snel in aantal toegenomen. Hoewel het een nachtvlinder is, is hij ook overdag actief. Hij is bij de meeste mensen onbekend. Als je hem zo ziet, is meteen duidelijk waarom hij niet zo bekend is; hij is namelijk moeilijk te vinden. Op deze foto is hij echter vanwege het zonlicht beter zichtbaar.

Gamma-uiltje
In Nederland en België is de Gamma-uil een trekvlinder. Hij  trekt in het voorjaar vanuit het Middellandse Zeegebied tot de noordelijkste delen van Scandinavië, IJsland en zelfs Groenland. Waar de noordgrens als standvlinder precies ligt, is nog niet bekend. De grens waarvan de gamma in gunstige jaren kan overleven ligt in elk geval ongeveer langs de kusten van de Oost- en de Noordzee. Hij overwintert soms in kassen en bij zachte winters als volgroeide rups of als pop, maar het grootste deel trekt in september en oktober weer naar het zuiden, want een normale winter overleven ze hier niet. Ze kiezen daarbij de meest gunstige wind en kunnen de topsnelheid van trekkende zangvogels evenaren: 90 km/h!!!!!!

maandag 27 augustus 2018

Vlinders in 2018

Het was me het jaartje wel. Helaas ben ik weinig toegekomen aan blogposts op "Weert en natuur", vanwege mijn boek over Altweerterheide. 't Bleek een hele klus te zijn om tot een mooi resultaat te komen.
Er zijn er inmiddels meer dan 250 van verkocht en het gaat richting 300 boeken...........

Het boek kan overigens nog steeds gekocht worden. Voor wie nog een boek wil kopen moet echter niet te lang meer wachten, want er is nog maar een beperkt aantal voorradig. Dit kan bij mij thuis opgehaald worden, bij de Primera op Moesel, de Benelux in Stramproy en bij Bruna op de Nieuwe markt in Weert. Voor wie wil kan het boek natuurlijk ook laten opsturen. A.s. woensdagavond 29 augustus kun je me ook vinden in zaal de Paol op de vertelavond van de wandelvierdaagse in Altweerterheide en komende zondag 2 september, ben ik met mijn boek aanwezig op de Landdag in Altweerterheide. Na dit alles ben ik nog altijd te benaderen via geervannesmeed@gmail.com of ontginningen@gmail.com.

Ik wil je in deze en ook in de volgende post wat vlinders laten zien die ik de afgelopen maanden heb waargenomen. Hoewel we er steeds minder zien, zijn ze door het prachtige weer nog steeds te bewonderen. Zo zag ik afgelopen week bijvoorbeeld nog enkele prachtige distelvlinders in mijn tuin.
Binnenkort ga ik al met de paddenstoelengroep op pad, dus voordat ik op de paddenstoelen overstap, nog maar even snel een aantal van die vrolijke fladderaars!

Distelvlinder
De in het hele land veel voorkomende Distelvlinder (Vanessa cardui) is een vrij grote oranje vlinder, die van de parelmoervlinders onderscheiden kan worden door de grote zwarte driehoekige vlek in de vleugelpunt van de voorvleugel. Ook heeft hij wel wat weg van de Atalanta en de Kleine vos. Al deze vlinders horen bij de Nymphalidae familie.

Distelvlinder
Trekkende distelvlinders worden over heel Europa waargenomen. Elk jaar trekken ze vanuit Afrika, de Canarische eilanden, Madeira en andere warme mediterrane gebieden richting het noorden, tot in Schotland, IJsland en Noord-Noorwegen toe. Ze wachten op gunstige windstromingen en laten zich dan met een gemiddelde snelheid van zo’n 45 kilometer meevoeren. Ze vliegen dan op een hoogte van meer dan 500 meter en worden tijdens hun trek dan ook zelden door mensen waargenomen. Hun jaarlijkse trek tot wel 15.000 kilometer begint voor veel vlinders al in tropisch West-Afrika en eindigt in sommige gevallen tot vlak onder de poolcirkel. De reis kan zodoende wel 3 weken duren.

Een invasie distelvlinders valt vaak samen met het binnenkomen van Sahara-zand. Ze worden in Nederland vanaf april waargenomen. Ze brengen hier in de zomer een nieuwe generatie voort en sterven dan. De grootste piek zien we in augustus en september. In oktober trekt het grootste gedeelte van de vlinders weer terug naar het zuiden. De rest sterft hier, want de vlinder kan de winter niet overleven.

Distelvlinder
De vlinders worden relatief vaak op nectarplanten gezien. Een veel gebruikte nectarplant is de distel maar ook op andere planten zoals de vlinderstruik en koninginnenkruid zijn ze geregeld te zien.
Al meteen als ze in Nederland aankomen, verdedigen de mannetjes van de namiddag tot de vroege avond een territorium, meestal een open zonnige plaats bij een lage vegetatie. De paring, die vaak in de namiddag plaatsvindt, wordt voorafgegaan door een baltsvlucht waarbij mannetje en vrouwtje snel om elkaar heen cirkelen.

Grote weerschijnvlinder
Tot voor kort was de Grote Weerschijnvlinder (Apatura iris) met zijn prachtig blauw oplichtende vleugels een zeldzame standvlinder. Rond de eeuwwisseling waren er nog maar tien of elf populaties in met name Twente, de Achterhoek, Noord-Brabant en Zuid-Limburg. Door een gewijzigd natuurbeleid breidt hij zich de laatste jaren gelukkig weer uit. Hij wordt op steeds meer plekken gezien en lijkt inmiddels uit de grootste gevarenzone.

De bovenkant van de vleugels van het mannetje vertonen bijzondere wisselende kleuren door iriseren; bij de juiste invalshoek van het zonlicht, verkleuren die namelijk van bruin naar een prachtige blauw glanzende gloed. Vooral op de laatste foto (die op mijn slof) zie je dat goed. Daarom heet hij dan ook Weerschijnvlinder. Deze vlinder zag ik op een zonnig, onlangs verhard pad bij de IJzerenman. Een gebied waar hij nog niet eerder was waargenomen.

Grote weerschijnvlinder
Ook met dichtgeklapte vleugels is hij prachtig, zoals je kunt zien. Op deze foto is goed de lange gele roltong te zien. Je moet echter geluk hebben ze te vinden, want ze leven normaal gesproken hoog in de bomen. Dat geldt zeker voor de vrouwtjes. Daar voeden ze zich met honingdauw en sap van bloedende bomen.

Grote weerschijnvlinder
De mannetjes tref je soms echter ook aan op vochtige paadjes en aan beekoevers. Ze zijn daar op zoek naar vochtige “substanties” om er mineralen en zouten uit op te zuigen. Liefst met een doordringende geur zoals bij kadavers en mest. Je kunt hem bijvoorbeeld ook lokken met oude kaas of camembert, rottend fruit en ander "lekkers" met een geurtje, zoals je zweetschoenen of zweetsokken. Dat vindt ie heerlijk! Ook aan mijn instappers zal hij ongetwijfeld wel wat geroken hebben.........................

Phegeavlinder
De wat onbeholpen rondfladderende Phegeavlinder (Amata phegea) komt in Nederland vrijwel alleen voor in Noord- en Midden-Limburg en in het aangrenzende zuidoosten van Noord-Brabant. In Vlaanderen is de verspreiding al net zo beperkt.
Als je het vlindertje goed bekijkt, snap je waarom hij ook wel melkdrupje wordt genoemd. Hoewel de uiteinden van zijn voelsprieten wel wit zijn, maar geen “knopje” vormen, weet je dat het een nachtvlinder is. Alleen dagvlinders hebben dus knopjes aan hun voelsprieten.
Omdat hij echter ook overdag actief is, wordt hij dagactieve nachtvlinder genoemd.

Phegeavlinder
Op het achterlijf loopt een opvallende oranje-gele band. Op het borststuk zit een vlek in dezelfde felle kleur.

Phegeavlinder
Hij mag dan op het eerste oog zwart lijken, als het licht er goed opvalt zul je zien dat ie blauw is. Dat kon je op de vorige foto's al zien, maar hier aan zijn achterkant is dat beter zichtbaar.
Hij houdt zich het liefste op langs bosranden, op open plekken in het bos en op zonnige bospaden. Natuurgebieden waar de overgang tussen bos en bloemrijk grasland, tussen bos en heide of zand geleidelijk verloopt zijn ook een ideaal leefgebied.

Koninginnenpage
Van de mooie Koninginnenpage (Papilio machaon) heb ik al eerder een foto geplaatst. Een prachtige soort, waarvan ik hier graag nog enkele exemplaren wil laten zien. Deze vlinder heeft een relatief grote spanwijdte (tot wel 75 millimeter) en is daarmee een van de grootste en mooiste vlinders die in België en Nederland wordt gevonden.

Koninginnenpage
Hij kan momenteel door het gehele land worden gevonden, maar is in het zuiden algemener. Ik heb er dit jaar opvallend meer gezien dan voorgaande jaren. Heeft ongetwijfeld met het warme weer te maken, want het is een echte zonaanbidder. De vliegtijd is van maart tot en met oktober. De voorjaarsgeneratie heeft een lichtgele vleugelkleur, terwijl de zomergeneratie wat feller van kleur is.

Koninginnenpage
Het grootste deel van het lijf is zwart behaard, maar de weerszijden van de kop en ook de zijkanten van het borststuk zijn voorzien van een meer gele beharing.
De habitat bestaat met name uit bloemrijke graslanden, vooral velden met vlinderbloemigen zoals luzerne en (zoals op deze foto) klaversoorten. De rupsen daarentegen leven voornamelijk van schermbloemige planten.

Icarusblauwtje
De groep blauwtjes is genoemd naar de blauwe kleur op de bovenkant van de vleugels. Het zijn relatief kleine vlinders (spanwijdte maximaal 30 mm.), die we overal in Europa kunnen aantreffen.
Niet alle blauwtjes zijn overigens blauw; van de meeste soorten heeft het vrouwtje namelijk een bruine bovenkant en er is zelfs een bruin blauwtje….. Binnen deze groep is determinatie dan ook soms lastig, omdat met name die vrouwtjes erg op elkaar lijken. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor de vrouwtjes van het Icarusblauwtje (Polyommatus icarus). De belangrijkste en gemakkelijkste kenmerken zijn te zien op de onderzijde, dus als de vlinder met de vleugels dicht zit zoals hier.

Icarusblauwtje
Dit nu  is echter nagenoeg zeker het mannetje, want dat is opvallend fel blauw van kleur.
De soort heeft een voorliefde voor bloemrijke graslanden en ruigtes. Hier zit hij op de bloem van de rolklaver, zijn waardplan, maar je vindt ze ook wel op kleine klaver en andere vlinderbloemigen. In augustus kunnen we weer een nieuwe generatie zien.

 
Dan komt nu de laatste vlinder in deze post. Een nachtvlinder. Ze zeggen wel eens "lest best", maar dat geldt zeker niet voor deze soort. Als je deze rupsen in je tuin aantreft, heb je namelijk een probleem. Dit is namelijk de rups van de Buxusmot (Cydalima perspectalis).
Tien jaar geleden nog onbekend, maar sinds de zomer van 2017 kunnen we niet meer om ze heen. Uit de laatste berichten die ik las, begreep ik dat hij inmiddels in het hele land te vinden is. Ook ik heb hem momenteel in de tuin. Helaas….. Ze laat gelukkig (nog?) andere planten ongemoeid.

Buxusmot
De Buxusmot komt van oorsprong voor in Oost-Azië, maar komt door ongewilde introductie nu ook als invasieve exoot voor in West-Europa. Men denkt dat de soort in 2005 in Europa is binnengekomen via verpakkingshout van natuursteen vanuit China naar Duitsland.

Rups en spinsel in de beginfase van verpopping
De mot zelf is niet schadelijk, het zijn de rupsen die de ene na de andere buxusstruik volledig "ontmantelen". Hoewel buxus bekend staat als een plant met een sterk vermogen tot herstel, zal hij het vaak niet overleven als je er niet op tijd bij bent. Het is dus belangrijk de mot te bestrijden en de plant niet opnieuw te laten opeten. Dit zul je van maart tot eind september in de gaten moeten houden, want tot zolang is deze mot actief.

Aantasting van de buxus is te herkennen aan aangevreten of aan elkaar gesponnen takjes en blaadjes, verdorde blaadjes, kale takjes en vooral door de aanwezigheid van spinsels. Zie je in dat spinsel ook nog eens rupsjes en uitwerpselen, dan is het zaak die zo snel mogelijk te verwijderen.

De jonge rupsjes zijn vuilgeel en krijgen bruine lengtestrepen. De volgroeide rupsen daarentegen zijn, zoals je ziet, felgroen met een zwarte kop en zijn zo’n 4 cm groot, ze hebben nu zwarte stippen en zwarte lengtestrepen. Controleren is dan nog niet zo gemakkelijk, want ze kruipen graag weg in de buxusplant en vallen dan niet goed op tussen de groene blaadjes.
cocon van de buxusmot
De rupsen verpoppen tot een lichtgroene pop met donkere strepen en vlekken. De pop zit in een dicht spinsel tussen de samen gesponnen bladeren. Ze verkleurt crèmekleurig bruin naarmate de adulte vorm zich binnenin de cocon ontwikkelt.

Bestrijdingsmiddelen zijn er wel, maar behalve dat ze duur zijn in aanschaf, doden bijvoorbeeld insecticiden ook andere nuttige beestjes. Gebruik dus zeker geen insecticiden. Je zult die bestrijdingsmiddelen overigens langere tijd moeten gebruiken, want zoals gezegd is de mot actief tot eind september. Eén keer bestrijden is dus niet afdoende.

Er is momenteel een milieuvriendelijke "buxuxmottenval" in de handel. Een zogenaamde feromoonval. De capsule bevat het vrouwelijk seksferomoon van de buxusmot, waardoor de mannetjes worden aangetrokken. Als je de feromoonval op tijd uithangt, d.w.z. voor de vluchten van de buxusmot begonnen zijn, kun je de mannetjes grotendeels wegvangen voor ze de aanwezige wijfjes bevrucht hebben. De wijfjes blijven dan onbevrucht achter en kunnen geen eitjes meer afleggen. Geen eitjes betekend ook geen rupsen. Hoewel deze val wel naar behoren werkt, is dat niet voldoende. Omdat er namelijk momenteel een overpopulatie aan buxusmotten aanwezig is, ruiken de mannelijke motten ook échte vrouwelijke motten en kunnen dus kiezen. Zo worden er dus nog steeds vrouwtjes bevrucht en blijf je schade ondervinden. Daarom adviseer ik daarnaast het (arbeidsintensieve) ouderwetse "handwerk".....

Het is normaal dat een soort die nieuw verschijnt schade toebrengt. Maar daar speelt de natuur altijd op in: er komen vanzelf natuurlijke vijanden die regulerend optreden. Kauwen, eksters en mezen krijgen in de gaten dat in de buxussen vaak een lopend buffet klaar staat en zo zal tzt. de dichtheid van de rupsen lager worden. Dan worden de buxussen ook niet zo heftig meer aangetast en gaan niet meer dood. Ook sluipwespen gaan daarbij waarschijnlijk een rol spelen. Zij gaan parasiteren op de rupsen en reguleren zo de aantallen. Daarom is het ook zo belangrijk dat je nooit met gif bestrijdt, want dan dood je deze sluipwespen ook en vererger je juist het probleem. Misschien nu een schrale troost, maar ga er maar van uit dat de schade die de mot veroorzaakt, in de loop van de tijd zal afnemen.

dinsdag 15 september 2015

Enkele vlinders in augustus en september

Mijn trouwe bezoekers, zal het meteen opvallen dat een aantal vlinders in deze post al in "Allemaal beestjes #4"  hebben gestaan. Ik heb echter besloten die post in te korten, want hij was veel te groot geworden. Vandaar dat die post heb aangepast en je ze in deze post nog eens te zien krijgt.

De eerste drie 3 vlinders zijn zandoogjes. Zandoogjes zijn bruinige dagvlinders met oogvormige vlekken, meestal zowel op de bovenkant als op de onderkant van alle vleugels. Die ogen dienen om aanvallers bang te maken of de aandacht af te leiden. De bekendste zijn het bruin- bont- en oranje zandoogje, maar ook het koevinkje en hooibeestje horen bij deze groep.

Bont zandoogje
Het Bont Zandoogje is een algemeen voorkomende vlinder, die bij voorkeur gemengde bossen en naaldbossen als leefgebied heeft, maar hij is ook steeds meer in tuinen en wegbermen te vinden. In tegenstelling tot de meeste vlinders is het een schaduwminnaar. Het bont zandoogje heeft opvallende gele vlekken.

Bont zandoogje
De mannetjes zijn iets kleiner dan het vrouwtje, hebben rondere vleugeltippen en een vagere tekening. Ze zijn vrij fel tegenover soortgenoten en jagen andere mannetjes weg.
 Het vrouwtje legt haar eitjes op half in de schaduw staand gras. De (licht)groene rups leeft van gras, zoals straatgras, veldbeemdgras, pijpenstrootje en witbol.

Bruin zandoogje
Het bruin zandoogje is een algemene soort van veel verschillende soorten graslanden. Ze zijn meestal zeer actief en vallen daardoor op. Het mannetje heeft meestal helemaal bruine vleugels,soms met een ietwat oranjeachtige zweem, terwijl het vrouwtje een duidelijke oranje kleur op de voorvleugels heeft. De vrij duidelijke egale banden op de achtervleugel gaven bij mij de doorslag, want bij het oranje zandoogje is dat een mozaïek van verschillende bruintinten met hier en daar witte stipjes. Ook vliegt het bruin zandoogje duidelijk eerder dan het oranje zandoogje. De piek is begin juli al bereikt, terwijl die van het oranje zandoogje dan nog moet beginnen.

Oranje zandoogje
Bruine zandoogjes lijken veel op oranje zandoogjes en ze worden dan ook vaak verward. Een verschil is de witte stip op de voorvleugel. Bij het bruine zandoogje is dat meestal één, terwijl dat bij het oranje zandoogje bijna altijd twee is. Maar dat is geen constant kenmerk en dat zorgt daarom voor verwarring. Hier kun je echter duidelijk de, voor het oranje zandoogje, kenmerkende witte stippen op de achtervleugel zien.

Oranje zandoogje
In grote delen van Midden Nederland komt hij trouwens niet voor. Terwijl het bruin zandoogje in vrijwel het hele land talrijk en algemeen is, is het oranje zandoogje beperkt tot het zuiden, het noordoosten en de Waddeneilanden.

Icarusblauwtje (vrl)
Het zal niet bij iedereen bekend zijn dat er ook bruine blauwtjes zijn. Er zijn zo’n 16 soorten blauwtjes, waarvan de mannetjes overwegend blauw en de vrouwtjes altijd bruin kleuren. Terwijl het mannetje vooral met open geklapte vleugels opvallend blauw kleurt, probeert het vrouwtje zo onopvallend mogelijk door het leven te gaan en is ze overwegend bruin.

Toen ik dit vlindertje zag, dacht ik in eerste instantie dat ik het vrouwtje van het Gentiaanblauwtje zag. Zoals de naam al aan geeft, is de klokjesgentiaan de waardplant voor deze soort. De plant dus, waar deze vlinder haar eitjes op af zet. En laat ik nou net dit vlindertje zien bij de Waerbrookskoel, waar momenteel de klokjesgentiaan volop in bloei staat. Het Gentiaanblauwtje is een vrij zeldzame standvlinder, die lokaal voorkomt op de zandgronden in Zuid- en Noordoost-Nederland. Je vindt ze op natte heide, vochtige heischrale graslanden en blauwgraslanden. De Waerbrookskoel zou een prima omgeving voor deze soort kunnen zijn, maar is daar niet eerder waargenomen.  Zou het ????

Icarusblauwtje (vrl)
Toen ik de vlinder ook kon bekijken met dichtgeklapte vleugels, ging ik echter twijfelen. Zou het dan toch misschien een Icarusblauwtje of een Heideblauwtje zijn? Navraag bij iemand die kennis van zaken heeft wat betreft vlinders (Piet van N.), maakte aan alle twijfel een eind. Het is dus inderdaad (maar) een Icarusblauwtje. Vooral het puntje (zie blauwe pijl) schijnt een kenmerk te zijn.
Voor mij was dit weer een bevestiging hoe moeilijk het soms kan zijn de soort te benoemen. Gelukkig zijn er mensen waar ik op kan terugvallen. Bedankt Piet.

Dagpauwoog
Wil je nog vlinders of andere insecten fotograferen, dan geef ik je de tip om op zoek te gaan naar het koninginnekruid of leverkruid. Het is een soort die meer dan een meter hoog kan worden en die je nu overal bloeiend aantreft op vochtige plaatsen, zoals bijvoorbeeld in ruigtes, aan waterkanten, in moerassen, rietlanden en vochtige bossen. De roze bloemhoofdjes van vijf of zes buisbloemen produceren veel nectar en worden op een zonnige dag dan ook druk bezocht door vlinders en bijen.

Dagpauwoog
Zo zag ik onlangs op die plant onder andere deze prachtige dagpauwoog. Het is een van de bontst gekleurde en bekendste soorten vlinders in Europa en niet te verwarren met andere vlinders vanwege de grootte, de oranjerode vleugels en de karakteristieke oogvlek op de bovenzijde van iedere vleugel. Het is een van de soorten die als volwassen vlinder overwintert en 's winters dan ook kan worden aangetroffen in huizen of op andere goed beschutte plekjes.

Atalanta
Al vroeg op een zonnige ochtend zag ik deze atalanta, die zich op de stenen van onze garage aan het opwarmen was. De atalanta is gemakkelijk te herkennen: een zwarte vlinder met twee rode banen op zijn vleugels en bovenaan wat witte vlekken. De atalanta is dit jaar de meest getelde vlinder van Nederland. De zwart-bruin-oranje vlinder staat voor het eerst bovenaan de lijst; hij is 13.500 keer geteld en wordt op de voet gevolgd door de dagpauwoog (12.380) en op enige afstand door het klein en groot koolwitje (5.500 en 5.200).

Atalanta
De atalanta is een trekvlinder, die overwintert in Zuid Europa en zich hier voort plant. De eitjes worden afgezet op de grote brandnetel (waardplant) en de rupsen gebruiken de plant als voedsel. Dus..brandnetels in de tuin laten staan!! Ze leven van nectar, maar zijn ook gek op het sap van rottend fruit en boomsappen.
In Nederland komen twee generaties per jaar voor. In het najaar trekt een deel van de vlinders weer naar het zuiden.

dinsdag 30 september 2014

Van alles wat 3

Vandaag weer wat foto's en een praatje over beestjes waar we meestal geen aandacht aan schenken, maar die de moeite van het bekijken meer dan waard zijn. Op de close-ups die ik ervan gemaakt heb, is goed te zien hoe boeiend onze kleine dierenwereld kan zijn.

Ze zijn er nog, de libellen. Dit is een GEWONE OEVERLIBEL. Een mannetje. Mannetjes zijn namelijk blauw gekleurd met een zwarte achterlijfspunt. Vrouwtjes zijn bruin met zwart met lichtere zijkanten. Door deze kleuren lijken ze sterk op de platbuik, maar die laatste soort is duidelijk breder.

Veldsprinkhanen zijn herkenbaar aan de korte antennen en het ontbreken van een legboor. De meest algemene veldsprinkhaan is de BRUINE SPRINKHAAN. Deze soort stelt weinig eisen aan de leefomgeving en je komt hem dan ook overal wel tegen. Vanwege zijn "zang" wordt ie ook wel tandradje genoemd. De kleur van deze sprinkhaan is uiteraard bruin, maar er is soms ook wat groen of rood zichtbaar.
Probeer er eens een te vinden en geniet dan gewoon eens van dit kleine magische springwondertje.

De KLEINE VUURVLINDER is een kleine oranje-bruine standvlinder, die verspreid over het hele land voorkomt. Meestal niet in grote getale, dus het blijft een verrassing om er een te vinden. Hij mag dan wel rood zijn, maar hij is familie van de blauwtjes! Vooral wanneer de zon erop schijnt, lijken de voorvleugels intens te schitteren en is hij gemakkelijk te zien.
Je vindt hem bij schrale graslanden, open terreinen, heidevelden, duinen en braakliggende gronden.
De waardplanten voor de rups zijn vooral zuringsoorten zoals schapenzuring en veldzuring.

Nu de dagen korten en de nachten kouder worden, maken de vlinders dankbaar gebruik van elk zonnestraaltje dat ze kunnen vangen. Dat geldt ook voor deze ATALANTA. Toen ik om 10 uur deze foto nam, was hij blijkbaar nog niet voldoende opgewarmd en kon ik hem van dichtbij op de "korrel" nemen.
Met de vleugels wijd gespreid, kon ik hem van alle kanten rustig bekijken. Normaal zijn deze vlinders erg snel en is het moeilijk er een foto van te maken.

De VEELVRAAT (ook wel heidespinner genoemd), is een grote diklijvige nachtvlinder ,waarvan het mannetje ook overdag vliegt. De vrouwtjes vliegen alleen ´s nachts. De onopvallende vlinder komt in Nederland wijdverbreid voor in bossen, heidevelden, zandgronden en duinen. Vlak voor het einde van de zomer, in augustus, komen de gelegde eitjes uit en zijn de meeste vlinders weer gestorven.
Ik vond de roodbruin behaarde, met zwarte ringelbanden herkenbare rups op een heideveldje. Ze doet een beetje denken aan de grote beerrups en de haren kunnen ook jeuk veroorzaken.

De DAMBORDVLIEG is een vleesvlieg, waar we vies van zijn en eigenlijk is dat wel terecht. In tegenstelling tot de meeste vliegen is deze soort eierlevendbarend; er worden wel eitjes geproduceerd, maar die komen ín het vrouwtje al uit. Dit heeft als voordeel dat de larven meteen kunnen beginnen met eten. De larven worden namelijk afgezet op aas of vers vlees van open wonden, waarin ze zich verder ontwikkelen.
Ondanks dat we het een vies beestje vinden, speelt ze een grote rol in de voedselketen, want ze is voedsel voor veel insecteneters. De kleur van deze vlieg is grijszwart en ze heeft een patroon van afwisselende lichte en donkere vlekken, waaraan ze de naam dambordvlieg te danken heeft.


Op vuilniswagens in mijn woonplaats staat: "afval bestaat niet". Ik betwijfel of dat wel helemaal waar is, maar voor de natuur geldt dat gezegde in elk geval wel. Het klinkt cru, maar in de natuur geldt: "dood doet leven". Alle dode materialen, planten en dieren worden namelijk door bacteriën, schimmels en grote of kleine aaseters "gerecycled". Vooral in die laatste groep zijn er heel veel, die van dode dieren afhankelijk zijn.
Dat geldt ook o.a. voor deze GROENE VLEESVLIEG. Of beter gezegd, voor haar nakomelingen. Ze legt namelijk haar eitjes in kadavers (op deze foto is dat een haas), zodat de larven, meteen als ze ter wereld komen, aan een gedekte tafel komen te zitten. En zeg nou zelf: ondanks dat we het een vies beestje vinden, is het toch (zeker met felle zonnestralen er bij) een prachtig insect met die metallic lijkende groene kleuren.

Je ziet ze weer, langpootmuggen. Dit is een KOOL-LANGPOOTMUG. Het zijn onbeholpen slungels, met een veel te groot lijf en te kleine vleugels, die je moeiteloos uit de lucht kunt plukken. Ze worden ook wel vliegende hooiwagen, of glazenwasser genoemd (omdat ze `s avonds op het licht af komen en luidruchtig rond de lamp fladderen). Het zijn de primitiefste tweevleugeligen en ze behoren tot de orde van de vliegen en muggen. Waarschijnlijk hebben ze ooit 4 vleugels gehad, maar het achterste paar is in de loop der evolutie omgevormd tot een soort knotsvormige haltertjes, die ze gebruiken als stabilisator. Op deze foto zijn die goed te zien.
Hoewel het lijkt of ze een angel hebben, steken ze niet. Die achterlijfspunt is namelijk een legboor. Daarmee legt het vrouwtje de eitjes in de grond. Hieraan kun je dus ook zien dat dit het vrouwtje is, want het mannetje heeft die niet nodig. De volwassen langpootmuggen leven maar enkele dagen om te paren en zijn onschuldige dieren, maar de emelten (de larven) kunnen flink schade aanrichten aan o.a. gazons.
Er zijn veel soorten kortschildkevers. In "Allemaal beestjes 16" kun je er wat meer over lezen.Ze zijn vaak niet zo gemakkelijk op hun juiste naam te brengen, maar dat geldt niet voor deze ongeveer 3 cm grote STINKENDE KORTSCHILDKEVER. Het is ook de meest bekende. Sommige mensen kennen hem misschien als het “vuilnisbakmonster”. Dit is namelijk zijn bijnaam, omdat hij graag en vaak onder de vuilnisbak zit. Deze felle jager komt graag in de tuin, omdat er zoveel schuilplekjes zijn onder stenen of bladeren of bij de mestvaalt.


Hij is er niet van gediend als je hem stoort en neemt net zoals de andere kortschildkevers meteen een dreighouding aan; hij spert zijn kaken open, steekt de grote tasters recht vooruit en zijn staart wordt net zoals een schorpioen omhoog en naar voren gekromd. Op die achterlijfspunt zitten klieren, die een stinkende vloeistof kunnen spuiten. Ik kan me goed voorstellen dat hij afschrikt. Het is echter niet de staart waar je voor moet oppassen, maar zijn stevige kaken. Hiermee kan hij je pijnlijk bijten en hij laat niet graag los.
Ik heb die dreighouding proberen te fotograferen door hem eventjes aan te tikken met een takje en je ziet het resultaat. Je bent wel gewaarschuwd, want het is dus geen beestje om zonder handschoenen aan te pakken.

Ik bezoek regelmatig met de Ecologische Werkgroep Weert Zuid een natuurgebied in mijn omgeving voor een inventarisatie van planten. Bij het zoeken naar bijzondere (en gewone) plantjes, zie ik regelmatig andere dingen die interessant zijn om te fotograferen. Zo vond ik ook deze bijzondere rups. Aan de witte "ogen" op zijn lijf, de 2 paar buikpoten en 1 paar naschuivers is te zien dat deze bij de familie der uiltjes (nachtvlinders) hoort. Het is de rups van het SCHAAPJE. Een heel toepasselijke leuke naam voor deze rups. Je vindt de soort vooral in broekbossen, heide en moerassen. De onopvallende vlinder zul je niet gauw zien, of je moet 's nachts op pad gaan. Ze komen dan af op het licht.

De zweefvliegen lijken allemaal wel wat op elkaar. Pas als je ze op je gemak kunt bekijken nadat je er een close-up van hebt gemaakt, kom je er achter hoeveel verschillende soorten er zijn. Deze zweefvlieg, die je vaak bij kleine poeltjes of vennetjes ziet, is de HOOGVEENZWEEFVLIEG.
Deze zweefvlieg wordt ongeveer 13 tot 15 millimeter lang en is daarmee groter dan de meeste soorten.
De larven die in zuurstofarm water leven, hebben een unieke manier van ademen; een soort uitschuifbare buis die tot het wateroppervlak reikt. Zo haalt de larve adem, zonder in gevaar te komen. Men noemt ze heel toepasselijk rattenstaartlarven.

Als je in de natuur je momenten van rust neemt en je ogen dan goed de kost geeft, zie je vaak leuke dingen. Zo kwam ik oog in oog te staan met dit kleine ROSSE WOELMUISJE. Oog in oog is wat te veel gezegd, want het beestje was nog zo jong, dat het zijn oogjes amper open kon houden. Het was zich nog van geen gevaar bewust, zodat ik het van alle kanten kon bekijken. Vooral de pootjes vielen me op.
Dit muisje dankt zijn naam aan de rosse gloed die over zijn vacht ligt. De woelmuis kent vele vijanden, dus het is zaak om voor veel nakomelingen te zorgen. Het voortplantingsseizoen loopt van februari tot oktober. De vrouwtjes krijgen meestal 3 tot 7 jongen en dat vier à vijf keer per jaar. De jongen worden geboren na een draagtijd van 16 tot 18 dagen en de jonge geboren vrouwtjes zijn al geslachtsrijp na 4,5 week. Dus tel uit je winst.....

Blogarchief