Zwavelzwam
De eerste paddenstoel die ik al op 28 april in het "Roekes" (in de Krang) aantrof, was deze grootformaat "kakelverse" Chicken of the wood, oftewel ZWAVELZWAM (Laetiporus sulphureus). Een prachtexemplaar. Aangezien ik al genoeg over deze paddenstoel heb verteld, ga ik er verder niets over schrijven. Wil je er toch meer over weten, dan moet je even op de foto of HIER klikken.
Glanzend druivenpitje
Het GLANZEND DRUIVENPITJE (Leocarpus fragilis) dat ik afgelopen week vond, is een slijmzwam of myxomyceet. Slijmzwammen voeden zich met micro-organismen en schimmelsporen en kunnen zich in hun zoektocht als plasmodium naar voedsel bewegen. Ze laten daarbij vaak een zichtbaar spoor achter. Het plasmodium van dit druivenpitje is geel van kleur. Na verloop van tijd ontstaan er sporenlichamen.
Hoewel het een vrij algemeen voorkomende soort is, is het voor mij een bijzondere vondst, want het is maar een heel klein knotsvormig, hangend, glanzend geel vruchtlichaampje (Ø 1 - 2 mm). Dus het vinden ervan is vaak bij toeval. Zo ook nu. Het groeit saprotroof op dode bladeren, takjes en naalden van naaldbomen, maar ook op levende planten en boomstammen. Een schimmel dus dat zijn celmateriaal opbouwt door het opnemen van organische stoffen uit dode andere organismen
De vruchtlichamen groeien dicht bij elkaar in groepen. De vorm is zijn gedrongen tot langwerpig eivormig of knotsvormig. Er zijn ook cilindrische vormen met een afgeronde top en een conische basis. Soms zijn ze aan de zijkant gedeukt. Ze hebben een gele, geelbruine tot donker roodbruine kleur en hebben een glanzend oppervlak. De mooie kleur duurt maar kort. Na 24 uur zijn de sporen rijp, is de kleur weg en verstuiven de sporen.
Roodbruin netpluimpje
Ook dit ROODBRUIN NETPLUIMPJE (Stemonitis axifera) ) is een slijmzwam. Het bestaat meestal uit een klein bundeltje van ongeveer 5 mm. grote roodbruine rechtopstaande cilindrische sporangia, elk met een haarfijn zwart steeltje. Ook dit is een vrij algemeen voorkomende soort die je zult aantreffen op o.a. naaldhout en bladresten, maar wordt vanwege het formaat meestal over het hoofd gezien.
Deze slijmzwam ontwikkelt zich in korte tijd vanuit een cluster melkwitte bolletjes tot de uiteindelijke vorm. Deze metamorfose gaat echter vrij snel en alleen met enig geluk kunnen de tussenliggende stadia soms worden waargenomen.
Dat geluk had ik dus, want je ziet ze hier in beide vormen. Zowel de rijpe als onrijpe vorm dus. Ik vond deze op een oude boomstronk van een omgezaagde den.
De onrijpe sporangia zijn melkwit en ontwikkelen zich in ongeveer 20 uur tijd van wit naar witroze tot rijpe roodbruin gepigmenteerde exemplaren om vervolgens de sporen los te laten.
Op de voorgrond zie je "als bijvangst" een paar 2 tot 3 mm. grote springstaartjes. Deze leven van dode/ rottende plantdelen, algen en schimmels. Dus ook van myxomyceten.De rijpe vruchtlichamen laten ze met rust.
Loodkleurig netplaatje
Dit LOODKLEURIG NETPLAATJE (Dictydiaethalium plumbeum) is ook een slijmzwam. Het komt voor in alle werelddelen en hoewel het een onopvallende soort is, komt het in ons land ook vrij algemeen voor. Het leeft saprotroof op dood hout van loofbomen en -struiken en komt met name voor op kort geleden gevelde stammen en snoeihout.
Het kenmerkt zich door een week oranje tot roze-achtig plasmodium dat langzaam overgaat naar het gefixeerde, loodgrijze tot beigebruin vruchtlichaam.
Vaak ligt het Loodkleurig netplaatje in een wit bedje, de zogenaamde hypothallus, dat door de slijmzwam wordt geproduceerd als beginstadium van de fructificatie (het vormen van de vruchtlichamen). Dat bedje is hier op de foto goed te zien. De diameter is 4 tot 5 cm. Het vruchtlichaam, dat wordt gevormd door samenklontering van plasmodia is vrij sterk afgeplat. Ook hier was het bijzonder dat ik zowel het rijpe als onrijpe stadium aantrof.
Roze raspzwam
Veel paddenstoelen die je nu op het dode hout zitten hebben een korst- of waaiervormig uiterlijk. Bekijk je ze beter, dan is het oppervlak dat de sporen produceert erg veelvormig: het kan glad zijn, wrattig, korrelig, geplooid of uit poriën bestaan en soms bestaat het uit stekeltjes of tandjes. Je zult dus even de onderkant moeten bekijken, want de bovenkant zegt niks.
De ROZE RASPZWAM (Steccherinum ochraceum ) heeft stompe tandjes die okergeel tot oranje zijn. De soort veroorzaakt witrot. De wetenschappelijke naam ochraceum betekent geelkleurig. Waarom dan de Nederlandse naam ROZE raspzwam luidt, is voor mij een raadsel. Hoewel de zwam meestal geheel over het hout uitgespreid is, krullen de randen soms om en vormen dan hoedjes. Die hoedjes zijn grijs tot bruinig of wit van kleur. Ze zijn fluwelig harig en soms bedekt met groene algen. De Roze raspzwam is zonder microscoop eigenlijk niet te onderscheiden van de Grootsporige raspzwam en de Zalmraspzwam, maar ik ga er van uit dat de keuze op Roze raspzwam klopt.
Gedrongen mollissia
Toen ik bij thuiskomst de foto van de raspzwam uitvergroot bekeek, zag ik dat onder deze zwam in de witte onbekende korstzwam tientallen tot misschien wel een honderdtal kleine zwart/blauwe zwammetjes te zien waren. Door het kleine formaat (Ø 1-3 mm) en de aandacht voor de Roze raspzwam had ik dat niet gezien. Het is de GEDRONGEN MOLLISSIA (Mollisia cinerea). Het leeft saprotroof op vermolmd hout van allerlei soorten loofbomen, zoals beuk, berken, eik, hazelaar of linde. Bij uitzondering komt hij ook voor op naaldbomen. Het breekt dit hout af. Hij komt bij voorkeur voor in vochtige en natte bossen op voedsel- en basenrijke grond. Het is een beker- tot schotelvormige zakjeszwam en hij komt voor in groepen van soms wel honderden tegelijkertijd.
In het beginstadium heeft het vruchtlichaam de vorm van een beker en zit vast aan het substraat, maar met het toenemen van de leeftijd groeit het onregelmatiger en maakt het platte structuren met een licht gevouwen en licht opstaande rand. De breedte van het bekertje is minder dan 5 mm. Het heeft een golvend oppervlak en een lichtgrijze tot bruine kleur, die na verloop van tijd bijna zwart wordt; de rand van jonge vruchtlichamen is vaak witachtig. Onderzijde grijs tot bruinachtig, met fijne pluisjes bedekt. Vruchtlichamen kunnen het hele jaar door verschijnen, meestal in groepen van wel enkele honderden vruchtlichamen. In Nederland komt hij zeer algemeen voor, maar valt vanwege het formaat en de kleur meestal niet op. Hij is niet bedreigd en staat niet op de rode lijst.
Gewone fopzwam
Er zijn meerdere soorten fopzwammen. De naam geeft al aan dat deze soort moeilijk te herkennen is. Dat geldt zeker voor wat de kleur van de hoed betreft. Bij vocht is bijvoorbeeld de hoed van de GEWONE FOPZWAM roodbruin met een gestreepte rand, bij droogte is deze geelachtig bruin. De steel is 5 tot 10 cm lang en 6 tot 10 mm dik. Deze is taai, roodachtig bruin en vaak gebogen.
Gewone fopzwam
Een beter kenmerk vormen de lamellen. Die zijn breed aangehecht, staan ver uit elkaar en zijn dik. De kleur is crème- tot vleeskleurig Ze hebben een enigszins wasachtig uiterlijk. Fopzwammen vormen Ectomycorrhiza met loofbomen, vooral Eik en Beuk, zelden ook met naaldbomen. Dat wil zeggen dat de schimmeldraden alleen om de buitenkant van de plantenwortel heen groeien. Ze dringen dus niet door in de cellen van het schorsweefsel van de plantenwortel. Ze helpen de boom daarna bij het opnemen van water en mineralen en krijgen hier koolstof en andere organische voedingsstoffen voor terug. Veel bomen zijn op deze manier volledig van paddenstoelen afhankelijk en zouden zonder deze symbiose niet kunnen overleven.
Geschubde fopzwam
Hoewel deze algemene plaatjeszwam eetbaar is, zou ik mezelf er toch niet aan wagen. Zijn naam is niet voor niets fopzwam. In het Engels noemt men hem terecht “scurfy deceiver” (schuchtere bedrieger). Hij lijkt teveel op andere potentieel dodelijke paddenstoelen zoals het giftige mosklokje of de gordijnzwammen.
Geschubde fopzwam
De GESCHUBDE FOPZWAM (Laccaria proxima) heeft in tegenstelling tot de Gewone fopzwam (Laccaria laccata) geen kale hoed (Ø 2-8), maar een oranjebruine, zeer fijn geschubde, gebolde tot uitgespreide hoed , meestal/vaak met bult (umbo) en is over het geheel wat robuuster.
De plaatjes zijn bleek vleeskleurig en staan dichter opeen dan bij de Gewone fopzwam. Sporen zijn wit. De steel is donkerroodbruin met overlangs lopende vezels.
Geur onopvallend of iets radijsachtig.