Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


Posts gesorteerd op datum tonen voor zoekopdracht roeventerpeel. Sorteren op relevantieAlle posts tonen
Posts gesorteerd op datum tonen voor zoekopdracht roeventerpeel. Sorteren op relevantieAlle posts tonen

vrijdag 6 februari 2015

Moeselpeel

Ik betrap er me zelf op dat sommige natuurgebieden in Weert e.o. er nog een beetje bekaaid van af komen. Eén van die gebieden is de Moeselpeel.  Hoog tijd dus om er eens wat over te vertellen. Ik heb er weliswaar een tijd geleden in Moeselpeelrand in bloei iets over verteld, maar deze kleine wildernis is erg moeilijk te "doorgronden" en slecht toegankelijk. Vandaar dat ik 't gebied nog nooit écht bezocht heb. En dat, terwijl het slechts enkele kilometers  buiten de bebouwde kom ligt. Het bleef meestal beperkt met er om heen, of langs te fietsen via de Gebleekte Steeg. Ik ben er inmiddels een paar keer naar toe gegaan om het te verkennen en heb geprobeerd tot bij het centrale deel te komen. Dat viel niet mee......

Ferrariskaart Moeselpeel in 1777
Kadasterkaart Moeselpeel 1811-1832
Op de peelrand vind je veel dorpen en gehuchten met de uitgang "-loo" en "-el". Ik denk aan bijvoorbeeld Volkel, Boekel, Handel, Liessel, Meyel en Ospel. De uitgang "-el" zou volgens Hermans, schrijver van „Geschiedkundig Mengelwerk der Provincie Noord-Brabant" (1841), afgeleid zijn van de uitgang -loo, zoals in bijvoorbeeld Mierlo, Oploo, Meerloo, Merselo en Oirlo.
"Loo" in de betekenis van  "een meer verheven plaats, gelegen in of bij poelen, meeren, laagten en diepten".
Moesel zou dus afgeleid kunnen zijn van  moes = moeras + loo: een hoger gelegen plek bij een moeras.
Een andere (mogelijk betere!) verklaring is, dat Moesel een verbastering is van het dialectwoord moeëst=moeras + sel. Het toponiem sel(e) verwijst naar het Oudgermaanse sala: dit is een woning, nederzetting of beschutting. Moesel dus in de betekenis van: een nederzetting bij het moeras......

De Moeselpeel is in elk geval een van de peelvennen of 'pelen', waar de mens nauwelijks ingrepen heeft kunnen verrichten, omdat het ondanks allerlei pogingen té nat bleef.
Dit gaf de lokale plattelandsbevolking, in met name de 17e en 18e eeuw, de kans om zich tegen de talrijke benden van plunderende soldaten en vagebonden te beschermen op de Schans. Deze schans was een hoger gelegen versterking in het moeras, die slechts via één weg toegankelijk was en waar men zich in geval van nood tijdelijk kon terugtrekken met het gezin, de veestapel en een gedeelte van have en goed.
Actueel kaartje van de Moeselpeel gemaakt met behulp van Google Maps
Hoewel de peel in het begin van de 20e eeuw van buitenaf steeds verder verkleind werd ten behoeve van nieuwe landbouwgrond, is het nu nog nagenoeg ondoenlijk verder in de "echte peel" te geraken en nog steeds kom je dan ook niet veel verder dan de buitenkant. Er zijn in het verleden afwateringsslootjes gegraven in een poging het gebied te ontginnen. Dit is niet gelukt, maar de slootjes bemoeilijken nu de toegankelijkheid. Ook is er omstreeks 1900 in het centrale laagste deel enige tijd verveend. Nadat men hiermee is gestopt, is een open plas ontstaan. Die is in de loop der jaren veranderd in een ontoegankelijk rietmoeras.
Uitzicht op het nagenoeg  ontoegankelijk rietmoeras
Al in 1928 schreef Jacques de Haan er over in "Moezelerpeel". Bron:Natuurhistorisch Maandblad- SHOWeert.
"De eerste aanblik, welke ons dit ven biedt, is een ontzaglijke rietmassa. Geen spoor van open water te bekennen! Inderdaad is dit laatste er zeer sporadisch. Enkel met den vriendelijken visscher als leidsman, zijn deze plekken met de peelschuit te bereiken. Als de platte visschersschuit door de smalle vaargeul, welke de visscher met groote moeite weet te behouden, wordt voortgeboomd, ziet men overal meerkoeten, en waterhoentjes, haastig wegschieten tusschen het riet, waar zich vele nesten bevinden. Het spreekt vanzelf, dat het verdwijnen van moerassen ook op de overblijvende watervlakken (pelen) in de omgeving, waarmede ze in communicatie stonden, niet zonder invloed kan zijn geweest. Zoo bleef van de talrijke vischotters, welke hier in deze vischrijke peel relatief veelvuldig voorkwamen, zoo goed als niets meer over."
De 90 ha. grote Moeselpeel is, zoals de Haan ook aan geeft, geen opzichzelfstaand natuurgebied, maar staat in verbinding met de Kievitpeel, Kootspeel, Roeventerpeel en de verderop gelegen Schoorkuilen, Sarsven en de Banen. Deze peelvennen zijn onderdeel van de EHS (Ecologische Hoofd Structuur). Via de Leukerbeek en de Kuppenlossing staat de Moeselpeel ook in verbinding met natuurgebied de Roukespeel in de Krang.
Het centraal gelegen rietmoeras dreigt zonder maatregelen te verlanden
Ten behoeve van de omringende landbouw is het gebied door de jaren heen steeds meer ontwaterd, waardoor het uitdroogde en het centrale en natste rietmoeras verlandde. Als dit door zou gaan, zou de peel uiteindelijk binnen enkele tientallen jaren verdwenen zijn. Ik heb hier iets over verteld in de blog Topgebieden in Weert e.o.  Ook de door de peel stromende Houtstraatlossing, die fungeerde als overstort van het riool bij wateroverlast in de stad, bezorgde de Moeselpeel en de naburige kleine Kievitpeel en Kootspeel (in de volksmond "de strontpeel" genoemd) geen goede naam.
Deze gebieden verdienden een beter lot en er moest dus ingegrepen worden.
Het broekbos met wilgen en elzen maakt het gebied nagenoeg ontoegankelijk
In het "stimuleringsplan natuur, bos en landschap Midden-Limburg-West" (2001) werden de volgende doeltypen voor de Moeselpeel genoemd: voedselarme plas, klein zeggenmoeras, rietmoeras, dotterbloemgrasland, elzenbroekbos, gagel- en wilgenstruweel en voor de randen heischraal grasland.
Beverdam in de Houtstraatlossing
Door de genomen maatregelen zijn er ecologisch gezien geen barrières meer tussen de verschillende deelgebieden, met als gevolg dat bijvoorbeeld ook de bever het gebied heeft gevonden en voor de otter een geschikte leefomgeving wordt gecreëerd.
Omringende graslanden fungeren als bufferzones
Staatsbosbeheer, het Limburgs Landschap en Natuurmonumenten hebben trouwens al sinds 1994 maatregelen genomen die de peel weer langzaam in zijn oude staat terug moeten brengen; herstel van de oorspronkelijke waterhuishouding en aanleggen van bufferzones rond de Moeselpeel. Door de waterstromen binnen en buiten de peel van elkaar gescheiden te houden, wordt de balans tussen het voedselarme peel- en het voedselrijke omgevingswater hersteld. Door het waterpeil hoog te houden en het riet periodiek te maaien, wordt verlanding in het rietmoeras afgeremd.
De aan de oostkant lopende Houtstraatlossing stroomt naar de Leukerbeek
Als de grondwaterstroom en direct neervallend regenwater worden vastgehouden, is dat voldoende en hoeft er geen water uit omringende beken toegevoegd te worden om de Moeselpeel nat te houden.
De aanleg van twee stuwen, één bij de Raambrug en één midden in het rietmoeras, hebben de waterstand in de Moeselpeel danig verhoogd. Er wordt ook geen water meer uit de Moeselpeel afgevoerd door de Houtstraatlossing, die oorspronkelijk net zoals de Kuppenlossing door het centrale rietmoeras liep. Deze loopt nu langs de oostkant richting Leukerbeek.
Aangelegde stuw en bodemdrempels in de Kuppenlossing bij de Raambrug
Ook de naar de zuidkant verlegde Kuppenlossing (richting Leukerbeek), kun je nauwelijks meer als beek beschouwen. Het deel van de oorspronkelijk door de Moeselpeel stromende Kuppenlossing, dat vanaf de aangelegde stuw naar de Leukerbeek loopt, moet enkel voor het beheer en de afvoer van periodiek te maaien riet in het centrale deel opengehouden worden. De bodemdrempels die er zijn aangelegd, zijn noodzakelijk om vissen en andere waterdieren de kans te geven het moerasgebied te bereiken.
De "nutteloze" afwateringsslootjes zijn afgedicht , houden het water vast en verlanden
Rond het rietmoeras ligt een gordel van vooral elzenbroekbos en wilgenstruweel dat sterk wisselt in breedte en vanwege het vasthouden van het water in de talloze afwateringsslootjes erg moeilijk toegankelijk is.
Aan de rand van de Moeselpeel liggen verschillende paddenpoelen
Op de overgang naar het omliggende, hogere dekzandgebied aan de zuid- en westkant, vind je natte graslandjes met hier en daar een paddenpoel en perceeltjes met eiken- en populierenaanplant. Hierdoor biedt het terrein plaats aan soorten die karakteristiek zijn voor dat soort ecosystemen.

Tot zover mijn verhaal over de Moeselpeel. In de volgende blog wil ik er nog wat meer over vertellen en wat meer foto's laten zien.

zaterdag 1 november 2014

Nationale Natuurwerkdag

Ook in Weert was het een Nationale Natuurwerkdag
Vandaag organiseerde Landschapsbeheer Nederland de Natuurwerkdag en trokken duizenden mensen de werk- handschoenen aan om een dag zelf aan de slag te gaan in de eigen omgeving. Landschapsbeheer Nederland hoopt zo meer mensen te enthousiasmeren om vaker in het landschap aan de gang te gaan als vrijwilliger.

Voor de 14de keer was jong en oud actief in meer dan 400 gebieden. Ook in Weert ging men aan de slag met kleinschalige onderhoudswerkzaamheden, zoals zagen, boompjes trekken, snoeien, schoonmaken van paden, verwijderen van bramen en opschonen van een poel.

In de Tungelderse Wel werd het particulier perceel "bie René" onder handen genomen door Scouting Tungelroy i.s.m. Werkgroep Tungelerwallen (Tungeler Wallen)van de Ecologische Werkgroep Weert Zuid.

Het stuifzandgebied, met naaldbossen, zandige paden, heide en stuifzanden, is een pareltje in de gemeente Weert, maar dreigt (als er niets gebeurt), op veel plaatsen dicht te groeien met dennen en vogelkers.

Om de bijzondere natuurwaarden niet verloren te laten gaan moeten stukken weer opnieuw worden open gemaakt. In de open gebieden komen namelijk bijzondere planten en diersoorten voor. Enkele voorbeelden zijn IJslands mos (zeer zeldzaam), rendiermos, stekelbrem, borstelgras, veldkrekel, levendbarende hagedis, nachtzwaluw en boomleeuwerik.

 
Het was prachtig te zien, hoe klein en groot zich uitsloofden om er iets moois van te maken. Toppers...

Een andere activiteit vond plaats aan de rand van de Roeventerpeel. Een gebied ten oosten van Weert.
De werkzaamheden werden georganiseerd door Scouting St. Job Leuken-Weert /Stng.Limburgs Landschap.
De Roeventerpeel is een lang en smal Peelven, waar de Leukerbeek omheen is geleid. Het onlangs hersteld "moerasbos" heeft een rijke vogelstand en de bever heeft er zich zelfs (blijvend?) gevestigd. Het gebied is genoemd naar de buurtschap Roeven. Het is deels in beheer bij het Limburgs Landschap en heeft een oppervlakte van 21 ha.

 
De bosrand is langs de gehele lengte terug gezet en de kleine Rietpoel, die nagenoeg geheel dichtgegroeid was met riet en lisdodde, werd opgeschoond. Het materiaal is op hopen gezet met hooiharken en rieken. Deze hopen zullen gaan dienen als overwinteringsplaats voor kikkers en salamanders.

Tijdens de middagpauze kreeg de jeugd een welverdiende kom soep en at smakelijk van het meegenomen lunchpakketje. Na de pauze gingen ze weer aan het werk om het gebied netjes opgeruimd achter te laten.

Ook op de Buuëtjeshei in Stramproy was er vandaag veel bedrijvigheid. Dit was echter niet vanwege de Nationale Natuurwerkdag en er werd dus nergens melding van deze activiteit gemaakt.
Elke zaterdag bezoekt de enthousiaste Vrijwilligersgroep Zuid-Limburg van Natuurmonumenten namelijk een natuurgebied(je) in Midden- of Zuid-Limburg voor kleinschalig onderhoud.
Vandaag was de Buuëtjeshei aan de beurt. Een lovenswaardig initiatief.

 
Om dit mooie heidegebiedje in stand te houden moesten vooral jonge dennen, berken, vogelkers en bramen tussen de heide worden verwijderd. Als dit niet regelmatig wordt gedaan, zal elk heidegebied binnen de kortste keren dichtgroeien. Ik heb hier in een blog van juni van dit jaar al iets over geschreven en mijn zorgen uitgesproken over dit voor Stramproy, unieke stukje natuur.

 
Na de activiteiten van vandaag kan het weer even met rust worden gelaten. Wat goed dat dit gebeurd is. Ik vraag me desondanks nog steeds af, waarom dit heidegebiedje niet begraasd kan worden door schapen.......

zaterdag 17 mei 2014

Leuken en de Leukerbeek

In deze post wil ik wat dieper in gaan op de geschiedenis van Leuken en de betekenis van de Leukerbeek.
Leuken is niet echt gezegend met veel natuur. Dat is ongetwijfeld ooit anders geweest en ook af te leiden aan de naam; Leuken werd vroeger namelijk op oudere kaarten geschreven als (het) "Looyken".
Ook komen we namen tegen als "Locken" of “Loken”. Naar deze vormen van de naam te oordelen, moet het vroeger bosgebied (lo) zijn geweest. Ook het feit dat er in de Truyenhoek en Hads boerderijen lagen die nog uit de Laat-Middeleeuwen stamden en ‘boshoeven’ werden genoemd, duidt op bosgebied.

De buytennij Leuken, als Looyken vermeld, op een oude Ferrariskaart van 1777
Velen zullen de naam Leuken direct verbinden met de huidige parochie Leuken, maar zo is het niet altijd geweest. Leuken omvatte globaal genomen het gebied langs de huidige Overweertstraat en Leukerstraat met directe omgeving, de Roermondseweg met de Moesdijk tot aan de Trumpert en Roeventerpeel. Ook het Minderbroedersklooster, de Doolhof (waar een aantal "zwarte nonnen" of Zwarte Zusters van de H. Augustinus zaten, wier voornaamste bezigheid ziekenzorg, in het bijzonder van pestlijders, was) en het huidige Groenewoud, dat op de “Heuvaeker Akker” of het Leukerveld lag, werden bij Leuken gerekend.

Het gebied, inclusief Roeventerpeel, was grotendeels eigendom van de Prinsen van Chimay, de erfgenamen van de van Hornes. De laatste in de rij was prins Philippe-Gabriel. De Chimays bezaten in Weert een aanzienlijke hoeveelheid niet in cultuur gebrachte grond, waaronder moerassen, bos, turf- en heidevelden
De Franse Revolutie (Weert was toen deel van het departement van de Nedermaas) luidde het einde van de feodaliteit in; de heerlijke rechten, de tienden en de cijnzen werden afgeschaft. De bezittingen, die de prins resteerden, waren zijn onroerende goederen bestaande uit vijf molens, het kasteel, de Haeghe, de Leuker Wijers, bossen in het Weerter BosBakewell en de Roeventerpeel. Philippe-Gabriel vermaakte in 1804 deze goederen in Weert en ook die in Nederweert en Wessem bij testament aan zijn neven uit het huwelijk van zijn zus Marie-Anne-Gabrielle d'Alsace d'Hénin-Lietard. Zij was getrouwd met met Victor Maurice de Riquet, graaf de Caraman. De Caramans verkochten in 1841 al hun bezittingen (ruim 117 hectare) in de voormalige heerlijkheden voor de prijs van f 44.650,-. De gemeenten werden voornamelijk de nieuwe eigenaren.

Kadasterkaart van 1811-1832  met daarop de versnippering in kleine akkers en weilanden.
Het gebied rondom de stad Weert bestond tot in de 19e eeuw uit uitgestrekte aaneengesloten bouwland- complexen en woeste gronden. In de loop der eeuwen waren in dat landbouwgebied groepjes boerderijen ontstaan, die aaneengroeiden tot gehuchten of de zgn. "buytenijen" van de vrijheerlijkheid Weert.

Wanneer Leuken ontstaan is en de eerste bewoners zich er vestigden, heb ik niet te achterhalen, maar het behoorde ook van oudsher tot deze “buytenijen". Op oude kaarten zie je op Leuken hier en daar wat bebouwing, die zich vooral op de Truyenhoek, Hads en Klein Leuken aan de rand van de "Bemden" of "Bettemmer/Betmer Akker"  had ontwikkeld. Bemden of Beemden is het toponiem voor nat (weide/ hooi)land en Betmer komt van het Germaanse moor of mar, wat moerassig gebied, nat gebied, water betekent.
(Vergelijkbaar met bijvoorbeeld Bettmar/Bettmer bij het Duitse Hildesheim en Aalsmeer/Alsmer/Alsmar).
Ook "Kaaskamp" was een van oudsher nat en laaggelegen gebied, dat in gebruik was als grasland.
Kamp (het Latijnse woord campus) in de betekenis van: door grachten, sloten of heggen ingesloten percelen.

Rietpeel, die duidelijk lager ligt vanwege het weggraven van leem voor de huizenbouw.
Met weinig kosten werd m.b.v. afvoersloten het gebied drooggelegd en in weiland of hooiland veranderd. Bij een Inventariserend veldonderzoek in 2006 in Vrouwenhof (Leuken-Oost), vond men laat- en post- middeleeuwse perceelsgreppels en grote kuilen die mogelijk duiden op vroegere leem- en/of veenwinning.

Pake Pieëlke in 1959
Zo is o.a. de "Begeenepeel" ontstaan. In oude geschriften wordt vermeld dat deze "begiêne" de “Witte nonnen” of Witte vrouwen" (de Birgittinessen in de Maasstraat) zijn. In de volksmond is deze plas, later bekend geworden als het "Pake Pieëlke". Genoemd naar Korsten (de latere Weerter bakkers- familie) die daar vlakbij woonde en de bijnaam Paakske had. Toch jammer dat deze plas in midden jaren 60 van de vorige eeuw gedempt is.
In een vorige post over Leuken heb ik ook al vermeld dat de Rietpeel leem bevatte, die men gebruikte om zogenaamde zonnebekkers (stenen) te maken voor huizenbouw.

In de grotere met water gevulde turf- en/of leemputten, waarvan enkele tot vijvers waren ingezakt, kon men ook vis uitzetten. In de periode dat Weert deel uitmaakte van de Oostenrijkse Nederlanden (tot aan de Franse Tijd) was er in de heerlijkheid Weert bijvoorbeeld sprake van de 7 bunder (ha.) grote “Leuker Weijers” of Vijverbeemden met visvijvers . Deze lagen ruwweg tussen   Kraanweg  en de “weg van de Biest naar Leuken” (Leukerstraat). Ook de Begeenepeel en de ernaast gelegen "Aen het Weijer" werden voor dat doel gebruikt. Op de Ferrariskaart van 1777 zien we vlak bij het Schoorwater (Roeventerpeel) ook een visvijver met de naam "Op de Visheuvel". De Visheuvel lag aan het ca. 200 meter lange Poeldoorpad. Hier woonde in de jaren '50 Bongers en Drees Coolen, oftewel "Drees van Poel Door".

**Vis was in de middeleeuwen en lang daarna een belangrijke en goedkope voedselbron (denk aan de talrijke vasten- en onthoudingsdagen, waarop vlees verboden was). Vaak was dat karper. In kloosters kende men nog veel meer vasten- en onthoudingsdagen en was vis een belangrijk vervangingsmiddel van vlees. Deze werd gekweekt in wijers (de aangelegde vijvers), die hier in Weert e.o. door de heer van Chimay beschikbaar werden gesteld.

Het omheinde "Het Wilding" met toegangspoort
Het Wilding vanaf Hoefbemdenweg met links Vrouwenhof
.
.
"Het Wilding" ligt er verwaarloosd bij, maar is een oase van rust voor kleine dieren en vogels
De huidige woonwijk Vrouwenhof was voorheen een cultuurlandschap, dat rond 1900 grootschalig is ontgonnen en waarbij de van oorsprong woeste gronden zijn ontwaterd en verkaveld.
De Wildingsteeg met  "Het Wilding" (*wildinc,wildingue = "wilde plaats"), nu een recreatieperceeltje aan de rand van Vrouwenhof, is nog een herinnering aan de tijd dat hier sprake was van een woest gebied. Ook bevinden zich op dat perceel nog enkele kleine leemkuilen.

In het periodiek “ de Nieuwe Koerier” van 1938 wordt Leuken nog omschreven als " het stille gehucht met het wijdse landschap" en in 1948 was dat nog niet veel anders getuige de luchtfoto.

Leuken was nog steeds een voornamelijk agrarisch gehucht. In 1836 had het slechts 504 inwoners en is pas na de oorlog gaan groeien.
Qua oppervlakte is het kleiner geworden door onder andere de afscheiding van het gedeelte van de Biest en de afscheiding van Groenewoud.


Waterlopen zoals de Leukerbeek, Klein Leukerbeek, zijtak Leukerbeek en lossingen zoals Rietpeellossing hebben een grote rol gespeeld in het waterbeheer en waren zowel waterbergend als waterafvoerend.
Met name de Leukerbeek, komend vanaf de Doolhof was het gehele jaar watervoerend, met voeding van water uit de Bocholterbeek en later de Zuid-Willemsvaart, om zo onder andere de visweijers, de poelen en de gracht bij hoeve de "Lieve Vrouwenhoef" van voldoende water te voorzien. In de laag gelegen gebieden werd het water via de Leukerbeek afgevoerd naar de Roeventerpeel.

Klein Leukerbeek met op de achtergrond het Wilding en de huidige Vrouwenhof (li.)
Leukerbeek vanaf woonwijk Vrouwenhof met links Het Wilding

Afvoer van het water richting Leukerbeek bij de huidige woonwijk Vrouwenhof 

Achter- en zijkant van boerderij Vrouwenhof  (foto van 1938)
De wijk Vrouwenhof is genoemd naar de voormalige O.L. Vrouwenhof, een carrévormige hoeve met een oprijlaan met aan weerszijden Italiaanse populieren, die was omgeven door een brede gracht. Het landgoed had een oppervlakte van ruim 22 hectare en lag in de toenmalige “Bemden” (later Kaaskamp).
 
Op 20 december 1659 werd de familie Costerius de Boschofen tegen betaling van 900 pattacons (ofwel ruim 3600 gulden) door vrouwe Magdalena van Egmont, de erfgename van de graaf van Horne en prinses van Chimay, beleend met de Hoeve Vrouwenhof. Bij de hoeve hoorde bovendien het nabij de Moosdijk gelegen "Vrouwenbosken" met een grootte van enkele hectaren. Onbekend waar dat ligt/lag.
Nadat Johan Costerius (1609- ca. 1677) in 1637 door Magdalena  benoemd was tot rentmeester van het land van Weert, Nederweert en Wessem, volgde in 1654 zijn benoeming tot schout (scholtis) en werd hij 5 jaar later eigenaar van Vrouwenhof.  Hij was getrouwd met de Bossche Maria van Ham. Het echtpaar kreeg 4 kinderen. De katholieke Costerius was in 1637 met zijn gezin uit Den Bosch naar het Spaans- katholieke Weert gevlucht, nadat die stad was ingenomen door de protestantse Frederik Hendrik. In Den Bosch bekleedden de leden van de familie ook al hoge bestuurlijke functies. Zijn vader was bijvoorbeeld meester in de rechten en advocaat in die stad.

Als schout kreeg Johan (Jan) Costerius het voor het zeggen in Weert en omgeving. Hij was niet alleen de vertegenwoordiger van de Chimays , maar ook openbaar aanklager, officier van justitie en uitvoerder van vonnissen. Verder benoemde hij de burgemeesters en schepenen en zorgde hij als rentmeester voor de inning van gelden en goederen voor zijn heer. De familie Costerius had behalve de Vrouwenhof nog grote stukken grond van Leuken in bezit, waaronder de Roeventerpeel. Verder hadden ze nog onder andere Scholtissenhof bij de latere IJzeren man, landgoed de Krang in Swartbroek,  meerdere visvijvers en vele hectaren grond in met name Altweert (het latere Altweerterheide, Keent en Moesel) in bezit.

Landgoed Vrouwenhof fungeerde in de roerige 17e en de 18e eeuw als schans als roversbendes en plunderende soldaten de omgeving onveilig maakten. De meeste schansen in Weert dateren uit de jaren dertig van de zeventiende eeuw. Wat betreft de schans bij hoeve Vrouwenhof is bekend dat bijvoorbeeld op 7 juli 1634 de lokale bevolking werd aangezegd  "om den hof te Luyken  op te graven ende te beschansen". Ze moesten een gracht graven en met behulp van "musaerden, tilen en rits" ( houten vlechtwerken en zoden) een "fortificatie" maken. Water voor de gracht werd via de Leukerbeek aangevoerd.
Vooral in de zomer was daar aanvoer van water via de Bocholterbeek/Leukerbeek een welkome aanvulling om het waterniveau in de gracht op peil te houden. Dat gold ook voor de verderop hoger gelegen akkerlanden in tijden van droogte. In latere jaren had de gracht geen functie meer en stond vak (meestal) droog. 
De door Beenders verbouwde boerderij met rechts een aanbouw (jaartal onbekend)
De pachtboerderij is in 1893 door de nazaten van Costerius verkocht. In 1916 kwam de familie Beenders er te wonen. De boerderij is uiteindelijk in 2006 ten behoeve van de nieuwe woonwijk gesloopt. De wijk kreeg uiteraard de naam "Vrouwenhof". 
Tegenwoordig zijn de beken in het gebied van minder belang. Vanwege cultuurhistorische gronden (behoud van de natuurlijke waterloop en de gracht) heeft men bij de aanleg van de nieuwe woonwijk  de gracht en waterpartijen terug laten komen.

Leukerbeek en Klein Leukerbeek (re.) komen samen
Het benodigde water wordt daarvoor nu weer aangevoerd vanaf het kanaal, via de Doolhof en de Noordervijver. Een dam  houdt het water in de Vrouwenhof op het gewenste peil en het teveel aan water wordt via de Leukerbeek afgevoerd. Verder stromend door de Beemden naar de Roeventerpeel is de Leukerbeek dus vooral waterafvoerend. Dit geldt ook voor de andere genoemde beken en lossingen die bij de Hakke samenkomen met de Leukerbeek.


Ook via de Klein Leukerbeek in de Truyenhoek, met de inlaat bij de vroeger bekende boerderij van de familie Verwijlen  bij "Paol 60" (vlakbij de huidige milieustraat), wordt nu nog bij tijd en wijle voedselrijk kanaalwater ingelaten.

Buurtschap Truyenhoek, tussen de vroegere buurtschappen Leuken en Roeven, was vroeger een groepje boerderijen op de grens van Weert en Nederweert. De boerderijen aan de westkant van de Truyenhoekweg hoorden bij Weert, die aan de andere kant bij Nederweert.  In de jaren '60  tot '65 zijn ze afgebroken vanwege de rioolwaterzuiverinstallatie. De gemeentegrens tussen Weert en Nederweert is later aangepast bij de aanleg van de A2.

Na de aanleg van de Zuid-Willemsvaart (1825/1826)  zijn er grote betonnen palen langs geplaatst. Daarin werd het kilometergetal gebeiteld. Dichtbij de plaats van de oude gemeentegrens van Weert en Nederweert stond de paal met kilometerstand 60.  De 60 betekent dat het vanaf Maastricht (het begin van de Zuid-Willemsvaart) tot daar 60 km. is. Dat is precies op de helft van het 120 km lange kanaal dat van Maastricht naar Den Bosch loopt. In de volksmond is deze plek bekend als "Paol 60". Deze naam is tussen de beide wereldoorlogen bekend (en berucht) geworden vanwege de boter- en suikersmokkel tussen Nederland en België. Ter hoogte van die paal, met aan de overkant o.a. landgoed Caelen, 't Heufke, de Kloës en café Overmans (de “Halve Maan”) hadden de smokkelaars namelijk een geheim oversteekpunt.

Zijtak Leukerbeek bij Achterstestraat is van geen  betekenis meer
Leukerbeek stromend naar Roeventerpeel

Een dam houdt de afvoer via de oude Leukerbeek tegen
De nieuw aangelegde Leukerbeek is om het gebied geleid
Bij de Hakkeweg komen de verschillende beken bij elkaar en voeren het water af richting Roeventerpeel. Om te voorkomen dat het verrijkt kanaal- en landbouwwater in de Roeventerpeel komt, is de oude beek met een dam afgesloten en stroomt het water, samen met de omgeleide Einderbeek, aan de buitenkant van het gebied richting Roermondseweg. Vandaar gaat het via de Kootspeel en Roukespeel richting A2 en mondt daar uit in de Tungelroyse beek.

Afgelopen jaar (2013) is door eigenaar Natuurmonumenten en het Waterschap een nieuwe slingerende beek over een lengte van ca. 1750 m aan de noordrand van de Roukespeel gelegd. Het inrichtingsproject was er op gericht om de verdrogingsproblematiek een halt toe te roepen, de natuurwaarden in en langs de beek te verhogen door een gezond, schoon en ecologisch goed functionerend beeksysteem te creëren en het eigen (kwel)water en regenwater langer in het gebied vast te houden.
Over deze herinrichting en omleiding van de Leukerbeek bij de Roukespeel heb ik al eerder iets verteld.

Blogarchief