Waar leidt dit alles toe, zo vraag ik me af. Is dit het begin van het einde ????
Zonder onze insecten zal met name de bestuiving van onze planten een probleem worden.
In China is het in sommige gebieden al zo ver, dat vanwege het overmatige gebruik van pesticiden en insecticiden de (wilde) bijen nagenoeg verdwenen zijn en de mensen daar nu zelf met behulp van een kwastje voor de bestuiving van de bloemen van fruitbomen moeten zorgen. Het is toch niet te hopen dat dat hier straks ook gaat gebeuren.
Met deze post wil ik jullie nog eens laten zien hoe mooi en divers onze insectenwereld is.
Bloemweekschildkever
Dit is een BLOEMWEEKSCHILDKEVER. Ik vond hem eind april op mijn balkon. Waarschijnlijk uit de toen in bloei staande moeraseik gevallen die vlak bij ons appartement staat. Dit kevertje heeft een lengte van slechts 5 tot 7 mm, maar ik kon hem nu op mijn gemak eens goed bekijken en fotograferen.
Het is in elk geval een kevertje uit de familie Melyridae of bloemweekschilden.Ik vermoed dat dit de Dasytes caeruleus is, hoewel ik niet 100% zeker ben. Er is geen Nederlandse naam voor. De kevers verschij- nen al vroeg in het jaar. Poten en voelsprieten zijn zwart. De rest van het lichaam is metallic blauw tot groen, in zeldzame gevallen donker. Bloemweekschildkevers zijn een familie van kevertjes die vooral op bloemen van struiken en bomen kunnen worden aangetroffen. Daar voeden ze zich met stuifmeel.
Vanwege de metallicachtige kleuren hebben ze wel wat weg van bladhaantjes, maar de meeste bloemweekschilden hebben een ovaal en langwerpig gevormd lichaam. Het zijn relatief kleine kevers; de meeste soorten meten minder dan tien mm. Bloemweek- schilden hebben een zacht schild, dat vaak is bedekt met fijne haartjes. Veel soorten hebben twee of meer contrasterende kleuren, waaronder zwart, bruin, groen of rood. De dekschilden lopen meestal taps toe en zijn dan iets breder aan de achterzijde. Zowel het borstschild als de kop zijn relatief groot. De antennes zijn aan de voorzijde van de kop net boven de kaken geplaatst.
Schuimnest van een onbekende cicade
Cicades zijn insecten uit de familie Spuugbeestjes of Schuimcicaden (Cercopidae). Alle soorten maken een schuimnest als larve en leven hierin van plantensappen. Het "nest" beschermt de cicade tegen vijanden, parasieten, straling en uitdroging. Dat kloddertje ziet er uit alsof iemand in de plant heeft gespuugd. Daarom heten die soorten ook wel spuugbeestjes of schuimbeestjes.
Hoewel de meeste mensen niet bekend zijn met de Cicaden zelf, zijn ze wel vaak bekend met het verschijnsel dat ‘koekoekspuug’ wordt genoemd. De naam ‘koekoekspuug’ is te danken aan vroegere tijden, toen men dacht dat de Koekoek op de bloemen spuugde, maar dat is inmiddels achterhaald. Daarnaast is een schuimnest ook vaak te vinden op Koekoeksbloemen (een van de favorieten van de Schuimcicaden) wat ook weer bijdraagt aan de naam.
Schuimnest met een onbekende nimf
Het voedsel van zowel het imago als de nimf bestaat uit plantensappen die worden opgezogen. Liefst grassen, maar ook wel andere planten. Deze plantensappen verlaten grotendeels onverteerd het darmkanaal. Dat sap vermengt zich met een wasachtige vloeistof uit klieren aan de onderzijde van het achterlijf. Met een speciale adembuis blaast de nimf lucht in dat mengsel en zo ontstaan er de bekende schuimbelletjes.
Imago van de Bloedcicade
Dit is het imago van de BLOEDCICADE (Cercopis vulnerata). Het vrouwtje legt tegen het eind van de zomer eitjes in planten en bomen die overwinteren voordat ze uitkomen. De nimf van deze cicade leeft in tegenstelling tot de andere cicaden onder de grond, waar ze zich na het uitkomen uit het eitje hebben ingegraven. De nimf komt in de lente naar boven om te verpoppen tot imago.
Deze cicade dankt de naam aan de zwarte basiskleur en enkele (meestal zes) grote, bloedrode vlekken op de dekschilden.
Het lichaam is langwerpig en het is leuk om te zien hoe het beestje bij verstoring weg schiet. Dit doet het door met zijn krachtige achterpoten omhoog te springen. Met de vleugels, die onder de dekschilden zitten zweeft de cicade vervolgens enkele meters om te ontsnappen. Van vliegen is meestal geen sprake, hoewel deze soort wel naar een volgende plant vliegt als bijvoorbeeld het voedsel op is.
Groene bladsnuitkever
De GROENE BLADSNUITKEVER is een slanke, langwerpige snuitkever van zeven tot negen millimeter lang. Kevers hebben een exoskelet dat bestaat uit een laag chitine. Deze harde stof beschermt het lichaam tegen invloeden van buitenaf. Bij alle kevers is deze huidlaag zeer dik vergeleken met andere insecten, wat het lichaam stijf maakt, maar ook goede bescherming biedt. Het exoskelet van de Groene bladsnuitkever is bedekt met glanzende ovale schubben. Deze zijn meestal goudgroen, maar de kleur kan variëren van blauw tot groen of koperrood.
Deze schubben kunnen makkelijk worden verwijderd, waardoor oudere en beschadigde exemplaren bijna zwart kunnen lijken.
De Groene bladsnuitkever is inheems in Europa en komt er wijdverbreid voor in een verscheidenheid aan habitats, zoals parken, tuinen, braakliggende terreinen, bossen en rivieroevers. Volwassen kevers zijn van april tot eind juni actief. Ze zijn met name te vinden op grote brandnetel en moerasspirea, waar ze zich voeden met de bladeren en stengels. De larven leven in de bodem, waar ze zich voeden met wortels.
koraalbladroller
De KORAALBLADROLLER of GEELBUIKBLADROLLER (Ptycholoma lecheana) is een nachtvlindertje. Het heeft namelijk geen knopje op het eind van de antenne, maar de antennes zijn draadvormig. Ze horen bij de familie Tortricidae, de bladrollers. Het heeft die naam gekregen vanwege de rups die leeft en zich voedt in een opgerold of opgevouwen blad op diverse bomen en struiken waaronder fruitbomen. De verpopping vindt plaats in een dichte witte cocon in een opgerold blad. Vanwege de lichtere buikzijde van de rups heeft de soort ook de naam Geelbuikbladroller. De spanwijdte van de vlinder bedraagt slechts tussen de 16 en 20 millimeter. Vandaar ook de minder scherpe foto.
Toch leuk om te laten zien, want het is nogal een aparte soort, met die donkerbruine grondkleur, afwisselend overgoten met gelige schubben en vlekken van metaalachtig zilver. De vlinder heeft, als hij net is ontpopt, nog bijna al zijn schubben. Veel zullen er echter al binnen een paar dagen afvallen, waardoor je, zoals hier op de foto is te zien, enkele zilvergrijze banden en vlekken op zijn vleugels en borststuk ziet. Afhankelijk van hoe oud hij is, zijn er dus meerdere kleur- en tekeningcombinaties mogelijk.
geelbandlangsprietmot
De GEELBANDLANGSPRIETMOT (Nemophora degeerella) is een vlinder uit de familie langsprietmotten (Adelidae). Ook dit is een dagactieve nachtvlinder. Het is een mooi motje (het is werkelijk een heel klein ding, afgezien van de sprieten dan). De spanwijdte van de vlinder bedraagt tussen de 16 en 23 millimeter De naam danken ze uiteraard aan de opvallend lange voelsprieten. Maar dat geldt alleen voor de mannetjes. Deze zijn bijna viermaal zo lang zijn als de voorvleugels . De vrouwtjes hebben veel kortere sprieten, slechts iets langer dan de voorvleugel. De voelsprieten zijn eigenlijk reukorganen. Als ze de geur van een vrouwtje in de “neus” krijgen, proberen ze haar te imponeren met hun wilde bruidsvlucht en hun kleurenpracht. Vaak zie je ze (vooral bij zonneschijn) dan samen in een behoorlijke zwerm vliegen en laten zich niet afleiden door je aanwezigheid. Vanwege de afmeting en de verborgen levenswijze (ze zitten heel vaak uit te rusten op de onderkant van een blad) zijn ze lastig te fotograferen.
Zoals je ziet, zijn ze met hun goudgele voorvleugels met bruine lengtestrepen en daartussen de bredere gele band bijzonder fraai en dat was voor mij alleszins de moeite waard om te fotograferen. Het vlindertje komt voor in nat bosrijk gebied en is algemeen in Nederland en België. De vliegtijd is van mei tot en met juli. De volwassen vlinder heeft de adderwortel, gewone margriet en vooral de brandnetel als waardplant. De rups leeft op bladresten van berken.
rups van het Bremkwastje
Dit is de rups van het BREMKWASTJE. Het bremkwastje (Mirificarma mulinella) is een nachtvlinder uit de familie tastermotten of palpmotten. De naam tastermot en palpmot is mij niet duidelijk en ik kon ook geen verklaring voor die naam vinden. Het vlindertje wordt zo genoemd omdat de rups in de bloem van de Brem groot wordt. De rupsen van tastermotten hebben een zeer uiteenlopend voedingsgedrag. Ze leven op zeer uiteenlopende plaatsen, sommigen mineren in bladeren, andere leven op de bladeren of eten van mossen. Sommige soorten zijn schadelijk voor de landbouw.
sluipwesp - Campopleginae indet, mannelijk exemplaar
Campopleginae zijn een onderfamilie van insecten die behoren tot de familie van de GEWONE SLUIPWESPEN (Ichneumonidae). Deze slankgebouwde insecten hebben een zeer dunne "wespentaille". Dit is de heel dunne overgang van het borststuk naar het achterlijf. De lichaamslengte van deze soort varieert van 0,3 tot 4,2 cm. Er zijn veel verschillende soorten sluipwespen, die weer onderverdeeld zijn in verschillende families. Heel veel soorten zijn dan ook helaas vanaf een foto niet te determineren. Deze wespen krijgen de toevoeging indet = onbekend.
sluipwesp - Ammophila sabulosa, mannelijk exemplaar
Het zijn in elk geval allemaal wespen die op rupsen, maar vooral op insecten parasiteren, waaronder enkele schadelijke soorten zoals witte vliegen, bladluizen en fruitmotten. Dat geldt echter alleen voor de vrouwtjes. De mannetjes hebben een andere taak, namelijk zorgen voor het nageslacht.
Er zijn enkele sluipwespen die op grote schaal worden uitgezet voor de biologische bestrijding van deze plaaginsecten. De eitjes worden in de larven of poppen van andere insecten afgezet. De larven eten hun gastheer vervolgens van binnenuit op. De sluipwesp is voor mens en dier absoluut niet gevaarlijk.
sluipwesp - rhyssella aproximator, vrouwelijk exemplaar
De vrouwtjes sluipwespen hebben een lange legboor. Met dit orgaan zijn ze in staat om in hun “gastheer” (een ander insect) te prikken om vervolgens daarin hun eitjes af te zetten. Zodra de eitjes uit komen voeden de larven zich met de gastheer en de gastheer sterft.
tweekleurig zuringhaantje
Op deze foto zie je een voor met name perzikkruid ongenode gast, die de plant behoorlijk kan toetakelen. Het is het TWEEKLEURIG ZURINGHAANTJE (Gastrophisa polygoni) of DUIZENDKNOOPHAANTJE. Het behoort tot de familie van de bladhaantjes (Chrysomelidae). Bladhaantjes zijn allerlei zwart-, blauw-, paars- of groenglanzende kevers, die van blad leven. De Tweekleurig zuringhaantjes glanzen metallic blauw, maar hebben een oranje borststuk.
Zoals de Nederlandse naam aangeeft leeft het kevertje graag op zuring, maar zoals de wetenschappelijke naam aangeeft, houdt hij van alle 7 soorten van de duizendknoopfamilie, zoals bij voorbeeld het Perzikkruid en Beklierde duizendknoop. Hij wordt daarom dus ook wel Duizendknoophaantje genoemd.
rups van de helmkruidvlinder
Dit is de rups van de HELMKRUIDVLINDER (Cucullia scrophulariae). De helmkruidvlinder is een nachtvlinder uit de familie van de nachtuiltjes. Hij is alleen ’s nachts actief, dus je zult hem overdag niet tegen komen. Het is een onopvallende grauwe en bruine vlinder
die van half mei tot half juli vliegt. Per jaar komt één generatie voor. De eitjes worden afgezet op bloemknoppen en bloemen.
"Mooi in de luier, lelijk in de sluier" geldt zeker voor deze soort. Terwijl de vlinder er onooglijk uit ziet, steelt de rups de show. De rups is bleek blauwachtig grijs of witachtig groen met op elk segment drie gele ringen en zwarte vlekjes. De tot 50 mm lange rups is vanaf half juni tot half augustus te vinden.
Waardplanten zijn voornamelijk helmkruid en toorts. Ook op de Vlinderstruik worden ze aangetroffen.
Ze beginnen meestal met de bloemknopjes en de bloemen. Die vinden ze blijkbaar het lekkerste. Planten die half in de schaduw staan hebben ook de voorkeur. Omdat helmkruid en toorts niet echt dik gezaaid zijn, is de Helmkruidvlinder ook vrij zeldzaam. De soort staat in ons land op de Rode Lijst als bedreigd. Hij wordt vooral gezien op de zandgronden en in de duinen. In België is de soort wel nog vrij algemeen.
De rupsen verpoppen zich op de grond in een dikwandig cocon. De poppen kunnen daarin meerdere jaren overwinteren.