Ik sta er steeds weer van versteld, hoe schimmels de boel in de natuur kunnen opruimen. Niet alleen met de "grove bezem", maar ook vaak uiterst specialistisch; iedere vorm van organisch afval heeft zijn eigen opruimers. Een soort afvalscheiding eigenlijk. Zelfs een achtergelaten versleten spijkerbroek en een gedumpte pak reclamefolders zijn niet “veilig”. Dat maakt dat ze onmisbaar zijn in onze natuur.
Het zou toch wat zijn als de natuur er voor kon gaan zorgen dat ook plastic door schimmels verteerd werd, maar dat zal wel een utopie blijven…...
Het zou toch wat zijn als de natuur er voor kon gaan zorgen dat ook plastic door schimmels verteerd werd, maar dat zal wel een utopie blijven…...
Reuzenzwam
Eikelbekertje
Er zijn opruimers van zieke of dode bomen, maar ook van kleine dingetjes zoals rottende blaadjes, grassen, plantenstengels en (doorweekte) takjes en twijgjes. Die zijn een ideale voedingsbodem voor de kleintjes onder de zwammen. Bij eiken vond ik zo bijvoorbeeld de Reuzenzwam en de Eikhaas voor het grote werk en het Eikelbekertje, het Eikentakstromakelkje en de Witte eikenbladmycena voor het kleine werk.
Maar het kan kleiner. Geen myxomyceten die eigenlijk geen paddenstoelen zijn, maar échte zwammetjes. Wat te denken van dit zakzwammetje met de naam ZWAVELGEEL FRANJEKELKJE (Trichopeziza sulphurea) ….. Je kunt het zwammetje van voorjaar tot herfst vinden op dode stengels van brandnetels en schermbloemigen als bereklauw en fluitekruid. Dit kelkje zat op een brandnetelstengel. Eerst is het bekervormig, later wordt het schotel- tot schijfvormig. Het is een grijzig vruchtlichaampje (Ø tot slechts 2 mm), met een wasachtig oppervlak en langs de rand en de buitenzijde bezet met heldergele franje.
Hoewel het een soort is die vrij algemeen is, is het zwammetje zo klein dat het niet opvalt. Je moet er echt naar op zoek gaan om het te vinden. Als je het eenmaal kent, zul je het steeds vaker vinden. Om te zien hoe mooi het is, moet je zeker je loep eens ter hand nemen en voor een zekere determinatie is eigenlijk microscopische controle nodig. De zwarte stipjes zijn ook zwammetjes. Dat zijn Brandnetelvulkaantjes. Je zult begrijpen dat het niet meeviel om alles duidelijk op de foto te krijgen.
Een tijdje geleden vond ik een ander klein exemplaar; een Spleetlip. Ook deze wordt niet vaak opgemerkt, omdat er niet specifiek naar gezocht wordt. Op internet worden liefst 19 soorten genoemd. Dan moet je onder andere denken aan soorten als Rietspleetlip, Lisdoddespleetlip, Pijpenstrootjesspleetlip, Zeggespleetlip, Dennenspleetlip en Eikenbladspleetlip. Elke soort is dus gespecialiseerd op één plant of onderdeel daarvan.
Aangezien ik deze vond op een bramentak, ga ik er vanuit dat dit het Braamspleetkooltje of BRAAMSPLEETLIP (Gloniopsis praelonga) is. Deze soort schijnt vrij zeldzaam te zijn. Het is een zakjeszwam die zich eerst ontwikkelt onder de opperhuid alvorens door te breken. Het heeft dan een elliptische vorm van ongeveer 10 mm. lang met een overlangse spleet die begrensd wordt door twee “lippen”. Vandaar de naam spleetlip.
Panteramaniet
De PANTERAMANIET (Amanita pantherina) is een vrij algemene Amaniet die in zowel loof- als naaldbossen voorkomt. Meestal wordt hij gevonden op zandbodems.
De hoed van de Panteramaniet is licht- tot donkerbruin gekleurd en is bezet met spierwitte wratten. Door regen kunnen deze wratten er echter vanaf spoelen waardoor hij lastiger te herkennen kan zijn.
Panteramaniet
De hoedrand is vooral bij oudere exemplaren duidelijk gestreept.
De steel is wit gekleurd en helemaal glad. Tevens bevat de steel een witte ring die niet gestreept is. Die ring is hier niet te zien, omdat het velum nog vast zit. De knolvoet steekt vaak diep in de grond en heeft een kenmerkende, soms omgeslagen, rand.
Grauwe amaniet | Parelamaniet |
• De Panteramaniet heeft altijd spierwitte velumresten op de hoed, dit zijn altijd kegelvormige wratten en geen plakjes.
• De hoedrand is altijd gestreept, bij jongere exemplaren is dit soms minder goed zichtbaar.
• De witte ring om de steel is altijd glad, nooit gestreept.
• De steel en knolvoet zijn ook bijna altijd spierwit van kleur, ze zijn in ieder geval nooit roze/rood verkleurd.
• De knolvoet heeft een duidelijke, soms omgeslagen, rand.