Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


Posts tonen met het label wijffelterbroek. Alle posts tonen
Posts tonen met het label wijffelterbroek. Alle posts tonen

dinsdag 18 december 2012

Dood doet leven

Terwijl jaren geleden het idee overheerste dat de bossen er mooi opgeschoond bij moesten liggen, is deze tendens gelukkig aan het veranderen. Een opgeruimd bos “leeft” namelijk niet. De terugkeer van dood hout in onze natuur levert veel op: er is niet alleen meer beschutting, maar ook spechten, kevers, mossen, schimmels en nog veel meer dieren en planten profiteren, want het maakt deel uit van een voedselketen.
Er is zo veel meer te zien om van te genieten en onze natuurbeleving neemt toe.

Dode dieren zijn minstens zo belangrijk, maar zijn (helaas) nog geen algemeen gedachtegoed. Het laten liggen van grote dode dieren in de natuur is (nog) ongebruikelijk in Nederland. Mensen ervaren bij het zien en ruiken van een dood dier een heftige reactie. Bah…
Vaak maakt de eerst gevoelde afkeer echter even later plaats voor belangstelling en fascinatie. Er is ook zo veel te zien, want de aasetergemeenschap is best wel groot en divers.

Poster “Kadaverfauna”, getekend door Jeroen Helmer/ARK
Dode dieren zijn onmisbaar in de natuur. Een dood dier vervult de functie van een druk bezocht “restaurant”, waar honderden andere dieren aanschuiven. Imposante soorten zoals raaf, vos of gier, maar ook kleiner grut zoals aaskevers, vliegen en kledingmotjes. Kadavers vormen daarmee de laatste schakel in een ingenieuze voedselketen. De dood van het ene dier, betekent het (over)leven voor een ander. Kijk maar eens op deze poster “Kadaverfauna”.

In het project ‘Dood doet Leven’ wordt getracht om dode dieren, klein én groot, weer een plek te geven in onze natuur. Dit wordt mogelijk gemaakt door steun van de Provincie Limburg en de samenwerking van verschillende Nederlandse- en Vlaamse natuurorganisaties. In de blog "struintocht naar kadavers" vertel ik hier wat meer over.

Met die terugkeer kan een einde komen aan het magere bestaan dat de kadaverfauna leidt. Bij gebrek aan grote kadavers zijn waarschijnlijk de rode wouw, zwarte wouw en raaf uit ons land vertrokken en vermoedelijk eerder ook al de (monniks)gier. Om de belangstelling van grote aaseters te wekken, is een continue aanwezigheid van grote kadavers (o.a. ree, das, wild zwijn, beverrat) nodig. Dit is soms lastig.

Er wordt in het project gekozen voor gezonde dieren die zijn aangereden en door bevoegde personen worden gekeurd. De dode dieren vormen dus geen gevaar voor de gezondheid van omwonenden of omringende dieren. Vervelende, door dieren overgedragen ziektes, worden trouwens meestal door levende dieren overgedragen.

De dode dieren, die er worden neergelegd, liggen op plaatsen buiten de gangbare paden.
Zo heeft men, net voordat de eerste sneeuw viel, bij de Graus, in het Wijffelterbroek, een dode das neergelegd. Mocht je willen kijken, dan is niet aanraken en afstand houden het advies. Het afbraakproces wordt er dag en nacht gefilmd. Live-beelden zijn te zien op de site van Dooddoetleven.


Grotere kaart weergeven

woensdag 12 december 2012

De Raam en ‘t “Brook”.

De Raam, onlosmakelijk verbonden met het Wijffelterbroek, sluit aan op de Tungelroyse Beek en is in de dertiger jaren van de vorige eeuw gegraven voor een snelle ontwatering van het moerasgebied en snelle afvoer van het water. Dit alles gebeurde met schop, kruiwagen en kiepkar.
Plek waar de Lossing  net voor het bruggetje uitmondt in de Raam

Wijffelterbroek, Sanson 1631
Het Wijfelterbroek was oorspronkelijk vele malen groter en vormde met de naburige Kruispeel en Kalverpeel, Vetpeel, de latere Kettingdijk, Delbroek,  en Dijkerpeel één groot gebied dat zich uitstrekte tussen Weert en Bocholt en reikte tot Altweert en Stramproy. Tot in het begin van de 20e eeuw bleef het een nagenoeg ontoegankelijk moerasgebied met een grootte van ongeveer 450 ha. Het gebied sloot aan op de huidige Smeetshof (B), Kettingdijk en Laurabossen. Van het oorspronkelijke gebied is nu nog slechts ongeveer 50 ha. over.

De naam Wijffelterbroek heeft niets te maken met weifelen (van wie het broek bijvoorbeeld was). Algemeen wordt aangenomen dat de naam is afgeleid van het Middelnederlandse "Vivetersbroek". Ik zet bij deze uitleg echter een vraagteken en twijfel aan de juistheid hiervan. Viveter betekent vlinder, maar de link vlinder en Wijffelterbroek ontgaat mij. Een moerasgebied mag dan wel een gebied zijn voor bijvoorbeeld libellen, maar zeker niet voor vlinders. Ik neem dan ook aan dat het woord in de loop der tijd is verbasterd (volksetymologie).
Op bovenstaande 17e eeuwse kaart van Sanson staat het gebied namelijk aangegeven met "Wiwetersbroeck".  Naar dit woord gaat mijn voorkeur uit. Dus niet viveter, maar wiweter. Wiweter komt van het Oudfranse vîvere en vîver.  Het betekent: poel, stilstaand water, vijver, maar ook diergaarde. Vivus betekent levend. Het Franse Vîvere is afgeleid van het Latijnse vîvarium en wīwāri : dierentuin, visvijver, waterbekken en plaats waar levende dieren worden gehouden. (Bron: etymologiebank.nl). Bekend is dat het gebied vroeger het grootste gedeelte van het jaar helemaal onder water stond en er toen op werd gevist. Zelfs beroepsmatig.

Spotprent Wijffelterbroek 1900
In 1898 werd een consortium van 8 heren uit de stad opgericht, om de plannen van de Nederlandsche Heidemaatschappij voor de drooglegging van het Wijfelterbroek te realiseren. De waterstand moest omlaag om vruchtbare weilanden te kunnen krijgen. De mensen hadden er weinig vertrouwen in, wat blijkt uit bovenstaande, in 1900 gepubliceerde spotprent van een zekere F. Smeets op de plannenmakerij. Toch begon de ontwatering en ontginning van een deel van het gebied in 1902, nadat het consortium op 15 april 1901 260 ha. van de gemeente Weert pachtte voor een periode van 50 jaar, tegen een jaarlijkse pacht van fl. 1560.

De ontginningswerkzaamheden geschiedden door de Nederlandsche Heidemaatschappij. Honderden mensen hebben in de daaropvolgende jaren werk gevonden bij de opgerichte "Weerter Exploitatiemaatschappij  Het Wijffelterbroek”.  Het gebied werd 't "Brook" genoemd.

Gedicht n.a.v. bezoek der Ned. Heidemaatschappij in 1904.
Alvorens met de ontginning van het 260 ha. grote gebied te beginnen, was het noodzakelijk om het terrein voldoende te ontwateren, want een groot gedeelte van het jaar stond het bijna in zijn geheel onder water. Het komvormig gelegen terrein van Kalverpeel tot aan de Heltenbosbrug werd in het midden doorsneden door een tweetal beekjes (eigenlijk kleine slootjes), namelijk de Spekkeloop en de Rietbeek. De beekjes kwamen samen en stroomden als “Jungelroijsche- of Jungervische  beek” verder richting Maas. Voor een goede afvoer werd door de Provinciale Water- staat de Tungelroyse beek tot aan de vroegere watermolen (Vloetmolen) van Maes in Stramproy (tot paal no. 48!) verbeterd.
Daarna volgde de verbreding, verdieping en normalisatie van de smalle en ondiepe Rietbeek vanaf Spekke (ongeveer vanaf de huidige Baanbrug) tot de Heltenbosbrug. Nadat dit was gedaan, werden loodrecht op de gegraven beek hoofdsloten gegraven. Op deze hoofdsloten mondden talloze greppels uit.

In september 1902 had men deze klus geklaard en kon met de ontginning begonnen worden.
De manier van bemesten speelde hierin een grote rol. Men gebruikte daarvoor 1000 kg. kalk voor de ontzuring, 800 kg. thomasmeel en 1000 kg. kainiet (minerale kunstmest) per ha. In de jaren daarop werd dit aangepast. 

Met een totale kostenpost van fl. 36.000, ging de Nederlandsche Heidemaatschappij uit van een van een netto opbrengst van fl. 40,per ha. tegen fl.2,- daarvoor. De manier van bemesten bleek zo succesvol, dat de kleine landbouwers in de omgeving dit al snel navolgden.

Ontginners Wijffelterbroek

De heren aandeelhouders, praktisch allen notabelen en raadsleden uit Weert, waren Van Aubel, van Asten, Esser, Janssens, Joosten, Kemmere, dokter Franken, Hanraets en Schillings. De heren deden het werk uiteraard niet zelf, maar namen arbeiders en arbeidsters in dienst voor de ontginningswerkzaamheden. In 1904 was al 150 ha. tot gras- en bouwland en bos ontgonnen. 

Vooral in de Eerste Wereldoorlog maakte deze NV. goede winsten. Het klinkt vreemd, maar in die hel (de oorlog van 1914-1918 dus), was Nederland vanwege zijn neutraliteit een eiland van vrede en zelfs aanvankelijke voorspoed. De industrie, scheepvaart en ook de landbouw maakten tijdens de eerste jaren van de oorlog grote winsten. Het schijnt dat tussen 1914 en 1917 het nationaal inkomen zelfs bijna met de helft toenam!!!! Ook de "Weerter Exploitatiemaatschappij" profiteerde ervan, door grote hoeveelheden koudegrond groenten zoals kool, via het spoor te exporteren naar Duitsland.Tegen het eind van de oorlog liep die winstgevende voedselvoorziening echter sterk terug.

Boerderij 't Brook in 1990
Een opzichter regelde de werkzaamheden en hield alles in de gaten. Deze opzichter (Miechel Daniëls 1953), werd ook de eerste bewoner van de in 1906 gebouwde boerderij met de naam “’t Brook”. Hier werd later een tweede woonhuis tegen aan gebouwd. In 1923 was de oostelijke helft ontgonnen en in de jaren '30 werd de Raam gegraven, om het resterende gebied te ontwateren. Toen kon ook het Bocholter moerasgebied, zoals Smeetshof (B), beter worden ontwaterd door er de Lossing, of Emissaire, op aan te sluiten.

In september 1939 nam wethouder Peeters het initiatief om de resterende pacht af te kopen en kwam de exploitatie weer in handen van de gemeente. Toen zijn de boerderijen overgegaan in andere handen en “kregen” de voormalige pachters ieder 20 ha. grond. De rest van de grond werd verpacht aan boeren uit de buurt. Deze afkoop met vergoeding van verbeteringen, opstallen en bijgekochte gronden geschiedde tegen betaling van 39.000 gulden.

Ook tijdens WO II waren er ontginningswerkzaamheden in het Wijffelter- broek. De "Nederlandsche Arbeidsdienst" (N.A.D.) was een instelling die in het begin van de bezetting door de Duitsers in het leven was geroepen. Jonge mannen werden verplicht na het bereiken van de 18-jarige leeftijd een half jaar het volk te dienen in die arbeidsdienst.
Het uniform dat zij kregen was hetzelfde als dat van het Nederlandse leger, dat toen na de capitulatie op 14 mei 1940 niet meer bestond; er was nog genoeg van in de magazijnen. Als “wapen” werd een spade uitgereikt; eigenlijk twee, een voor bij het werk en een voor bij de exercities. Die laatste moest er altijd zeer schoon en glanzend uitzien.
De Nederlandsche Arbeidsdienst had als devies: “Ick dien”. Dit hield in dat de arbeidsman die onder dit devies werkte, het Nederlandse Volk diende (maar zelf niets verdiende). De afdelingen Altweerterheide (ca. 1 km vanaf sluis XVI aan de Loozerweg, waar nu Renewi, Grondstoffen Recycling is gevestigd) en Afd. 416 NAD Tungelroy (het latere Ambonezen- kamp) ontgonnen een nieuw deel van  'Wijffelterbroek' en legden een weg aan (de Wijffelterbroekdijk).

Als je meer over deze periode wil weten, kun je op de site van Go2War2.nl de lotgevallen lezen van Jan Berlijn: "Mijn tijd in de Arbeidsdienst- Het werkobject: Wijffelter Broek".
Ik heb verder een uniek (kort) filmpje gevonden op de site van "Beeld en geluid", dat je kunt bekijken door op onderstaand beeld te klikken of op deze LINK.

De omschrijving bij dat filmpje is als volgt:
"De afdelingen Weert en Tungelroy van de Nederlandsche Arbeidsdienst ontginnen terrein 'Wijffelterbroek' in verband met de agrarische bestemming daarvan. Om de ontginning goed aan te kunnen pakken, moet eerst een weg worden aangelegd. Als deze weg klaar is wordt hij door de burgemeester van Weert, de NSB'er J.H.W. Rösener-Manz, officieel geopend. De mannen van de NAD rennen uit hun barakken naar buiten en gaan in het gelid staan; ze marcheren, schop over de schouder, naar hun werkterrein; ze graven de grond uit, kappen bomen en verwijderen boomstronken".

Na de Tweede Wereldoorlog waren er ruim honderdduizend werklozen. Om deze in te kunnen zetten in het arbeidsproces werd de Dienst Uitvoering Werken (in de volksmond DUW genoemd) opgezet.
De DUW- werkers werden aanvankelijk ingezet voor opruimingswerkzaamheden. Later werden ze betrokken bij ontginningswerkzaamheden. DUW- arbeiders voélden zich niet alleen 'n soort tweederangs burgers, ze waren het ook. Het waren de paria's in die jaren van wederopbouw en voor velen stond de DUW, ook wel genoemd “Door Uitputting Wanhoop” , bijna gelijk met de hel.
Er was echter veel vraag naar landbouwgrond en praktisch alle boeren uit Keent, Moesel en Altweerterheide zaten wel te wachten op een stuk grond om uit te breiden. Zo vonden ongeveer 80 werkelozen uit Weert, maar ook uit bijvoorbeeld Ell en Hunsel, werk in het Wijfelterbroek.

Het was werkverschaffing in handkracht, want de belangrijkste gereedschappen waren schep en kruiwagen. Zwaar werk maar in 6 tot 7 jaar is ongeveer 80 ha. onder handen genomen. Het ging vooral om herontginning en egalisatie; grond die te hoog of te laag lag en nog bezand moest worden.

De ontginningen waren met name in het westen, bij de driehoek langs de Broekdijk tot aan de Raam. Het veen werd daar tot een bepaalde hoogte omgezet en dan bedekt met een laag zand, die afkomstig was van te hoog liggende gronden zoals van een bult bij de Vetpeel en bij een gerooid dennenbos bij de Achterpeel. De uitgegraven grond werd in kipkarretjes gegooid en als het karretje vol was, duwde men het handmatig over smalle rails naar de dieper gelegen plek waar de grond gestort moest worden. Onder andere gebieden als "Kwaoj Gaât", Wisseblök, Koele struuk (huidige Raamweiden). Kwaoj in de betekenis van moeilijk begaanbaar en meest onder water staand (Molemans 1976) zegt voldoende over de omstandigheden waarin gewerkt moest worden. Het waterpeil werd op niveau gehouden door de talloze sloten en lossingen, die het overtollige water afvoerden via de Raam.

In mei 1951 werd gestart met het laatste project, de aanleg van de Bocholterweg. Hierbij moest de uit veengrond bestaande Broekdijk of Brookdieëk (laatste stuk tot aan de grens) worden uitgegraven en door een zandlichaam worden vervangen. De vruchtbare uitkomende veenaarde werd in de naburige Vetpeel gestort. Het zand voor het weglichaam kwam van de hooggelegen kapvlakte op de rand van het Wijfelterbroek, dat ook werd gebruikt om de lager gelegen ontginningsstukken te bezanden.
Zo kreeg het Wijfelterbroek na 50 jaar zijn definitieve vorm.

Bij gebrek aan arbeiders vanwege de groei van de economie en door de instelling van de “Directie Arbeidsvoorziening” (sociale zaken) werd de DUW overbodig en is in juli 1954 opgehouden te bestaan. Het werk dat nog moest gebeuren, werd uitbesteed aan “het vrije bedrijf”….

De Raam in het "Brook"

Ossebrug  (hier lag oorspronkelijk een voorde)
De Raam is in 1962 nog eens verdiept en verbreed, waardoor een nog sterkere drainerende werking is opgetreden. Niet alleen voor de omliggende landbouwgronden, maar ook voor het Wijffelterbroek. De omvang van kwelzones is daar afgenomen en het kwelwater wordt versneld afgevoerd via watergangen. Door de ontwatering en afvoer van water is een groot deel van de natuurlijke sponswerking verloren gegaan. Lang was dit een groot voordeel voor de landbouw, maar door klimaatverandering gaan we vaker te maken krijgen met droogte enerzijds en hinderlijke overstromingen anderzijds. Water vasthouden in de moerassen aan de bovenloop van beken wordt daarom steeds belangrijker. Zo zijn o.a. stuwen aangelegd in de Raam om het waterpeil beter te kunnen beheersen, m.a.w. de grondwaterstand hoger te houden.
De brug op de foto wordt de Ossebrug genoemd en ligt bij de zandweg tussen de boerderijen 't "Brook" (Jan van Monne Lewie) en de "Pruus" aan de Stramproyergrensweg.

't "Brook" gezien vanaf Pruiskesweg
't Brook" gezien vanaf Spikke

Op de onderste foto zie je een stukje van de "weilanden" ,ten zuiden van de Raam, die door Ark zijn gekocht en die terug zijn/worden gegeven aan de natuur. Het verschil met de andere twee foto's is al goed te zien. De "verruiging" van het terrein is al duidelijk zichtbaar en vanwege de wijziging in de grondwaterstand zie je het eerste riet verschijnen. Een stukje verder mondt de Raam uit in de Tungelroyse Beek. Dit gedeelte wordt begraasd door TaurOssen.


Als je het hele verhaal van de ontginning wil lezen, klik dan hier.


Grotere kaart weergeven


zaterdag 1 december 2012

Prototype van de TaurOs

Begin 2008 ontstonden bij de Stichting Taurus en Ark Natuurontwikkeling de eerste ideeën, dat er voor het toekomstig beheer van grootschalige natuurgebieden in Nederland (en ook in Europa), een nieuw type rund nodig zou zijn voor de begrazing. Dit zou helemaal moeten passen in het beeld dat men van Kempen~Broek voor ogen heeft; een zelfredzaam rund, dat onder allerlei omstandigheden kan overleven. Het bij uitstek geschikte rund daarvoor - het oerrund - is helaas in de 17e eeuw door overbejaging en verlies van leefgebied (habitat) uitgestorven.
Met een gericht kruisings- en fokprogramma wil men tot een goede match komen en een dier scheppen, waarvan uiterlijk en gedrag in de buurt van het oerrund komen.
Uiteindelijk moet het dier er ongeveer gaan uitzien zoals op deze “compositiefoto”…….
Men is begonnen met het inventariseren van zeldzame rassen. Wetenschappers en kenners, zoals genetici van de Universiteit Wageningen en het "European Cattle Diversity Consortium" en historici uit Italie, Spanje en Nederland, werkten mee aan deze ontwikkeling.
Men beschikt nu over het DNA van het oorspronkelijke oerrund (uit gevonden botresten) en genetisch materiaal van 30 primitieve runderrassen. Het gaat hier dus om rassen waarbij nog veel eigenschappen van het oerrund bewaard gebleven zijn. Rassen die veelal in geïsoleerde plekken van Europa overleefd hebben.
Het TaurOs Programma probeert niet alleen een dier terug te fokken dat zo goed mogelijk lijkt op het oerrund, maar probeert dus ook de genetische eigenschappen van het oerrund zo dicht mogelijk te benaderen.

De Schotse Hooglander is daarbij het startpunt, vanwege de vele kenmerken die passen bij het profiel van de Tauros en vanwege zijn goede reputatie. De eigenschappen die de Schotse Hooglander mist, zijn wel aanwezig bij andere rassen. Door onderlinge kruising en selectie met Spaanse (Pajuna, Sayaguesa, Tudanca en Limia), Italiaanse (Maremmana Primitivo en Podolica) en Portugese rassen (Maronesa), allemaal relatief onbekende rassen,   wil men de minpuntjes van de Hooglander weg gaan werken.
Ook de ecolander, een kruising tussen verschillende runderrassen (met name Hooglanders en Heckrunderen), gaat hierin een rol spelen.

Het echte oerrund krijg je zo nooit terug, maar men verwacht (binnen afzienbare termijn), een "replica" met een goede gelijkenis en de juiste eigenschappen  te krijgen.  Onderstaand YouTube filmpje laat je runderen zien, die ik gefotografeerd heb in de periode 2012 tot 2015.

vrijdag 30 november 2012

Begrazing Wijffelterbroek


Op verschillende locaties in het Wijffelterbroekgebied lopen runderen die deel uit maken van het project ‘TaurOs’. In dit project werken ARK Natuurontwikkeling en Stichting Taurus samen aan het terugbrengen van het uitgestorven oerrund in de Europese natuur. Daartoe is een speciaal fokprogramma opgezet. Het terug gefokte dier moet de ecologische rol vervullen die het oerrund vroeger in de natuur had.

In "t Brook" lopen momenteel (november 2012)  koeien die een kruising zijn van de Maremmana en de Schotse Hooglander; de bruin/grijze koeien met zwarte en bruine kalfjes. De bruin/zwarte koe (rechts van de grote stier),is een kruising tussen Tudanca en een Schotse Hooglander.

Alle koeien worden/zijn gedekt door de grote zwarte Sayaguesa stier, met de naam Machiel. Het Sayaguesa rund is een zeer zeldzaam ras dat in de regio Castilië en León(Spanje)voor komt. Er zijn nog maar 500 dieren over de hele wereld, dus de soort dreigt uit te sterven. Het dier kan in zeer schrale omstandigheden overleven. Het is een groot ras, met verschillende kenmerken die het oerrund ook had.

De dieren op de foto hebben ruim een jaar rondgelopen in " 't Kwaoj Gaât" en lopen nu in " 't Brook".
Door grondaankoop en grondruil heeft de Stichting Ark " 't Brook" verworven. Het is het ontgonnen weidegebied langs de Raam en Tungelroyse Beek tussen het Wijffelterbroek en de Bakskesbrug of Heltenbosbrug ("Bie Helmusse" achter de Kets.....).

dinsdag 27 november 2012

Pajuna stier.

In september heb ik een mooie nazomerwandeling gemaakt in het Stramproyerbroek en de Stramproyerheide, die deel uitmaken van het Kempen-Broek gebied. Op een perceel, genaamd "Lieëg Hei", trof ik weer wat andere runderen aan voor het TaurOs- project. De Pajuna stier op de foto is een jongvolwassen dier, dat daar sinds kort samen met een vijftal prachtige Italiaanse Maremmana primitivo koeien en een kalfje te zien is. De maremmana koeien zijn medio november al weer verplaatst naar de Loozerheide.

Het Pajuna rund werd (vanwege het vlees)ongeveer vanaf 1950 gekruist met andere rassen, zoals Retinta, Murciana en andere meer winstgevende rassen zoals Charolais. Het ras is dus eigenlijk niet meer 100% raszuiver. Het heeft echter nog voldoende DNA- lijnen die een duidelijke gelijkenis met het oerrund hebben, zoals hun langbenige, atletische lichaamsbouw.
Net als de andere robuuste runderen in het TaurOs- project blijkt het Spaanse Pajuna rund goed te kunnen overleven onder zware omstandigheden. Het traditionele Pajuna leefgebied is voornamelijk in de Andalusische hooglanden en bergen. Ze zijn niet alleen “winterhard”, maar kunnen ook goed tegen warmte. Daardoor past het Pajuna rund goed in het kruising- en fokprogramma van het TaurOs- project.

Pajuna stieren wegen gemiddeld 600 kg en hebben een schofthoogte van zo’n 165 cm. De stieren zijn donkerbruin tot zwart met een kenmerkende bleke aalstreep over de rug, een meelsnuit en een mooie bruine lichtgekrulde bles. De hoorns, met name die van de stieren, zijn meestal naar voren gericht en zijn licht van kleur met een donker uiteinde.
Hoewel gewaardeerd voor de kwaliteit van het vlees, werd het ras van oudsher voornamelijk als trekdier ingezet.
Dit runderras staat nu onder speciale bescherming bij het officiële Spaanse stamboekvee, want hun aantal is vooral snel afgenomen tijdens de jaren 1980 en 1990. In 1992 stond het ras zelfs op het punt om uit te sterven. Op 29 bezochte bedrijven, werd toen vastgesteld dat met een totaal van minder dan 100 dieren, slechts 8 daarvan nog als zuiver konden worden beschouwd.(bron: Animal Production and Natural Resources Utilisation in the Mediterranean mountain areas, A. Georgoudis,A. Rosati,C. Mosconi, 2005)

zondag 25 november 2012

Tauros in Wijffelterbroek

In het Wijffelterbroek en Stramproyer heide, in de gemeente Weert, is men met een uniek project bezig. Stichting Taurus en ARK Natuurontwikkeling maken zich vanaf 2009 sterk om op korte termijn een rund te fokken, wat zoveel mogelijk overeenkomsten vertoond met het sinds begin 16e eeuw uitgestorven oerrund. Wetenschappers en kenners, zoals genetici en historici uit Italië, Spanje en Nederland werken mee aan deze ontwikkeling.
In 2018 (!) moet er een kudde van 100 oerossen rondtrekken in het grensoverschrijdende Kempen~Broek. Op langere termijn is deze tauros een wild dier, dat net als edelherten, wilde zwijnen, wolven en andere grote zoogdieren, vrij rond zwerft door natuurgebieden. Zonder menselijke bemoeienis.

Een veelbelovend resultaat van een kruising tussen een Hooglander - en een Heckrund leek dit jonge stiertje met kenmerkende meelsnuit, bruine bles en streep over zijn nek en rug. Deze runderen worden Ecolanders genoemd. Grootte en omvang van de hoorns van dit dier zijn volgens de deskundigen echter (nog) niet optimaal.
Dit beestje zal dus helaas tzt terechtkomen in het slachthuis.

vrijdag 23 november 2012

Tauros in de Graus

De Graus is een weideperceel aan de Pruiskensweg, aan de rand van het Wijffelterbroek. De naam Graus zou aan de veldnaam Groes ontleend kunnen zijn. Deze naam hangt samen met groeze, verwant aan gras en duidend op een groene (drassige) weide. Volgens W. Lenaers (bron: Veldnamen in en om Stramproy, 1948) kan het echter ook afgeleid zijn van het Duitse woord Graus. Dit klinkt aannemelijker, want in de Nieuwe Koerier van 16 augustus 1911 (de voorloper van Dagblad de Limburger) wordt namelijk gesproken over ontginning "Graussen". Het Nederduitse grausen is afgeleid van het Germaanse "irgrūsōn" en betekent gruwen, huiveren of griezelen. Het gebied moet er ooit,vóór de ontginningen dus, nogal woest hebben uitgezien. Ook in het Nederlands Etymologisch Woordenboek kwam ik deze betekenis van grausen tegen.

In het ca. 10 hectare groot omzoomd weiland lopen momenteel koeien van een kruising tussen Heckrund en Schotse hooglander en een Ecolander stier.

De Ecolander is een kruising tussen verschillende runderrassen (met name Hooglanders en Heckrunderen) waar- bij streng geselecteerd wordt op rustig gedrag, gehardheid en uiterlijk.
Bij het uiterlijk wordt vooral gelet op kenmerken die het, inmiddels uitgestorven, oerrund moet hebben gehad.


In de Ecolander zit het karakter (m.n. de rust en betrouwbaarheid) van de Schotse Hooglander en het uiterlijk (zoals wildkleur, kortharigheid in de zomer en langharigheid in de winter, een goed gevormde hoornpartij, de witte snuit, de lichte "aalstreek" op de rug), het kuddegedrag en voedselkeuze van het Heck-rund. De Ecolander is vanwege zijn karakter inzetbaar in publieksterreinen. Als de afstand met bezoekers te klein wordt, moet de stier zich terug trekken en niet, zijn mannetje willen gaan staan, hij mag niet dreigen..
De positieve eigenschappen van de Ecolander maken dit dier geschikt om deel uit te maken van het fokprogramma van de TaurOs. Dat is tenminste wat de Stichting Taurus ervan verwacht.


Deze runderen vertonen dus het natuurlijk gedrag van het oerrund. Het zijn grote en imposante dieren met grote en dikke hoorns. Ze hebben een groot wijkgedrag, m.a.w. ontwijken de mens, zijn volledig zelfredzaam en eten alles wat hun voor de voeten komt. Vooral op de wat rijkere grasgebieden komen ze goed tot hun recht. Ze kunnen goed tegen het Nederlandse klimaat.

Klik HIER als je wat meer wil weten over het Heckrund.

Sayaguese koe

zwart/grijs Tudanca rund
Om tot een rund te komen, wat lijkt op het oorspronkelijk oerrund, zal door de Stichting Taurus en Ark gebruik worden gemaakt van een nauwkeurig bijgehouden en gericht kruisings- en fokprogramma. Met runderrassen waarvan het DNA zoveel mogelijk op dat van het oerrund lijkt. Men noemt dit het TaurOs projekt.
De basis wordt gelegd door de Schotse Hooglander. Dat rund heeft zich al bewezen als natuurlijke jaarrond begrazer van natuurterreinen. Het is zelfredzaam. Daarnaast is het een publieksvriendelijk dier.
De Schotse Hooglander zal worden gekruist met afstammelingen van - de Tudanca,de Pajuna, de Sayaguesa en de Limia uit Spanje, en de Maremmana 'primitivo' en Podolica uit Italie.
Doel is om uiteindelijk tot een goede match te komen en een dier te scheppen waarvan uiterlijk en gedrag in de buurt van het oerrund komen.

zwart/bruin Sayaguesa koe met kalfje
Het Sayaguesa rund op de foto is een zeer zeldzaam ras dat in de regio Castilië en León(Spanje)voor komt. Er zijn nog maar 500 dieren over de hele wereld, dus de soort dreigt uit te sterven. De dieren zien er indrukwekkend uit met hun karakteristieke hoorns, maar zijn rustig en ongevaarlijk.Dit primitieve Spaanse ras is eeuwenlang als trekdier gebruikt. Ze hebben veel kenmerken van het oerrund in zich wat betreft kleuren en kleurstelling. Ze kunnen goed tegen kou en kunnen goed tegen warmte, staan hoog op de poten, hebben een slanke bouw en hebben een hoornvorm die past binnen het profiel van het oorspronkelijke oerrund. Karakterestiek is ook de zogenaamde "meelsnuit".
Je vindt de zwart/bruine Sayaguesa runderen (koeien) langs de A-beek in Stramproy (bekend als "d'n Oetslaag"). Aan de andere kant van de Grensweg ("Siëndonk" genoemd)bevinden zich de zwart/grijze gekruiste Tudanca's.

In het Wijffelterbroek op percelen met de naam "Kwaoj Gaât" en "Wisseblök", loopt een Sayaguese stier met (gekruiste) Schotse hooglanders. Hij zal voor nakomelingen gaan zorgen. Tenminste, dat is de bedoeling !!!

Sayaguese stier met een koe die een kruising is tussen een Tudanca en de Schotse Hooglander

Tauros in Wijffelterbroek

In het Wijffelterbroek en Stramproyer heide, in de gemeente Weert, is men met een uniek project bezig. Stichting Taurus en ARK Natuurontwikkeling maken zich vanaf 2009 sterk om op korte termijn een rund te fokken, dat zoveel mogelijk overeenkomsten vertoond met het sinds begin 17e eeuw uitgestorven oerrund.
Wetenschappers en kenners, zoals genetici en historici uit Italie, Spanje en Nederland werken mee aan deze ontwikkeling. In 2018 (!) moet er een kudde van 100 oerossen rondtrekken in het grensoverschrijdende Kempen~Broek.
Op langere termijn is deze oeros een wild dier, dat net als edelherten, wilde zwijnen, wolven en andere grote zoogdieren, vrij rond zwerft door natuurgebieden. Zonder menselijke bemoeienis.


Een veelbelovend resultaat van een kruising tussen een Hooglander - en een Heckrund, leek dit jonge stiertje met kenmerkende meelsnuit en bruine bles en streep over zijn nek en rug. Grootte en omvang van de hoorns zijn echter volgens de deskundigen (nog) niet optimaal.
http://www.freenature.nl/free/Dit beestje zal dus helaas tzt terechtkomen in het slachthuis van Free Nature. In 2007 is FREE Nature opgericht vanuit ARK Natuurontwikkeling en beheert in Kempen - Broek de kuddes runderen en paarden.
Wanneer een dier om de een of andere reden niet in het kruis- en fokprogramma van TaurOs past, of als er te weinig ruimte is voor de dieren in het gebied en het nergens anders geplaatst kan worden, biedt Free Nature het kwaliteitsvlees van de dieren aan als wildernisvlees. De opbrengst stroomt rechtstreeks terug naar het werk met de kuddes en de natuur.

donderdag 22 november 2012

De Raam

De Raam, gelegen in het Wijffelterbroek, sluit aan op de Tungelroyse Beek en is in de dertiger jaren van de vorige eeuw gegraven voor een snelle ontwatering van het moerasgebied en snelle afvoer van het water.
In Nederland werd vanaf de jaren 30 in de vorige eeuw en vooral ook meteen na WOII een groot aantal werkverschaffings- projecten opgezet.Na de Tweede Wereldoorlog waren er namelijk ruim honderdduizend werklozen. Om deze in te kunnen zetten in het arbeidsproces werd de Dienst Uitvoering Werken (in de volksmond DUW genoemd) opgezet, aanvankelijk bedoeld voor opruimings- werkzaamheden.Later werden ze betrokken bij ontginningswerkzaamheden en civiele werken. In de werkverschaffing kregen de werklozen geen echte baan aangeboden, maar werden ze door de overheid verplicht om in grote werkploegen ongeschoold werk uit te voeren bijvoorbeeld het ontginnen van een hoogveengebied of het graven van kanalen. Dit alles gebeurde met schop, kruiwagen en kiepkar. Zo gebeurde ook in het Wijffelterbroek en Achterbroek. In de blog de Raam in 't Brook kun je hier meer over lezen.
Bovenstaande foto is genomen vanaf een stuw in De Raam.Links van de vaart ligt een deel van het Wijffelterbroek dat Wisseblök en het “Kwaoj Gaât” wordt genoemd; het resultaat van de ontginningen na de Tweede Wereldoorlog. De lossing (links op de foto te zien) die in de Raam uitmondt, komt van de Vetpeel die net voor de grensovergang langs de Bocholterweg ligt. De naam Kwaoj Gaât geeft aan hoe moeilijk een en ander is verlopen en onder welke omstandigheden er gewerkt werd. Door de kanalisatie van beken en diepe ontwatering in de afgelopen eeuwen is een groot deel van de natuurlijke sponswerking verloren gegaan. Lang was dit een groot voordeel voor de landbouw, maar door klimaatverandering gaan we vaker te maken krijgen met extreme droogte enerzijds en hinderlijke overstromingen anderzijds.

Het klimaatproject biedt dankzij de uitbreiding van het natuuroppervlak in het Kempen~Broek, de mogelijkheid om de afvoer van water te vertragen.
Water vasthouden in de moerassen aan de bovenloop van beken wordt steeds belangrijker en de landbouwgrond die met veel zweet is verkregen, zal over enige tijd weer teruggegeven worden aan de natuur.

Blogarchief