Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


maandag 27 mei 2019

De IJzeren Man. Het ontstaan van een natuur- en recreatiegebied.

Hoewel mijn blog Weert en NATUUR heet, hebben jullie ongetwijfeld gemerkt dat ik me ook regelmatig verdiep in de geschiedenis van een gebied. Om een goed beeld van een gebied te krijgen, vind ik het belangrijk om eerst in het verleden te duiken. De landschappen en natuurgebieden zoals wij die nu zien, zijn namelijk ontstaan door ingrepen van onze voorouders. Veel natuur is in het verleden opgeofferd vanwege overwegend economische belangen. Goed bedoeld natuurlijk en nodig in die tijd, maar ingrepen van vroeger hebben soms grote gevolgen voor de natuur gehad. Gevolgen waarmee we heden ten dage nog geconfronteerd worden.
Foto van de natuur rond de Kleine IJzeren Man in  de jaren '30.
Een voorbeeld hoe een gebied compleet kan veranderen, is het voormalig dun bebost stuifduinengebied met heide en enkele vennetjes bij wat nu het IJzerenmangebied heet. Het maakte ooit deel uit van ”la Bruyère
d’ Alt-Weert”
of de “Altweertsche heide” en is in korte tijd “omgetoverd” tot het huidige natuur- en recreatiegebied “de IJzeren Man”, met de grote plas als middelpunt.

Hoewel je er nu bijvoorbeeld ook inlandse- en Amerikaanse eik, berk, beuk, wilg, els e.d. aantreft, is het gebied in de periode 1900-1930 voornamelijk beplant met productiehout (naaldhout dus). Niet zozeer vanwege een recreatief- , maar vooral een economisch belang.
De zogenaamde ‘woeste gronden’ waren vroeger in gebruik als begrazingsgebied voor voornamelijk schapen, voor het winnen van plaggen en heidestrooisel voor de potstal, voor turf en gemaaide struikheide die als brandstof werden gebruikt en voor imkers die de heidevelden gebruikten voor het uitzetten van hun bijenvolken. Toen ondanks het gebruik van kunstmest in begin 20e eeuw bleek dat de heidegrond en het stuifzand in het gebied als landbouwgrond onbruikbaar waren (te onvruchtbaar), werden ze door de dennenaanplant toch nog productief. Ook werd het zand gebruikt als vulzand. Vlakbij de latere Grote plas, werd bijvoorbeeld al eerder op kleine schaal zand gewonnen op een perceel van drogist Jos Specken uit Weert. Dit werd de latere Kleine IJzeren Man.
Voor het ontstaan van het IJzerenmangebied zoals we het nu kennen, ben ik terug gegaan naar het jaar 1904. Als bron heb ik onder andere gebruik gemaakt van “Boshoverbeek, Kroniek van een historische driehoek” van J. Salmans, H.Tillemans e.a. en “De IJzeren Man 80 jaar” van Jan Smits.
Voor foto’s en krantenartikelen kon ik terecht bij het Gemeentelijk Archief Weert (GAW).

Waarom nou net het jaar 1904?
Op 9 november van dat jaar  kwam namelijk het volgende bericht vanuit Den Haag in Weert aan:  "Het voornemen bestaat, zoo mogelijk vóór de Indische Begroting, den spoorwegaanleg Eindhoven-Weert in de Tweede Kamer te behandelen”. Dit voornemen was er dankzij de inzet van Jhr. Victor de Stuers, de afgevaardigde van het district Weert in de 2e Kamer, die  al jaren had geijverd om de aanleg van de spoorverbinding Weert-Eindhoven en een fraai station met een ruim emplacement te verwezenlijken.

Na de aanleg van de Zuid-Willemsvaart (1826) en de directe verbinding tussen Mönchengladbach en Antwerpen door de zogenaamde “IJzeren Rijn” in 1879, zou de verbinding Eindhoven-Weert gaan zorgen voor een opleving van het ingeslapen plattelands stadje Weert; het was het begin van een toen nog overwegend agrarische gemeente naar een meer op industrie georiënteerde samenleving.
Het wetsontwerp werd op dinsdag 15 november 1904 zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Toch zou het nog tot 1911 duren voordat men daadwerkelijk met de aanleg daarvan begon.
Draaibrug over de Zuid-Willemsvaart
Probleem was dat de Duits-Belgische lijn sinds 1879 gebruik maakte van een lage, 51,80 m. lange draaibrug. Het treinverkeer had toen voorrang op het scheepvaartverkeer. Als er geen treinen in aantocht waren, werd de draaibrug voor de schepen opengedraaid. Met de nieuwe spoorlijn die het noorden via Eindhoven-Weert met Maastricht en het mijngebied rond Heerlen zou verbinden, zou een dusdanige intensivering van het railverkeer over de Zuid-Willemsvaart ontstaan, dat de scheepvaart daardoor ernstig in de problemen zou komen. Door een hooggelegen brug over het kanaal kon dat probleem voorkomen worden.
De lage draaibrug zou vervangen moeten worden door een hoge viervoudige vakwerkbrug. De onderkant van die brug zou echter minstens 5.40 meter boven kanaalpeil moeten komen te liggen. Daarvoor moest een zogenaamd dijklichaam worden opgeworpen (de “stasieberg”). Daar was veel zand voor nodig.
Op de foto zie je de oude en de nieuwe, maar nog niet complete brug naast elkaar liggen. Deze bestond namelijk toen die klaar was uit 4 bogen.
Kadastraal minuutplan van omstreeks 1832, met ingetekend de afgegraven percelen in 1910-1913
Het benodigde zand vond men dichtbij, gelegen op percelen van de familie Aken op de Scholtissenhof.
A. Geldens en C.J.M. Kocken, de aannemers van het project, kwamen voor de "somma van drieduizend twee honderd drie en zeventig 62,5/100 gulden" met Petronella Caelers, de weduwe van G. van Aken, en hun kinderen overeen, om " 13.09,40 hectaren af te graven tot eene willekeurige diepte zoals genoemde Geldens en Kocken dit zullen wenschen te doen, met bepaling dat langs de aangrenzende perceelen de vereischte breedte (minstens één meter) zal worden afgebleven".. Dit kwam neer op  fl. 250,- per ha.
De percelen (Sectie K, no. 665, 666, 99, 100 en 101) bleven eigendom van de familie van Aken.
Boshoverhof of  Scholtissenhof
De familie van Aken (afkomstig uit Roggel) had in 1894 de Boshoverhof, beter bekend als Scholtissenhof, gekocht. Een historische hoeve op de Boshoverbeek, die sinds 1660 het eigendom was van de adellijke familie Costerius de Boschhoven. Deze familie leverde van 1654 tot 1795 de scholtis of schout aan de prinsen van Chimay, de erfgenamen van Philips van Horne. Een schout was een bestuursambtenaar, die hoofd was van het gerecht en politie in een stad of district. Ze hadden veel bezittingen in Weert o.a. de Vrouwenhof te Leuken en grond in Altweert of "Aovert" (het latere Altweerterheide, Keent en Moesel).
De af te graven percelen lagen op een uitloper van de Boshoverheide, die in 1826 door het graven van de Zuid-Willemsvaart in 2 stukken werd verdeeld. Rond de eeuwwisseling grensde de Boshoverheide tot aan de landbouwgrond van de Boshoverbeek. Ook de huidige Geurtsvenweg werd vroeger om die reden nog Boshoverpeelweg genoemd.

Het te winnen zand lag op een ca. 2 meter hoog stuifduin in de "Aoverterberg", dat "Scholtissenheuvel" werd genoemd en voor akkerbouw totaal ongeschikt was. Door de bewoners van de Boshoverbeek werd dat ook wel “de Elzas” genoemd. Vanwege een ondoorlaatbare harde leemlaag op 5 meter diepte, kon men met de graafmachine niet dieper gaan met afgraven en uitdiepen en daarom moest men het in horizontale richting zoeken. Vandaar ook dat er nog ongeveer 4 ha. van perceel 897 (gemeente-eigendom) werd afgegraven. In totaal werd uiteindelijk bijna 14 ha. afgegraven.

In eerste instantie was de gemeente slechts eigenaar van een klein gedeelte (3,93 ha. en lichtblauw ingekleurd op de kadasterkaart) ten westen van de afgraving, die langzaam in een plas veranderde. Pas in 1936 heeft ze de andere percelen waar de plas op lag verworven.
In 1958 heeft de familie van Aken, die de hoeve inmiddels verhuurde aan Laurentius Winkelmolen ("Daane Lîns") en daarna zoon Sjaak, ook de rest van haar grond verkocht aan de gemeente. Dit was ten behoeve van een nieuw te ontwikkelen industrieterrein, waarop later Philips Gloeilampen zich onder andere vestigde. De hoeve is in 1965 afgebroken.
stoomgraafmachine  "de IJzeren Man" met op de voorgrond enkele poldermannen (arbeiders)
De plas en zwembad “de IJzeren Man” en de er naast gelegen oudere kleinschalige en met handkracht afgegraven “Kleine IJzeren Man”, danken hun naam aan de stoomgraafmachine, die daarvoor werd gebruikt
In feite is de naam "IJzeren man" een scheldnaam. Voorheen gebeurde zandwinning door middel van handkracht. Toen de stoomgraafmachine zijn intrede deed, vreesden de arbeiders dat hierdoor hun werk niet meer nodig was en gaven de stoommachine de scheldnaam ‘De IJzeren Man’.
De oevers van de IJzeren man werden op meerdere plekken steil afgegraven, wat nu nog steeds goed zichtbaar is aan met name de zuidzijde van de IJzeren Man. Hoewel het emplacement en station nog niet voltooid waren, vond op 30 oktober 1913 de feestelijke opening van het traject Eindhoven – Weert plaats.
Na de zandwinning, vulde zich het daardoor ontstane bassin in hoofdzaak met grondwater en met water uit de Bocholterbeek, die voorheen door het gebied liep. De plas werd ook wel "de Put" en "de vijver van van Aken" genoemd.

Ruim zeven jaar na de opening van de spoorlijn Weert-Eindhoven en het ontstaan van de plas, deden enkele vooraanstaande burgers een oproep om te komen tot de oprichting van een ''Vereniging tot Exploitatie van de IJzeren Man". Voorzitter was Frans van de Laar. Bolle Jan (Hendriks) en Jos Specken zaten o.a. in het bestuur. Er kwam behalve het zwembad een roei- en zwemvijver, een kabelbaan, speeltuin(tje) en een prachtig paviljoen. Dat alles onder de naam “Lustoord de IJzeren Man.”
 Het zwembad kwam te liggen aan de uiterste zuid-west kant van de plas, omdat de daar aan te leggen oever het eigendom was van de gemeente. Deze stelde grond gratis ter beschikking. Zo had men de mogelijkheid om een mooi strand en een glooiend aflopend terrein te maken en verschillende dieptes te creëren. Zodoende werd de plas 14 ha groot. De feestelijke opening vond plaats op 16 augustus 1920.

 Gedicht gemaakt naar aanleiding van de opening van Lustoord de IJzeren Man
 "Een architect, bankier en enkele anderen, willen Weert in een badplaats veranderen.
Het Kurhaus, wandelpier en boulevard met veel vertier, is voor jong en oud een bron van plezier".

(bron:  H. van den Bosch in "Wandelen door het Weerter verleden")

Bosweg in de jaren '30  (latere Kazernelaan") gezien vanaf Sluis 16 richting IJzeren Man.

Ingang van Lustoord de IJzeren man

Aangezien de Bosweg (de Kazerneweg was nog niet aangelegd, dat gebeurde pas in 1938) en de Geurtsvenweg (toen nog de Boshoverpeelweg genoemd) nagenoeg onbegaanbaar waren, werd er een 8 meter breed zandpad met een fraaie toegangspoort vanaf de Lozerweg, achter Sluis XVI naar het zwembad aangelegd. Dat is waar het "Allemanspad" achter het huidige NMC (tussen speeltuin en Kleine IJzeren man) later is aangelegd.

Omdat het alleen voor heren was toegestaan er te zwemmen, konden gezinnen met moeders en kinderen er niet terecht en vanwege het verplicht lidmaatschap en de grote afstand met de stad (met zeer slecht begaanbare wegen), bleef het aantal bezoekers veel te laag om rendabel te kunnen zijn. De vereniging kon dan ook niet blijven bestaan zonder subsidie. De eerste jaren bedroeg die nog fl 500, maar toen die in 1924 werd stopgezet, viel dan ook meteen het doek. 

Na 1924 volgde een periode van aan- en verkoop en verpachtingen, waar ik niet verder op zal ingaan. In 1936 is de gemeente Weert uiteindelijk eigenaar geworden van het hele complex en is het Lustoord afgebroken. In die periode werd het paviljoen ook niet meer als zodanig gebruikt en tot begin Wereldoorlog II woonde er een familie Schuman. Die moest in 1941 het paviljoen verlaten, omdat de Duitsers het als munitieopslagplaats gingen gebruiken. Het mooie gebouw is na de oorlog aan de luciferfabriek van Frans Otten ( de “Zwieëgel”) verkocht. De Weerter Luciferfabriek lag tussen 1935 en 1967 in de driehoek Industriekade, spoorweg en spoorbrug. Nu is daar Syntegon (Bosch Packaging Technology B.V) gevestigd.
  
In 1933 werd door Anton Theunissen café-restaurant “de IJzeren Man" (Dennenoord) aan de oostzijde van de plas gebouwd. Met een speeltuin. Ook was er gelegenheid om er te roeien. Theunissen maakte er een druk bezocht oord van. Hij organiseerde regelmatig feesten en balavonden/-middagen zoals tijdens de lokale Sint Antonius kermis.
Naast het café-restaurant werd in 1935 een nieuw zwembad aangelegd. Initiatiefnemer was de in 1933 opgerichte VVV “Weert Vooruit”. Vanaf de plas gezien (rechts van het café) werd door Theunissen bij het herenbad een terras aangelegd. Een geliefd plekje voor de vele bezoekers zoals je ziet. Na het overlijden van Theunissen in juli 1946 zetten zijn vrouw en kinderen het bedrijf voort.
Dames waren nu toegelaten, maar bleven gescheiden van de mannen. Een rieten schutting vormde de scheiding tussen de seksen. Daartussen lag ook nog eens een neutrale zone van 10 m., zodat de scheiding zeker was.....De uitvoering van het zwembad was sober en bestond uit slechts enkele cabines, zodat men zich daar kon omkleden.
Ondanks de crisisjaren '30, werd in 1934 bij de “Kleine IJzeren Man” een (kunst)ijsbaan aangelegd door “IJsvereniging Weert Vooruit”. Er werd zowel een grote - als een kleine baan aangelegd op de 2 ha. grote plas. Eigenaar van de oude en kleinschalige afgraving "de Kleine IJzeren Man" was de Weerter drogist en raadslid Jos Specken. Het gebied tussen de grote plas en het kanaal werd vroeger "in het Huiken” genoemd. Niet "in het Kuiken" zoals ik wel eens hoor zeggen door mensen van de Boshoverbeek. Kuiken is namelijk een verbastering van het oorspronkelijke woord Huiken. Men noemt dat ook wel volksetymologie. Een "huike" is een oud Weerter dialectwoord voor een omslagdoek voor baby's. Waarom dit gebied zo genoemd werd, is mij ondanks het nodige speurwerk niet duidelijk geworden. Mogelijk dat iemand het wel weet.

Voor met de aanleg begonnen werd, moest de zandafgraving eerst nog genivelleerd en afgerasterd worden. De afgraving stond meestal droog, was dus eigenlijk nog geen plas. Op oudere kaarten zul je ook tevergeefs zoeken naar de Kleine IJzeren Man. Rondom de eigenlijke baan werd een dam opgeworpen en via een buis vanuit een zijtak van de Weteringsbeek werd de plas voorzien van water. Er kwam zelfs verlichting rond de baan. Niet duidelijk is hoe lang de ijsbaan bestaan heeft.
De brede Weteringbeek langs de Voorhoeveweg  (voorheen Peelweg).    Jaartal onbekend.
De Weteringbeek was na de aanleg van de Zuid-Willemsvaart in 1826 aangelegd om de Bocholterbeek van water te voorzien. Via de Bocholterbeek werd de stad al sinds 1296 van voldoende water voorzien. Na het ontstaan van de plas en demping van de beek (in 1938) werd de Weteringbeek niet alleen gebruikt om de plas, maar ook om het achterliggende gebied tot aan de Dijkerpeel (via de Meilossing) van voldoende water te voorzien. De inlaat was, waar nu bouwbedrijf Lempens en Grondstoffenrecycling van Renewi is gevestigd en liep via het Geurtsven naar de zuidkant van de plas, langs de toen nauwelijks begaanbare Peelweg (de latere Voorhoeveweg). Om de stad ook van voldoende water te voorzien, was in 1915 of daaromtrent nog een zijtak van de Weteringbeek gegraven aan de noordkant van de plas. Langs de Boshoverpeelweg (latere Geurtsvenweg) om precies te zijn. Aan de kant dus, waar nu het zwembad ligt. In mijn volgende post wil ik wat meer over deze beek vertellen.

In 1935 lanceerde de gemeente onder leiding. van burgemeester Willem Kolkman een plan. Men dacht zelfs aan een voorverwarmd bassin (over ambitieus gesproken!!), de aanleg van een eilandje midden in de plas met een hotel-restaurant en een ren- en drafbaan rond de vijver. Er zouden zwemlessen worden gegeven en toezicht worden gehouden. Het plan omvatte het hele complex van 35 ha, met de Kleine IJzeren Man en Geurtsven tot aan de Herenvennenweg. Er zouden bossen en paden worden aangelegd. Dat alles zou worden uitgevoerd als werkverschaffingsproject  (DUW). Het was de tijd van grote werkeloosheid, de zogenaamde crisisjaren.
Vanwege de Tweede Wereldoorlog ging het groots opgezette plan niet door. Op deze foto van 1941 zien we aan de overkant café-restaurant "de IJzeren Man" (Dennenoord) met links en rechts de van elkaar gescheiden zwembaden voor mannen en vrouwen. De "militairen" op de voorgrond waren gelegerd op de aan de oude Lozerweg gelegen barakken van de Nederlandse Arbeids Dienst (NAD).

Nieuw aangelegde Kazerneweg richting Sluis 16, met links 't Huiken

Al snel na de oorlog kwam men met nieuwe plannen om te komen tot de bouw en inrichting van een volledig nieuw gemeentelijk zwembad. Het bad zou aan de westelijke oever komen te liggen, langs de in 1938 aangelegde Kazerneweg. In januari 1946 werd een commissie geïnstalleerd met als taak advies te geven over de wijze waarop de IJzeren man en het daarachter gelegen gebied ingericht en geëxploreerd kon worden. In die commissie hadden o.a burgemeester Constant Kortmann (1946-1952), wethouder Stan Smeets en de heren Vincken en Joosten plaats genomen.

In het jaar 1946 en de daarop volgende 2 jaren werden er door de op 17 november 1945 opgerichte “Motorclub Weert en omstreken” in de buurt van de Kleine IJzeren Man internationale motorrace-wedstrijden gehouden op een uitgezet circuit van ongeveer 3 km. Deze kreeg landelijke aandacht en trok veel publiek.
Dat zo’n gebeuren daar kon plaatsvinden geeft aan, dat het stuifzandgebied met name rond de Kleine IJzeren Man nog open was.
Waarom daarna geen races meer gehouden werden, heb ik niet kunnen achterhalen. Het paste waarschijnlijk niet in de plannen van de gemeente.
Het duurde “dankzij” de traag draaiende ambtelijke molens nog tot februari 1954, voordat men werkelijk begon met de bouw van het zwembad. Om aan het benodigde geld (fl. 200.000) te komen, had de gemeente de Weerterheide aan Defensie verkocht. Sinds 1946 waren de plannen al meerdere keren gewijzigd. In 1953 kocht de gemeente Weert 8 ha. grond rondom de Kleine IJzeren Man van Jos Specken voor ruim 8.000 gulden.

Het wedstrijdbad kwam aan de plas te liggen, maar er werden tevens nieuwe afzonderlijke bassins voor kinderen en ongeoefende zwemmers gegraven. Men ging er van uit dat binnen afzienbare tijd de plas niet meer gebruikt zou kunnen worden als zwemwater. Een vooruitziende blik… De feestelijke opening was in augustus 1954.

Er werd besloten het gescheiden zwemmen aan te houden (het bekende “dikke damesbad” herinnerde hier later nog aan). Ook deed schoolzwemmen zijn intrede. Het 50 meter (wedstrijd)bad stond nog helemaal in open verbinding met de plas. Dat was toen geen probleem, want het kanaalwater had toen nog een dusdanige kwaliteit dat er veilig in gezwommen kon worden. Het nieuwe zwembad was zeker in de beginjaren een succes, zoals je op de foto van 1958 kunt zien. In augustus van dat jaar werd de 100.000-ste bezoekster (Thea van Deurzen) verwelkomd.
Geurtsvenweg met rechts het pad naar het Geurtsven
Om het gebied goed bereikbaar te maken, werden ook 2 hoofdwegen verbreed en verbeterd; de huidige Geurtsvenweg liep richting Herenvennenweg en de andere liep vanaf de zuidwestkant van het hertenkamp naar het Zwanenven en het Geurtsven.

Men ging niet overhaast te werk, maar koos voor een geleidelijke ontwikkeling van het bosplan. Opvallend dat men in dit plan al sprak over de beplanting; "de dennenbossen zullen geleidelijk vervangen worden door loofhout" !!!!
Dat deel van het plan is dus nog niet verwezenlijkt, want nu anno 2019, is dit onderwerp weer punt van discussie Zeker na de recente rigoureuze bomenkap van met name naaldhout…….
Verder kwamen er in de loop der jaren voorzieningen zoals een hertenkamp (1955), speeltuin (1961), restaurant (1964) en in 1966 werd zelfs in de nabijheid van het restaurant op initiatief van exploitant van Zelst een midgetgolfbaan aangelegd.
Het prachtig gelegen  Restaurant "de IJzeren Man" met buitenterras
 
Het bleef dus niet alleen beperkt tot een zwembad. Er werd al meteen begonnen met de inrichting van de achterliggende bossen, om die tot een mooi natuurpark om te toveren. Er werden kronkelpaden aangelegd en wandelroutes uitgezet, zoals op deze plattegrond te zien is.
Voormalige Eendenven, sinds 1956 het Zwanenven
Het Verhagensven (het oude Eendenven) werd in 1956 opgeschoond en uitgebaggerd en kreeg, nadat er enkele zwanen op geplaatst werden, de naam Zwanenven.
Het meer westelijk gelegen kleine Nelissenven of Klein Geurtsven kreeg toen de naam Eendenven.

Het Geurtsven werd verpacht aan de in 1927 opgerichte Hengelsportvereniging Sint Petrus. Die ging het gebruiken om er vis (m.n. karper) op te kweken, om die vervolgens uit te zetten in o.a. de Grote IJzeren Man. In 1951 heeft de visclub de plas leeg moeten pompen om er de roofvis (met name snoek) af te kunnen vangen. Die zou het namelijk onmogelijk maken om daar jonge karpers uit te zetten. In Kanton Weert van 5 oktober van dat jaar werd gesproken over enkele honderden snoekjes!!!! Deze werden overgebracht naar de IJzeren Man.
Sluis 16 met de oude Lozerweg langs het kanaal en links daarvan het IJzerenman gebied
      
 In 1957 was de opening van “Camping de IJzeren Man”. Deze lag langs het kanaal bij de splitsing Lozerweg-Herenvennenweg.  De Lozerweg liep toen nog langs de Zuid-Willemsvaart.. Op het terrein stond nog de  boerderij van Louis Smeets (Monne Lewie). Deze had zijn grond langs het kanaal in 1954/1955 verruild met de gemeente en was verhuisd naar het Wijfelterbroek.  Omdat de Lozerweg de bestemming van industrieterrein kreeg, verhuisde de camping in 1963 naar de kruising Herenvennenweg- Voorhoeveweg.
Op de plaats van de oude camping vestigde zich als eerste de Globe IJzergieterij. Daarna werd het ijzer- en metaalgieterij  Componenta. Nu (mei 2019) is het VDL Castings Weert,  dat  het failliete Componenta  in 2016 overnam.
In de loop der jaren nam de kwaliteit van het (kanaal)water via de Weteringbeek steeds verder af. Zorgwekkend zelfs. Dat was vooral merkbaar aan het dichtgroeien van de plas door de overvloedige planten- en algengroei in de grote plas, de Kleine IJzeren Man en de andere vennen. Dit alles “dankzij” dat vervuilde, voedsel- en nitraatrijke kanaalwater.
Vernieuwd buitenbad van 1976
Men ging inzien dat men vanwege het water geen gebruik meer kon maken van het buitenbad. In 1976 kwam er dan ook een vernieuwd buitenbad met een grote ligweide en een duiktoren.
Na een aantal tegenvallende jaren bleek, dat met name het zomers weer een te grote risicofactor was in de exploitatie en dat het jaarlijks tekort verder opliep.  Mogelijk dat het in beginjaren '70 geopende E3- Strand in Eersel toen ook van invloed is geweest op de tegenvallende bezoekersaantallen. Veel Weertenaren vonden zo'n zandstrand aantrekkelijker dan het saaie buitenbad in Weert..... Ook het op 14 januari 1967 geopende overdekte zwembad "de Rog" op de Vogelsbleek (tegenover het huidige ziekenhuis) had tegenvallende resultaten en was aan vervanging toe.
Het plan ontstond dan ook om het bestaande 50 m. buitenbad te overkappen en andere recreatieve voorzieningen rondom dit buitenbad te realiseren. De eerste plannen voor deze grote opknapbeurt dateren al van 1986, maar er werd enkele jaren vooral veel gepraat, nagedacht, getekend en overlegd.

Allengs veranderde men van gedachten en ontstond het plan om een compleet nieuw overdekt zwembad te plaatsen. Op 20 september 1988 werd door de gemeenteraad groen licht gegeven voor een multifunctioneel zwembad, met zowel een openlucht- als overdekt subtropisch zwembad, een instructie- en wedstrijdbad, kleuterbad, ligweiden etc.
Overdekt zwembad de "Rog"
Bijkomend voordeel was dat het overdekte zwembad "de Rog" aan de Vogelsbleek nu overbodig was, zodat het gesloopt kon worden. Het bad was van 1967 en voldeed niet meer aan de eisen van die tijd.

De opening van het Subtropisch Zwembad was op 12 mei 1990.
Subtropisch zwembad "de IJzeren Man" in mei 2020.

Was alles nu “koek en ei”? Echt niet……..
Misschien wel wat het zwembad, speeltuin, hertenkamp en camping (hoewel!!!!) betrof , maar niet met de omgeving. Niet alleen wat het beheer betrof, maar vooral het (kanaal)water van de Weteringbeek speelde hierin weer een rol van betekenis.

Het was inmiddels bij iedereen doorgedrongen, dat het slechter ging met onze natuur in zijn algemeenheid.
De naoorlogse opleving was (te) vaak ten koste gegaan van onze natuur. Veel was opgeofferd vanwege economische belangen. Dat ging ook nog eens vaak gepaard met een ongelimiteerd gebruik van onkruidverdelgers, met alle gevolgen van dien voor ons milieu. (ook de IJzeren Man kreeg er mee te maken). Er moest iets gaan gebeuren.. Ook in het IJzerenmangebied........................

Daarover in mijn volgende post meer.

zaterdag 9 maart 2019

Korstmossen #2

Korstmossen zijn een combinatie van schimmels en algen en zijn meer verwant aan paddenstoelen dan aan “gewone” mossen. Met het blote oog zijn de twee componenten niet apart herkenbaar. De algencellen leven vlak onder de opperhuid en veroorzaken de groenige kleur. Ze zorgen voor de fotosynthese, de aanmaak van suiker, waardoor de schimmel aan voedingsstoffen komt en de schimmels zorgen voor stevigheid en beschermen tegen uitdroging. Ze kunnen dus niet zonder elkaar. Ooit (1948) is er een vergeefse poging gedaan de naam in "morsen" te veranderen, om zo duidelijk te maken dat ze niets met mossen te maken hebben en ook lang niet allemaal korstvormig zijn. Er zijn namelijk ook soorten die blad-, struik- en haarvormig zijn. De deskundigen spreken dan ook liever van lichenen.

Korstmossen zijn erg gevoelig voor luchtverontreiniging. De aan- of afwezigheid van korstmossen wordt daarom wel gebruikt als een indicator voor luchtverontreiniging. Op de Nederlandse Rode Lijst Korstmossen van 2015 zijn 311 soorten vermeld. Dit is 46% van de 683 soorten die we in Nederland hebben!!!
Dat geeft toch aan dat het niet erg goed is gesteld met ons milieu.

In mei 2015 plaatste ik al eens een post over korstmossen. Deze kun je HIER nog eens nalezen.
In deze post wil ik je laten kennis maken met epifyten; soorten, die je aantreft op boomschors.

Melig takmos
Korstmossen hebben twee strategieën voor de voortplanting ontwikkeld: de eerste is geslachtelijke voortplanting met behulp van schimmelsporen en de andere manier van verspreiden is vegetatief. Dat is vergelijkbaar met het stekken van een plant. De meeste korstmossen produceren korrels (sorediën) of gemakkelijk afbrekende staafjes (isidiën). Hierin zijn zowel de schimmel als de alg aanwezig. Deze stukjes verspreiden zich door de wind of dieren en als ze op een geschikte plek terechtkomen, groeien ze daar uit tot een nieuwe plant.

Gewoon purperschaaltje
In de zomerse overvloed aan flora vallen mossen en korstmossen niet zo op, maar dat is anders in de “kale” wintermaanden en het vroege koude voorjaar. Korstmossen zijn bestand tegen extreme temperaturen en groeien ook ‘s winters gewoon door. Ze vormen dan ook een belangrijk onderdeel van de flora van het Antarctisch gebied. Er is dus nu nog volop gelegenheid om buiten te genieten van deze anders zo onopvallende soorten. Neem dan wel een loep mee, want dan zie je pas hoe mooi ze vaak zijn.

Gewoon schildmos
Omdat ze zo langzaam groeien (0,01 tot 2 cm per jaar) en om niet te hoeven concurreren om ruimte en zonlicht, vind je ze vooral daar waar ze niet door zaadplanten kunnen worden verdrongen. Bijna altijd zijn dat op droge plekken en op kale oppervlakten zoals stenen, dakpannen, klinkers, boomschors en heide.

Het is inmiddels voor iedereen wel duidelijk wat de nadelige effecten van te veel stikstof- en zwaveldioxide voor ons mensen zijn. Maar ook de natuur ondervindt veel schade door te veel stikstof (eutrofiëring). Korstmossen hebben vooral last van ammoniak, een gasvormige stikstofverbinding die vrijkomt uit mest, maar ook van fijnstof door met name autoverkeer en de industrie. Omdat korstmossen geen wortels hebben, nemen ze voedingsstoffen met het gehele oppervlak op. Ze leven dus letterlijk van de lucht. Daarom bepalen zwevend stof en vervuiling sterk of een soort ergens kan groeien. Of niet !!!!

Groot schildmos
In de jaren 70 en 80 was de zwaveluitstoot door aardolie en steenkool van met name fabrieken dusdanig hoog dat er grote gebieden in Nederland waren, waar helemaal geen korstmossen meer werden aangetroffen. We hebben het over de zogenaamde "zure regen" en men noemde die gebieden epifytenwoestijnen. Epifyten zijn korstmossen die je op bomen aantreft.

IJslands mos in de Tungelroyse wallen
Een ander voorbeeld van zo’n bedreigde soort in die tijd was/is het zeer zeldzame IJslands mos. Het wordt nog maar op 6 plaatsen in Nederland waargenomen. Dit korstmos kwam vroeger veel voor in bijvoorbeeld de Tungelroyse wallen, maar het wordt nu nog maar op slechts enkele plekjes aangetroffen. Dit is overigens geen epyfyt. Over het IJslands mos heb ik ook iets in de post van mei 2015 geschreven. Dat kun je HIER dus lezen.

Gewoon schorsmos
Aan korstmossen is dus te merken dat maatregelen nodig zijn om de hoeveelheid stikstof uit de landbouw af te laten nemen. Ze hebben nu vooral te lijden onder de uitstoot van ammoniak in de intensieve veehouderij (varkenshouderij, pluimveehouderij en de melkveehouderij). Het gasvormige ammoniak komt vrij uit dierlijke mest en lost goed op in water. Vooral hier in het noordwestelijk deel van Limburg,is dat een probleem. De veehouderij is dan wel van groot economisch belang, maar heeft ook zijn keerzijde voor zowel mens als natuur.

Eikenmos
Momenteel blijft het aantal bedreigde soorten korstmossen dan wel stabiel, maar de vervuiling met stikstof is nog dusdanig, dat het hard nodig blijft om de uitstoot van stikstof-verbindingen verder terug te dringen. Enkele soorten die gevoelig zijn voor ammoniak en daardoor dreigen te verdwijnen, zijn bijvoorbeeld Bleek baardmos, Gewoon schorsmos, Eikenmos en Kopjesbekermos. Een overzicht van verdwenen-, ernstig bedreigde-, bedreigde-  en kwetsbare soorten vind je HIER. Het is schrikken als je die lijst ziet....................

Kapjesvingermos
Heksenvingermos en Groot dooiermos
De slogan “hoe meer soorten korstmossen, hoe minder luchtvervuiling” gaat helaas niet op, want er zijn ook soorten die net goed gedijen dankzij de intensieve landbouw. Echte amoniakminnaars (er zijn er 22 in Nederland) zijn bijvoorbeeld het Kapjesvingermos of Grof kroesmos en Heksenvingermos.

Poedergeelkorst
Groot dooiermos
Het zijn echter vooral de gele korstmossen, die dankzij de mestlucht oprukken. De bekendste is het Groot dooiermos. Gele korstmossen duiden op vervuilde gebieden. Dus: groeien er veel gele korstmossen, dan geeft dat aan dat er vervuilingsbronnen in de buurt zijn.

Korstmossen zijn dus een goede graadmeter voor stikstof afkomstig uit landbouw, autoverkeer en industrie. Dit is te merken aan een áfname van bepaalde soorten, of juist een tóename van andere soorten.

Muurschotelkorst
Hoewel we ons zorgen moeten maken over het signaal dat korstmossen afgeven, kunnen we gelukkig overal nog volop van prachtige soorten genieten. Gewoon op de stoep, in het park of langs de weg. En op bomen in je directe omgeving.

Hier volgen een aantal voorbeelden, die ik de afgelopen jaren gevonden heb. Ze zijn voor een leek vaak lastig te determineren. Mocht iemand een foute determinatie ontdekken, dan hoor ik dat graag.
Gebogen schildmos
Gestippeld schildmos
Gewone poederkorst
Grauw rijpmos
Verstopt schildmos
Lichtvlekje
Groot takmos
Vals dooiermos
Gelobt stippelschildmos
Gelobde poederkorst

Blogarchief