Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


zondag 4 december 2022

Herfst 2022.......Paddenstoelentijd deel 4: Van alles wat

Vandaag al weer de 4e post van dit jaar over paddenstoelen. Haast is geboden, want het seizoen loopt op zijn einde en ik heb nog zoveel mooie soorten die ik jullie wil laten zien. In tegenstelling tot de vorige post, heb ik, zoals je van mij gewend bent, er nu weer het een en ander over te vertellen. 

Oranjegeel trechtertje
Ik begin deze post met een klein en teer paddenstoeltje; het ORANJEGEEL TRECHTERTJE (Rickenella fibula). Het is in Nederland en België een zeer algemene soort. De soortnaam fibula betekent "speld' en heeft betrekking op de vorm en grootte van het vruchtlichaam. De schimmel is een saprofyt en leeft op vochtige plaatsen tussen het mos in voedselrijke bossen, graslanden, wegbermen en tuinen. Het leeft daar van mosweefsel dat al is afgestorven, maar gaat mogelijk ook een samenwerkingsverband (symbiose) aan met zijn gastheer. Het mos ondervindt geen nadeel van de verbintenis. Het vruchtlichaam ontwikkelt zich van juni tot oktober.

Het hoedje van de paddenstoel is bijzonder klein en heeft een diameter van slechts vier tot tien millimeter. Jonge vruchtlichamen hebben een vlakke hoed met een kleine holling in het centrum, later wordt deze trechtervormig. Het gladde oppervlak is geeloranje tot donkeroranje en heeft ribbels die vanaf het donkerdere centrum naar de gekerfde zijkant lopen. 
De holle, gladde, oranje steel is drie tot vijf centimeter hoog en heeft een doorsnede van een à twee millimeter. Net als de hoed is deze bedekt met fijne haartjes. De witte lamellen zijn breed en lopen ver door op de steel. Na verloop van tijd kleuren deze ook naar geel tot oranje. Het vlees van het vruchtlichaam is oranje, heeft geen geur en smaakt onsmakelijk. Wie zou zoiets trouwens willen eten?
Oranje dwergmycena 
Oranje dwergmycena
 Oude exemplaren verbleken en kunnen dan met andere soorten worden verward zoals deze ook zeer algemeen voorkomende ORANJE DWERGMYCENA (Mycena acicula).
Zwarte knoopzwam
De ZWARTE KNOOPZWAM (Bulgaria inquinans) is een zakjeszwam (Ascomyceet). De soort komt in Nederland vrij algemeen voor. Je vindt ze meestal in groepen. De zwam groeit op afgevallen takken en op de schors van voornamelijk pas gestorven eiken en beuken. Zelden wordt hij gevonden op takken van andere loofbomen. Hij is te vinden van oktober tot maart. Is dus winterhard. 
De textuur van de paddenstoel is afhankelijk van het weer. Elastisch bij droog weer en leerachtig bij nat weer. De jonge zwarte knoopzwam heeft een compleet ander uiterlijk: is rond tot kegelvormig, licht- tot donkerbruin van kleur, met een korrelige buitenhuid. 
De bol vouwt zich later open waardoor de donkere, glanzende, sporenvormende laag zichtbaar wordt. Oudere exemplaren zijn 1-4 cm in diameter, (vrijwel) geheel uitgevouwen en glanzend zwart van kleur. 
Dit zwarte vlak wordt bij het ouder worden steeds groter, zodat de ′knoopvorm′ ontstaat. Het lijken dan net dropjes. Ze zijn dan ook net zo elastisch als de meeste dropsoorten. Niet vreemd dat ze ook vaak Dropzwam worden genoemd. Op het zwarte vlak liggen de sporen. Je kunt ze er met je vinger afvegen. Je vinger kleurt dan echter niet zwart, maar donkerbruin.
Narcisamaniet
Ik twijfelde of het wel klopte, maar Waarneming.nl geeft 100% zekerheid, dat het hier wel degelijk de giftige NARCISAMANIET (Amanita gemmata) is. Het is een vrij algemene amaniet, die vooral op zandgronden voor komt. Deze knolamaniet leeft in symbiose met verschillende naaldboomsoorten, maar ook met enkele loofboomsoorten als Beuk en Eik en dan vooral in lanen. Op de vorige Rode Lijst (1995) stond de Narcisamaniet nog als bedreigde soort te boek, maar daar is op de nieuwe Rode Lijst (die van 2008) geen sprake meer van. 
Opvallend aan deze soort is dat hij al vroeg in het voorjaar gevonden kan worden. De vroegste waarneming dateert van 8 januari 2007!!! De hoed van de Narcisamaniet is bleek oker- tot citroengeel gekleurd en bevat vaak vrij grote witte velumplakken. Hij heeft een bleke, gestreepte hoedrand. 
De steel is wit tot lichtgeel gekleurd en heeft een erg vergankelijke ring. Deze ontbreekt dus vaak. De steel kan variëren van kaal tot bezet met vrij grove velumresten. De knolvoet is meestal relatief slank en heeft vaak een dunne beurs. 
Gele knolamaniet
De soort kan makkelijk verward worden met deze GELE KNOLAMANIET (Amanita citrina), maar die heeft meestal een hoed die veel lichter is en ook meer velumresten bevat. Tevens heeft de Gele Knolamaniet doorgaans een grotere knolvoet en een minder vergankelijke ring om de steel. Bij de rechter paddenstoel is die goed te zien.
Panteramaniet (li.) en Gele knolamaniet (re.)
Hoewel je hier een jong en nog wat donkerder exemplaar ziet, wordt de Narcisamaniet  ook nogal eens verward met oudere lichte exemplaren van de PANTERAMANIET ( Amanita pantherina ). De steel van de Panteramaniet is echter doorgaans grover gevormd, en heeft spierwitte wratten op de hoed in plaats van plakjes. De steel van de Panteramaniet bevat ook een ring die lang niet zo vergankelijk is als die van de Narcisamaniet. Ook zit er om de knolvoet meestal een duidelijkere beurs.
Tweekleurig elfenbankje
Bij het zien van deze zwammen op een oude tak, dacht ik in eerste instantie dat we hier te maken hadden met de Spekzwoerdzwam. Weliswaar wat bleekjes, maar het voelde zo “spekachtig” aan. Maar laat het nou het TWEEKLEURIG ELFENBANKJE (Vitreoporus dichrous) zijn. Bij Elfenbankje, een saprofiet (levend van dood organisch materiaal), denk je aan dakpansgewijze waaiervormige hoeden, vaak met verschillend gekleurde zones en vooral taai en stevig, maar er zijn meerdere soorten: Gewoon -, Gezoneerd -, Fop-, Ruig- Geelgerand-, Wit- Dwerg- en Tweekleurig elfenbankje. 
onderkant tweekleurig elfenbankje
Het Tweekleurig elfenbankje is een eenjarige saprofiet die voorkomt op stammen en stronken van berken in loofbossen, vaak in onderling verbonden rijen of dakpansgewijs groeiend. Zeer zelden komt de soort voor op naaldhout. De vruchtlichamen van dit Elfenbankje zijn in tegenstelling tot bijvoorbeeld het veel voorkomende Gewoon- en Fopelfenbankje, rubberachtig gelatineus als ze nat zijn en hard als ze droog zijn. Vaak is er dan een groene aanslag vanwege algen. 
Het bovenoppervlak van de hoeden van jonge vruchtlichamen is fluweelachtig en ietwat behaard (viltig) wit en wordt later glad of borstelig. 
Bij jonge exemplaren zijn de buisjes vuilroze, later worden deze roodpaars tot violetzwart en ten slotte bij oude exemplaren bruin. De rand van het onderoppervlak is steriel, zuiver wit. En dat is hier inderdaad te zien. 
Hoewel ze in de Rode Lijst van 1989 nog staan vermeld als zeldzaam en afname zijn er nu geen aan wijzigingen meer voor. In de lijst van 2008 staan ze dan ook vermeld als: “Niet meer bedreigd”. Als je echter kijkt op de Verspreidingsatlas, valt op dat het met name de kleigebieden zijn waar ze minder voorkomen en óók op de zandgronden in Midden-Limburg en Oostelijk Noord-Brabant wordt deze soort minder vaak wordt waargenomen. Vandaar ook dat ik deze niet meteen herkende.
Pronkhertenzwam
De PRONKHERTENZWAM (Pluteus umbrosus) doet haar naam eer aan. Leuk om te zien hoe dit jonkie daar tussen het mos op een oude beuk staat te pronken en sierlijk staat te wezen met haar langs de hoedrand afhangende, op tandjes  lijkende schubjes, de donkere aders en schubjes op haar hoed en de sierlijke steel bedekt met naar onder toe donker wordende schubjes en vezeltjes. Jammer dat we de fraaie witte lamellen met donkere snede hier niet kunnen zien.
De hoed is aanvankelijk half bolvormig, later is die uitgespreid. In het midden zien we een brede, lage umbo (knobbel). Deze is donkerder bruin dan de rest van de hoed. De hoed is in veel gevallen bedekt met tot 3 mm brede aders die naar de rand toe smaller worden. Het centrum van de hoed is bedekt met opstaande schubjes. 
Zoals je hier kunt zien, wordt de kleur fletser naarmate ze ouder worden. Het hoedvlees van deze paddenstoel is ook hygrofaan. Dat wil zeggen dat die van kleur verandert als die water verliest of absorbeert. Hij is grijsbruin bij vocht en wit bij droogte. Het vlees in de steel is eveneens grijsbruin bij vocht en glanzend wit bij droogte en geelbruin in de voet. 
De lamellen staan vrij, aanvankelijk zijn ze wit, later rossig tot rossig bruin door de sporen, ze zijn bedekt met kleine bruine vlekjes (loep gebruiken!) en de lamelsnede is vlokkig en donkerbruin. De steel (55x120 en 3,5-13 mm) is cilindrisch of loopt taps toe naar de top, de voet is vaak verdikt. De kleur is glanzend wit tot lichtbruin. De structuur is vezelig en gestreept. Het oppervlak is bedekt met schubjes en vezeltjes die in het onderste deel donkerder zijn dan in het bovenste deel.

Blogarchief