Hoogtekaart van de Krang met Roukespeel en Laagbroek
Oorspronkelijk is het Laagbroek een broekbos geweest dat een overstromingsvlakte was van de naastgelegen Tungelroysebeek. Door drooglegging in de beginjaren van de 20e eeuw is het moeras verdwenen, maar de benaming is gebleven.
Ik heb die naam altijd vreemd gevonden. Het Oudnederlandse woord broek, betekent “vochtig laagland, moeras”. Een broek ligt altijd laag. Laag t.o.v. zijn omgeving. Dat is ook wat je op de hoogtekaart goed kunt zien. Het woord Laagbroek bestaat dus eigenlijk uit twee woorden van dezelfde woordsoort. Men noemt dit een pleonasme. Een pleonasme is dus een uitdrukking waarin het ene woord iets benoemt wat ook al in het andere woord besloten ligt. Vergelijk het bijvoorbeeld met een witte schimmel, een zwarte neger en een oude bejaarde. De toevoeging “laag” heeft hier volgens mij dan ook niet de betekenis van “laag gelegen” , maar van slecht of waardeloos. De grond was vroeger namelijk in de ogen van de mensen nergens voor te gebruiken. Ook bij de secundaire waterloop “Leegbroek”, moet je bij het woord “leeg” volgens mij denken aan het Limburgse "lieëg" in de betekenis van minderwaardig of slecht.
Ik heb die naam altijd vreemd gevonden. Het Oudnederlandse woord broek, betekent “vochtig laagland, moeras”. Een broek ligt altijd laag. Laag t.o.v. zijn omgeving. Dat is ook wat je op de hoogtekaart goed kunt zien. Het woord Laagbroek bestaat dus eigenlijk uit twee woorden van dezelfde woordsoort. Men noemt dit een pleonasme. Een pleonasme is dus een uitdrukking waarin het ene woord iets benoemt wat ook al in het andere woord besloten ligt. Vergelijk het bijvoorbeeld met een witte schimmel, een zwarte neger en een oude bejaarde. De toevoeging “laag” heeft hier volgens mij dan ook niet de betekenis van “laag gelegen” , maar van slecht of waardeloos. De grond was vroeger namelijk in de ogen van de mensen nergens voor te gebruiken. Ook bij de secundaire waterloop “Leegbroek”, moet je bij het woord “leeg” volgens mij denken aan het Limburgse "lieëg" in de betekenis van minderwaardig of slecht.
Foto genomen op de Laagbroekstraat. Let op het grote hoogteverschil met de zandrug.
Het Laagbroek (in het zuiden) maakt samen met de Roukespeel (in het noorden) deel uit van het 325 ha. grote natuurgebied de "Krang". De twee gebieden zijn van elkaar gescheiden door een hoge zandrug. Al gauw een verschil van ca. 3 m. Dat is goed te zien op de hoogtekaart en deze foto. Op deze zandrug is al in de loop van de 16e eeuw het buurtschap (en huidige kerkdorp) Swartbroek ontstaan. Tussen Pelmersheideweg, dat is de verbindingsweg tussen Swartbroek en Tungelroy, en de Laagbroekstraat zijn al vroeg kleinschalige ontginningen geweest en vind je er enkele akkers en weilanden/hooilanden. Vanwege de onvruchtbare grond zijn er op de zandrug echter vooral bomen geplant. Voornamelijk dennen en lariksen die bedoeld zijn/waren als productiehout.
Om het laag gelegen gebied droog te leggen heeft men er de nodige greppels en afwateringssloten moeten graven die het water afvoerden. Als eerste werd de al in 1917 dwars door het gebied gegraven Noodbeek gebruikt voor waterafvoer naar de Leukerbeek, maar vooral via waterloop "Leegbroek" kwam vanaf 1931 het overtollige water terecht in de Kranglossing. Deze mondt uit in de Tungelroyse beek. De talloze greppeltjes zijn goed zichtbaar op de kaart van het Waterschap Limburg.
Met het opgeworpen zand uit de greppels werden de daartussen gelegen ruggen opgehoogd. Men noemt zulke ophogingen rabatten. De humusrijkere grond werd op het hoger gelegen rabat geschept om het gehalte organische stof te verhogen. De hoeveelheid organische stof werd versterkt doordat de greppels regelmatig werden schoongemaakt en de bagger op de rabatten werd uitgespreid.
Bij voorkeur werd een klein aantal smalle greppels en brede rabatten gegraven om zoveel mogelijk productief land over te houden. Maar de breedte en diepte en het aantal greppels per hectare was sterk afhankelijk van de drassigheid van het perceel. Hoe natter het perceel, hoe meer greppels en hoe smaller de rabatten. De greppelbreedte liep uiteen van 1-2 meter bij een diepte van 60 -70 centimeter.
Op de opgeworpen droge stroken werden bomen als ruwe berk, zomereik en zwarte els geplant. Die bomen werden vroeger vooral gebruikt voor hakhout (eikengeriefhout). De handel in hakhout was toen namelijk nog zeer lonend, totdat rond 1950 andere brandstoffen op kwamen. Ook de wilgentenen in de natste stukken, die gebruikt werden in de mandenmakerijen, raakten uit de gratie. Gevolg was dat de rabatten niet echt meer werden onderhouden en ook de houtopzichter die toezicht hield werd overbodig. De greppeltjes verlandden.
Door de overvloedige regen van de afgelopen tijd is het op een aantal plaatsen nog steeds erg nat
Ooit was natuurgebied Laagbroek dus een kletsnatte natuurparel. Het was een doorstroommoeras met natuurwaarden waar men zich toen echter niet mee bezig hield. Het was een laagte waar het altijd veel te nat was en waar het water maar langzaam richting nabijgelegen Tungelroyse Beek stroomde. Men zag het daarom als een waardeloos, onbruikbaar gebied, een gebied waar je niets mee kon doen...
Het Laagbroek en ook de Roukespeel staan al vele decennia op een lijst van TOP-gebieden. Helaas is dat de top van sterk VERDROOGDE gebieden in Limburg!!!!!! En dat allemaal door menselijk toedoen. De belangrijkste oorzaken zijn namelijk de versnelde afvoer van het kwel- en regenwater en soms ook het doorbreken van ondoorlatende lagen. Ook de beregening door de boeren en winning van water voor drinkwater speelden/spelen hierin een rol. De grondwaterstand is de afgelopen eeuw dan ook fors gedaald, soms wel met enkele meters, met alle gevolgen van dien.
Nu in maart zie je na de regenval van de afgelopen maanden nog steeds in de laagste delen water in de slootjes tussen de rabatten staan, maar binnen afzienbare tijd zullen die droog komen te staan omdat het water via de waterlopen versneld afgevoerd wordt. Tenminste als er niet ingegrepen wordt..........
Ook doet zich het probleem voor dat bij wateroverlast in het omringende landbouwgebied via sloten nutriëntrijk - en vervuild grond- en oppervlaktewater in het gebied terecht komt.
Door de verdroging komen meer voedingsstoffen vrij waardoor het bos verruigd met onder meer bramen en brandnetels. Daardoor komen de karakteristieke plantensoorten van vochtige bossen in de verdrukking en verdwijnen langzaam maar zeker. Door het gebied zoveel mogelijk terug te brengen naar hoe het oorspronkelijk was (een nat, afwisselend en robuust gebied), zullen bomen als populier, eik en es teruggedrongen worden en plaats maken voor soorten als wilg en els.
Al eerder werd de Noodbeek afgesloten, maar dat had niet het gewenste effect.
Door klimaatveranderingen nu én vooral in de toekomst krijgen we steeds meer en vaker te maken met extreme droogte en/of extreme natheid. Men wil dit voormalige doorstroommoeras gaan herstellen, zodat het sterk van water afhankelijke en kwetsbare gebied hersteld wordt en kan gaan functioneren als een natuurlijke klimaatbuffer. Met een klimaatbuffer wordt een gebied bedoeld dat na extreme regenval water op kan vangen, kan vasthouden en ook weer los kan laten als dat nodig is in drogere tijden.
Geplande herstelwerkzaamheden door Natuurmonumenten
Natuurmonumenten heeft gekozen voor een geleidelijke aanpak. Men gaat dus niet rigoureus te werk. De maatregelen die je op het kaartje van Natuurmonumenten kunt zien, beïnvloeden alleen het Laagbroek zelf en hebben dus ook geen effect op de omliggende percelen. Het zijn:
1. Het dempen van de grote ontwateringssloten.2. het graven van nieuwe greppels om nutriëntrijk water van de landbouwgebieden weg te voeren van het Laagbroek.
3. Duikers en boerenstuwtjes moeten zorgen voor het vasthouden en de gecontroleerde afvoer van het water.
4. Op meerdere plaatsen wordt een voorde (doorwaadbare plaats met een verstevigde bodem) aangelegd.
• De grotere ontwateringssloten (groen gekleurd op de kaart) die nu haaks liggen op de richting waarin het water door het gebied stroomt en zorgen voor de snelle afvoer van het water, worden gedempt. Bij de secundaire waterloop "Leegbroek" zorgt een stuw voor een gecontroleerde afvoer van water naar de Kranglossing.
Door het dempen van de ontwateringssloten blijft het water in de greppels tussen de rabatten staan en blijft het gebied nat. Aan de greppels tussen de rabatten zelf wordt niets gedaan. Die worden afgedicht met dammetjes zodat het water niet ongehinderd kan wegstromen. Ze zullen in de loop der tijd verlanden en dichtgroeien. Dat dempen zou ook onbegonnen werk zijn, als je kijkt naar de talloze greppeltjes die je eerder al goed op de kaart van Waterschap Limburg kon zien.
• Er worden ook nieuwe greppels aangelegd, zodat voedselrijk en vervuild grond- en oppervlaktewater uit de omringende omgeving niet naar het gebied stroomt, maar wordt afgevoerd naar de Tungelroyse beek. Dat gaat bijvoorbeeld gebeuren bij de sloot langs een akker bij de Hulsenweg. Het water in die greppel komt nu terecht in het Laagbroek, maar dat zal aangepast worden, zodat er in het vervolg wordt afgewaterd op de verderop gelegen Hulsweglossing, die haar weg naar de Tungelroyse beek vindt via de secundaire waterloop Grootven.In de secundaire waterloop "Leegbroek" wordt het water vastgehouden mbv een stuw
• Door het aanleggen van duikers en boerenstuwtjes wordt bij een goed stuwbeheer het goede waterpeil onder controle gehouden en wordt voorkomen dat gebiedseigen water ongehinderd uit het gebied stroomt en nutriënt omgevingswater in het gebied terecht komt.
• De voorden die aangelegd worden in de tussenliggende laaggelegen en natte "hooilandjes" (!!) zorgen dat het gebied toegankelijk blijft ivm werkzaamheden.
Allerlei broekbosplanten, waaronder o.a. zeggensoorten, en diersoorten die van oudsher in het gebied te vinden en te horen waren, zullen door de “groene sponswerking” weer een impuls krijgen en een bijdrage gaan leveren aan een afwisselend, biodivers en robuust gebied, zoals dat ooit moet zijn geweest.
Dat is niet alleen aantrekkelijk voor wandelaars en natuurliefhebbers, maar is ook vooral van levensbelang voor kwetsbare planten- en diersoorten.