Dit jaar heb ik pas 2 keer iets verteld over insecten en andere beestjes. Dat was in Allemaal beestjes #23 en Allemaal beestjes #24. Gedurende dit jaar heb ik uiteraard meerdere nieuwe soorten gespot waar ik echter nog niets over heb verteld en die wil ik je laten zien in deze en de volgende post.
rups van de Grote wintervlinder. Foto gemaakt op 19 mei
Kleine wintervlinder (mnl). Foto gemaakt op 3 december
Gedurende het hele jaar kun je insecten spotten, dus ook in de winter. Dan kun je bijvoorbeeld denken aan de Bruine winterjuffer, de Grote - en Kleine Wintervlinder, de Wintermug en de rups van de Agaatvlinder. Als je op de tekst "Grote - en Kleine wintervlinder" klikt, kun je over deze vlinder meer te weten komen.
Maar als in het najaar de temperatuur flink omlaag gaat en er minder voedsel is, gaan de meeste insecten na eitjes gelegd te hebben toch dood (ze zijn namelijk koudbloedig) en die dan nog overblijven gaan op zoek naar schuilplekken, gaan in de "ruststand" of overwinteren als pop of als larve. Er zijn ook vlinders die overwinteren in het buitenland zoals de atalanta en de distelvlinder.
Een van de insecten die net als alle Lieveheersbeestjes overwintert is het MEELDAUWLIEVEHEERSBEESTJE (Halyzia sedecimguttata).
Het is helaas niet echt een scherpe foto geworden, maar dit was de enige.
Het is een wat meer bijzondere verschijning dan de "gewone" soortgenoten. In tegenstelling tot de andere soorten, leeft het Meeldauwlieveheersbeestje namelijk niet van bladluizen maar van meeldauw en ook de kleur is opvallend. Je kunt ze in de winter (meestal bij toeval) vinden onder en tussen schors van bomen en als ze door iets zijn verstoord, of nog geen plekje hebben gevonden om de winter door te komen. De kleur van de imago is oranje met meestal 16 witte vlekken op de dekschilden. De imago is tussen 4,5 en 6 mm groot. De vlekken op het halsschild zijn vaak meer oranje gekleurd. Een typisch kenmerk zijn de lichtgekleurde middennaden van de dekschilden, waardoor die open lijken te staan. Opvallend zijn de ook bijna doorzichtige platte randen van rug- en kopschild van de kever. Ook de zijkanten van het halsschild zijn doorzichtig. De twee voelsprieten zijn ook wat langer dan bij andere soorten.
Krabspin met Koolwitje als prooi
Kenmerkend voor de familie van de KRABSPINNEN (Thomisidea) zijn de verdikte voorste 2 pootparen, die beduidend langer zijn dan de 2 achterste. Het lichaam is meestal duidelijk afgevlakt, en de poten worden bij rust zijdelings uitgestrekt. Het zijn "afwachtende jagers" die geen web weven, maar vaak urenlang roerloos zitten te wachten tot een prooi dicht genoeg genaderd is, om dan toe te slaan en direct hun gif te injecteren. Het gif is erg zwaar, dus de prooi gaat snel dood (geldt niet voor mensen). Je moet er dus niet van staan te kijken als de prooi veel groter is dan de spin. Krabspinnen maken bij het bijten kleine gaatjes in de prooi. Daardoor zuigen ze het insect leeg, zodat er na de maaltijd enkel nog een leeg omhulsel overblijft.
Gewone kameleonspin Ook de GEWONE KAMELEONSPIN (Misumena vatia) is een krabspin. Ze heeft de bijzondere eigenschap dat ze, zoals een kameleon, van kleur kan veranderen. Ze gaat meestal op gele of witte bloemen zitten en kan dan zelf ook een gele of witte kleur aannemen. Dat duurt soms wel enkele dagen. Ik zeg "meestal", want zoals je hier ziet is dat niet altijd het geval.
Het is vooral een goede camouflage om aanvallers zoals vogels te misleiden. Of insecten haar ook minder goed opmerken door deze camouflage is niet zeker. De meeste insecten zien kleuren immers niet zoals mensen of vogels ze zien. Wel zeker is dat ze de spin meestal niet opmerken. Soms zie je hoe bijvoorbeeld een bij of een vlinder achteloos over de spin loopt om dan genadeloos gegrepen te worden.
Groene krabspin
De GROENE KRABSPIN (Diaea dorsata) is een van de kleinere krabspinnen, die je je vooral zult aantreffen op bladeren van bomen en struiken, vooral in loofbos. Daar is hij moeilijk te zien. Het is een spinnetje met een lichaamslengte van slechts 5 - 6mm (♀). De mannetjes zijn nog iets kleiner: 3 - 4mm.
Het onderscheid zich van de andere krabspinnen door het achterlichaam met bruine bladfiguur, dat in het midden vaak voorzien is van symmetrische, lichte vlekken.
Op deze foto zien we het vrouwtje. Het voorlichaam van het mannetje is namelijk roodbruin tot groen, het oogveld is donker gekleurd en de voorste 2 pootparen hebben opvallend donkerbruine ringen. Die ringen zie je niet bij het vrouwtje. Het voorlichaam en poten daarvan zijn namelijk egaal lichtgroen.
Grote aardkruiper
De GROTE AARDKRUIPER (Stigmatogaster subterranea), ook wel bekend onder de naam Compostduizendpoot, is een duizendpotige. De Grote aardkruiper is in Nederland en België vrij algemeen te vinden. Hij is gemakkelijk van de andere soorten te onderscheiden vanwege het extreem lange en veel dunnere lichaam en het relatief grote aantal segmenten. Duizendpoten hebben een groot aantal poten, maar uiteraard geen duizend. De naam is bedacht om aan te geven dat ze héél veel pootjes hebben. Dit verschilt echter per soort. Volwassen duizendpoten hebben wel gek genoeg altijd een oneven aantal pootparen, minstens 15 paar. Ieder lichaamssegment van deze Grote aardkruiper telt één paar kleine pootjes, dit zijn liefst 77 tot 83 paar in totaal. De kleur is witachtig geel. De lengte van een volwassen exemplaar is ongeveer 7 centimeter lang maar omdat de duizendpoot vaak half opgerold of in een kluwen ligt, doet de lengte kleiner aan. De breedte is op het breedste punt slechts 1,5 millimeter dik. De grote, lange en brede, antennes vallen goed op en aan de achterzijde van het lichaam zijn twee sprieterige tastorganen aanwezig.
Bruinstipje
Dit BRUINSTIPJE (Proteroiulus fuscus) heeft wel wat weg van de Grote aardkruiper, maar is een miljoenpootachtige. Er zijn wel wat verschillen tussen deze 2 te noemen. Een verschil met een duizendpoot is bijvoorbeeld dat een miljoenpoot vier poten heeft (twee paar) aan elk segment. Een duizendpoot heeft maar twee poten (één paar) per segment. Ook is de miljoenpoot In tegenstelling tot de duizendpoot niet plat maar rond. Ze bewegen ook maar traag, met hun korte pootjes en rond, stijf lichaam. Een ander belangrijk verschil is dat de miljoenpoot plantaardig voedsel eet, zoals bladafval en andere organische resten en is niet overdag maar ‘s nachts actief. Je kunt ze vooral vinden in loofbossen onder bladeren, boomstronken, stenen en mos.
Miljoenpoten zijn er in meerdere verschijningsvormen: cylindrische- of slangenmiljoenpoten, oprolmiljoenpoten en platruggen. Op de site van het Nederlands Soortenregister worden 59 soorten genoemd, waarvan er 40 afgebeeld zijn. De meest voorkomende vorm is de cylindrische en de kleinste cylindrische is dit Bruinstipje. Het is minder dan een centimeter lang en is te herkennen aan de bruine vlekjes op de flanken. Deze kleine diertjes zijn enkel op hout gevonden. In de meeste gevallen gaat het zoals hier, onder bladeren, houtsnippers en schors van een bijna vergane omgevallen boom.
rups van het Roesje
Op de foto zie je de rups van het ROESJE (Scoliopteryx libatrix). Het Roesje is een nachtactief vlindertje uit de familie van de spinneruilen. De naam 'roesje' komt waarschijnlijk voort uit de kartelvormen achteraan de vleugels van de vlinder die aan de ruches van een gordijn doen denken. Ook de wetenschappelijke naam Scoliopteryx, wat kartelvleugelig betekent, verwijst daarnaar. De vlinder wordt ook wel 'roestje' of 'roestvlekvlinder' genoemd, naar de roestkleurige plekken op de vleugels.
Hoewel ik de vlinder zelf nooit heb gezien, is het blijkbaar een in Nederland en België algemeen voorkomende soort. Ze zijn zoals ik zei "nachtactief" en dan lig ik tenslotte in bed.........
De vlinder komt vooral in bosrijke omgevingen voor maar kan ook in kelders, garages en op zolders worden aangetroffen als ze er een droog plekje vinden om te overwinteren. De vliegtijd is van juli tot oktober en na te hebben overwinterd van half april tot juni.
De rupsen hebben als waardplant onder andere wilgen en populieren. Ze zijn groen en hebben donkere en gele zijlijnen, waardoor ze goed gecamoufleerd zijn. Overdag rusten ze aan de onderzijde van een blad. Als de rups volgroeid is, hecht ze zich vast in een opgerold blad of in twee aaneengesponnen bladeren. Na drie weken verschijnt de volwassen vlinder.