Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


Posts gesorteerd op datum tonen voor zoekopdracht schoorkuilen. Sorteren op relevantieAlle posts tonen
Posts gesorteerd op datum tonen voor zoekopdracht schoorkuilen. Sorteren op relevantieAlle posts tonen

vrijdag 6 februari 2015

Moeselpeel

Ik betrap er me zelf op dat sommige natuurgebieden in Weert e.o. er nog een beetje bekaaid van af komen. Eén van die gebieden is de Moeselpeel.  Hoog tijd dus om er eens wat over te vertellen. Ik heb er weliswaar een tijd geleden in Moeselpeelrand in bloei iets over verteld, maar deze kleine wildernis is erg moeilijk te "doorgronden" en slecht toegankelijk. Vandaar dat ik 't gebied nog nooit écht bezocht heb. En dat, terwijl het slechts enkele kilometers  buiten de bebouwde kom ligt. Het bleef meestal beperkt met er om heen, of langs te fietsen via de Gebleekte Steeg. Ik ben er inmiddels een paar keer naar toe gegaan om het te verkennen en heb geprobeerd tot bij het centrale deel te komen. Dat viel niet mee......

Ferrariskaart Moeselpeel in 1777
Kadasterkaart Moeselpeel 1811-1832
Op de peelrand vind je veel dorpen en gehuchten met de uitgang "-loo" en "-el". Ik denk aan bijvoorbeeld Volkel, Boekel, Handel, Liessel, Meyel en Ospel. De uitgang "-el" zou volgens Hermans, schrijver van „Geschiedkundig Mengelwerk der Provincie Noord-Brabant" (1841), afgeleid zijn van de uitgang -loo, zoals in bijvoorbeeld Mierlo, Oploo, Meerloo, Merselo en Oirlo.
"Loo" in de betekenis van  "een meer verheven plaats, gelegen in of bij poelen, meeren, laagten en diepten".
Moesel zou dus afgeleid kunnen zijn van  moes = moeras + loo: een hoger gelegen plek bij een moeras.
Een andere (mogelijk betere!) verklaring is, dat Moesel een verbastering is van het dialectwoord moeëst=moeras + sel. Het toponiem sel(e) verwijst naar het Oudgermaanse sala: dit is een woning, nederzetting of beschutting. Moesel dus in de betekenis van: een nederzetting bij het moeras......

De Moeselpeel is in elk geval een van de peelvennen of 'pelen', waar de mens nauwelijks ingrepen heeft kunnen verrichten, omdat het ondanks allerlei pogingen té nat bleef.
Dit gaf de lokale plattelandsbevolking, in met name de 17e en 18e eeuw, de kans om zich tegen de talrijke benden van plunderende soldaten en vagebonden te beschermen op de Schans. Deze schans was een hoger gelegen versterking in het moeras, die slechts via één weg toegankelijk was en waar men zich in geval van nood tijdelijk kon terugtrekken met het gezin, de veestapel en een gedeelte van have en goed.
Actueel kaartje van de Moeselpeel gemaakt met behulp van Google Maps
Hoewel de peel in het begin van de 20e eeuw van buitenaf steeds verder verkleind werd ten behoeve van nieuwe landbouwgrond, is het nu nog nagenoeg ondoenlijk verder in de "echte peel" te geraken en nog steeds kom je dan ook niet veel verder dan de buitenkant. Er zijn in het verleden afwateringsslootjes gegraven in een poging het gebied te ontginnen. Dit is niet gelukt, maar de slootjes bemoeilijken nu de toegankelijkheid. Ook is er omstreeks 1900 in het centrale laagste deel enige tijd verveend. Nadat men hiermee is gestopt, is een open plas ontstaan. Die is in de loop der jaren veranderd in een ontoegankelijk rietmoeras.
Uitzicht op het nagenoeg  ontoegankelijk rietmoeras
Al in 1928 schreef Jacques de Haan er over in "Moezelerpeel". Bron:Natuurhistorisch Maandblad- SHOWeert.
"De eerste aanblik, welke ons dit ven biedt, is een ontzaglijke rietmassa. Geen spoor van open water te bekennen! Inderdaad is dit laatste er zeer sporadisch. Enkel met den vriendelijken visscher als leidsman, zijn deze plekken met de peelschuit te bereiken. Als de platte visschersschuit door de smalle vaargeul, welke de visscher met groote moeite weet te behouden, wordt voortgeboomd, ziet men overal meerkoeten, en waterhoentjes, haastig wegschieten tusschen het riet, waar zich vele nesten bevinden. Het spreekt vanzelf, dat het verdwijnen van moerassen ook op de overblijvende watervlakken (pelen) in de omgeving, waarmede ze in communicatie stonden, niet zonder invloed kan zijn geweest. Zoo bleef van de talrijke vischotters, welke hier in deze vischrijke peel relatief veelvuldig voorkwamen, zoo goed als niets meer over."
De 90 ha. grote Moeselpeel is, zoals de Haan ook aan geeft, geen opzichzelfstaand natuurgebied, maar staat in verbinding met de Kievitpeel, Kootspeel, Roeventerpeel en de verderop gelegen Schoorkuilen, Sarsven en de Banen. Deze peelvennen zijn onderdeel van de EHS (Ecologische Hoofd Structuur). Via de Leukerbeek en de Kuppenlossing staat de Moeselpeel ook in verbinding met natuurgebied de Roukespeel in de Krang.
Het centraal gelegen rietmoeras dreigt zonder maatregelen te verlanden
Ten behoeve van de omringende landbouw is het gebied door de jaren heen steeds meer ontwaterd, waardoor het uitdroogde en het centrale en natste rietmoeras verlandde. Als dit door zou gaan, zou de peel uiteindelijk binnen enkele tientallen jaren verdwenen zijn. Ik heb hier iets over verteld in de blog Topgebieden in Weert e.o.  Ook de door de peel stromende Houtstraatlossing, die fungeerde als overstort van het riool bij wateroverlast in de stad, bezorgde de Moeselpeel en de naburige kleine Kievitpeel en Kootspeel (in de volksmond "de strontpeel" genoemd) geen goede naam.
Deze gebieden verdienden een beter lot en er moest dus ingegrepen worden.
Het broekbos met wilgen en elzen maakt het gebied nagenoeg ontoegankelijk
In het "stimuleringsplan natuur, bos en landschap Midden-Limburg-West" (2001) werden de volgende doeltypen voor de Moeselpeel genoemd: voedselarme plas, klein zeggenmoeras, rietmoeras, dotterbloemgrasland, elzenbroekbos, gagel- en wilgenstruweel en voor de randen heischraal grasland.
Beverdam in de Houtstraatlossing
Door de genomen maatregelen zijn er ecologisch gezien geen barrières meer tussen de verschillende deelgebieden, met als gevolg dat bijvoorbeeld ook de bever het gebied heeft gevonden en voor de otter een geschikte leefomgeving wordt gecreëerd.
Omringende graslanden fungeren als bufferzones
Staatsbosbeheer, het Limburgs Landschap en Natuurmonumenten hebben trouwens al sinds 1994 maatregelen genomen die de peel weer langzaam in zijn oude staat terug moeten brengen; herstel van de oorspronkelijke waterhuishouding en aanleggen van bufferzones rond de Moeselpeel. Door de waterstromen binnen en buiten de peel van elkaar gescheiden te houden, wordt de balans tussen het voedselarme peel- en het voedselrijke omgevingswater hersteld. Door het waterpeil hoog te houden en het riet periodiek te maaien, wordt verlanding in het rietmoeras afgeremd.
De aan de oostkant lopende Houtstraatlossing stroomt naar de Leukerbeek
Als de grondwaterstroom en direct neervallend regenwater worden vastgehouden, is dat voldoende en hoeft er geen water uit omringende beken toegevoegd te worden om de Moeselpeel nat te houden.
De aanleg van twee stuwen, één bij de Raambrug en één midden in het rietmoeras, hebben de waterstand in de Moeselpeel danig verhoogd. Er wordt ook geen water meer uit de Moeselpeel afgevoerd door de Houtstraatlossing, die oorspronkelijk net zoals de Kuppenlossing door het centrale rietmoeras liep. Deze loopt nu langs de oostkant richting Leukerbeek.
Aangelegde stuw en bodemdrempels in de Kuppenlossing bij de Raambrug
Ook de naar de zuidkant verlegde Kuppenlossing (richting Leukerbeek), kun je nauwelijks meer als beek beschouwen. Het deel van de oorspronkelijk door de Moeselpeel stromende Kuppenlossing, dat vanaf de aangelegde stuw naar de Leukerbeek loopt, moet enkel voor het beheer en de afvoer van periodiek te maaien riet in het centrale deel opengehouden worden. De bodemdrempels die er zijn aangelegd, zijn noodzakelijk om vissen en andere waterdieren de kans te geven het moerasgebied te bereiken.
De "nutteloze" afwateringsslootjes zijn afgedicht , houden het water vast en verlanden
Rond het rietmoeras ligt een gordel van vooral elzenbroekbos en wilgenstruweel dat sterk wisselt in breedte en vanwege het vasthouden van het water in de talloze afwateringsslootjes erg moeilijk toegankelijk is.
Aan de rand van de Moeselpeel liggen verschillende paddenpoelen
Op de overgang naar het omliggende, hogere dekzandgebied aan de zuid- en westkant, vind je natte graslandjes met hier en daar een paddenpoel en perceeltjes met eiken- en populierenaanplant. Hierdoor biedt het terrein plaats aan soorten die karakteristiek zijn voor dat soort ecosystemen.

Tot zover mijn verhaal over de Moeselpeel. In de volgende blog wil ik er nog wat meer over vertellen en wat meer foto's laten zien.

zondag 8 september 2013

Amsloberg

Hoewel de “Groote Peel” niet direct in de Weerter omgeving ligt, is het gebied, in het kader van de EHS, van groot belang voor met name het Weerter Bos. Het is geoormerkt als Natte Natuurparel. Verbindingen tussen "natuur- eilanden" zijn van groot belang voor het voortbestaan van soorten en het oplossen van de verdrogingsproblematiek. Hierover heb ik al geschreven in mijn blog over de Ecologische Hoofdstructuur.
Er wordt o.a. gewerkt aan verbindingen van de Groote Peel naar de andere grote peelvennen (Deurnese Peel en Mariapeel), naar de kleine Peelrestanten (Groote Moost, Sarsven,de Banen, Schoorkuilen, Roeventerpeel) en via de Kievitsloop (van oudsher gevoed vanuit de Grote Peel), wordt waarschijnlijk verbinding gemaakt met het Weerter Bos. Het plan sluit goed aan bij het plan "herinrichting Stroomgebied Oude Graaf".


De meeste mensen kennen de Groote Peel als natuur- landschap van afwisselend ontoegankelijk veenmoeras, plassen en vaarten. Minder bekend is dat er ook hoge en droge zandruggen aan de rand van het veen liggen, zoals Aan den Berg en Amsloberg (bij de 10e baan). Hier zie je open heideterreinen, hooggelegen stukken stuifzand en vlakten met pijpenstrootje. Waarschijnlijk was dit ook de oudst bewoonde plek in de Peel. Staande op het hoogste punt heb je een prachtig uitzicht over de wijde, eindeloos lijkende "leegte". Er is nauwelijks een plek te vinden die zo’n rust uitstraalt als de Amsloberg.

Amslo is een verbastering van Ansel en lo. De naam Ansel(m) komt van het Oud-Germaans *ans(i)- "Goden" en *χelma- "helm, bescherming" en betekent “onder bescherming van de Goden”. De naam Lo heeft etymologisch meerdere betekenissen. Hier gaat het mijns inziens terug op het Germaanse *lauhaz, waarmee bedoeld wordt "open vlakte die hoger gelegen is dan zijn omgeving" en omgeven is door bossen, heide- velden en zandverstuivingen. Amsloberg was dus een plek waar de mensen zich blijkbaar veilig voelden.
In Ospeldijk ligt een straat, Anselberg, die aan dit verleden herinnert.

100 Jaar geleden was er vanwege begrazing weinig bos bij de Amsloberg. Door verdroging, toenemende voedselrijkdom en het achterwege blijven van begrazing, is dit veranderd en hebben bomen, struiken en grassen steeds meer de overhand gekregen.
Als je de natuur nu dan ook zijn gang zou laten gaan, was het gebied binnen 25 jaar bos…

Begrazing door de Blonde d’Aquitaine, omdat dit rund kan leven van een karig rantsoen.
Begrazing, vroeger door schapen, nu door koeien en IJslandse paarden, moet het wijdse landschap in stand houden. Vee in natuurgebieden is niet nieuw. Vroeger lieten de boeren uit de buurt hun vee grazen op alle plaatsen waar maar wat eetbaars te vinden was. Natuurbeheer was niet het doel van de begrazing. Tegenwoordig wel. Er lopen niet zo veel dieren, waardoor meer en minder sterk begraasde plekken ont- staan en de natuurlijke begroeiing gevarieerd blijft. De effecten op de Amsloberg zijn goed te zien; bos, gras- land, heide en velden vol pijpenstrootje wisselen elkaar af. Deze variatie trekt een diversiteit aan dieren aan




Grotere kaart weergeven

dinsdag 2 juli 2013

Schoorkuilen

In de gemeente Nederweert is al in januari 2007 Stichting het Limburgs Landschap gestart met de eerste werkzaamheden van het venherstel- project “Kwegt” en “ Schoorkuilen”.
De Schoorkuilen maakte vroeger deel uit van de Roeventerpeel. In het gebied werd op kleine schaal turf gestoken, waardoor de vennen, kuilen of “koulen” ontstonden.
Met een “schore” werd in het Middelnederlands een kleine waterovergang bedoeld, gewoonlijk niet meer dan een paar balken of planken breed. Het viel niet mee hier overheen te lopen. Denk maar eens aan het woord “schoorvoetend” dat we nu nog gebruiken in de betekenis van “aarzelend, voorzichtig”. Waarschijnlijk dat bij Schoorkuilen het smalle en enige paadje bedoeld werd, dat op onderstaande kaart van 1892 te zien is; de Schoordijk.
kaart van 1892 met de huidige rood ingekleurde Schoorkuilen
Over de Roeventerpeel heb ik al een en ander geschreven. De aanleg van kanaal Wessem-Nederweert was een ingrijpende verandering van het gebied, dat tot dan toe vrijwel ongeschonden was. Het betekende meteen ook het einde van Schoorkuilen, dat men kon gaan gebruiken als landbouwgrond. Het gebied is nu (anno 2013) nog aangewezen als TOP-gebied en maakt deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).
Dat betekent dat gestreefd wordt om de knelpunten, zoals met name de verdrogingsproblematiek, tussen natuur en landbouw te verbeteren en op te lossen en van de versnipperde natuurgebieden één aaneen- gesloten gebied te maken, waarin de natuur (plant en dier) voorrang heeft en wordt beschermd.
Roeventerpeelven

Vanwege de autoweg en het kanaal is het natuurlijk niet meer mogelijk het oorspronkelijke Roeventerpeel te herstellen. Vandaar de “deelvennen” Roeventerpeel, Schoorkuilen en Kwegt. Deze sluiten aan op Sarsven, Banen, de Zoom en de Moost. In de periode 2007-2009 is al een 40 ha groot gedeelte aan de andere kant van het kanaal door Rijkswaterstaat hersteld, als proefproject en als natuurcompensatie. Dit gebied, waar ik al iets over geschreven heb, wordt de “Kwegt” genoemd en heeft zich in korte tijd prachtig ontwikkeld.
de Kwegt
Aan weerszijden van de Schoordijk is in de afgelopen jaren ongeveer 1 miljoen m3 verwijderd tot op de oorspronkelijke venbodem. Aan de (verlaagde) Schoordijkweg is de oever wat steiler gelaten, terwijl de rest van de oever meer glooiend is gemaakt. De plas is zo gesitueerd dat er voldoende windwerking is, die tot golfslag leidt. Hierdoor zal de plas niet dicht groeien, wat weer ten goede komt aan de functie die het ven kan hebben voor watervogels.
uitzicht vanaf het zanddepot op Schoorkuilen met de Schoordijk in het midden
Het project kon vooral gefinancierd worden door het witte zand te verkopen aan Rijkswaterstaat ter verbre- ding van de A2 bij Eindhoven. Bij het AC restaurant heeft men een op- en afrit aangelegd voor de afvoer van het zand. Niet al het zand was meteen bruikbaar, of was ongeschikt, en heeft men opgeslagen in een groot zanddepot langs het ven. Al snel daarna heeft een kolonie oeverzwaluwen dit zanddepot gevonden en heeft zich hier gevestigd. Het vervoer van het zand heeft in het voorjaar 2011 om die reden zelfs een tijdje stilgelegen. Momenteel is men volop bezig de rest van het zand af te voeren. Het is al ruim een maand een af- en aanrijden van vrachtwagens. Ook nu weer nestelen er oeverzwaluwen, maar daar houdt men geluk- kig tot nu toe goed rekening mee. Men blijft voldoende op afstand, zodat de vogels niet gestoord worden.
 

Er is een berken-zomereikenbosje aan de kant van de Meiberg (de westkant van de plas), zodat de snelweg geïsoleerd ligt van het natuurgebied en de rust in het gebied vergroot wordt. Het is er in elk geval rustig genoeg, want ik heb er sporen van reeën in het zand aangetroffen.

Tevens is de Einderbeek vanwege de sterke afwatering heringericht en zijn de overlopen van het ven naar de beek afgesloten. De beek stroomt van oost naar west en mondt net ten westen van de Schoorkuilen uit in de Leukerbeek, een van de zijbeken van de Tungelroyse beek. Het waterpeil van de beek is lager dan het streefpeil in de vennen, zodat daar geen gebiedsvreemd (voedselrijk) water komt. De waterkwaliteit in de Einderbeek wordt namelijk enerzijds bepaald door het grondwater en anderzijds door het water dat wordt aangevoerd vanuit de Noordervaart. Het grondwater wordt door de omringende landbouwpercelen beïnvloed en bevat daardoor o.a. bestrijdingsmiddelen, nitraat en fosfaat. Het water uit de Noordervaart is hard, zwavelrijk en voedselrijk. Ongeschikt dus voor de vennen.

De verwachtingen voor het gebied zijn hooggespannen, na de ontdekking van nog steeds kiemkrachtige zaden van zeldzame planten in de oorspronkelijke veenbodem en de prachtige resultaten na venherstel in De Banen in de jaren negentig.


blaartrekkende boterbloem
Er is een rijke oevervegetatie. Nu zie je langs de glooiende oever opvallend veel blaartrekkende boterbloemen. Het is een tot 60 cm hoge pionier, die massaal kan groeien en van mei tot oktober bloeit. De plant heeft een kleine onopvallende bloem en de bloemblaadjes vallen snel af. Opvallend zijn de vruchtlichaampjes die er als korfjes uit zien.

Niet dat deze plant zo bijzonder is, want ze komt algemeen voor op vochtige en drassige stikstofrijke bodems, maar ik wil je er op attenderen deze niet aan te raken of te plukken. Hoewel alle boterbloemen giftig zijn (vandaar dat grazende dieren ze niet eten), is de blaartrekkende boterbloem de meest giftige. Wanneer de bladeren gekreukt, beschadigd of verma- len worden, brengen ze op de menselijke huid lelijke zweren en blaren. De plant heet in de volksmond niet voor niks jeukbloem of kankerbloem. Voorzichtigheid is dus op zijn plaats.

rijke oevervegetatie aan de westkant van Schoordijk

vrijdag 14 juni 2013

Oeverzwaluw 2

In de vorige blog over de oeverzwaluw vertelde ik dat deze luchtacrobaat op de Rode Lijst staat vanwege de duidelijke afname en de geringe verspreiding. De reden daarvan is dat de leefomstandigheden niet goed zijn; de twee belangrijkste voorwaarden zijn een kale, zanderige of leemachtige steile wand en er moeten veel insecten rondvliegen. Een kolonie eet per dag al gauw enkele kilo’s muggen! De vogel is dus water gebonden en is vooral bij natte weilanden en natte natuurgebieden te vinden. Er wordt dan ook meestal boven en bij water gevlogen. Voedsel is waarschijnlijk niet het probleem, maar vooral het ontbreken van een geschikte steile wand.

Foto's van de kolonie oeverzwaluwen bij de Smeetshof

Veel van de oorspronkelijke afkalvende beekoevers, afgravingen, grond-depots, lage aarden walletjes e.d waren nl. hét terrein. De oeverzwaluw was in mijn jeugd een vertrouwd beeld en je vond de witte eitjes dan ook in menige kralenkrans boven het jongensbed. Door menselijk ingrijpen zijn veel van deze natuurlijke oevers helaas verloren gegaan, waardoor de oeverzwaluw ook in de Weerter natuurgebieden en omgeving nagenoeg niet meer te vinden is. Voor zover ik heb kunnen na gaan, tref je ze nog aan bij het Blauwe Meertje in het IJzerenman gebied, Schoorkuilen en net over de Belgische grens bij de Smeetshof in Bocholt.
De nesten worden hoofdzakelijk in de bovenste 100 cm. van een steile oever of wand gemaakt. Dit heeft te maken met het oorspronkelijke broedgedrag langs meanderende beken. Door hevige regenval kan namelijk het water in de beek behoorlijk omhoog komen. Hoe hoger nu de nestgang gebouwd is, hoe langer men droge voeten behoudt. Het komt ook wel eens voor dat een gedeelte van een wand of oever instort. Ook hier geldt weer, hoe hoger men zit, hoe minder zand men op het hoofd krijgt. Als dit gebeurt kan de vogel zich trouwens uitgraven.

De oeverzwaluw is een vogelsoort uit de orde der zangvogels. Net als de gierzwaluw, de boerenzwaluw en de huiszwaluw overwintert deze vogel in Afrika. (Sahel). De oeverzwaluw verschijnt al vroeg in het voorjaar en is al vaak in maart of begin april te zien. In september trekt hij weer terug naar zijn overwintergebied.

Hij lijkt veel op de huiszwaluw, maar is anders van kleur. De oeverzwaluw is op zijn rug grijsbruin van kleur, op de buik wit en op zijn borst heeft hij een duidelijke bruine borstband. Een ander kenmerk is de licht gevorkte staart. Met een grootte van ca. 12 cm is het de kleinste zwaluw soort.
Hij maakt een droog, raspend geluid.

Ik ben gaan kijken bij de Smeetshof, maar om de kolonie niet te verstoren, ben ik niet te dichtbij gekomen. Van deze kundige vlieger zou ik trouwens sowieso geen close-up hebben kunnen nemen. De foto is van de site "natuurfotografie door Ed van Zoonen".. Deze heeft een prachtige natuursite, met hierop ook een serie van de oeverzwaluw. Ik kan je van harte aanbevelen deze eens te bekijken. Knap dat er mensen zijn die dit zo mooi in beeld kunnen brengen.


Ze broeden in een kolonie en graven zelf hun nest in steile oevers. De nestgangen worden met de pootjes gegraven. Een hele prestatie, want de gangen zijn 60-90 cm diep. Die eindigen in een nestkamer, die wordt bekleed met veertjes en plantendelen. Er zijn één tot twee broedsels per jaar. De 4-5 zuiver witte eitjes worden gelegd van eind april tot midden augustus, met een piek van het eerste broedsel in de tweede helft mei. De ouders broeden deze gezamenlijk uit. De broedtijd is 12-16 dagen. De eerste weken blijven de jongen in de nestkamer, als ze wat ouder zijn, komen ze de ouders tegemoet en zie je ze zitten op het randje van de nestgang en om voedsel bedelen.

Blogarchief