Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


woensdag 12 december 2012

De Raam en ‘t “Brook”.

De Raam, onlosmakelijk verbonden met het Wijffelterbroek, sluit aan op de Tungelroyse Beek en is in de dertiger jaren van de vorige eeuw gegraven voor een snelle ontwatering van het moerasgebied en snelle afvoer van het water. Dit alles gebeurde met schop, kruiwagen en kiepkar.
Plek waar de Lossing  net voor het bruggetje uitmondt in de Raam

Wijffelterbroek, Sanson 1631
Het Wijfelterbroek was oorspronkelijk vele malen groter en vormde met de naburige Kruispeel en Kalverpeel, Vetpeel, de latere Kettingdijk, Delbroek,  en Dijkerpeel één groot gebied dat zich uitstrekte tussen Weert en Bocholt en reikte tot Altweert en Stramproy. Tot in het begin van de 20e eeuw bleef het een nagenoeg ontoegankelijk moerasgebied met een grootte van ongeveer 450 ha. Het gebied sloot aan op de huidige Smeetshof (B), Kettingdijk en Laurabossen. Van het oorspronkelijke gebied is nu nog slechts ongeveer 50 ha. over.

De naam Wijffelterbroek heeft niets te maken met weifelen (van wie het broek bijvoorbeeld was). Algemeen wordt aangenomen dat de naam is afgeleid van het Middelnederlandse "Vivetersbroek". Ik zet bij deze uitleg echter een vraagteken en twijfel aan de juistheid hiervan. Viveter betekent vlinder, maar de link vlinder en Wijffelterbroek ontgaat mij. Een moerasgebied mag dan wel een gebied zijn voor bijvoorbeeld libellen, maar zeker niet voor vlinders. Ik neem dan ook aan dat het woord in de loop der tijd is verbasterd (volksetymologie).
Op bovenstaande 17e eeuwse kaart van Sanson staat het gebied namelijk aangegeven met "Wiwetersbroeck".  Naar dit woord gaat mijn voorkeur uit. Dus niet viveter, maar wiweter. Wiweter komt van het Oudfranse vîvere en vîver.  Het betekent: poel, stilstaand water, vijver, maar ook diergaarde. Vivus betekent levend. Het Franse Vîvere is afgeleid van het Latijnse vîvarium en wīwāri : dierentuin, visvijver, waterbekken en plaats waar levende dieren worden gehouden. (Bron: etymologiebank.nl). Bekend is dat het gebied vroeger het grootste gedeelte van het jaar helemaal onder water stond en er toen op werd gevist. Zelfs beroepsmatig.

Spotprent Wijffelterbroek 1900
In 1898 werd een consortium van 8 heren uit de stad opgericht, om de plannen van de Nederlandsche Heidemaatschappij voor de drooglegging van het Wijfelterbroek te realiseren. De waterstand moest omlaag om vruchtbare weilanden te kunnen krijgen. De mensen hadden er weinig vertrouwen in, wat blijkt uit bovenstaande, in 1900 gepubliceerde spotprent van een zekere F. Smeets op de plannenmakerij. Toch begon de ontwatering en ontginning van een deel van het gebied in 1902, nadat het consortium op 15 april 1901 260 ha. van de gemeente Weert pachtte voor een periode van 50 jaar, tegen een jaarlijkse pacht van fl. 1560.

De ontginningswerkzaamheden geschiedden door de Nederlandsche Heidemaatschappij. Honderden mensen hebben in de daaropvolgende jaren werk gevonden bij de opgerichte "Weerter Exploitatiemaatschappij  Het Wijffelterbroek”.  Het gebied werd 't "Brook" genoemd.

Gedicht n.a.v. bezoek der Ned. Heidemaatschappij in 1904.
Alvorens met de ontginning van het 260 ha. grote gebied te beginnen, was het noodzakelijk om het terrein voldoende te ontwateren, want een groot gedeelte van het jaar stond het bijna in zijn geheel onder water. Het komvormig gelegen terrein van Kalverpeel tot aan de Heltenbosbrug werd in het midden doorsneden door een tweetal beekjes (eigenlijk kleine slootjes), namelijk de Spekkeloop en de Rietbeek. De beekjes kwamen samen en stroomden als “Jungelroijsche- of Jungervische  beek” verder richting Maas. Voor een goede afvoer werd door de Provinciale Water- staat de Tungelroyse beek tot aan de vroegere watermolen (Vloetmolen) van Maes in Stramproy (tot paal no. 48!) verbeterd.
Daarna volgde de verbreding, verdieping en normalisatie van de smalle en ondiepe Rietbeek vanaf Spekke (ongeveer vanaf de huidige Baanbrug) tot de Heltenbosbrug. Nadat dit was gedaan, werden loodrecht op de gegraven beek hoofdsloten gegraven. Op deze hoofdsloten mondden talloze greppels uit.

In september 1902 had men deze klus geklaard en kon met de ontginning begonnen worden.
De manier van bemesten speelde hierin een grote rol. Men gebruikte daarvoor 1000 kg. kalk voor de ontzuring, 800 kg. thomasmeel en 1000 kg. kainiet (minerale kunstmest) per ha. In de jaren daarop werd dit aangepast. 

Met een totale kostenpost van fl. 36.000, ging de Nederlandsche Heidemaatschappij uit van een van een netto opbrengst van fl. 40,per ha. tegen fl.2,- daarvoor. De manier van bemesten bleek zo succesvol, dat de kleine landbouwers in de omgeving dit al snel navolgden.

Ontginners Wijffelterbroek

De heren aandeelhouders, praktisch allen notabelen en raadsleden uit Weert, waren Van Aubel, van Asten, Esser, Janssens, Joosten, Kemmere, dokter Franken, Hanraets en Schillings. De heren deden het werk uiteraard niet zelf, maar namen arbeiders en arbeidsters in dienst voor de ontginningswerkzaamheden. In 1904 was al 150 ha. tot gras- en bouwland en bos ontgonnen. 

Vooral in de Eerste Wereldoorlog maakte deze NV. goede winsten. Het klinkt vreemd, maar in die hel (de oorlog van 1914-1918 dus), was Nederland vanwege zijn neutraliteit een eiland van vrede en zelfs aanvankelijke voorspoed. De industrie, scheepvaart en ook de landbouw maakten tijdens de eerste jaren van de oorlog grote winsten. Het schijnt dat tussen 1914 en 1917 het nationaal inkomen zelfs bijna met de helft toenam!!!! Ook de "Weerter Exploitatiemaatschappij" profiteerde ervan, door grote hoeveelheden koudegrond groenten zoals kool, via het spoor te exporteren naar Duitsland.Tegen het eind van de oorlog liep die winstgevende voedselvoorziening echter sterk terug.

Boerderij 't Brook in 1990
Een opzichter regelde de werkzaamheden en hield alles in de gaten. Deze opzichter (Miechel Daniëls 1953), werd ook de eerste bewoner van de in 1906 gebouwde boerderij met de naam “’t Brook”. Hier werd later een tweede woonhuis tegen aan gebouwd. In 1923 was de oostelijke helft ontgonnen en in de jaren '30 werd de Raam gegraven, om het resterende gebied te ontwateren. Toen kon ook het Bocholter moerasgebied, zoals Smeetshof (B), beter worden ontwaterd door er de Lossing, of Emissaire, op aan te sluiten.

In september 1939 nam wethouder Peeters het initiatief om de resterende pacht af te kopen en kwam de exploitatie weer in handen van de gemeente. Toen zijn de boerderijen overgegaan in andere handen en “kregen” de voormalige pachters ieder 20 ha. grond. De rest van de grond werd verpacht aan boeren uit de buurt. Deze afkoop met vergoeding van verbeteringen, opstallen en bijgekochte gronden geschiedde tegen betaling van 39.000 gulden.

Ook tijdens WO II waren er ontginningswerkzaamheden in het Wijffelter- broek. De "Nederlandsche Arbeidsdienst" (N.A.D.) was een instelling die in het begin van de bezetting door de Duitsers in het leven was geroepen. Jonge mannen werden verplicht na het bereiken van de 18-jarige leeftijd een half jaar het volk te dienen in die arbeidsdienst.
Het uniform dat zij kregen was hetzelfde als dat van het Nederlandse leger, dat toen na de capitulatie op 14 mei 1940 niet meer bestond; er was nog genoeg van in de magazijnen. Als “wapen” werd een spade uitgereikt; eigenlijk twee, een voor bij het werk en een voor bij de exercities. Die laatste moest er altijd zeer schoon en glanzend uitzien.
De Nederlandsche Arbeidsdienst had als devies: “Ick dien”. Dit hield in dat de arbeidsman die onder dit devies werkte, het Nederlandse Volk diende (maar zelf niets verdiende). De afdelingen Altweerterheide (ca. 1 km vanaf sluis XVI aan de Loozerweg, waar nu Renewi, Grondstoffen Recycling is gevestigd) en Afd. 416 NAD Tungelroy (het latere Ambonezen- kamp) ontgonnen een nieuw deel van  'Wijffelterbroek' en legden een weg aan (de Wijffelterbroekdijk).

Als je meer over deze periode wil weten, kun je op de site van Go2War2.nl de lotgevallen lezen van Jan Berlijn: "Mijn tijd in de Arbeidsdienst- Het werkobject: Wijffelter Broek".
Ik heb verder een uniek (kort) filmpje gevonden op de site van "Beeld en geluid", dat je kunt bekijken door op onderstaand beeld te klikken of op deze LINK.

De omschrijving bij dat filmpje is als volgt:
"De afdelingen Weert en Tungelroy van de Nederlandsche Arbeidsdienst ontginnen terrein 'Wijffelterbroek' in verband met de agrarische bestemming daarvan. Om de ontginning goed aan te kunnen pakken, moet eerst een weg worden aangelegd. Als deze weg klaar is wordt hij door de burgemeester van Weert, de NSB'er J.H.W. Rösener-Manz, officieel geopend. De mannen van de NAD rennen uit hun barakken naar buiten en gaan in het gelid staan; ze marcheren, schop over de schouder, naar hun werkterrein; ze graven de grond uit, kappen bomen en verwijderen boomstronken".

Na de Tweede Wereldoorlog waren er ruim honderdduizend werklozen. Om deze in te kunnen zetten in het arbeidsproces werd de Dienst Uitvoering Werken (in de volksmond DUW genoemd) opgezet.
De DUW- werkers werden aanvankelijk ingezet voor opruimingswerkzaamheden. Later werden ze betrokken bij ontginningswerkzaamheden. DUW- arbeiders voélden zich niet alleen 'n soort tweederangs burgers, ze waren het ook. Het waren de paria's in die jaren van wederopbouw en voor velen stond de DUW, ook wel genoemd “Door Uitputting Wanhoop” , bijna gelijk met de hel.
Er was echter veel vraag naar landbouwgrond en praktisch alle boeren uit Keent, Moesel en Altweerterheide zaten wel te wachten op een stuk grond om uit te breiden. Zo vonden ongeveer 80 werkelozen uit Weert, maar ook uit bijvoorbeeld Ell en Hunsel, werk in het Wijfelterbroek.

Het was werkverschaffing in handkracht, want de belangrijkste gereedschappen waren schep en kruiwagen. Zwaar werk maar in 6 tot 7 jaar is ongeveer 80 ha. onder handen genomen. Het ging vooral om herontginning en egalisatie; grond die te hoog of te laag lag en nog bezand moest worden.

De ontginningen waren met name in het westen, bij de driehoek langs de Broekdijk tot aan de Raam. Het veen werd daar tot een bepaalde hoogte omgezet en dan bedekt met een laag zand, die afkomstig was van te hoog liggende gronden zoals van een bult bij de Vetpeel en bij een gerooid dennenbos bij de Achterpeel. De uitgegraven grond werd in kipkarretjes gegooid en als het karretje vol was, duwde men het handmatig over smalle rails naar de dieper gelegen plek waar de grond gestort moest worden. Onder andere gebieden als "Kwaoj Gaât", Wisseblök, Koele struuk (huidige Raamweiden). Kwaoj in de betekenis van moeilijk begaanbaar en meest onder water staand (Molemans 1976) zegt voldoende over de omstandigheden waarin gewerkt moest worden. Het waterpeil werd op niveau gehouden door de talloze sloten en lossingen, die het overtollige water afvoerden via de Raam.

In mei 1951 werd gestart met het laatste project, de aanleg van de Bocholterweg. Hierbij moest de uit veengrond bestaande Broekdijk of Brookdieëk (laatste stuk tot aan de grens) worden uitgegraven en door een zandlichaam worden vervangen. De vruchtbare uitkomende veenaarde werd in de naburige Vetpeel gestort. Het zand voor het weglichaam kwam van de hooggelegen kapvlakte op de rand van het Wijfelterbroek, dat ook werd gebruikt om de lager gelegen ontginningsstukken te bezanden.
Zo kreeg het Wijfelterbroek na 50 jaar zijn definitieve vorm.

Bij gebrek aan arbeiders vanwege de groei van de economie en door de instelling van de “Directie Arbeidsvoorziening” (sociale zaken) werd de DUW overbodig en is in juli 1954 opgehouden te bestaan. Het werk dat nog moest gebeuren, werd uitbesteed aan “het vrije bedrijf”….

De Raam in het "Brook"

Ossebrug  (hier lag oorspronkelijk een voorde)
De Raam is in 1962 nog eens verdiept en verbreed, waardoor een nog sterkere drainerende werking is opgetreden. Niet alleen voor de omliggende landbouwgronden, maar ook voor het Wijffelterbroek. De omvang van kwelzones is daar afgenomen en het kwelwater wordt versneld afgevoerd via watergangen. Door de ontwatering en afvoer van water is een groot deel van de natuurlijke sponswerking verloren gegaan. Lang was dit een groot voordeel voor de landbouw, maar door klimaatverandering gaan we vaker te maken krijgen met droogte enerzijds en hinderlijke overstromingen anderzijds. Water vasthouden in de moerassen aan de bovenloop van beken wordt daarom steeds belangrijker. Zo zijn o.a. stuwen aangelegd in de Raam om het waterpeil beter te kunnen beheersen, m.a.w. de grondwaterstand hoger te houden.
De brug op de foto wordt de Ossebrug genoemd en ligt bij de zandweg tussen de boerderijen 't "Brook" (Jan van Monne Lewie) en de "Pruus" aan de Stramproyergrensweg.

't "Brook" gezien vanaf Pruiskesweg
't Brook" gezien vanaf Spikke

Op de onderste foto zie je een stukje van de "weilanden" ,ten zuiden van de Raam, die door Ark zijn gekocht en die terug zijn/worden gegeven aan de natuur. Het verschil met de andere twee foto's is al goed te zien. De "verruiging" van het terrein is al duidelijk zichtbaar en vanwege de wijziging in de grondwaterstand zie je het eerste riet verschijnen. Een stukje verder mondt de Raam uit in de Tungelroyse Beek. Dit gedeelte wordt begraasd door TaurOssen.


Als je het hele verhaal van de ontginning wil lezen, klik dan hier.


Grotere kaart weergeven


maandag 10 december 2012

Altweerterheide; Beej os in de Hei-j

Rond 1880 is "Altweertsche heide" nog één groot troosteloos en uitgestrekt gebied

Detail historische militaire kaart van rond 1900
De prachtige natuur van de Hei-j was, zoals eerder gezegd,  als kind mijn speeltuin. Ruim 100 jaar geleden was dat wel anders, want hoewel Delbroek, Dijkerpeel en Mastenbroek (deels) ontgonnen waren en boeren kleinere percelen langs o.a. Dijkerstraat, de Helten- boschdijk, Stramproyergrens- weg en Weerterbeek (o.a. Stillenoord, de Figaro en Reuzel) ontgonnen hadden , was toen van het dorp Altweerterheide nog geen sprake.

Op deze oude historische kaart van rond 1900 staat enkel vermeld de "Altweertsche heide".  Afgeleid van het naburige Altweert (Aôvert) wat oud-Weert betekent.

Wat sinds 1937 Altweerterheide wordt genoemd was toen nog één groot troosteloos, uitgestrekt gebied, waar je bij het woord heide ook niet alleen moet denken aan hei, maar aan "woeste", onvruchtbare grond, met overwegend (stuif)zand, drassige broekgrond, vennen en hei met hier en daar wat bos en houtgewas. In tegenstelling tot andere buitenijen zijn er van ouds her dan ook weinig perceelnamen. In die open vlakte valt het "Heihuis" (ontginning "Hoop op beter") aan de handelsroute van Weert naar Diest op. Het is een van de oudste boerderijen van Altweerterheide.De oudste boerderij vinden we op de Dijkerstraat. De inmiddels gerenoveerde boerderij, van oudsher genaamd "op Leje-gele Bertus",is van 1767.

Vroeger lag het Heihuis aan de Leegerweg. Dat is nu de huidige Diesterbaan/Laurabosweg.
Hoewel wel eens anders wordt beweerd, heeft  "Leegerweg" niéts met een leger of strijdmacht te maken, maar met een lager (lieëger) gelegen bos en heidegebied.  Hoe verder je in  het vroegere "Mèrling" of  "Merlik" (huidige Laurabossen dus) kwam, des te lager of "lieëger" ( maar ook "leger" )het daar werd. Het was een onbewoond gebied met onvruchtbare woeste grond, hei en verder weinig begroeiing, waar niet veel te halen viel.
Hoewel...... als "gemene" grond viel er voor de gewone man voor eigen gerief nog genoeg te halen. Ook was  "de hei in het Mèrling schier onmisbaar voor veel imkers". Aldus Willem Lenaers in Alt-weert of Aovert.

't Mèrling, Merlik of Meerlik is het dialectwoord voor een merlijn, de kleinste valkensoort die beter bekend is als 't smelleken  (géén "smaerling" , meerling of merel dus zoals zo vaak wordt beweerd!!)
't Smelleken heeft een open gebied (zoals hei) nodig als jachtterrein . Dit in tegenstelling tot een merel die een typische bosvogel is.
Een gedeelte van het toeristisch fietspad dat door de Laurabossen loopt, heet nog steeds Meerlingweg.
In  "Men moet straten uit stegen kennen" , het verklarend straatnamenboek van de gemeente Weert, uitgave Veldeke 2001, staat bij de (verbasterde naam)  "Meerlingweg"  dat bij oudere toponiemen de uitgang  - ing (Weerts - înk) zoals in Meerling  een wat laatdunkende aanduiding voor een "onbruikbaar gebied"  was. Ook daar is wel wat voor te zeggen, want het sluit goed aan op de betekenis van Legerweg .

Wat voor soort gebied het Mèrling moet zijn geweest, kun je ook opmaken uit de daar nog steeds gelegen “Verlorenweg”. Verloren in de toponymische betekenis van: afgelegen, waardeloos gebied. Ook de "Drekhoop" (eigendom van de Sauvage van o.a. Ceresa), was een gebied, dat veel zegt over hoe het daar toen was.

Achter het Mèrling, aan de grens met Lozen, lag de "Weerter Kempen" , met in het laagste deel een 10-tal vennen en vennetjes zoals Zwart water, Lang ven, Papeven en Keekven. Deze zijn begin 20e eeuw bij de ontginning van het gebied dichtgegooid.

Je ziet op de oudste kaart dat die Leegerweg  zich in de Weerter Kempen splitste en vandaar richting Veldhoven (Bocholt) en Lozen liep. Vanaf de Leegerweg liep ook nog via Delbroek de "Weg naar Bocholt" (de latere Delbroekweg). Tot slot was er nog de Heltenboschdijk - Stramproyergrensweg. Dat waren dus de enige (onverharde) doorgaande wegen richting België.

Hoe troosteloos en uitgestrekt het ooit moet zijn geweest, is enigszins ook af te leiden aan wat W. Lenaers hierover in 1948 schreef in "Veldnamen in en rond Stramproy":

“Volgens de overlevering behoeven we maar enkele eeuwen terug te gaan om vanaf “het Indj” (* bij het Nûnkske kruûs op Bergerroth) met het blote oog het Heihuis bij de tegenwoordige Diesterbaan te kunnen zien.  Zo onbebost was destijds Altweert!”



Parochiegrens Altweerterheide

Een rondje Altweerterheide is ongeveer 24 km. en met een oppervlakte van ca. 3000 ha. besloeg het vroeger bijna 1/3 van de totale oppervlakte van de gemeente Weert. In een schrijven van Mgr. Lemmens, bisschop van Roermond, is op 22-12-1933 de grens van het rectoraat en latere parochie Altweerterheide vastgesteld. Bijzonder is het om tot de ontdekking te komen, dat de Tungelderse wel nagenoeg in zijn geheel op grondgebied van Altweerterheide ligt!!. De Keutelraatweg liep namelijk waar later het kamp van de NAD en het ambonezenkamp kwamen te liggen. Ook de hoge wal, bij de oudere generatie bekend als St. Jansberg, ligt dus op grondgebied van Altweerterheide.

De inwoners moesten toen nog in de stad, Tungelroy of Stramproy naar de kerk en de kinderen gingen naar de lagere school op de Keenterstraat of naar Tungelroy. Als je bijvoorbeeld op de Heltenbosdijk of Wijffelterbroekdijk woonde, betekende dat nog altijd 1 uurtje lopen voor je in Tungelroy was......'s Zomers was dat nog wel te doen, maar 's winters moesten ze zowel 's morgens als 's avonds  in het donker door de bossen van de Tungeler wallen. Uiteraard bleven ze tussen de middag op school over.

Men schat dat er rond 1900 ongeveer 40 (kinderrijke) gezinnen woonden. Bij de inzegening van de noodkerk in 1925, telde de parochie echter al ongeveer 700 inwoners. Dit was vooral te danken aan de ontginnings- activiteiten van Bolle Jan. Het leven moet er in het begin van de 20e eeuw, zoals bijna overal elders trouwens, geen vetpot zijn geweest. Er moest hard gewerkt worden voor een karige boterham.

boerderij "Klein Karelke"
Het ontstaan van het dorp Altweerterheide is voor een groot deel te danken aan de Weerter graanhandelaar Jan Hendriks (1876-1942). Beter bekend als "Bolle Jan".. Willem Lenaers noemt hem in Oorlogskroniek van Stramproy en omgeving  (1945) overigens "Jan de Graanman". Hij importeerde onder andere goedkoop, ongezuiverd en verontreinigd graan uit Amerika, maar pakte eigenlijk alles aan waar wat aan te verdienen viel. Hierbij schuwde hij ook onoorbare praktijken niet. Het bekendste voorbeeld is de smokkel van 850 schapen naar België op 19-12-1916. Voor dat feit werd hij veroordeeld tot 6 maanden gevangenisstraf (bron o.a. de Zuidwillemsvaart,03-03-1917). In Hoger beroep in Den Bosch werd dat teruggebracht tot 3 maanden (bron o.a. Maasbode, 18-09-1917). In de Helmondse krant "de Zuidwillemsvaart" wordt op 4 oktober 1919 vermeld dat hij door de marechaussee in Weert is aangehouden en naar Veenhuizen is gebracht om daar zijn straf van 3 maanden uit te zitten.

Moeilijke tijden  voor het huidige "Klein Karelke".

De naam  "Bolle Jan", zou hij te danken hebben aan het Weerter woord “bolle”. Dat is een oud dialectwoord voor de bolletjes of pelletjes die overbleven nadat het Amerikaans graan gezuiverd was. Samen met het ander graanafval en de onkruidzaden die er tussen zaten werd dat vermalen en door Jan verkocht als krachtvoer voor het vee. Wat overbleef werd gebruikt voor de bemesting op zijn ontginningen.
De percelen op Karelke werden door o.a. natuurkenner Mathijs Ver Straeten, een Weerter landbouw-onderwijzer en een groot natuurliefhebber, graag bezocht vanwege de bijzondere uitheemse planten (adventieven)  die daar groeiden vanwege die bemesting.  Dezelfde adventieven werden toentertijd ook op de losplaats bij het station aangetroffen. (bron:Egelie in het Weerter jaarboek 1994)

Meer gangbaar is dat zijn bijnaam "Bolle" te maken zou hebben met een scheepslading tulpenbollen, die hij uit een gezonken schip in de Rotterdamse haven wist te halen en met grote winst wist te verhandelen. En natuurlijk wordt ook gewezen naar zijn bolle uiterlijk. Welke nu klopt, is voor mij echter nog steeds onduidelijk. Ik ga er van uit dat de "bolle" van graan- en onkruidafval klopt en niet het eenmalig "handeltje" met tulpenbollen.

 Hij kocht in 1905, 1907 en 1910 grote stukken waardeloze grond in de Hei-j voor een habbekrats om die te gaan ontginnen. Zijn ontginnings- bedrijf kreeg de de al bestaande naam "Karelke". Zo vond ik o.a. in Kanton Weert van 5 februari 1887 een advertentie waarin Leopold Wenmaekers  een grote partij dennenhout te koop aanbood, "ter plaatse in het bosch aan Karelke en aan de Smalpeel". Genoemd naar Karelke Schaeken, die ter plaatse woonde en er een lapje grond en boerderijtje had. Toezichthouder werd Driekske Lenders uit Helden. Jan Hendriks liet er "Klein Karelke" bouwen, dat tevens als café diende.

Ontginningsboerderij Groot Karelke
De grote ontginnings- boerderij die hij bouwde in 1910 werd "Groot Karelke" genoemd.
Wat de invloed van Karelke was, is mij niet duidelijk, maar Bolle Jan had schijnbaar een erg hoge dunk van Karelke; zijn woonhuis op de Biest noemde hij namelijk ook "Villa Karelke". Op de Hoogbosweg (tegenwoordig Stienestraat) op Laar had Henri Smeets, die getrouwd was met Elza, de jongste dochter van Bolle Jan een buitenverblijf dat hij ook de naam "Villa Karelke" gaf. Tegenwoordig woont daar als ik het goed begrepen heb nog steeds een zoon van hem.

De komst van kunstmest en kalk, in het begin per tram aangevoerd tot Tungelroy en vandaar met paard en wagen naar de Hei getransporteerd, speelde een grote rol. Dagloners ontvingen  toen 1 gld. per dag. Geen werk (bv ziekte) betekende ook geen loon...

Mocht je geïnteresseerd zijn in de geschiedenis van "Karelke", dan moet je zeker HIER op KLIKKEN.

Landerijen en boerderij "Groot Karelke" in december 2012
Weilanden "Groot Karelke" in december 2012
Landschappen van Maas en Peel, J.E. Renes 1999
Vóór 1900 waren er in Altweert eigenlijk nog geen grote ontginningen. De ontginning op Delbroek was wel al eerder begonnen, maar verder bleef het beperkt tot het ontginnen van kleine percelen (op de kaart zijn die oranje ingekleurd). De grotere ontginningen begonnen pas in het begin van de 20e eeuw. Dan hebben we het dus over: Karelke,  Wijffelterbroek, Hollandia, Kruispeel , Kettingdijk en Eigen Erf.

De Tungelroyse beek, Raam , Lossing of Emissaire   en tal van andere lossingen zoals Meilossing en Herenvenlossing, Vetpeellossing, hebben hierin vanwege de afvoer van het vele water een grote rol van betekenis gespeeld.

* Door op een naam van de hierboven genoemde ontginningen te klikken kom je uit bij de post, waarin de geschiedenis van die ontginning uitgebreid beschreven wordt.

De nieuwe, vruchtbaar gemaakte grond op deze ontginningen bood nu ook mogelijkheden voor mensen buiten de Hei om zich er te vestigen. Zo groeide de gemeenschap continue.
Jan Henderiks schonk in 1924 ongeveer 3 ha. grond op Karelke, om een kerk en een school op te laten bouwen. Nadien breidde de bevolking zich verder uit en kwamen er in de nabije omgeving van de kerk ook niet- agrariërs te wonen, zoals timmerman, winkelier of arbeider. Zo ook mijn ouders die hier in 1940 kwamen wonen, omdat er voor mijn vader als hoefsmid geen mogelijkheden waren in zijn geboorteplaats Stramproy. Daar waren er nl. al 3.

Vooral in de periode na de Tweede Wereldoorlog nam de bevolking snel toe. Gezinnen met 8, 9, 10 of meer kinderen waren heel gewoon. In het boek "Altweerterheide, namen en bijnamen", heb ik 63 gezinnen geteld met 10 en meer kinderen.  De "koploper" vóór WO2  (Mathijs Rietjens) woonde met 17 kinderen op Daalhook....  "Koploper" ná WO2 was Neerke Geelen x A. Schreurs  met 15 kinderen. Wij waren thuis met 8 kinderen dus een gemiddeld gezin!!. Mijn vader was hoefsmid en verdiende met name in de jaren na de oorlog een goede boterham. Een beetje boer had toch al gauw 2 à 3 paarden, dus er was altijd werk. In het eerder genoemde boek, wordt vermeld dat er in 1950 118 werkpaarden op de Hei-j waren.(geregistreerd tijdens de jaarlijkse paardenkeuring). De boeren uit Keent die ook naar de Hei-j kwamen om hun paard(en) te laten beslaan zijn hier niet bij geteld. De mechanisatie, de tractor en opkomst van de Boerenbond, heeft zijn werk als hoefsmid later onmogelijk gemaakt, zodat hij genoodzaakt was zijn werk als hoefsmid op te geven en elders werk te gaan zoeken.

huidige Altweerterheide vanaf de vroegere Heerenvennen, ook wel "Oud-Karelke" genoemd.

kaartje huidige Altweerterheide
De grote variatie in natuur in Weert is ontstaan dankzij het golvend landschap. Een overblijfsel uit de IJstijd. Ook in Altweerterheide is dit goed merkbaar. De laag gelegen ontgonnen gebieden van Altweerterheide die ik hierboven noemde, worden namelijk afgewisseld met hoger gelegen zandruggen, oorspronkelijk bestaande uit heide en zandverstuivingen; onvruchtbare grond die in de loop der tijd is beplant met productiehout. Dennenbossen dus en landschappen, die door mensenhanden zijn gemaakt.
De gebieden die ik bedoel zijn: het IJzerenmangebied, de Altweertsche Heide met bossen achter de huidige Schuttershoeve met o.a. de Molsbeerenberg, de Laurabossen  met het militair oefenterrein en de Tungelerwallen. Hoewel je bij de laatste anders zou verwachten, ligt het grootste deel van de Tungelerwallen op grondgebied van Altweerterheide......Op het kaartje waarop de parochiegrenzen van Altweerterheide zijn aangegeven kun je dat nog eens op je gemak bekijken.

Deze grote variatie in natuurgebieden heeft er voor gezorgd dat Altweerterheide voor de jeugd vroeger één grote speeltuin was. Voor mij is de Hei-j dan ook een plekje geweest, waar ik een onbezorgde jeugd had en kennis heb mogen maken met al het moois, dat de omgeving te bieden heeft. Hoewel ik dat toen allemaal heel normaal vond.....

Met wat foto's en het prachtige liedje van Pjeir van Pol Doorke, "Beej os in de Hei-j" (gezongen door Mark Fonteijn), wil ik daar graag iedereen ook een beetje mee kennis laten maken.
Wel even klikken op de foto.

Sneeuw en zon

Vrijdag 7 december…. De eerste sneeuw van het jaar. En ook in de namiddag nog af en toe een bleek zonnetje, dus toch maar even een wandelingetje gemaakt. Het werd het IJzeren Man gebied.
De foto is gemaakt op de Voorhoeveweg vlak bij het hertenkamp. De laagstaande winterzon in de sneeuw zorgde voor een sterke reflectie, waardoor het effect van de stralen werd versterkt en nogal verblindde.
Er wordt aangeraden om niet tegen de zon in te fotograferen. Ik heb dat toch gedaan, maar heb er voor gekozen om vanuit de schaduw te fotograferen.
Ik ben wel tevreden met het resultaat.

zondag 9 december 2012

Visie natuur in Weert

Kempen~Broek heeft binnen de gemeente Weert een hoge diversiteit aan landschapstypes en een bijzondere natuur. Die natuur is echter sterk versnipperd, waardoor het voor planten en dieren moeilijk is om van het ene naar het andere gebied te trekken. Door het gebied lopen verschillend wegen, kanalen en spoorlijnen die barrières vormen voor mens, plant en dier, zoals de A2 en de Zuid-Willemsvaart. Hier komt bij dat de afzonderlijke natuurgebieden in Kempen~Broek niet de maat en schaal hebben om zich zelfstandig te ontwikkelen tot complete ecosystemen, waarbinnen levensvatbare populaties kunnen ontstaan.
De opgave is dan ook om deze afzonderlijke gebieden te vergroten, maar vooral om ze, op een robuuste manier, met elkaar te verbinden.

Samen met andere partijen, zetten de Provincie en de Gemeente Weert zich hier voor in. De provincie Limburg stelt beleid en de middelen beschikbaar voor het behoud en de realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur(EHS):één aaneengesloten natuurgebied creëren. Om de ontbrekende schakels hierin aan te vullen, moet op een aantal plaatsen landbouwgrond worden aangekocht en omgevormd worden tot natuur. Dat is geen gemakkelijke opgave.

Mede op initiatief van de provincie, is daarom het consortium AHV opgericht (ARK Natuurontwikkeling -Habitura-Van Soest), wat de kracht bundelt van een groene organisatie (ARK Natuurontwikkeling ) met die van uitvoeringsgerichte marktpartijen (Habitura en Rentmeesterskantoor Van Soest). Dit Consortium moet de ambities met Kempen~Broek gaan realiseren en werkt nauw samen met vele organisaties en verenigingen die een belang hebben in het gebied.  Ook met organisaties in België, want Kempen-Broek houdt niet op bij de grens.

De Visie van het Consortium AHV kun je vinden in het rapport  "Natuur in Weert" 

vrijdag 7 december 2012

Weert, stad in het groen

Hoewel Weert momenteel wit kleurt, is het ook winnaar van de de "Groenste Stad van Nederland 2012".  Het betreft een wedstrijd die jaarlijks wordt georganiseerd door de Stichting "Entente Florale". Weert mag als winnaar ook mee doen in de strijd om de Europese titel. Toch iets om trots op te zijn als Weertenaar.

Weert heeft in de competitie niet alleen gescoord vanwege de mooie groene woongebieden en duurzame bedrijventerreinen, maar vooral ook met de unieke natuur en het uitgestrekte buitengebied met tal van recreatieve voorzieningen. Als je bedenkt hoeveel natuurgebieden er om de stad liggen, is de titel "groenste stad" dus goed verklaarbaar. Het grote grensoverschrijdend natuurproject Kempen- Broek heeft ook zijn stempel op deze keuze gedrukt: van de nu nog versnipperde natuurgebieden wil men één groot aaneengesloten gebied maken; een soort “Veluwe van het Zuiden”.

Wellenstijnsesteeg in het Weerterbos

Een van de gebieden waar momenteel flink aan de weg wordt getimmerd is het Weerter Bos.
Door Stichting het Limburgs Landschap en een aantal andere natuurinstanties wordt weer getracht terug te keren naar het oorspronkelijke natuurgebied, waar onder andere het edelhert zich thuis zal voelen. Nu nog binnen een afrastering, maar t.z.t. vrij rondlopend in één groot aaneengesloten grensoverschrijdende natuurpark Kempen-Broek.

Urnenveld Boshoverheide

Gisteren is op het urnenveld op de Boshoverheide het boek “Cold case in het stuifzand” gepresenteerd. Hiermee is een eerste stap gezet in het bundelen en ontsluiten van de informatie van het urnenveld. In dit onderzoeksrapport vind je onder andere ook een overzichtelijke inventarisatie van 32 "vergeten" opgravingen en een gegevensbank van de vondsten in de afgelopen veertig jaar. Volgens deze studie is het grafveld veel groter dan altijd gedacht en heel rijk aan grafgiften. Na een lange zoektocht, nationaal én internationaal, zijn er 1100 geregistreerde potten terug gevonden. Waarvan trouwens slechts 13 in Limburg!!!!

De Boshoverheide is een natuurgebied in de gemeente Weert tussen Weert en Budel. De heide is ruim 200 ha groot en ligt tussen de Loozerheide en de Weerter- en Budelerbergen. Tussen dit gebied en recreatiepark "Weerterbergen" loopt het tracé van de IJzeren Rijn, waar de laatste jaren zo veel over te doen is.
Op de heide ligt het grootste en uitgestrektste urnenveld van NW-Europa. Dik vier eeuwen lang, van 1000 tot 500 voor Christus(Laat-Bronstijd), cremeerden en begroeven de inwoners van Weert en Budel hun overledenen daar.

Via losse vondsten was deze plek al ruim 120 jaar geleden bekend, maar er is eigenlijk nooit van overheidswege aandacht aan geschonken en de graven raakten in de vergetelheid.
Het terrein werd pas wettelijk beschermd in 1968 toen de Boshoverheide deel ging uitmaken van een militair oefenterrein en graven en vondsten kwamen bloot te liggen. De sporen werden onderzocht, het gebied werd wettelijk beschermd en de militairen verplaatsten hun oefeningen naar het noordwesten.


Wetenschappers gingen er aan het graven. Veel was toen helaas al verdwenen in privé-collecties van 19e eeuwse urnendelvers en amateur-archeologen van de vorige eeuw. Ook is veel materiaal terecht gekomen bij tal van instituten en musea in zowel binnen- als buitenland. Tot nu toe is slechts 3 ha. van het urnenveld onderzocht.


Op een terrein van ruim 33 ha., zijn in de 404 grafheuvels en langbedden (rechthoekige graven), volgens de laatste schattingen, ca. 3100 mensen begraven. Inmiddels zijn ca. 150 graven gerestaureerd.
Deze plek is waarschijnlijk uitgekozen vanwege de hogere ligging en lag veraf van de woningen en akkers van de levenden. Eigenlijk is het grafveld te groot voor de eigen omgeving en is er nog veel onduidelijk. Bovendien lijken er geen vrouwen begraven te liggen, maar alleen mannen en kinderen!! Een intrigerend gegeven, menen de onderzoekers. Omdat er veel grafgiften zijn aangetroffen, neemt men aan dat het hier een soort “elitegraven” moeten zijn.


Op de luchtfoto's is te zien dat het gebied via een (rolstoelvriendelijk) pad toegankelijk is gemaakt voor wandelaars.

De graven van de duizenden mannen, vrouwen en kinderen die in de prehistorie begraven werden op de Boshoverheide, worden dus al meer dan honderd jaar lang bestudeerd door archeologen. Ook door archeoloog Liesbeth Theunissen van "Cultureel Erfgoed", die de gegevens van dit grootste prehistorische grafveld van Nederland en N.W.-Europa op een rij zette en op onderstaand You Tube filmpje hierover iets vertelt.

Grotere kaart weergeven

donderdag 6 december 2012

Een taaie rakker

Tijdens een wandeling door de Weerterheide zag ik her en der nog paddenstoelen. Bijvoorbeeld dit kleine groepje bundelzwammen. Dat zal niet lang meer duren met het oog op de naderende vorst.
Veel planten zal het niet anders vergaan met de komst van de winter.

Dat geldt niet voor het nietige rood bekertjesmos. Het is een korstmos dat voor komt in bossen, zandverstuivingen, duinen en op de heide. Het groeit op zanderige zand tussen dennennaalden, mos en gras en is ongeveer een centimeter hoog.
Korstmossen zijn taaie organismen die op de meest onwaarschijnlijke plaatsen kunnen overleven. Bijvoorbeeld in de woestijn, op de noordpool, in hooggebergte.

De meeste korstmossen kunnen leven van wat in de lucht voorkomt. Ze hebben wel wortels maar deze dienen voor de aanhechting en niet voor de opname van stoffen.
Omdat korst- mossen van de lucht afhankelijk zijn , zijn ze erg gevoelig voor lucht- verontreiniging. Ze hebben voor milieudeskundigen een signaal- functie; als er soorten verdwijnen in een bepaald gebied,dan is er wat mis...

Dat was bijvoorbeeld in de jaren 80 vanwege de “zure regen”. Duizenden hectares bos in Europa dreigden te verdwijnen door de uitstoot van giftige zwaveldioxiden. Via fabrieksschoorstenen van onder andere bruinkoolcentrales kwamen deze stoffen in de lucht terecht. Ook raffinaderijen en het autoverkeer waren boosdoeners.
Nederland blonk uit door een gigantisch hoge veedichtheid. De ammoniak uit de mest van varkens, kippen en koeien ging de lucht in en kwam op vrij korte afstand weer in de natuur, zoals in bossen en op heideterreinen, terecht. Er kwam definitief bewijs dat de verstoring in de groei van de bossen en vegetatie kwam door de uitstoot van ammoniak”. Dit was onder andere ook duidelijk merkbaar aan het verdwijnen van korstmossen. Een maatregel die volgde was dat boeren geen mest meer over het land mochten spuiten. Voortaan moest de mest via mestinjecties de grond in.

Bijna de helft van de ongeveer 700 Nederlandse korstmossen is momenteel bedreigd of zelfs helemaal verdwenen. Deze soorten staan op de Rode Lijst. Dat geldt niet voor deze taaie rakker.

maandag 3 december 2012

Vennen in het Weerterbos.

In Venherstel schreef ik al dat veel vennen, vennetjes en poelen de afgelopen decennia gedicht zijn. Men vond ze overbodig. Met de huidige kennis van zaken, weet men inmiddels dat dat een verkeerde beslissing is geweest. Niet alleen vanwege de flora en fauna, maar ook met het oog op het langer vasthouden van water zijn de vennen van belang. We zien overal in onze omgeving dan ook het herstel van meerdere vennen en poelen. Ook in het Weerterbos zien we dat gebeuren.

Het Weerterbos, waarvan 705 ha. eigendom is van het Limburgs Landschap, ligt op de grens van het Brabantse Maarheeze/Someren en het Limburgse Weert/Nederweert.  Het lag van oudsher op het grondgebied van de gemeente Weert. Begin jaren '90 van de vorige eeuw vond er een grondruil plaats tussen Weert en Nederweert, waarmee de snelweg A2 de grens tussen beide gemeenten werd. Het Weerterbos kwam toen toe aan Nederweert. Er zijn nog vele kleine percelen in particulier eigendom.

Het Weerterbos was, vanwege zijn ligging in een laagte, oorspronkelijk een moerasbos. De ontginning in de 19e en 20e eeuw leidde tot een sterke ontwatering, waardoor het gebied verdroogde.
vennetje bij het nieuw ontwikkelde Maarheezerveld in maart 2012
Door Stichting het Limburgs Landschap wordt weer getracht terug te keren naar het oorspronkelijke natuurgebied.

Door het herstel van de vennen wordt weer gezorgd voor een sponswerking en daardoor ook een bufferende werking; na het vol lopen van het meest hoog gelegen ven stroomt water langzaam naar het volgende. Er ontstaat een heel systeem van doorstroomvennen in het Weerterbos en het water verlaat pas na langere tijd, en geleidelijk, het gebied.

Zo zorgt deze "vernatting" van het Weerterbos er mede voor dat zelfs Den Bosch e.o. in de toekomst droge voeten houdt!!! En, zoals de foto's van de vennen van o.a. In den Vloed, het Maarheezerveld, Achterste Hout en het "Koolespeelke" ons laten zien, bloeit ook de natuur op in al zijn schoonheid..........

het prachtig herstelde Koolespeelke in april 2012

Op het kaartje van het Weerterbos zie je behalve het herstelde Koolespieelke en de vennetjes bij het Maarheezerveld nog het Grootven, Kleinven en Berkenven, de vennen bij In den Vloed en de aangelegde waterbuffergebieden achter Daatjeshoeve en bij de voormalige landbouwenclave Grashut.

Retentiebekken bij 't "Krieëtje" gezien vanaf de Hoogbosweg in april 2012
Rietven bij In den Vloed in april 2012
Grootven in "Achterste Hout" in september 2012
nieuw aangelegd ven  bij "In den Vloed" in juni 2013
Koolespeelke in juni 2013
Op de achtergrond het aangelegde vennengebied bij de "Grashut" in oktober 2013

Blogarchief