Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


zaterdag 21 oktober 2023

Herfst 2023.......Paddenstoelentijd deel 3: Van alles wat

Zoals ik in de vorige post al aangaf, zijn er de afgelopen weken gelukkig meer paddenstoelen  aangetroffen. Opvallend vind ik, dat er nog zo weinig Vliegenzwammen te zien zijn. Ook Judasoren en enkele andere soorten heb ik nog niet gezien. Misschien dat ik nog wat meer geduld moet hebben. 

Toch heb ik ook nu weer voldoende soorten gevonden, waar ik nog niet eerder over geschreven heb. 
Ik heb jullie de vorige keer wat "ieniemienies"  (myxomyceten) laten zien en daar wil ik in deze post ook mee beginnen, om vervolgens over te stappen naar de wat "normalere" formaten. 

Eierzakje
Het EIERZAKJE (Nidularia deformis) is een lichtbeige buikzwammetje met een doorsnede van 3 tot 10 mm.  Op de Nederlandse Rode lijst staat het vermeld in de categorie bedreigd. Het groeit in groepen, maar omdat de vruchtlichaampjes zo klein zijn en ze een vrij onopvallende kleur hebben, vallen ze nauwelijks op. 
Ze komen vooral voor in bossen en struwelen op zandige bodems. Daar vind je ze op vochtige, op de grond liggende verrotte stammen, twijgen en takjes van loof- en naaldbomen en heel soms op brandplekken. 

Hier stonden er een paar op een verrotte natte boomstam. Het vruchtlichaam is bol- tot zakvormig. Het scheurt bij rijpheid aan de bovenzijde onregelmatig open waardoor de lensvormige, (geel) bruine eitjes bloot komen te liggen. Die "eitjes" noemt men peridiolen. Hier is het ook opengebroken, maar dat is niet vanzelf gebeurd, maar door mij gedaan. De "eitjes" die je ziet, zijn dan ook nog niet rijp en daarom nog wit. 
Ze zijn ook nog (hoe is het mogelijk!!) met een witachtig "navelstrengetje" bevestigd aan het bekertje.
Dat is hier niet zichtbaar.
Helaas vond ik nergens opengesprongen Eierzakjes met rijpe sporenkapsels. Daarom heb ik hier, ter illustratie, een foto geplaatst die ik vond op de site van NDFF Verspreidingsatlas (van de NMV). 
Dat doe ik normaal niet, maar mag wel eens voor een keer, zodat je tenminste begrijpt wat ik bedoel. 
Plooiplaatzwammetje
Dit PLOOIPLAATZWAMMETJE (Delicatula integrella) vond ik op de Lozerheide (Be.). Ongetwijfeld zou dit kleine paddenstoeltje vaker op de site Waarneming.nl  of in dit geval Waarnemingen.be  voorkomen, als het niet zo gemakkelijk over het hoofd werd gezien vanwege zijn kleine formaat.  In de Gerhardt staat dit fraaie zwammetje zelfs niet vermeld (!!!)  en ook als je op internet gaat zoeken, vind je er weinig over. Met de wetenschappelijke naam Delicatula integrella lukte dat wat beter. 
Delicatula (de geslachtsnaam), geeft de delicate structuur weer van dit kleine paddenstoeltje. 
Je vindt deze kwetsbare kleine paddenstoeltjes vooral op wortels, twijgen en overblijfselen van rottend elzenhout (begraven of half begraven), aan de oevers van  schaduwrijke beken en zeer vochtige en bemoste bossen. Deze paddenstoelen kunnen ook groeien op de stengels van rottende planten in moerassig gebied. Dit kenmerkende kleine  paddenstoeltje heeft wel wat weg van een kleine Mycena- paddenstoel (zoals de Smeerwortelmycena), maar heeft zeer ver uit elkaar geplaatste lamellen, die niet tot aan de rand van de hoed reiken. Het is nagenoeg geheel doorschijnend. Het paddenstoeltje is zuiver wit als het jong is, maar wordt wat geelachtig als het oud is. 
 Het zeer fragiele hoedje is slechts 0,3 tot 1 cm in doorsnede; aanvankelijk eivormig, later klokvormig met een plat centraal gebied; glad maar met fijne sluierfragmenten als ze jong zijn; doorschijnend en gestreept met een deukje in het midden . De lamellen zijn zuiver wit; aderachtig, licht aflopend, zeer ver uit elkaar geplaatst, onregelmatig golvend, vaak gevorkt en met kleine tussenlamellen; meestal eindigend voordat de rand van de top wordt bereikt. 
De Duitsers noemen het vanwege de opvallende lamellen: "Weißer Adernabeling" (witte navelstreng).
Ook het steeltje is wit en eindigt in een bolvormige basis. Het is lichtjes behaard tot glad, doorschijnend tot ondoorzichtig en slechts 0,5 tot 2,5 cm lang en 0,5 tot 1,5 mm in doorsnee. Het heeft geen ring. 
Takruitertje
Dit kleine zwammetje, het TAKRUITERTJE (Marasmiellus ramealis) komt voor op takjes, twijgen en naalden, soms op bladeren of houtige kruiden, in loof- en naaldbossen. In Nederland komt het zeer algemeen voor. Het is niet bedreigd en staat dus niet op de rode lijst. Het is een saprofiet. Een saprofyt is een schimmel die zijn celmateriaal opbouwt door het opnemen van organische stoffen uit dode andere organismen. Ze staan mee in voor de afbraak van dood hout, afgevallen bladeren en dode planten.
Het is een plaatjeszwam met een gewelfde rozig-wittige hoed met een diameter tot 12 mm, vaak met een donkerder centrum. De witroze tot gelige steel wordt maximaal 2 cm lang. 
De lamellen staan wijd uiteen. Ze zijn witachtig crème van kleur als ze jong zijn en worden later een vuile roze tint. Wanneer het lange tijd droog is, kunnen deze paddenstoelen zichzelf laten inkrimpen. Als het later weer gunstiger weer is, herstellen ze volledig. 
Scherpe collybia
De SCHERPE COLLYBIA (Gymnopus peronatus) of Scherpe taailing is een paddenstoel uit de familie Marasmiaceae. Er zijn meerdere soorten zoals Dwergcollybia, de Gewone Botercollybia, Spoelvoetcollyia, maar ook soorten als Roestvlekkenzwam en Eikenbladzwammetje horen bij die familie. De Scherpe collybia komt algemeen voor op het strooisel (bladeren en takken ) in loof- en naaldbossen. Het heeft een peperige smaak, waaraan de soort zijn naam dankt. Deze paddenstoel riekt naar azijn. 
De hoed heeft een doorsnede van 3 tot 6 cm. De vorm is breed klokvormig tot vlak. Hij is hygrofaan. Hygrofaan verwijst naar de kleurverandering van paddenstoelweefsel als het water verliest of absorbeert. Soms verschijnt er een centrale bult (umbo). De hoed is taai en leerachtig, okerkleurig tot roodachtig bruin. 
Het oppervlak van de hoed krijgt tinten variërend van oker tot roodbruin of geel, naar het midden van de hoed wordt de kleur donkerder tot een navenant donker bruin. Hun textuur is glad, fijnkorrelig, droog en heeft een zekere glans. De rand van de hoed is glad, maar naarmate hij ouder wordt, wordt hij vaak golvend en de textuur wordt dan geribbeld of zelfs grof getand.
De steel is 7 tot 9 cm hoog en 0,3 tot 0,8 cm dik. De kleur is lichtgeel tot bruinachtig. Het oppervlak is gedeeltelijk grofkorrelig, verder glad. Aan de onderkant van de steel zitten grove witte- tot geelachtige, viltige haartjes. De basis van de steel vertoont nauwelijks verdikking. Er is geen ring of ringresidu. De lamellen zijn taai en leerachtig. Ze staan ver uit elkaar en hebben dezelfde kleur als de hoed. Ze zijn gescheiden van de top van de steel.
Goudgele bundelzwam
De GOUDGELE BUNDELZWAM (Pholiota flammans) is een plaatjeszwam uit het geslacht Pholiota. De soort is vrij algemeen op stronken of stammen van dood naaldhout in naald- of gemengde bossen op zandgrond. Hoewel ik ze nog niet vaak gezien heb, schijnt de zwam in Nederland algemeen voor te komen. Hij is niet bedreigd en staat niet op de rode lijst. Ze wordt gevonden van juni t/m oktober. 
De hoed van de paddenstoel is droog en 2 tot 5 cm breed. De steel is anderhalf maal zo lang als de hoed en tot 10 mm dik. Van jonge exemplaren is de hoed halfbolvormig, bij rijping verandert dat in vlak gewelfd en iets gegolfd. 
De naar oranje neigende hoed en ook de steel (zie vorige foto) zijn bedekt met opvallende afstaande geelgekleurde vezelige schubben. De plaatjes zijn eerst geel en later roestbruin, dat is ook de kleur van de sporenafdruk. De steel is wat verdikt aan de basis, verkleurt bij verouderen naar geel en verliest de schubben.  
Je vindt deze mooie paddenstoel in bossen op droge tot matig vochtige zandgrond. Hoewel je het hier niet kunt zien, staat dit jonge groepje op dood hout van een naaldboom. Hout dus dat hier onder de grond ligt; zogenaamd  “verborgen”  hout. In dit geval van een den. 

De soort wordt nogal eens verward met de Schubbige bundelzwam en de Goudvliesbundelzwam (slijmige hoed). Die hebben echter allebei schubben, die donkerder zijn dan de hoed en ze smaken niet bitter.
Sparrenveertje
Tot slot: het SPARRENVEERTJE (Pterula multifida). Dit is een paddenstoel die jaren geleden zeldzaam was, maar nu matig algemeen voorkomt op droog zand. Op de Rode lijst staat het vermeld als TNB (= Thans Niet Bedreigd).  Je vindt 'm in de periode augustus - november. Het Sparrenveertje groeit alleen of in groepjes. Soms op de humus van loofbomen (wilg en populier), maar meestal op het strooisel van naaldbomen. Vandaar ook de naam Spárrenveertje. Vergissing met een koraalzwam is begrijpelijk, want het lijkt er wel wat op, maar de vertakkingen zijn dunner en lopen uit in spitse meestal gevorkte topjes. De bruinige takjes hebben allemaal een spitse, witte top.  Ze zijn ook veel forser dan koraalzwammen. 
Oppervlak is glad en kaal, wat wasachtig, later bruinig verkleurend. Sporen zijn wit. Vlees rubberachtig.  Ruikt onaangenaam chemisch of fenolachtig (vroeger ook wel carbol genoemd).

Blogarchief