Een prachtig exemplaar en al wat ouder. Jonge exemplaren zijn namelijk veel lichter van kleur.
Zoals de naam al aangeeft, kan deze zwam heel groot worden. Als hij volledig is uitgegroeid, kan hij wel een meter in doorsnede bereiken.
Deze algemeen voorkomende paddenstoel heeft een sterke voorkeur voor Amerikaanse eiken en beuken. Hoewel hij hier te zien is op een "begraven" boomstronk, ga ik er (gelet op de omgeving) van uit dat het op een Amerikaanse eik is. De zwam kan zowel verschijnen op dood organisch materiaal (saprofyt) als een verzwakte levende boom (parasiet).
Als de vruchtlichamen van de zwam boven de grond te zien zijn, is het voor de boom al te laat. Onder de grond en in de boom heeft de Reuzenzwam dan namelijk zijn verwoestende werk al verricht. Daar heeft de schimmel de houtvaten als het ware dicht geknepen en daardoor sterft de boom. Binnen een paar jaar is een boom met een Reuzenzwam als gast helemaal afgestorven. Op mijn fotosite FlickR heb ik nog enkele andere foto's van deze kanjer staan.
Deze bijzonder uitziende BUILENBRAND of Maisbrand (Ustilago maydis) ontstaat door schimmelsporen die via wind en opspattend regenwater in de bladtrechter van mais terecht komen. "Een brandschimmel is een zogenaamd plantpathogeen; een ziekteverwekker van biologische oorsprong". (Aldus Wikipedia).
Je vindt ze op de plaats waar eigenlijk een maïskolf zou moeten zitten. Het is een zwakteparasiet, dus die tast alleen beschadigde en/of verzwakte planten aan.
Tijdens warme zomers is Builenbrand tamelijk algemeen, maar gewoonlijk is het een vrij zeldzame schimmel. Dit jaar waren de hoge temperaturen en droogte weer ideale omstandigheden voor deze soort, dus je ziet ze best weer veel. Als je tenminste goed oplet..............
Op de plaats waar de schimmel binnendringt reageert de plant met een abnormale weefselvorming, waardoor er builen ontstaan van soms wel 20 cm. doorsnede. De builen zijn omgeven door een zilverkleurig vlies. In de builen ontstaan zwarte sporen die, als ze rijp zijn op de grond vallen en daar tenminste vier jaar kiemkrachtig kunnen blijven.
Builenbrand is met de maïs vanuit Centraal-Amerika de wereld over gereisd. De schade die het schimmel veroorzaakt is in Nederland beperkt, maar een grote aanwezigheid van deze schimmel zoals in dit jaar kan wel ten koste gaan van de opbrengst en kwaliteit. De boeren zijn er dan ook niet blij mee, ook al omdat een chemische bestrijding niet mogelijk blijkt te zijn. Daarom wordt vruchtwisseling of minder vatbare rassen aanbevolen. Het vee ondervindt er overigens geen nadelige gevolgen van.
In Mexico, waar de mais oorspronkelijk vandaan komt (8000 jaar geleden stond maïs al centraal in de Mexicaanse keuken en cultuur), is Builenbrand echter geen plaag, maar wordt er als een delicatesse gegeten.
De aangetaste onrijpe kolven worden er al sinds mensenheugenis gegeten en gelden als heel voedzaam. De kolven worden 2 tot 3 weken na infectie geoogst en daarna gekookt. In de aangetaste kolven komen onder andere de smaakstoffen sotolon, vanilline en glucose voor. Ze noemen het daar Cuitlacoche.
Sommigen noemen het ook wel de Mexicaanse- of maïstruffel, want veel boeren daar verdienen momen- teel meer aan de paddenstoelen dan aan de maïs zelf.
Een verwante soort (Ustilago esculenta) wordt in China ook al eeuwenlang voor de consumptie gecultiveerd op wilde rijst (Zizania latifolia). Wat de één dus ziet als een vervelende, onsmakelijke plantenziekte, is voor de ander juist een lekkernij.
Hoewel ik deze TOEFIGE LABYRINTZWAM (Abortiporus biennis) nooit eerder gezien heb, is het in Nederland een vrij algemene soort die verspreid over het hele land kan worden waargenomen. Het is een schimmelsoort uit de familie Meruliaceae. Andere soorten die bij deze familie horen, zijn bijvoorbeeld spekzwoerdzwam, donzige korstzwam, paarse korstzwam , grijze buisjeszwam , bleke stekelkorstzwam en gele stekelkorstzwam.
Het vruchtlichaam ziet er uit als een waaier- met een rozetachtige vorm. De toefen zijn gesteeld en de diameter is ongeveer 8 tot 20 cm. De hoed heeft meestal een dunne golvende rand en is 3 tot 9 cm lang.
Als de paddenstoel jong is, is de hoedkleur lichter (loodwit-achtig), later wordt hij wat donkerder (lichtroze) van kleur.De bovenzijde van de hoed is fluweelachtig en voelt wat viltig aan.
Deze paddenstoel heeft poriën van ongeveer 1 tot 3 per milimeter. Ze zien er vaak niet uit als ronde gaatjes, maar als een onregelmatig netwerk van hoekige of kronkelige gangetjes. Vandaar de naam "labyrintzwam". De labyrintvormige onderkant heeft dezelfde functie als de plaatjes bij een gewone paddestoel, namelijk, het oppervlak waarop de sporen gevormd worden, flink te vergroten.
De paddenstoel veroorzaakt witrot als hij dood hout aantast (saprofyt), maar ook stamrot bij levende bomen zoals populier, iep, eik en beuk. Hij zit dan stevig verankerd in een wortel. Ik kon slechts met moeite een exemplaar los trekken. Hij brak ook niet af, want het vlees kan zeer taai zijn.
De zwam komt voornamelijk in parken en plantsoenen voor. De soort voedt zich met stoffen van de gastheer. Hierbij kan de paddenstoel veel vocht opnemen, daar staat tegenover dat het vocht moet worden afgevoerd. Dit vindt plaatst door middel van een vorm van "zweten". Dit worden ook wel gutatiedruppels genoemd. De gutatiedruppels smaken behoorlijk zuur en bitter. Je ziet die vooral bij oudere exemplaren.
Sommige insecten die van die "tranen" snoepen, lijken er dronken van te worden.
Het is een paddenstoel die groeit op "begraven" hout en op wortels van levende bomen, bij houtopslagplaatsen, op gedeeltelijk verkoold hout bij brandplekken, en op houtsnippers in parken en plantsoenen. De steel is meestal verzonken in de bodem en met aarde bedekt. Hij kan net als de Reuzenzwam in groepjes rond een stobbe of stamvoet verschijnen, maar het vruchtlichaam wordt minder groot (maximaal 15 a 20 cm).
De rozetvorm die je op de eerste foto's ziet, komt het meest voor, maar de verschijningsvorm van de paddenstoel is enorm variabel zoals je hier ziet. Deze "onvolledige" vormen (Ceriomyces terrestris )bestaat overwegend uit labyrint poriën en heeft slechts een beginnende hoed of steel. Deze doen me aan kippenboutjes denken, maar let op, de soort is niet eetbaar. Hij is ook erg taai en de geur is onaangenaam; hij verspreidt soms een geur die doet denken aan gas.
Knolvormige of bloemkoolachtige vruchtlichamen, alleenstaand of in een groep, zijn ook mogelijk en kunnen in combinatie met de rozetvorm te voorschijn komen. De bovenzijde heeft een enigszins fluwelig oppervlak. Ook hier zien we goed dat de poriën een onregelmatige vorm hebben.
De soortnaam biennis betekent "tweejarig". De reden voor deze naamgeving ontgaat mij, want de vruchtlichamen zijn in werkelijkheid éénjarig. Abortiporus betekent "met afgebroken (of onderbroken) poriën". Omdat het vlees de neiging heeft om roodachtig te verkleuren wordt de zwam in Engeland "Blushing Rosette" genoemd. Vanwege de rood/ oranje gutatiedruppels wordt hij hier ook wel Bloeddruppelzwam genoemd.