Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


zaterdag 12 december 2020

Herfst 2020.......Paddenstoelentijd deel 7: Van alles wat

De vorige post heb ik je soorten laten zien die geen toelichting behoefden, omdat ik daar al eerder iets over geschreven had. In deze post zie je nog niet eerder vertoonde soorten, waar wel wat uitleg bij nodig is.
 
Gele knolamaniet
 De GELE KNOLAMANIET (Amanita citrina, synoniem: Amanita mappa) is een algemeen voorkomende paddenstoel uit het geslacht der amanieten (Amanita). Hier hoort bijvoorbeeld ook de Vliegenzwam bij. Amanieten hebben een met een beurs omgeven knolvoet. Die is hier heel goed te zien. De soort wordt in het Engels ook wel aangeduid met "false death cap". Hij wordt namelijk nogal eens verward met de zeer giftige groene knolamaniet (Amanita phalloides).
 
Hij heeft een bolvormige gewelfde tot vlakke ronde hoed, die 4 tot 10 centimeter in diameter kan worden. Het oppervlak is meestal glad, maar kan soms oranje tot lichtbruine oneffenheden vertonen. De hoed en de steel zijn ivoorwit tot bleek citroengeel van kleur. De lamellen zijn vlezig en wit. De steel heeft een hoog aangezette, afhangende ring, die bij aanraking bruin kan verkleuren. De Gele knolamaniet ruikt naar rauwe aardappelen.  
Witte knolamaniet
 Er is ook een variant van de Gele knolamaniet: de WITTE KNOLAMANIET (Amanita citrina var. alba). Deze onderscheidt zich van de gele knolamaniet doordat deze helemaal wit is en nergens een geelverkleuring vertoont.
Tijgertaaiplaat
De TIJGERTAAIPLAAT (Lentinus tigrinus) heeft een witachtige hoed met grijsbruine of sepiabruine, aangedrukte schubben. Die geven de paddenstoel een getijgerd gestreept uiterlijk, waaraan hij zijn Nederlandse naam heeft te danken. De steel kan wit zijn, maar is meestal bezet met kleine, zwartbruine schubjes. De plaatjes lopen af op de steel en hebben een gezaagde rand. Bij ouderdom verkleuren de plaatjes van wit naar okergeel. 
 
tijgertaaiplaat
De zwam heeft een aangename, fruitige geur en een milde smaak, maar wordt in Nederland als oneetbaar beschouwd vanwege zijn taaie vlees. Je vindt ze op (verborgen) dood loofhout (vooral wilg en populier) en veroorzaakt witrot; het hout krijgt een weke, vezelige structuur en meestal een bleke kleur.Soms wordt de zwam gevonden op dode delen van levende bomen, maar het levend hout kan hij niet aantasten. 
Deze zwam, die zo ongeveer in het laatste stadium verkeert, zal door veel lezers niet als een VLIEGENZWAM (Amanita muscaria) worden herkend. Bij de Vliegenzwam denken we nou eenmaal aan rood met witte stippen, maar zoals je ziet, is de kleur van de hoed variabel en kan variëren van fel rood tot ( zoals op deze foto), oranje met gele tinten. Een zo’n variant, een volledig gele soort, heeft zelfs een aparte naam gekregen namelijk Amanita muscaria var. guessowii. Ik ga er vanuit dat dit 'm niet is, dus houden we het hier maar bij Amanita muscaria of gewoon Vliegenzwam.
Als je wat meer over deze amaniet wil weten, moet je HIER klikken
Bittere kaaszwam
KAASZWAMMEN  zijn vrij algemeen in ons land. Het zijn buisjeszwammen die tot dezelfde familie behoren als elfenbankje, tonderzwam, zadelzwam en dennenvoetzwam. Ze vallen ook op vanwege de consolevorm, maar zijn in tegenstelling tot  de andere soorten zacht en sponzig van structuur. Ze zijn in Nederland vrij algemeen en zijn met name in oktober en november op hun hoogtepunt. Opmerkelijk daarbij is dat ze (afhankelijk van de soort) ofwel op loofhout voorkomen ofwel op naaldhout. 
Onderkant van een Blauwe kaaszwam
Asgrauwe kaaszwam
De Blauwe kaaszwam (Postia caesia) en Bittere kaaszwam (Postia stiptica) zijn typische zwammen van naaldhout, terwijl je de Asgrauwe kaaszwam (Postia tephroleuca) op loofhout vindt. Kenmerkende eigenschappen van kaaszwammen zijn verder de scherpe hoedrand en dat ze vaak met elkaar vergroeien. Hoewel de naam kaaszwam uitnodigt tot consumptie zijn ze niet te eten. Ze zijn zeer bitter met een wrange nasmaak.  
De WAAIERBUISJESZWAM (Polyporus varius) komt voor op dode takken, stronken en stammen van loofbomen (vooral van beuken, wilgen en populieren). Meestal op vochtige en voedselrijke bodem. Deze éénjarige houtzwam komt al vanaf juni voor en valt op door zijn trechter- tot waaiervormige uiterlijk. De bovenzijde is okergeel tot oranjebruin en onderzijde bestaat uit kleine wittige, ver over de steel aflopende, buisjes. De poriën zijn aanvankelijk wit, maar verkleuren later via gebroken wit naar grijsbruin of geelbruin. De steel kan centraal maar ook zijdelings geplaatst zijn. Deze zwam is buitengewoon taai van structuur en voor de mens niet eetbaar.  
Zilveren ridderzwam
Zoals bij alle ridderzwammen vormen de lamellen van de ZILVEREN RIDDERZWAM (Tricholoma argyraceum) bij de aanhechting een soort gootje. Die lamellen zijn wit, maar er kunnen bij beschadiging of ouder worden gele vlekken ontstaan. Tricholoma is afgeleid van het Griekse woord "trichos", dat "haar" en "loma" dat "boord" , "rand" of "grens" betekent. De rand van de hoed is dus met heel fijne donshaartjes bezet. Die hoed is aanvankelijk kegelvormig tot gewelfd en heeft zeker bij de jongere exemplaren een duidelijk bultje (een umbo). Dat is bij de kleintjes op de foto goed te zien. Bij het ouder worden, is hij meer uitgespreid en zie je vooral in het centrum  fijne schubjes, meestal donkergrijsbruin en bleker wordend naar de rand toe. Je vindt deze zwam vooral op enigszins verstoorde grond zoals bermen, in parken en tuinen  onder berk, linde, populier en spar.
Week oorzwammetje
Er zijn zo'n 20 soorten oorzwammetjes in Nederland. Om 100% zeker te weten welke het is, moeten de meeste soorten  onder de microscoop. Bij het WEEK OORZWAMMETJE (Crepidotus mollis) hoeft dat echter niet. Het weke, in bovenaanzicht vrijwel rond zwammetje,  dankt zijn naam namelijk aan een zacht maar  taai, rubberachtig elastisch, transparant laagje, dat je als een soort elastiekje van de hoed kunt trekken. Hierin verschilt het met de andere oorzwammetjes. Vanwege deze eigenschap wordt het ook wel een beetje denigrerend "Condoomzwammetje" genoemd. De Latijnse soortnaam "mollis" betekent "zacht" of  "teder" en heeft dus betrekking op dat velletje.  
 
De kleur van het hoedje  is sterk afhankelijk van de vochtigheid van het weer. We noemen dat een  hygrofane zwam. In vochtige toestand is die namelijk roomwit tot okerkleurig en het hoedoppervlak is glad, bij verdroging is hij grijswit van tint.
Week oorzwammetje
Je vindt het zwammetje van de zomer tot late herfst op loofhout, meestal dikkere stammen of takken. Vooral de onderkant vind ik bij jonge exemplaren altijd mooi om te zien. De lamellen staan dicht opeen, zijn aanvankelijk nog heel bleek en verkleuren pas later grauwbruin. Het heeft nauwelijks een steel; de hoed is zijdelings of centraal aangehecht. 
 
Het zwammetje heeft slechts een doorsnede van 2-7 cm. Hoewel het op de vorige twee foto's groot lijkt, is dat dus allerminst het geval. Dat is ook goed te zien als je kijkt naar de mospissebed links in het hoekje. 

Blogarchief